Bar Kochba

In het jaar 118 werd Hadrianus keizer. Hij wilde het Romeinse Rijk meer tot een eenheid maken, om zo een grotere stabiliteit te bereiken. Hij reisde door zijn hele rijk, en liet in de door hem bezochte plaatsen bouwwerken oprichten (op kosten van de staat) om daarmee de welwillendheid van Rome te demonstreren.

Hij kwam in 130 in Jeruzalem. Dat was nog lang niet hersteld van de verwoesting van de stad door Titus in het jaar 70, en daarom wilde de keizer de stad vervangen door een moderne stad, met moderne gebouwen, waaronder een tempel voor Jupiter.

Hadrianus was gewend dat zijn bouwplannen toegejuicht werden, maar dat was in Jeruzalem niet zo. De Joden vonden het idee afschuwelijk. Het weinige dat nog van het oude Jeruzalem over was zou nu ook worden afgebroken, en daarmee zou de identiteit van het volk verloren gaan.

Hadrianus werd boos op de Joden. Hij vond het Jodendom een achterlijke godsdienst, en hun koppig vasthouden aan hun tradities was in strijd met zijn ideaal van integratie van alle volken in de cultuur van het Romeinse Rijk.

Daarom besloot hij, dat de Joden zich moesten aanpassen. Als ze het niet vrijwillig deden, dan moest het maar met geweld. De besnijdenis werd verboden (een barbaars ritueel in zijn ogen), de studie van de Torah werd verboden, net als openbare bijeenkomsten zoals die in de synagogen.

De Joden kwamen tot de conclusie, dat er niets anders op zat dan een nieuwe opstand.

Deze werd grondig voorbereid. Een guerrilla-oorlog zoals Judas Makkabaeus had gevoerd moest weer worden gevoerd. Ze begon in 132.

Leider werd Simon Ben Koseba, beter bekend als Bar Kochba, en Rabbi Akiva zei dat hij de Messias was.

Hierboven een door hem geslagen munt: de tempel met daarboven een ster.

De oorlog duurde 3 jaar, maar Bar Kochba verloor. Systematisch werd elke verzetshaard uitgeroeid. Volgens Dio Cassius, een Romeins schrijver, sneuvelden er 580.000 Joodse soldaten, en het aantal burgers dat gedood werd, mede door honger en ziekten was nog veel groter. Ook het aantal Romeinen dat sneuvelde was groot, maar dat was een schrale troost. De overlevenden werden verbannen uit Judea en Jeruzalem.

Velen gingen naar Galilea, waar ze wel mochten wonen.

Rabbi Akiva dwong respect af met zijn dood: terwijl hij gruwelijk werd gemarteld, bleef hij doorgaan met het geven van uitleg over de Torah.

De grond van Jeruzalem werd omgeploegd, en met puin geëgaliseerd. Het werd een puur Romeinse stad, met tempels, markpleinen, badhuizen en triomfbogen(voor Hadrianus). Zo werd er een tempel van Venus neergezet op de plaats waar Golgotha vermoedelijk heeft gelegen. Jeruzalem kreeg een Romeinse naam: Aelia Capitolinum, en Judea heette voortaan Palestina.

De pogingen om het Joodse geloof en de Joden die daaraan vasthielden uit te roeien gingen onverminderd door. Dit leidde er toe, dat het Sanhedrin uitsprak, dat Joden om hun leven te redden mochten doen alsof ze het Joodse geloof hadden afgezworen.

(Als Christenen werden vervolgd werd verwacht dat ze dat niet deden).

De regel dat Joden mogen doen alsof ze hun geloof hebben afgezworen geldt nog steeds. Bij vervolgingen in Spanje (vanaf 1492) werd het op grote schaal gedaan.

Als Hadrianus lang keizer was gebleven, waren de Joden misschien uitgeroeid, maar dat gebeurde niet: hij stierf in 138, en werd opgevolgd door Antoninus Pius, die het Jodendom weer een legale godsdienst maakte.

Hadrianus heeft aan het Jodendom relatief een grotere schade toegebracht dan Hitler.

Het meest opmerkelijke daaraan vind ik het feit, dat historici de pogingen van Hadrianus om de Joden uit te roeien hem niet kwalijk hebben genomen. Hadrianus geldt als één van de vijf goede keizers van de tweede eeuw, nog steeds.

Met de verdrijving van de Joden uit Judea is de verstrooiïng van de Joden echt begonnen. De geschiedenis van het Jodendom na Hadrianus zal ik niet behandelen. Soms ging het ze goed, en soms werden ze vervolgd, met als dieptepunt de Holocaust.

Maar in het algemeen moeten we zeggen, dat de dienaren van Mammon de Joden heel wat menselijker behandelden dan de dienaren van God.