In het vorige stukje gaf ik aan, dat Gessius Florus een heel slechte stadhouder van Judea was. De druppel die de emmer deed overlopen kwam toen Florus de schatkist van de tempel van 17 talenten zilver beroofde. Dat was in 66, en daardoor ontstonden er rellen.
Toen de legaat van Syrië, de baas van Florus, een onderzoek instelde hield men zich rustig, maar toen de onderzoeker weg was werd het menens.
De priester Eleazer stelde voor om het dagelijks offer voor de keizer te staken, en dat gebeurde. (De Joden hoefden de Romeinse goden of de keizer niet te vereren, maar moesten wel een offer voor zijn welzijn brengen.)
Dit betekende opstand. Veel Joodse leiders waren niet gelukkig met de gang van zaken, en probeerden de opstand tegen te houden, maar het lukte hen niet. De Zeloten namen de leiding, ze veroverden Massada bij de Dode Zee, en vervolgens ook Jeruzalem.
Hun leider was ene Menachem, een zoon van Judas de Galileeër, die in de Bijbel wordt genoemd (Hand. 5:37). Maar Menachem liet de vader van Eleazer vermoorden, omdat die tegen de opstand was. Hoewel Eleazer het op dit punt niet met zijn vader eens was geweest, vond hij toch, dat hij zijn vader moest wreken, en liet op zijn beurt Menachem vermoorden. Ook de Romeinse bezetting werd uitgemoord.
De legaat van Syrië probeerde Jeruzalem weer terug te veroveren, maar het lukte hem niet. Toen hij zich terugtrok, liep hij met zijn leger in een hinderlaag waarbij veel Romeinse soldaten werden gedood.
Daarmee won de opstand aan populariteit. Nu was de grote meerderheid van de bevolking er voor. Er werden bevelhebbers voor de diverse streken benoemd.
Ene Jozef, uit een priesterfamilie, werd bevelhebber in Galilea.
Nero benoemde nu Vespasianus tot Romeins bevelhebber om de opstand te onderdrukken. Dat was verbazend, want Vespasianus was niet ver daarvoor in ongenade gevallen. Hij had namelijk gegaapt bij een voordracht van Nero, en die beschouwde zichzelf als een groot voordrachtskunstenaar, en was erg gevoelig op dat punt.
Maar Vespasianus was een ervaren generaal.
Hij begon met het veroveren van Galilea, wat hem niet al te veel moeite kostte.
Jozef werd gevangen genomen, maar wist zijn leven te redden door te voorspellen dat Vespasianus keizer zou worden. Er wordt wel gedacht, dat deze Jozef dacht dat de Messias een Romein kon zijn, misschien wel Vespasianus.
Uiteindelijk werd Jozef geadopteerd, en we kennen hem sindsdien onder de naam Flavius Josephus. Hij is de schrijver van een aantal belangrijke geschiedkundige werken.
In 68 hadden de Romeinen alles terugveroverd behalve Jeruzalem en omgeving, en een paar vestingen, waaronder Masada.
Maar toen ontstonden er opstanden in het Romeinse Rijk (o.a. de Bataven kwamen in opstand, onder leiding van Julius Civilis); Nero werd door de senaat afgezet en pleegde zelfmoord. De senaat wees Galba aan als zijn opvolger.
Vespasianus besloot af te wachten hoe alles zou aflopen, en zijn leger achter de hand te houden. Misschien kon hij zelf wel keizer worden. Jeruzalem kon wel even wachten.
Galba was een oude man, en hij wees al snel een opvolger aan, ene Piso.
Otho, die we in een vorig stukje tegen kwamen (hij had zijn vrouw aan Nero aangeboden als minnares), had de opvolger van Galba willen worden. Nu dit niet gebeurde liet hij Galba en Piso vermoorden, en werd zelf keizer.
Vitellius, bevelhebber in Duitsland, wilde ook keizer worden en rukte met zijn troepen op naar Rome. Aan de Po vond een veldslag plaats, die Vitelllius won. Otho pleegde zelfmoord, en Vitellius werd keizer.
Nu gaf Vespasianus aan, dat hij ook keizer wilde worden, en bezette Egypte. Dat was in die tijd de graanschuur van Rome, en daarmee had hij dus de graantoevoer naar Rome onder controle.
Ene Antonius Primus, bevelhebber van Oostenrijk, verklaarde een aanhanger van Vespasianus te zijn, en trok met zijn leger op naar Rome.
Hij versloeg de aanhangers van Vitellius bij Verona, en bezette Rome, in naam van Vespasianus. Die werd nu keizer, en gaf zijn zoon Titus de opdracht Jeruzalem en de overgebleven vestingen te veroveren. Vespasianus is om twee zaken bekend: hij was opdrachtgever voor de bouw van het Colosseum, waarin later vele Christenen hun leven verloren, en van hem stammen de beroemde woorden: "Geld stinkt niet”. Hij zei dat tegen Titus, toen Vespasianus aan leerlooiers geld vroeg voor het gebruik van de urine uit de door hem gestichte urinoirs.
De Joden hadden dus een pauze van ongeveer een jaar in de oorlogvoering gehad.
Maar ze wisten de pauze niet te benutten. Er waren drie partijen, die elkaar de macht in Jeruzalem betwistten. Pas nadat de leider van één van de partijen werd vermoord (tijdens het beleg), sloten de overgebleven twee leiders vrede.
Veel Joden hadden de burgeroorlogen van de Romeinen gezien als een teken, dat het Romeinse rijk op het punt stond in te storten, en ze dachten dat de Messias nu zou komen. De christenen benutten de pauze om naar Pella te vluchten.
In April van het jaar 70 begon Titus Jeruzalem te belegeren. Vlak voordien waren er nog grote aantallen pelgrims in Jeruzalem aangekomen om het Paasfeest te vieren.
Dat leverde grote problemen op voor de voedselvoorziening. Dat is altijd het zwakke punt bij een belegerde stad, en nu werd het door al die pelgrims nog veel erger.
Tegen het eind van de belegering kwam zelfs kannibalisme voor.
Flavius Josephus probeerde de Joden ervan te overtuigen, dat ze zich moesten overgeven. Dat lukte niet.
De Romeinen vertrouwden hem niet, omdat ze hem niet verstonden, en de Joden vertrouwden hem niet omdat ze hem wel verstonden.
Op 24 juli werd de burcht Antonia door de Romeinen veroverd. Twaalf dagen later werd het dagelijks offer afgebroken, en op 29 augustus werd de tempel veroverd en vervolgens in brand gestoken. Het was de dag, waarop de verwoesting van de eerste tempel werd herdacht. Het is niet duidelijk, of de brand in opdracht van Titus werd aangestoken. Jeruzalem werd verwoest, en de tempel geplunderd.
De Romeinen brachten hun vaandels in het tempelgebied, en brachten er offers.
De Joden zagen er de vervulling in van de visioenen van Daniël, over de stopzetting van het offer en de gruwel der verwoesting, net als in de tijd van Antiochus Epifanes.
Toen werd het offer na drie jaar hervat, en de tempel gereinigd, maar sinds de stopzetting in 70 is het offer niet meer hervat.
Veel Joden werden gedood of als slaaf weggevoerd. Bekend is de triomfboog van Titus in Rome, met daarop een afbeelding van de gouden kandelaar,die werd weggevoerd uit de tempel.
En Vespasianus heeft nog jaren lang munten geslagen, met daarop een afbeelding van hemzelf als overwinnaar van Judea. De drie overgebleven forten werden ook veroverd. Massada als laatste, pas na een belegering van drie jaar, en na zelfmoord van de verdedigers.
Naar aanleiding van deze oorlog schrijft Tacitus, de beroemde Romeins historicus, op een buitengewoon kwaardaardige manier over de Joden en hun geschiedenis.
Als je aanneemt, dat hij daarmee de gangbare mening van de Romeinse elite weergeeft, dan kun je je afvragen hoe dat zo gekomen is. Immers, ooit waren Romeinen en Joden bondgenoten, en Julius Caesar was duidelijk pro-Joods.
De verwoesting van de tempel had grote gevolgen voor de godsdienst van de Joden. Immers, de tempeldienst was daarvan het centrum.