Judas was geen "verrader"


In de bijbel wordt Judas Iskariot enkel maar afgeschilderd als DE verrader van Jezus en in de handen van de hoge Joodse priesters bracht door de soldaten (tempelwachters en aantal hoge priesters) naar hof van Gethsemané op de Olijfberg te brengen waar Jezus zich op dat ogenblik bevond en werd gearresteerd. Daar staat dat hij dit enkel gedaan had voor enkele (dertig) zilverlingen wat werd gegeven aan wie Jezus kon uitleveren.

Echter aan gene zijde wist men beter en we leren uit de boeken van Jozef Rulof wat er juist allemaal in het hoofd van Judas afspeelde. Want vergeet niet hij was ook een apostel (leerling/student) van Jezus en zich kort na zijn "verraad" zag dat Jezus als "lam" over gaf, kreeg hij kort daarop wroeging en pleegde zelfmoord staat wel in de bijbel !

Verraadde hij zijn Meester Jezus werkelijk ?

Gene zijde zegt u met klem: Judas pleegde geen vuige daad tegen zijn Goddelijke Meester Jezus. Hij wilde Christus slechts tot grote daden aansporen. Hij zou de hogeprieters eens laten zien, wat zijn "Rabbi" (Jezus) wel kon!

Judas twijfelde er zeer zeker niet aan dat zijn Meester de Messias was. Wat al voor vele wonderen had zijn Meester al niet reeds verricht! Maar het was Judas niet voldoende, Christus zou nog grotere wonderen kunnen volbrengen.

En wat zou die met ijdele hoogmoed joodse hogepriesters en alle Christus andere vijanden willen beginnen als zijn Rabbi tot die grote daden kwam ? Vernietigen, verpletteren kan Hij hen en daardoor Zijn grootheid en goddelijkheid zou bewijzen. O, hij aanbad zijn Meester erg, het stoorde hem alleen maar, dat deze niet tegen Zijn klein, miezerige belagers optrad. Christus stoorde zich niet aan Judas. Goddelijk bewust als Hij was, kende Hij Zijn weg.

Deze les kreeg Judas te leren. Hij had zijn Meester in alles moeten aanvaarden, moeten afwachten. Judas stelde eisen aan Christus en welke mens mag eisen stellen ? Christus kon niet terwille van Judas van Zijn plannen afwijken, maar dat begreep Judas niet.

En toen wilde hij zijn Goddelijke Meester hiertoe dwingen. Hij daagde Christus en de hogepriesters uit, bracht de soldaten in de Hof van Gethsemané en wachtte op het wonder dat zich ongetwijfeld zou voltrekken. Een menigte gevoelens bestormden hem in dit geweldige ogenblik, er was spanning in hem, trots om zijn Goddelijke Meester, een grenzeloze liefde, maar toch ook angst dat de dingen een andere, verkeerde wending zouden nemen.

Zou zijn Meester nu de wonderen verrichten, waarna hij, Judas, al zolang uitkeek ? Zou Hij ... ? Maar als Hij ze niet deed en de soldaten Hem... Maar NATUURLIJK sloeg zijn Meester hen wel met Zijn wonderlijke grote krachten ! Ik weet het zeker ... Zo dacht dus Judas...

Veel speelde zich af in het binnenste van Judas.

In de bijbel staat dat Judas met het toekomen van het gewapend volk, Jezus een kus (de Judaskus wordt gezegd) gaf. Dat was niet om aan te duiden wie Jezus is aan dat gewapend volk maar als teken laat nu maar eens wie je bent en je krachten en wonderen zien dat jij "god" bent.

Tijdens het laatste avondmaal zei Jezus: "Eén van jullie zal mij uitleveren".[6] Alle apostelen vroegen: "Ik ben het toch niet, Heer?" Toen Judas vroeg: "Ik ben het toch niet, rabbi?", zei Jezus: "Jij zegt het."[7] Even later spoorde hij Judas aan te doen wat hij van plan was te doen en Judas vertrok.[8] Na de maaltijd ging Jezus met zijn leerlingen Petrus, Johannes en Jakobus naar de tuin van Getsemane op de Olijfberg net buiten Jeruzalem om te bidden. Na enige tijd verscheen een groep hogepriesters, tempelwachters en oudsten, met Judas aan het hoofd, die Jezus ter begroeting kuste, waarna gewapende lieden hem arresteerden.[9] Dit leidde uiteindelijk tot Jezus' kruisiging.

En toen echter moest hij ervaren dat Christus Zich als een lam overgaf ! Judas zijn wereld stortte in....wat had hij gedaan en was zo erg verbaast waarom Jezus niets doet...

Geen wondertekens geen grote, verpletterende handelingen. Christus liet zich gewoon rustig door het krijgsvolk wegvoeren.

Judas staarde dit met open mond na van verbazing en ongeloof... Fel trof hem de verachting uit de ogen van zijn mede apostelen. Er kwam ontzetting in hem om wat hij deed, wroeging, het brandde in zijn binnenste met vreselijke pijnen.

In de bijbel staat ook duidelijk Jezus geen enkel geweld of verzet tolereerde en het gekende verhaal over het afhaken (?) of toch zwaar verwonden van het oor van iemand die Jezus kwam arresteren en Jezus er tussen kwam en het oor op wonderbare wijze terug genas.

De discipelen gingen in verzet (in Lucas staat na eerst toestemming te vragen aan Jezus, maar echter tot actie over te gaan zonder op antwoord te wachten) en een van hen hakte met zijn zwaard het oor van een dienaar van de hogepriester af (Johannes zegt dat hij Malchus heette).[3][4] Het Evangelie volgens Johannes specificeert dat Petrus degene was die het oor van Malchus afhakte, dienaar van hogepriester Kajafas– de andere evangeliën noemen geen namen.[3][4] Alleen Lucas voegt toe dat dit het rechteroor was en dat Jezus deze wond op wonderbaarlijke wijze genas. Johannnes, Matteüs en Lucas vertellen dat Jezus het geweld veroordeelde en dat de weerstand tegen zijn arrestatie moest worden gestaakt – in elk evangelie geeft hij echter een andere reden en Marcus noemt überhaupt geen reactie van Jezus. In Matteüs doet Jezus de bekende uitspraak "Wie naar het zwaard leeft, zal door het zwaard omkomen";Verward, niet begrijpend, staarde Judas hen na. Fel trof hem de verachting uit de ogen van zijn mede apostelen. Judas wereld stortte in, er kwam ontzetting in hem om wat hij deed, wroeging, het brandde in zijn binnenste met vreselijke pijnen. Terwijl hij geen rustig uur meer kende en in uiterste wanhoop rondzwierf, voltrok het drama zich snel.

Het moment van arrestatie van Jezus en liet zich rustig door het krijgsvolk wegvoeren

Petrus die naar het zwaard greep als verzet en iemand van het krijgsvolk zijn oor zwaar verwond

Jezus keurde alle geweld en verzet af en genas het oor

Laat met dit ook duidelijk zijn dat Jezus de hoofdboodschap wil maken over dat God = onvoorwaardelijke LIEFDE !

Christus leerde ons wat Liefde is! Hij wilde de God van wraak en verdoemenis van het Oude Testament vervangen door een Vader van Liefde, die zijn kinderen helpt en steunt.

Dus Judas dacht of had nog teveel het beeld van de God uit het oude testament dat hij geweld zou gebruiken en zijn goddelijke macht zou laten zien en tonen via zijn toorn zodat ze moeten erkennen dat Jezus de ware echte messias is en zouden knielen/hoofd buigen...

Maar dat is dus volledig tegen de boodschap in van Jezus over wat God nu echt in werkelijk is namelijke een God van universele onvoorwaardelijke LIEFDE ! En wat maw Jezus dus ook was ! Hij had immers het eindstadium van mens zijn bereikt = het AL. Dus was als hoogst mogelijke ontwikkelde mens ook dus als "God" geworden. Hij was 1 met God. Dus wist perfect hoe hij moest handelen en kon ook helemaal niet anders omdat hij dus van "nature" ook onvoorwaardelijk Liefde is !

Judas pleegde vervolgens zelfmoord

Doordat hij dacht Jezus zich wel ging verzetten tegen de arrestatie en ermee Jezus zijn macht en kracht zou tonen om te laten zien hij echt de Messias is, had hij Jezus aangegeven.

Hij dacht hiermee zo Jezus er toe aan te zetten / te dwingen tot dat handelen... maar het draaide gewillig en geweldloos uit en werd een zwaar drama... waardoor Judas enorm ondragelijk schuldgevoel kreeg...doordat het anders liep dan hij had gedacht.

Judas zijn schuldgevoel werd zo ondragelijk groot dat hij zelfmoord pleegde

Echter zo groot werd Judas wanhoop, zo vreselijk brandde de vlam van het zelfverwijt in hem, met het zien Jezus helemaal niets verzet toonde en zo vrijwillig mee ging... Het was erg zwaar schrikken voor Judas dat het allemaal anders verliep.... "ooh nee wat heb ik gedaan" zo ondraaglijke groot werd zijn schuldgevoel dat hij ervan zelfmoord pleegde (ophing aan een boom).

Als hij dacht daardoor rust te krijgen, moest hij kort daarop ervaren, dat het tegendeel het geval was.

(zie ook zelfmoord uitleg op de website wat er werkelijk gebeurd)

Hij was niet dood, hij leefde verder. Door zijn daad vernietigde hij slecht zijn stoffelijk organisme, zijn zielenleven leefde verder en moest nu de verrotting van het stofkleed ondergaan.

Dus aangekomen in het leven na de dood werd hij hij op afschuwelijke wijze gewaar, dat hij zolang aan dit stoflichaam vastgeklonken bleef tot het uur, waarop hij zonder ingrijpen op aarde zou zijn gestorven.

En zo dus onderging hij de verrotting van zijn stoffelijke lichaam...

Toen Judas nu die verrotting had beleefd en vrij was van zijn stoflichaam, trok een andere wereld hem aan. Hij was ziel en geest en persoonlijkheid, die zichzelf van de aarde had gestoten, trad de wereld van het onbewuste binnen. In die wereld wachtte hij om opnieuw naar de Aarde te kunnen terugkeren om zijn zonden en fouten te kunnen goedmaken.

Als Judas Jezus had kunnen aanvaarden, zou hij met de andere apostelen de sferen van licht zijn binnengetreden. Hij aanvaardde Zijn Goddelijke Meester echter niet en pleegde ten laatste zelfs zelfmoord en daarmee vernietigde hij de heiligheid die hem wachtte.

Judas had nu in de eerste plaats te leren, dat hij geen eisen had te stellen en dat moest aanvaarden, wat hem dus van Christus had verwijderd.

Judas leverde zijn Goddelijke Meester voor dertig zilverlingen over aan de joden. Christus liet hem begaan, omdat Hij wist, dat Judas maar tevens de mensheid deze levensles kon gebruiken.

In Judas leefde een groot geloof, hij vereerde zijn Meester meer nog dan de overige apostelen het deden. Judas had een groot begrip voor de schrift. Als een goede leerling zoals hij was, kende hij het schrift volkomen. Hij wilde echter méér weten en zo goed zou hij Christus hebben zien bewijzen, dat Hij waarlijk de Messias was. Dan zouden de farizeeërs en schriftgeleerden grote ogen opzetten en viel er voor hen niet langer te loochenen of te bedriegen, ze zouden moeten aanvaarden dat Christus de Messias was.

"O, als zijn Meester maar eerst eens voor de hogepriesters stond, dan zouden ze wonderen beleven en in het niet wegzinken."

Maar Judas kende zijn Meester niet, zijn gedachtengang was verkeerd, dit waren eigen verlangens.

De meesters van deze zijde kennen het leven van Judas, zij weten dat hij zijn Meester niet heeft willen verraden. Wel echter vernietigde hij door zijn daad zijn eigen leven en dat van Christus en hierom is het, dat hij naar de Aarde moest terugkeren.

Hieronder een korte uitleg over Judas zijn volgende levens ...

En het hiermee duidelijk maakt wat voor druk een vorige leven(s) in ons kunnen uitoefenen in het gevoel van onze vele volgende levens..

Judas werd dan dus opnieuw in een nieuw stoflichaam geboren, alles was nu "vergeten" verzonken naar het onderbewustzijn maar in zijn zielenleven was niets veranderd. Hij had Joodse ouders die hem in alle liefde groot brachten en bezorgden hem een rustige vriendelijke jeugd. In hem lag het verlangen te studeren, hij wilde alles van zijn geloof weten.

Judas keert terug als Joodse groot geleerde

Zijn "zielenleven" was niet tegen te houden door een diep gevoel hij een grondige diepgaande studie wilde maken van het Joodse alsook het katholieke geloof. Hij komt uiteindelijk als rabbi in de Joodse raad en hij is zelf een van de geleerdste onder hen.

Hij komt zover, dat hij bewust gaat voelen, dat Christus de Messias was. Maar als hij over dit voelen en denken spreekt en andere ervan wil overtuigen dat zij niet langer naar de Meester (messias) hoeven uit te zien, daar dit Christus was en dat toen jammerlijk door hen aan het kruis werd geslagen, werd hij door de raad uitgestoten.

Hij tracht andere te overtuigen Christus de Messias was

Vervolgens beland hij als banneling terug in Jeruzalem. Hij zoekt daar zijn toevlucht omdat hij zich al van kindsbeen zich in zijn gevoel tot aangetrokken voelde. Dit verlangen naar deze stad heeft in z'n hele leven gebrand waardoor hij naartoe trok. Het gevoel overheerst hem. Hier in deze stad komt hij tot diep nadenken en als rabbi kan hij alle tempels bezoeken.

Hij voelt sterker en sterker in zijn gevoel dat Christus de Messias is. "Kijk niet langer naar de wolken, de Messias heeft hier geleefd!" Zo praat hij in zichzelf, terwijl hij door de oude starten zwerft...

Veel ellende ondergaat Judas in dit leven. Hij lijdt kommer en gebrek, maar het deert hem niet. Hij wil graag honger en dorst lijden, hij heeft het gevoel hij wil boeten, en al weet hij niet waarom hij dat wil maar doet het. Daarbij voelt hij een innerlijke moeilijke strijd.

Hij heeft een nimmer aflatende drang, het uit te schreeuwen, dat de Joden moeten ontwaken, dat zij Christus moeten aanvaarden! Hij kan het niet echt tot woorden brengen alleen maar herhalend mompelend tegen zichzelf... Er "weigert" iets in hem. Als het heel erg in hem "brandt", zoekt hij de Hof van Gethsemané (waar Jezus werd gearresteerd) op, daar voelt hij zich meestal rustig.

Judas zoekt zijn toevlucht naar Jeruzalem waar hij zich al van kindsbeen aan tot aangetrokken voelde

Hij ligt daar stil neer en laat zijn gedachten de vrije loop, want denken moet hij, zonder gedachten is hij nimmer.

Hij geraakt dan in extase, een soort slaaptoestand, waarin hij evenwel precies weet wat hij doet.

‘Hier is het, ja, hier is het. Ik kan mij niet vergissen, op deze plaats is het... hier leefde...’ Maar verder komt hij niet, ook nu wil het woord niet over zijn lippen komen. Christus, over Hem wil hij spreken, Zijn naam noemen. Maar er is iets in hem dat hem tegenhoudt. Nog leven er gevoelens en gedachten in hem, die nog niet het noodzakelijke bewustzijn hebben kunnen uitspreken. Zijn ziel weigert nu en ook daarvan heeft hij onzegbaar verdriet. En zo hevig snijdt dit verdriet in zijn ziel, dat hij dit Hof verlaat en naar de tempel gaat om daar in het schrift rust te zoeken. Urenlang zit hij daar stil in zichzelf gekeerd te lezen en te mediteren...

"Judas" heeft in dit nieuwe leven grote onrust en gaat voortdurend over en het weer van Jeruzalem (tempel) en naar de Calvarieberg en niet goed wetende wat er is en zoekt zichzelf...(psychose?)

En dan soms kan het gebeuren dat hij opspringt en de tempel uitsnelt. Een één al levendigheid gaat hij zijn weg – naar de Calvarieberg.

En terwijl hij stap na stap doet, komt het woord Golgotha in hem. Hij herhaalt het steeds, hij proeft het woord, Golgotha, Gol-go-th-a, Gol-go-God! God! God! God! Waarom maakt hij zichzelf toch zo van streek, dodelijk moe maakt hij zichzelf.

Op Golgotha zoekt Judas naar zichzelf. Daar is het dat Judas in hem ontwaakt. Het is daar dat hij tot zichzelf kan praten, het is op deze plek, dat hij zichzelf beter leert kennen dan waar ook in Jeruzalem.

Er leven twee "mensen" (persoonlijkheden) in hem, voelt hij hier, hijzelf en nog iemand, en die iemand is ook als hijzelf, maar toch weer anders.

En deze mens zou hij willen vervloeken, ja, zo mogelijk met hem een gevecht op leven en dood willen voeren. Dit duurt echter niet lang, maar luttele ogenblikken voelt hij zich als die vreemde, dan zinkt hij weer in zijn eigen toestand, zo voelt hij zich rustiger dan wanneer die andere mens in hem zijn hoofd opsteekt. Deze is gevaarlijk, hij dreigt hem en wil hem overheersen. Judas weigert ook de gedachten die deze mens in hem legt, te aanvaarden. Als ze komen, klopt zijn hart zo hevig, dat het pijn doet.

Judas komt ook regelmatig in Hof van Gethsemané en tracht hij zich staande te houden z’n lippen tot bloedens toe stukbijtend. In die toestand blijft hij dagen en nachten in de Hof, soms slaapt hij, meestal waakt hij. Waarom zit ik hier? vraagt hij zich dan af.

In de Hof van Gethsemané durft hij helemaal niet op die gedachten in te gaan, daar zou hij zich dan liever in de aarde begraven om er nimmer meer uit te komen. Soms overvalt hem ook daar de eigen ellende zo hevig, dat hij er niet tegenop kan. Judas staat dan op het punt te bezwijken. Met alles wat in hem is tracht hij zich staande te houden, z’n lippen tot bloedens toe stukbijtend. In die toestand blijft hij dagen en nachten in de Hof, soms slaapt hij, meestal waakt hij. Waarom zit ik hier? vraagt hij zich dan af. Denken kan ik toch niet. Zijn gedachten warrelen dooreen, een lijn zit er niet in en ze putten hem afschuwelijk uit. Eindelijk maakt hij zich los van de plek en trekt weer de stad in. Vervolgens richt hij zijn stappen opnieuw naar de Calvarieberg.

... zo gaat dit nog veel tijd verder (zie bron voor meer details)

Hij zet zich neer op een bepaalde plek. Deze is heel bijzonder. "Ik ben er" denkt hij. Hier stond eens een kruis...waar eens Christus Kruis heeft gestaan.

Hier stierf de Messias, de Koning der joden. Nu kan ik er plotseling aan denken. Nu is het uit mij gekomen en ik kan het uitspreken. Hier is het! ’’Hier op deze plek is het, dat Christus het aardse leven verwisselde met het Goddelijke!!!"

Zielsverheugd over het feit, dat hij nu zo duidelijk en zonder stoornis denken kan, rent hij de Calvarieberg rond, om naar adem snakkend weer naar z’n plekje terug te keren.

Hij laat zich nu vol blijdschap in de kuil die hij gegraven had zakken en wil verder denken. Op dit geliefkoosde plekje zou hij willen sterven. Hoe graag zou hij voor God en Christus sterven, als hij weten mocht en hij antwoord kreeg op talloze onbegrijpelijke en kwellende vragen in hem. Hoe verheugd is hij nu reeds, nu hij normaal kan denken. Hij kan denken! Denken aan alles, waaraan hij behoefte heeft, aan dit hier en aan dat daar beneden. Aan alles kan hij denken, zonder dat iets hem stoort.

Judas: "Ik ben er" denkt hij.

"Hier stond eens een kruis...waar eens Christus Kruis heeft gestaan... Hier stierf de Messias, de Koning der joden."

Judas is lichamelijk erg verzwakt.

"Hier op deze plaats wil ik sterven."

Hij is lichamelijk erg verzwakt, maar het zegt hem niets, hij kan weer denken net als hij toen dacht….lang geleden.,,Hier wil ik sterven,’’ mompelt hij even later opnieuw. ,,Hier op deze plaats wil ik sterven.’’ Hij drukt zijn oor tegen de aarde en luistert scherp, hij hoort niets. En toch is het hier, hier zal hij het verlossende woord horen uitspreken, alleen hier kan het zijn, nergens anders op Aarde…. Alleen in Jeruzalem en op deze plek!

Judas blijft zoeken naar de werkelijkheid van zijn eigen leven en wie hem zo ziet, krijgt medelijden met hem. Hij zoekt en zoekt om al de grote problemen te achterhalen, die van hem als persoon gemaakt hebben, wat hij thans dus is. Maar het alles is vergeefs, hij komt er niet achter. Hij is hier om te bidden, zo gelooft hij, en om te denken.

Hij wil God vragen het vreselijke uit hem weg te nemen, hem vrij te maken van al zijn gedachten, waarvan hij niet kan loskomen. Waarom doet God dit niet? Waarom niet? Hij dacht zekerheid te hebben, maar…. Is zijn voelen en denken goed? Waarom geeft God hem geen zekerheid en rust?

Door de heilige boeken is hij niet wijzer geworden, ja, het schrift vloekt in hem, hij stikt er in. Wellicht kan de Aarde het hem geven, het hem zeggen? Maar hoe hij ook luistert, de aarde spreekt niet. Of spreekt zij wel, maar is zijn leven dood? Dit stemt hem droevig.

Hij wil zien en weten en hij vraagt, of God die smart van hem wil wegnemen. Zonder die pijnen zal hij beter verder kunnen leven. Dagen en nachten blijft Judas in gebed en kruipt tastend rond. Vreemd zijn de gevoelens in hem, heel Jeruzalem zou hij wel aan zijn hart willen drukken, ja, z’n leven willen geven voor deze streek. Maar waarom eigenlijk? Zo vermeerderen z’n vragen elk uur. Al de pijnen, de vragen en het gebrek zijn toch niet in staat hem te breken, hij weet zich staande te houden en zo langzaamaan leert hij zichzelf beter kennen.

Dromend loopt hij door de straten van Jeruzalem, in zichzelf pratend en hoofdschuddend. Kreunend stoot hij de woorden er uit. ,,Mijn Meester…. O, mijn Meester…’’, hoort men hem prevelen. Judas ziet dan een flits van zijn vorig leven, hij ziet zichzelf door de straten van Jeruzalem slenteren, met hem zijn er anderen, die hij kent. In hun midden loopt een figuur, zo hemels en goddelijk, dat het alleen de Messias kan zijn. In dit beeld lost Judas even op, hij zinkt te midden van de mensen ineen en blijft liggen, kreunend en de naam van de Messias prevelend.

Deze ogenblikken zijn geweldig voor Judas ziel, de omstanders zien de extase op zijn gezicht weerspiegeld. Naast zich neemt Judas nu een prachtige gestalte waar, in een sneeuwwit gewaad gehuld, stralen als een zon. Uit de ogen schijnt het eeuwige licht op Judas neer, het verwarmt hem en de anderen, die bij hem waren. Hij begrijpt niet, dat allen nu niet neerknielen om te bidden en te mediteren. Waarom zijn de mensen zo ongevoelig? Judas droomt bewust, hij is in slaap en toch wakker. In deze toestand beleeft hij al die onwerkelijke verschijningen. (psychose hallucinaties?) Maar dan verwaast alles en als hij de ogen openend ziet hij de omstanders, die hem met eerbiedige blikken gadeslaan.

Toch verwonderde deze vreemde ogen hem en hij snelde weg, ver van de mensen vandaan, naar de veilige stilte van Gethsemané. Daar verstopt hij zich onder de struiken. Hij tracht tot zichzelf te komen. En dan kan het gebeuren, dat hij zo van zichzelf schrikt, dat hij zich kastijdt. Ook deze middag rammelt hij op zichzelf los, hij slaat waar hij zich maar raken kan, zo lang tot hij uitgeput in elkaar zakt. Afgemat naar ziel en lichaam vindt hij zichzelf terug, hij slaat zijn ogen op, maar dan kan hij het gemartelde lichaam niet meer ophouden en sluit hij de aardse ogen voorgoed.

Op dat ogenblik krijgt zijn getergde ziel vleugels, zij klapwiekt omhoog, kijkt even rond in de ruimte, waar zij komt, wil ook daar gaan denken en naar zichzelf zoeken, maar dan sluiten ook die ogen zich en weet Judas van niets meer af.

Eén van de vele werelden, die God bezit en voor het menselijk wezen schiep, heeft hem opgenomen. Die wereld wiegt hem in slaap, hij rust daar uit en maakt zich gereed voor een nieuwe geboorte, voor een nieuw leven op Aarde.

In de Hof van Gethsemané vond men hem dood liggen.

Zijn lippen raakten de aarde, als had hij nog in zijn laatste ogenblikken van de aarde het antwoord willen horen op zijn talloze beklemmende vragen aangaande zichzelf in het nu en in het verleden…

In de Hof van Gethsemané vond men hem liggen, zijn lippen raakten de aarde, als had hij nog in zijn laatste ogenblikken van de aarde het antwoord willen horen op zijn talloze beklemmende vragen aangaande zichzelf in het nu en in het verleden…..

Was hij Judas? Meermalen had hij het gevoeld, het was echter te ongelooflijk voor hem, dan dat hij het had kunnen aanvaarden. De Aarde noch de mensen konden hem echter zijn gevoelens bevestigen en het hielp hem al evenmin, dat hij uren lang naar de hemel staarde of de tranen rijkelijk vloeien liet.

("2de" leven)

Nu schonk Moeder Aarde hem opnieuw een nieuw leven.

Hij werd weer bij Joodse ouders geboren. Zij zien hem rabbijn worden en opklimmen tot de Joodse raad. Weer wil hij het Jodendom van zijn gevoelens ten opzichte van de Messias overtuigen. Hij is op dit punt zelfs nog fanatieker dan voorheen, het vuur in hem is nog feller ontbrand.

De Joden willen niets van hem en zijn opvattingen weten. Maar Judas schreeuwt het uit: Christus is de Messias!

Als hij niet wil luisteren naar de beweringen van zijn Joodse medepriesters, dat hun Messias nog geboren moet worden en dat dit niet lang meer zal duren, ziet hij zich opnieuw verbannen.

Weer trekt Judas naar Jeruzalem en weer beklimt hij de Calvarieberg.

Weer trekt Judas naar Jeruzalem, al weet hij ook nu nog niets van zijn verleden. Daar beklimt hij dadelijk de Calvarieberg.

Hij wil mediteren, maar dan krijgt hij opeens een hevige schok: hij daalt tijdens dit denken onverwacht in zijn verleden af. De schrik is zo vreselijk, dat een beroerte hem van de wereld afneemt.

Weer vliegt zijn gepijnigde ziel de ruimte in, ook nu slaat hij even de ogen op, maar de (gods-astrale) wetten hier eisen gehoorzaamheid.

Hij keert terug naar de wereld van het onbewuste, nu moet hij niet zien of denken.

Hij valt in slaap en een onzichtbare energie draagt hem ter ruste.

Judas Iskariot beleeft zo nog vele nieuwe levens achtereen...

Het vuur bleef in hem branden. En steeds fanatiek voor de Messias vocht en het Jodendom maar niet kon veranderen.

Nog enkele malen werd hij opgenomen in de Joodse raad. Judas sprak dan als een bewuste en wanneer deze bezieling over hem kwam, tastte hij alles van de Joden aan, voor hem bestonden alleen Golgotha en de Messias.

Achter zichzelf kwam hij ook in die levens niet. Zij voerden hem telkens weer naar andere volken. Maar Jeruzalem laat hem ook in die levens niet los, deze plaats trekt aan zijn leven met magische kracht en hij kan er zich onmogelijk van los maken. Hij leert veel in deze levens en hij komt in harmonie met de ruimte. Hij blijft echter zichzelf zoeken.

Judas Iskariot beleeft zo nog vele nieuwe levens achtereen...

Om tenslotte zijn laatste leven op aarde:

Ook in zijn laatste leven op Aarde zien wij Judas in Jeruzalem terug. Als kind speelde hij reeds op de Calvarieberg. Golgotha trekt hem ook nu aan en het kind laat zich gaan.

Al spelend ondergaat hij het eigen gevoelsleven. Judas ontmoet een jongen, die net als hij vaak daar neerzit en droefgeestig de ruimte instaart.

Hij wil graag goede vriendjes worden met dit kind, maar iets houdt hem er van tegen, iets stoot hem van dit leven weg. Judas denkt dit leven te kennen, maar hij weet niet van waar. Telkens komt de jongen terug in zijn dromen, zo vaak en zo scherp, dat het bepaald hinderlijk wordt. Samen groeien ze op, de jongen is niet altijd in Jeruzalem, maar als hij er is, zoekt hij Judas op om te spelen en te praten.

Judas ontwaakt er door. Op Golgotha komen zij tot diepe gesprekken, de jongen vertelt, dat er ook in hem geen rust is. Judas heeft medelijden met hem, maar weet hem al evenmin te helpen. Als Judas de diepte van dit zielenleven had kunnen waarnemen, zou hij in zijn vriend de moordenaar hebben herkend, die links van Christus aan het kruis hing en geen vergeving nodig had. Zoals Judas thans naar zichzelf zoekt, zoekt deze ziel naar de vergeving, die hij toen lachend verwierp!

Naarmate Judas ouder wordt, komt er meer rust in hem. Hij is nu voortdurend op Golgotha, geestelijk is hij ver weg van de Aarde, iedere gedachte put hij uit een andere wereld, stoffelijk wordt hij blind en gevoelloos. Hij zit bij de plek, waar eens het Kruis van Christus heeft gestaan, rustig en ingetogen wacht hij op het wonder, dat komen moet en dat hem aan zichzelf zal tonen.

Judas --- is hij Judas? Het wonder komt niet, Judas zakt in een geestelijke diepte weg en een hartverlamming maakt een einde aan dit leven.

Ontmoeting in het hiernamaals na het sterven van zijn laatste leven:

In de wereld, waarin hij thans zijn ogen open slaat, wachten lichtende gestalten op hem. Judas gelooft hen te herkennen. ,,Is dat niet….? Maar dat kan toch niet? Zijn ze het dan toch?’’ vraagt hij zich af.

De gestalten treden op hem toe. Eén zegt:,,Ja, mijn broeder, wij zijn het. Ik ben Petrus, daar zijn Johannes en Andreas, daar zijn Jacobus en de anderen. Wij komen je verwelkomen!’’

Petrus en de andere apostelen begroeten Judas in de sferen van het licht. Maar veel kan Judas nog niet verwerken en hij valt in slaap. Als hij ontwaakt, roept hij dadelijk om de apostelen. Petrus vraagt hem of hij hun herkend heeft. Ja, ja, verzekert Judas hem, hij heeft hen allen herkend.

Hij valt op zijn knieën, Judas, en stelt zijn medebroeders vragen. Petrus doet hem opstaan en maakt hem duidelijk, wat er met hem is geschied. Tafereel na tafereel toont hij hem en zo overziet Judas thans al zijn levens, het waas valt hem van de ogen.

Hij begrijpt nu de vragen en de spanningen, die hem tijdens z’n aardse levens drukten. De apostelen brengen hem naar de eerste sfeer, waar hij kan uitrusten. Hier dankt hij God voor alles, wat hij te beleven kreeg, hij heeft z’n lessen geleerd en begrijpt nu de fouten, die hij als Judas jegens Christus beging.

Toch is hij niet vrij van alles, er brandt nog steeds een vuur in hem en ook daarvan wil hij zich bevrijd zien. Judas luistert aandachtig als zijn mede-apostelen hem vertellen, hoe te moeten handelen. Hij aanvaardt alles.

Daar beleefde en overzag Judas het hele gebeuren opnieuw maar als geestelijke (astrale) persoonlijkheid en overzag al zijn verdere levens en zo dus ook de vele dwaaltochten...

Dan voeren de apostelen hem naar Golgotha terug en weer leeft hij in Jeruzalem, maar nu als astrale (geestelijke) persoonlijkheid. Terwijl hij daar zijn levens overziet, wordt hem duidelijk, wat er nog in hem brandt.

Hij wil uit de mond van zijn Goddelijke Meester horen, dat Deze hem zijn daden vergeeft, anders zal hij nimmer gelukkig zijn. Wellicht komt zijn Meester hier tot hem. In diep verlangen wachtend op de komst van Christus, gaat hij nog eens al zijn levens na en mediteert, terwijl de apostelen naar hun eigen hemelen zijn teruggekeerd.

Zijn Meester komt niet en er komt een gevoel van wanhoop over Judas. De gedachten aan de eeuwige verdoemenis laten hem niet los; zal Christus hem zijn daden niet kunnen vergeven en zal hij dus altijd met die vloek moeten rondlopen?

Maar er is toch licht in hem, en er is toch een enorm verschil in zijn denken en voelen hier dan met die, tijdens zijn spookachtige dwaaltochten over de Aarde.

Maar de maanden en jaren gaan voorbij en nog altijd leeft hij daar in afwachting in Jeruzalem en op Golgotha, smekend om het vergevende woord dat hem het eeuwigdurende geluk zal schenken.Was zijn daad dan te groot om ooit vergiffenis te kunnen ontvangen? Opnieuw en opnieuw keert hij naar zijn vorige levens terug en loopt er weer rond met zijn Meester en z’n mede-apostelen.

Als hij zich zo laat gaan, rustig blijft en geen verlangens in zich laat opkomen, is er vrede en geluk in hem. Maar zodra hij zich laat drijven door zijn dwingende begeerte om vergeving, stijgt de onrust in hem en voelt hij, dat hij weer achterop raakt. Hij eist dan weer – en heeft het leven hem niet te verstaan gegeven, dat hij niets te eisen heeft? Moet zijn verschrikkelijke ,,willen’’ hem dan weer vernietigen?

Hij smoort nu iedere gedachte, die in zijn innerlijk opkomt en hem dwingen wil, vragen te stellen, vergeving te verlangen. Niets mag hem thans voortjagen, eisen of verlangens mogen er niet in hem zijn, slechts reine, volle overgave. Dan pas zal hij zijn foute eigenschappen overwonnen hebben, dan zal hij meester zijn over zichzelf. En met deze nieuwe gevoelens in hem, beleeft hij het Golgotha-drama opnieuw, hij schrikt er niet voor terug, alles wil hij beleven, ook zijn eigen rol in het vreselijke gebeuren. Hij denkt rustig over alles na en nu is er in hem van eisen geen sprake meer.

En nu mag hij om vergeving vragen, er is thans begrijpen, overgave en weten in hem gekomen! Hij knielt neer en bidt zijn Goddelijke Meester om vergiffenis. En thans is hij niet alleen op Golgotha, miljoenen zielen volgen hem, volgen zijn leven met Christus op Aarde en gaan tevens hun eigen levens na. Zo komt er ook in hen verdieping, begrijpen en overgave.

En Judas bidt:,,God, o mijn God, vergeef mij mijn fouten. Ik wilde Uw Zoon niet verraden. Ik wilde het Jodendom wakker schudden. Ik zal alles weer goed maken, maar een verrader ben ik niet. Uw Zoon en Heilig Kind weet het. Ik vraag U om vergeving, mijn God. Help mij, vergeef mij.’’ In hem is licht, warmte en geluk gekomen.

Toen hij dacht, dat niets hielp en hij zichzelf en alles opgaf, hij helemaal niets meer was, voelde hij zich opengaan en straalde er licht van hem af. Het leven om hem heen lost op, Judas ziet zich alleen op Golgotha. Een gouden licht breekt door, het overstraalt zijn kleine leven.

Jezus: ,,Judas, Judas, twijfelt ge nog? Alles is u vergeven, Judas, alles, gij hebt u zelf leren kennen...

Judas slaat de blikken omhoog en ziet in het gelaat van zijn Goddelijke Meester. ,,Meester, mijn Meester, Gij bent het, de Messias. Kunt u mij vergeven?’’

Judas voelde zich opgenomen in de heiligheid en de heerlijkheid van Gods Kind, Jezus Christus. Zijn ogen konden zich niet losmaken van Diens stralende gelaat.

Dan hoort hij zeggen: ,,Judas, Judas, twijfelt ge nog?’’ Hij kan geen woord uitbrengen, Judas, overweldigd als hij is door dit ontzaglijke gebeuren. En Christus zegt dan: ,,Alles is u vergeven, Judas, alles, gij hebt u zelf leren kennen. Ga terug naar de sferen van licht en vervolg daar uw weg. De wetten van Mijn Vader kent ge. Kom Mijn Zoon, nu is alles vergeten.’

Judas voelt hoe hij in het leven van Christus opgenomen wordt, hij weet zich thans door Zijn Heilige krachten gedragen. Hij voelt zich hoger en hoger gaan. Tussen Hemel en Aarde ontvangt Judas van zijn Meester de zegen. Dan lost Christus voor hem op, maar in Judas zingt nu het geluk, vrij als hij is van iedere verkeerde gedachte. De astrale wereld neemt Judas op, als al het leven van God keert hij naar zijn Alvader terug.

Bron:

  • Jozef Rulof boek Lezing Deel 1 : De Caïphas en de mens en Jeruzalem en de mens

  • De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien : Hoofdstuk V Judas Iskariot

De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien :

Hoofdstuk V Judas Iskariot

Judas-Iskariot uit De volkeren der Aarde door gene zijde bezien.pdf