Bloei II. Geloof.

In die tijd waren er grote verschillen tussen de manieren waarop de Joden gelovig waren. Er waren niet minder dan 24 richtingen. De bekendste zijn:

a. De Sadducceeën.

Zij waren de belangrijkste aanhangers van het koningshuis. Ze waren wat wij modern zouden noemen: ze deden mee aan de Griekse cultuur van die tijd.

Maar ze hielden ook vast aan aan de dienst in de tempel en aan de Torah, de vijf boeken van Mozes. Van de andere geschriften, ongeveer ons Oude Testament, en de mondelinge traditie, met allerlei nieuwe zaken, zoals van de opstanding der doden, een ziel die naar de hemel ging, en van engelen moesten ze niets hebben. Die kwam immers in de Torah niet voor. Zie ook Hand. 23:6-8.

De meeste priesters en de rijken behoorden tot deze groep.

b. Een deel van de Chasidiem, de vrome Joden,legden zich nog meer toe op het bestuderen van de Torah en de andere geschriften. Ze werden de Farizeeën genoemd. Ze stonden kritisch tegen opzichte van Johannes Hyrcanus, en nog veel meer ten opzichte van zijn opvolgers. Een hogepriester diende van Zadok af te stammen, en dat deden de Hasmonese hogepriesters/koningen niet. En ze stamden ook niet van David af, zodat ze ook geen recht hadden op de troon.

Ze waren niet erg tegen de Romeinen, zolang die hun vrijheid van Godsdienst lieten.

De Farizeeën erkenden de Profeten en de Geschriften, dus ons Oude Testament, en ook de mondelinge traditie, waarin de ziel, de opstanding en engelen belangrijk waren.

Ze speelden een grote rol in het onderwijs in de Torah. Ze beschouwden zich als de opvolgers van Ezra, die in zijn tijd de Wet voorlas en die uitlegde (Neh. 8:9). Van sommige van deze leraren is ons het verhaal van hun leven overgeleverd. De eerste bekende naam is Jesus Ben Sirach, die in 180 v.Chr. leefde. Zijn ideeën zijn ons overgeleverd in het apocriefe boek “De wijsheid van Jesus Sirach”.

Uit iets latere tijd zijn bekend Hillel en Sjammai.

Een deel van de uitleggingen die zulke schriftgeleerden gaven gingen over de onmogelijke geboden van het Oude Testament. Dat speelde al in de tijd van de Maccabeeën: “mag een vrome Jood zich op de Sabbat verdedigen?” Ja, zeiden de Maccabeeën.

Voor al deze geboden probeerden de farizeeën een oplossing te vinden.

Laten we als voorbeeld het onderhouden van de Sabbat nemen.

Dan zult gij geen werk doen” zegt het vierde gebod.

De schriftgeleerden onderscheidden 39 categorieën werk, en van elke categorie werd vastgelegd, of ze op de Sabbat gedaan mochten worden of niet.

In Exodus 35:3 staat: “Op die dag mag niemand in zijn woning een vuur aansteken

Eten koken mag dus niet.

In Ex. 16:29 staat: “Niemand van u mag zijn plaats op de zevende dag verlaten

De rabbijnen bepaalden dat men zich dan niet verder dan 1 km van zijn huis mag verwijderen. Maar als men daar van te voren voedsel voor twee maaltijden had neergezet, telt dat als een nieuwe plaats.

Op Sabbat mag men wel lezen en studeren, maar niet schrijven, want dat is werken.

In Jer. 17:22 staat: “Op die dag mogen jullie niets uit je huis dragen”.

Orthodoxe Joden houden zich nog steeds aan deze geboden.

De automatisering, waarbij apparatuur zichzelf aanzet, is erg populair in deze kringen.

Jezus trekt hun uitleg vaak in twijfel.

Ook de regels betreffende het Sabbathsjaar gaven problemen. Om de zeven jaar was er een Sabbathsjaar, en dan moesten alle schulden worden kwijtgescholden (Deut. 15:1-11). In de praktijk zou dat betekenen, dat er geen krediet meer gegeven kon worden, als je dat ook weer terug wilde hebben. Dat is nogal onpraktisch in het zakenleven, en daarom probeerde men de wet zo uit te leggen, dat er krediet gegeven kon worden, zonder dat dit behoefde te worden kwijtgescholden. Een soort rechtbank als tussenpersoon was de gekozen oplossing.

Ook de spijswetten in Leviticus werden uitgelegd.

En zo zijn er nog veel regels, die moeilijk na te leven waren, en dus alternatief uitgelegd werden: het jubeljaar, het verbod op rente en nog vele andere. Jezus beschuldigt hen dan ook van willekeur bij het opstellen van deze alternatieve regels (Matth. 23:13-22), en vooral dat ze door al die uitleggingen de kern vergeten: liefde voor God en de naaste.

In de Middeleeuwen hebben de Christenen nog geprobeerd het verbod op rente toe te passen. Het leidde tot ongewenste nevenwerkingen.

De Protestanten zeiden ook dat het Oude Testament Gods Woord was, maar ze hebben nooit geprobeerd deze regels (behalve de 10 Geboden) toe te passen. Het Sabbathsjaar had ook voor hen moeten gelden!

In later tijd, na de verwoesting van de Tweede Tempel, werd de mondelinge traditie ook opgeschreven.

c. De Essenen. De Essenen gingen nog een stap verder. Ze trokken zich terug uit de boze wereld, en stichtten kloosters. Aangezien ze niet trouwden kwamen er steeds minder, want de aanwas van buiten af was onvoldoende. Ze zijn vooral bekend geworden door de vondsten bij Qumran.

Het ascetisme van de Essenen past niet echt bij de Joodse opvattingen. Het Oude Testament is royaler dan de latere Katholieke Kerk, met zijn celibaat en “sex uitsluitend ten behoeve van de voortplanting”.

d. De Zeloten. De Zeloten gingen een stap verder de andere kant op: zij vonden dat er geweld gebruikt mocht worden tegen de overheid, en tegen Joden die met de Romeinen “heulden”. Ze kregen pas enige invloed toen de Romeinen de baas werden in Judea, vooral na de volkstelling. Ze zaten achter de meeste rellen die er sinds die tijd zijn geweest. De meest fanatieken onder hen, de Sicarii, droegen een dolk bij zich om altijd een moord te kunnen plegen.

Eén van de discipelen van Jezus is een Zeloot (geweest), Simon de Zeloot.

Door de verdeeldheid van de Joden was het vaak moeilijk tot een gemeenschappelijk optreden te komen. Zo stonden lang niet alle Joden achter de opstand van 66-70.

In deze tijd werd de Canon van ons Oude Testament vastgesteld, dus de lijst van boeken die erbij behoren. Hooglied, Prediker en Esther (waarin het woord “God” niet voorkomt) werden toch toegevoegd.

Naast de geschriften, die in het Oude Testament werden opgenomen, en de geschriften die wij nu de Apocriefen noemen waren er nog veel meer religieuze geschriften in omloop. In de meeste speelt de Messias (niet in Christelijk zin) en het einde der tijden met het laatste oordeel een grote rol. Daarom worden ze ook wel Apocalyptische boeken genoemd. De bekendste is het boek van Henoch.

Stukken van deze boeken zijn ook in Qumran gevonden.

De eerste Christenen kenden sommige van deze boeken, en in het Nieuwe Testament worden ze aangehaald. De bekendste plaatsen zijn wel:

2 Timotheus 3:8: “Zoals Jannes en Jambres, de tegenstanders van Mozes”

Jannes en Jambres worden in het Oude Testament niet genoemd. Dit is dus een aanhaling uit zo’n Apocalytisch geschrift.

Hebreeën 11:37: “Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, door midden gezaagd..”

Volgens de Apocalytische geschriften werd Jesaja door midden gezaagd.

Judas vs 9: “Maar Michael, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, maar hij zei: De Here straffe u

Ook dit wordt in het Oude Testament niet genoemd.