De bewijzen over zijn opstanding

De opstanding van Jezus is het meest bewezen feit uit de geschiedenis !

Wanneer de Joodse leiders Jezus’ recht in vraag stellen om de tempel te reinigen zoals Hij deed en eisen dat Hij het gezag achter zijn actie bekendmaakt, dan antwoordt Hij: ‘Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’ (Johannes 2:19).

Jezus heeft eerst ook letterlijk de tempel gereinigd omdat deze mannen in Gods tempel in Jeruzalem zo geldzuchtig zijn. Ze proberen veel geld te verdienen aan de mensen die hierheen komen om God te aanbidden.

Zijn tegenstanders dachten dat Hij verwees naar de letterlijke tempel en beoordeelden zijn aanspraak als belachelijk (2:20). Volgens Johannes verstonden zelfs de discipelen op dat moment niet waarover Hij sprak. Natuurlijk wist Johannes beter toen hij zijn evangelie schreef en Hij verbindt er zijn conclusie aan: ‘Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams’ (2:21). Maar hij noteert ook getrouw: ‘Toen Hij dan opgewekt was uit de doden, herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had’ (2:22).

Jezus bracht ook de tempel tot een einde. Omdat alles wat de tempel aanging op Hem sloeg, kwam er een einde aan de tempel toen Hij stierf.

Toen Hij opstond uit de dood was de tempel niet meer nodig (daarom werd de tempel een generatie later ook verwoest).

Het bewijs van Jezus opstanding (verrijzenis) is nooit weerlegd

“Laat het simpel gezegd zijn dat we meer weten over de details van de uren onmiddellijk vóór, en de feitelijke dood van Jezus, in en nabij Jeruzalem, dan we weten over de dood van enig andere man in de oude wereld”.

Jezus, de Bijbel en het Christendom staan of vallen met Christus’ opstanding! De bijbelse verslagen over Jezus beweren historische ooggetuigenverslagen te zijn (Lukas 1:1-4; 2 Petrus 1:15-16; 1 Johannes 1:3). Christus verbond zijn gezag met de opstanding. Minstens zeven keer zei Hij dat Hij zou sterven en opstaan uit de doden: Mattheüs 16:21; 17:9, 22-23; 20:18-19; 26:32; Lukas 9:22-27; Johannes 2:18- 22). Paulus zei dat het christelijke geloof opgehangen is aan Christus’ opstanding (1 Korinthiërs 15:14- 17)

Drie grote bewijzen voor de opstanding van Christus:

1. Het karakter van de evangelieverslagen. De evangelieverslagen zelf geven elk bewijs dat ze geschreven werden door ooggetuigen die geloofden wat zij schreven en die de waarheid spraken zonder verfraaiingen of mythevorming. Er is daar geen zinspeling op fictie, mythe of misleiding. Beschouw de details van de verslagen. Het Johannes’ evangelie is helemaal gekarakteriseerd door een persoonlijke toets. Het heeft alle kenmerken van bewijs, niet enkel als van een ooggetuige, maar van een zorgvuldige waarnemer … Het lopen van de discipelen naar het graf, de orde van hun aankomst aan het graf en hun binnengaan, het feit dat Johannes zich voorover boog en keek door de lage ingang en daar de linnen doeken zag liggen, terwijl Petrus die moediger was als eerste het graf binnenging … de beschrijving van de positie van de doeken en de afzonderlijk geplaatste, opgerolde zweetdoek … dit kan zeker niets anders zijn dan de beschrijving van iemand die het echt heeft gezien, en op wiens herinnering de scène steunt, voor wie het aanzien van het lege graf en de achtergelaten grafdoeken een kritisch punt vormen in geloof en leven”.

Flavius Josephus, eigenlijk Joseph ben Mathitjahoe ha-Kohen (Jeruzalem ca. 37 – Rome na 100), Joods geschiedschrijver uit een priesterfamilie, was bij het begin van de Joodse Opstand als gezant in Rome (66). Hij werd geboren in 36 nC, leefde kort bij de gebeurtenissen en heeft veel geschreven over Bijbelse figuren en plaatsen, zoals de kleurrijke groep van Herodes en zijn familieleden; de Romeinse keizers, de families van de hogepriesters - Annas, Kajafas, Ananias; de Farizeeën en de Sadduceeën; maar ook Christus en christenen, Johannes de Doper, Jakobus (halfbroer van Jezus); enz.

Hier een uittreksel uit De Oude Geschiedenis van de Joden, Boek XVIII, Hoofdstuk 3, Par. 3 : "In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderbaarlijke dingen over hem gezegd. " Flavius’ gehele werk is hier in het Engels online: http://www.sounddoctrine.net/his…/WorksofFlaviusJosephus.pdf.

2. Bovendien, als mannen de verslagen van Christus’ opstanding zouden verzonnen hebben, zouden ze nooit gezegd hebben dat de vrouwen de eersten waren om te geloven. In die tijd hadden vrouwen geen gezag in de ogen van de maatschappij. Zij konden zelfs niet getuigen in een rechtbank, behalve in zeldzame gevallen (J.P. Moreland, Scaling the Secular City, p. 168). Het verslag van de vrouwen die het eerst geloofden is niet zoiets wat zou opgeschreven zijn tenzij dit werkelijk zo gebeurde en tenzij de schrijvers van ganser harte toegewijd waren om de waarheid weer te geven, de hele waarheid en niets dan de waarheid. Deze treffende oprechtheid is een krachtig bewijs dat de Evangeliën ware, ongekleurde verslagen zijn.

3. Dat de tombe van Jezus leeg was wordt bewezen door twee feiten: Ten eerste, de Joodse leiders moesten de leugen uitvinden dat de discipelen Zijn lichaam hadden gestolen (Mattheüs 28:11-15). Als het lichaam van Jezus ergens anders naartoe gebracht was, dan zouden zij het gezocht en tevoorschijn gebracht hebben. Ten tweede, slechts enkele weken na de kruisiging, slechts een steenworp van de lege tombe zelf, verkondigde Petrus de opstanding en 3.000 mensen (Handelingen 2:37-42) geloofden, wat later gevolgd door 5.000 mannen (Handelingen 4:4) en ook een grote menigte priesters werd aan het geloof gehoorzaam (Handelingen 6:7). Als iemand het lichaam tevoorschijn had kunnen halen, of met een redelijke verklaring zou afkomen waarom het gemist werd, dan hadden ze dat zeker gedaan!

Hierna volgen een aantal theorieën die voorgesteld werden om een lege tombe te verklaren. Sommigen zeggen dat Jezus slechts was flauwgevallen maar dat Hij in de koele tombe herstelde Dit wordt weerlegd door het feit dat professionele soldaten hadden vastgesteld dat Hij dood was (Johannes 19:31-34). Verder, hoe kon een bijna-dode man de zware steen van binnenuit verwijderen en zijn volgelingen overtuigen dat hij was opgestaan uit de dood? Denk na over wat Jezus had ondergaan: zwaar geslagen, nagels doorboorden zijn handen en voeten, een speer doorboorde Zijn zijde (Johannes 19:34), en en was een groot verlies van bloed en lichaamsvochten, wat volgens medische wetenschappers bewees dat Hij wel degelijk gestorven was.

Sommigen zeggen dat de vrouwen naar de verkeerde tombe liepen. Niet alleen is dit tegengesteld aan wat de Evangelieverslagen zeggen, maar het houdt helemaal geen steek. Als de vrouwen naar de verkeerde tombe waren gegaan en er verslag van deden dat Christus was opgestaan op basis van een vergissing, dan zou dat spoedig aan het licht komen. Ten eerste, de discipelen waren niet dom. Zij zouden hun levens niet hebben gegeven voor een getuigenis van enkele geografisch verwarde vrouwen. Zij zouden het verhaal grondig gecontroleerd en de waarheid achterhaald hebben. Verder zullen de Joodse leiders zich ervan verzekerd hebben dat het om de juiste tombe ging.

Sommigen zeggen dat de discipelen hallucineerden Als zij hallucineerden, dan zal dat een massale hallucinatie geweest moeten zijn, want Paulus zei dat de opgestane Christus werd gezien door meer dan 500 mensen tegelijk (1 Korinthiërs 15:5-8)! Toen Paulus de brief van 1 Korinthiërs schreef waren de meeste van deze ooggetuigen nog in leven. Paulus schreef niet over dingen die lang geleden gebeurd waren. “Laten we de 500 getuigen eens nemen die Jezus levend zagen na Zijn dood en begrafenis, en laten we hen in een rechtszaal plaatsen. Stel u eens voor dat elk van deze 500 mensen slechts zes minuten zou krijgen om hun getuigenis af te leggen, samen met een verhoor, dan zou je een 50-tal uren hebben aan eerstehands-getuigenissen. Voeg hierbij de getuigenissen van vele andere ooggetuigen en je zou dan het grootste en meest onevenwichtige gerechtelijke onderzoek hebben uit de geschiedenis”

De Joodse leiders zegden dat het lichaam gestolen werd. Zij betaalden de bewakers om te liegen en te zeggen dat de discipelen Jezus’ lichaam gestolen hadden (Mattheüs 28:11-15). Dit is een onmogelijk verhaal. Ten eerste, als zij sliepen hoe konden zij dan weten wat er gebeurde met het lichaam, of weten wie het zou gestolen hebben? Ten tweede, op slapen tijdens de wacht stond de doodstraf in die dagen. Dat één van de bewakers in slaap zou gevallen zijn is misschien denkbaar, maar dat allen in slaap vielen niet. “Dat zonder uitzondering allen in slaap zouden gevallen zijn toen zij daar gestationeerd waren voor zo’n buitengewone opdracht is niet aannemelijk, in het bijzonder wanneer men in beschouwing neemt dat deze wachters onderworpen waren aan de strengste discipline in de wereld. Het betekende de dood voor een Romeinse schildwacht om te slapen op zijn post. Maar onderhavige wachters werden niet geëxecuteerd, noch achtte men ze schuldig, zelfs niet door de heersers, smartelijk bedroefd en geërgerd als zij moeten geweest zijn door het falen van hun plan om het lichaam te bewaken” Bovendien geeft Mattheüs 28:14 aan dat zij Romeinse wachters waren, omdat ze bang waren voor wat Pilatus zou doen als hij over deze zaak zou horen. Ten derde, uit hun daden is het evident dat de Joodse leiders hun eigen verhaal niet geloofden. Zij riepen de discipelen niet om hen te ondervragen toen zij beseften dat het lichaam gemist werd, en zij deden geen poging om het lichaam te vinden.

Verder, wie kon Christus’ lichaam gestolen hebben? De Joden stalen het lichaam niet, want zij vroegen aan Pilatus om een wacht en om verzegeling van het graf, opdat het niet gestolen zou worden door de discipelen. De Romeinse overheid stal het lichaam niet omdat zij de Tombe verzegelden en bewaakten, en ze hadden helemaal geen reden om christenen toe te laten het lichaam te stelen en te zeggen dat Hij was opgestaan. De discipelen hebben het zeker niet gestolen. Ten eerste, zij verborgen zich uit vrees voor hun levens. Ten tweede, zij hadden geen gelegenheid, omdat de tombe verzegeld en bewaakt was. Ten derde, zij hadden geen leider die zoiets kon voorzien en volbrengen. Hun leider, Petrus, was een gebroken man op dat moment. Ten vierde, zij zouden wel dwazen geweest zijn om te moeten lijden en gedood te worden voor een leugen!

We mogen ook niet vergeten hoeveel precies de vroege christenen leden voor hun getuigenis dat Christus was opgestaan uit de doden. Ze werden aan de kaak gesteld door familie en vrienden, ze werden gehaat en als vijanden van de maatschappij beschouwd, gemarteld, jaren gevangengezet in donkere door ratten geteisterde cellen. Hun bezittingen werden geconfisqueerd, ze werden gekruisigd, levend verbrand, aan flarden gereten door wilde dieren, in stukken gehouwen, geroosterd, hun tongen werden uitgetrokken en hun ogen uitgestoken. Ook moesten zij marteling en dood ondergaan door toedoen van geliefde familieleden “Hun Meester was recent omgekomen als een misdadiger, door de bestraffing van een publiek tribunaal. Door het propageren van dit nieuwe geloof, zelfs op de meest vredige manier, konden zij niets anders verwachten dan verachting, oppositie, schelden, bittere vervolging, geseling, gevangenschap, marteling en een wreedaardige dood. Maar toch verkondigden zij dit geloof zo ijverig; en al deze ellende verdroegen zij zonder versagen, ja, met verheuging. Naarmate de ene na de andere miserabel ter dood gebracht werd, zetten de overlevenden hun werk verder met verhoogde activiteit en beslistheid.

Sommigen zeggen dat Jezus geestelijk opstond maar niet lichamelijk Jezus heeft dit specifiek weerlegd door te eten en de discipelen Hem te laten aanraken (Lukas 24:37-43). Frank Morison zette zich op weg om de evangelieverslagen van Christus’ opstanding in diskrediet te brengen, maar in plaats daarvan concludeerde hij dat het enige wat aan de historische feiten tegemoetkomt de werkelijke opstanding van Jezus uit de doden was. Is het in deze tijd van wetenschap mogelijk te geloven in een lichamelijke opstanding uit de doden. Zonder twijfel is de opstanding uit de doden biologisch onmogelijk vanuit het standpunt van wat natuurlijk en observeerbaar is, maar Christus’ opstanding was niet natuurlijk, het was een goddelijk wonder. De Schepper wordt niet beperkt en is niet onderworpen aan de natuurlijke dingen die Hijzelf schiep.

Als het bewijs zo sterk is, waarom gelooft dan niet iedereen?

1. Velen hebben nooit gehoord van het bewijs of het onderzocht.

2. Velen zijn willens en wetens blind. Ze weigeren te geloven in wonderen (2 Petrus 3:5).

3. Velen willen zich niet aan een God onderwerpen. Lee Strobel (ooit zelf een atheist) vertelt van een kennis die ermee instemde dat het bewijs voor Christus’ opstanding overweldigend is, maar deze weigerde ondanks alles het te geloven en zei: “ik wil geen nieuwe meester”.

“THE CASE FOR CHRIST"

4. De bestemming van een mens hangt af van zijn relatie met Jezus. Iedere mens bestaat eeuwig en hij kan de realiteit van dit feit niet ontgaan door niet te geloven...

Uit de boeken van Jozef Rulof weten we dat Jezus zijn dood lichaam in het graf versnelt had opgelost = gedematerialiseerd

Christus dematerialiseerde Zichzelf en zegt: ‘Daar blijft u van af, dat behoort ‘achter de kist’. Nu grijp Ik in, dit zijn Mijn wetten.’

Als men dat ook nog had kunnen krijgen, dan hadden ze dat ook weer opnieuw geslacht en bezoedeld en mismaakt.

Lezingen deel 1 (blz 324 - De mens en Golgotha)

Bron-tekst: Guido Vermeire (voor al zijn artikels zie op interessante links pagina)