Daniël ziet dit rijk in een visioen als volgt:“Toen ik mijn ogen opsloeg, zag ik, en zie, een ram stond voor de stroom; hij had twee horens, en die horens waren hoog, de ene echter was hoger dan de andere, en de hoogste rees het laatst op. Ik zag de ram stoten naar het westen, naar het noorden en naar het zuiden, en geen enkel dier kon tegen hem standhouden; er was niemand die redden kon uit zijn macht, en hij deed naar zijn welgevallen en maakte zich groot.”(Dan. 8:3-4)
In 539 v. Chr. veroverde Cyrus Babel en gaf een decreet uit, waarin hij de Joden toestond terug te gaan naar hun land en daar een tempel te bouwen.
De vrome Joden zien daarin uiteraard de hand van God.
(Deutero) Jesaja noemt Cyrus Gods herder, en de Gezalfde des Heren. (Jes. 44:28, 45:1-8). In feite dus de Messias.
Overigens was Cyrus een tolerant heerser, die Babel niet verwoestte, en ook de hoofden van babies niet tegen de rotsen verpletterde.
Een klein deel van de Joden van Babel, ongeveer 50.000, ging terug, en begon aan de herbouw van de tempel. Maar zij kregen veel problemen, en maakten het niet af.
Juda was een armoedig land, en ze hadden het er slechter dan in Babel.
Later, onder aanmoediging van de profeten Haggaï en Zacharia werd weer begonnen aan de herbouw. Toen de vraag werd gesteld of dat wel mocht werd er in het archief gekeken, en de volgende oorkonde werd gevonden: (Ezra 6:3-5:)
“Oorkonde. In het eerste jaar van koning Kores gaf koning Kores dit bevel: Wat betreft het huis Gods te Jeruzalem, dat huis moet worden herbouwd tot een plaats waar men slachtoffers brengt. En zijn fundamenten moeten gelegd worden; zijn hoogte moet zestig el worden, zijn breedte zestig el. Er zullen drie lagen steenblokken zijn en één laag hout. De kosten moeten uit de koninklijke schatkist betaald worden.Ook zal men de gouden en zilveren voorwerpen van het huis Gods, welke Nebukadnezar uit de tempel van Jeruzalem heeft gehaald en naar Babel heeft gebracht, teruggeven, opdat het naar de tempel te Jeruzalem op zijn plaats kome, en gij zult het nederzetten in het huis Gods.”
En de bouw kon worden voortgezet, en in 515 v. Chr. was de tempel klaar.
Maar Jeruzalem had nog geen muren, en was dus erg kwetsbaar. Pogingen om ze te bouwen werden door de Samaritanen gesaboteerd.
Pas onder leiding van Nehemia werden de muren herbouwd, waarbij de Samaritanen voor veel problemen zorgden. In 445 v.Chr. waren de muren klaar.
Er zijn redenen om aan te nemen, dat Ezra na hem kwam, al suggereert de plaats in de Bijbel het tegendeel.
Juda ontwikkelt zich tot een theocratie, een religieuze staat, waarbij niet-Joden buitengesloten werden. Vooral met de Samaritanen, die zichzelf beschouwden als de opvolgers van het 10-stammenrijk, en de 5 boeken van Mozes als heilige boeken hebben, gaf dit problemen. Zij mochten overigens van de Perzische koning een eigen tempel bouwen op de Gerizim.
In de Perzische tijd spelen in het eigenlijke Perzië het verhaal van: