toeleiding naar werk
toeleiding naar werk
De overgang van school naar werk is zeker voor jongeren in het vso-pro onderwijs een flinke uitdaging. Eenmaal op de arbeidsmarkt hebben oud-leerlingen in meer of mindere mate ondersteuning nodig om aan het werk te blijven. Zonder passende begeleiding/nazorg is het risico op uitval groot.
Circa drie jaar na uitstroom heeft tussen de 35 en 60 procent van de oud-leerlingen geen werk meer. Om dit percentage terug te dringen, is ‘waakvlam’-ondersteuning nodig gedurende de eerste jaren. Uiteraard moet er ook aandacht zijn voor de doorontwikkeling van deze jongeren. Niet alleen voor wat betreft arbeidsvaardigheden, maar ook op de andere levensterreinen als financiën, gezondheid en wonen en scholing. Dat verkleint het risico op uitval.
De Route van School Naar Werk
Veel jongeren in het vso-pro stromen direct van school door naar een betaalde baan. Voor hen geldt vanaf hun 16e geen leer- of kwalificatieplicht. Dat is bijzonder, want dat betekent dat sommigen al op hun 16e, 17e definitief hun school verlaten om aan het werk te gaan en veel andere leerlingen van het vso-pro dat rond hun 18e/19e doen. Dat is anders dan de meeste jongeren die na hun middelbare schoolperiode doorleren. Hun ‘middelbaar’ staat in het teken van schoolse vakken als wiskunde en biologie, terwijl op het vso (in de uitstroomroute ‘arbeid’) en pro, naast deze vakken, al vroeg wordt gewerkt aan ‘werknemersvaardigheden’ en ‘beroepsoriëntatie’. En vanaf de middenbouw beginnen vaak al de eerste stages. Het is best lastig al op je 13e, 14e of 15e volop bezig te zijn met de voorbereidingen op je leven als werkende volwassen,
terwijl je, net als je leeftijdgenoten, jezelf nog aan het ontdekken bent en nog geen beeld hebt over wat je wil met je leven en hoe je toekomst eruit gaat zien. Voor de leerlingen, de ouders, maar ook voor de docenten en de werkgevers waar de leerlingen stage gaan lopen of een baan kunnen krijgen, is dat een hele uitdaging: puber zijn en volwassen tegelijk, of dealen met jongeren die tegelijk puber én volwassen moeten zijn. Dat maakt de route van school naar werk in het vso-pro zo bijzonder voor alle betrokkenen. Ze zijn allemaal bezig met een proces van ondersteunen én loslaten en dat betekent een heleboel afstemmen met de leerlingen zelf en met hun hele omgeving. Het betekent in de praktijk dat veel leerlingen jong van school (en aan het werk) gaan, terwijl het ‘reguliere’ leer- en ontwikkelingsproces doorloopt in de naschoolse periode; op de werkvloer.
Het is moeilijk om de motivatie van de leerlingen op school vast te houden. School is vaak niet zo ‘hun ding’.
Een deel van de leerlingen vindt school maar saai of onnodig en wil het liefst snel van school om geld te verdienen. Stage lopen zien ze als werken zonder inkomen. Het komt voor dat ze van de een op de andere dag niet meer op school verschijnen, omdat ze een baan hebben gevonden. Leerlingen die het niet zo ‘op leren’ hebben, zitten vaak tegen heug en meug in de schoolbanken en met lange gezichten tijdens de lessen ‘werknemersvaardigheden’.
Een ander deel van de leerlingen vindt het niet zo nodig om aan het werk te gaan. Thuis lonkt de spelcomputer en al dat vroege opstaan of die ingewikkelde busreis naar het werk, met drie keer overstappen, is ook niet erg motiverend voor iemand die nog op zoek is naar zijn eigen identiteit en toekomst. Daarnaast zijn veel wensbanen voor de leerling in de praktijk niet bereikbaar. Dat is natuurlijk frustrerend.
Een derde categorie leerlingen die moeilijk te motiveren is voor het doorlopen van de route van school naar werk, is die van de leerlingen die, ondanks hun uitstroomprofiel ‘arbeid’, willen doorstromen naar het mbo. Dat kan lastig zijn, omdat de capaciteiten van de leerling onvoldoende aansluiten bij de eisen van de mbo-opleiding. Of omdat de sociale vaardigheden van de leerling onvoldoende zijn om zich op de (vaak grote) ROC-scholen staande te houden.
Het is daarom ook niet voor niets dat vso-pro scholen de leerlingen na school nog nazorg bieden. De invulling hiervan is overigens nog sterk in ontwikkeling. Op de ene school is het voornamelijk een administratieve kwestie, andere scholen onderhouden persoonlijk contact met schoolverlaters, al dan niet in samenwerking met het RMC. Maar het betekent vooral dat de route van school naar werk vaak een ingewikkeld en intensief samenspel is tussen school, (stage)werkgevers, ouders, maatschappelijke (hulpverlening-) organisaties, coachende professionals, uitkeringsinstanties en anderen. Een samenspel dat begint bij de school en met name bij de inrichting van de route van school naar werk voor alle leerlingen in het algemeen en voor iedere specifieke leerling in het bijzonder. En een samenspel dat nog lang doorloopt in het leven van de (oud-)leerling, waarbij nieuwe personen en organisaties een plaats gaan innemen en anderen uit beeld raken. Hoe de school, en in het bijzonder de professionals betrokken bij de route van school naar werk, hiermee om (kunnen) gaan, dat is de centrale focus in dit reflectiedocument.
Andere leerlingen met wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben meer ondersteuning nodig om aan het werk te komen en te blijven. Het instrument Jobcoaching – ook wel aangeduid als ‘persoonlijke ondersteuning’ – kan soms uitkomst bieden. Wat is Jobcoaching precies en wanneer wordt het ingezet? Een gangbare omschrijving van Jobcoaching is ‘de ondersteuning die mensen met een beperking in staat stelt om bij een werkgever in een reguliere functie aan de slag te gaan en te blijven.’ Daarbij wordt altijd gekeken naar twee kanten: de functie, werkplek en omgeving waarin de werknemer moet functioneren enerzijds ende mogelijkheden van de werknemer anderzijds. Het kennis- en innovatiecentrum CrossOver definieert Jobcoaching als ‘het geheel aan ondersteunende activiteiten dat nodig is om arbeidsparticipatie van mensen met een beperking op een specifieke werkplek optimaal en duurzaam te maken.’ Het gaat daarbij om activiteiten die overstijgend zijn aan het gebruikelijke inwerktraject van de werkgever en die na het inwerken (nog) nodig zijn om de opgedragen taken te kunnen blijven uitvoeren. In feite gaat het erom de (oud-) leerling succeservaringen te laten opdoen en daarop verder te bouwen in de context van de werkplek. Dit gebeurt volgens het ‘first place then train’-principe: eerst in een betaalde baan plaatsen en daarna op de werkvloer in de echte werksituatie vaardigheden aanleren. Aan de slag met Jobcoaching (Programmaraad PDF)
Nieuw zijn de voorbeelden die in het kader van het Koploperproject (2017-2022) rond het versterken van cliëntondersteuning voor specifieke groepen, zijn ontwikkeld.
De pilot in Zwijndrecht heeft de vorm van een waakvlamfunctie voor mensen met een lvb. Dat wil zeggen dat er een lifecoach langdurig maar laagintensief betrokken is en blijft, en uitgaat van de aanwezige zelfredzaamheid van de cliënt. Deze waakvlamfunctie wordt op twee niveaus ingezet:
kwetsbare jongeren in de overgang van 18 naar 18+ bij twee vso-pro scholen, en
kwetsbare mensen in een latere levensfase via de Sociale Dienst Drechtsteden.
In het kader van de AJW (Aanpak Jeugd Werkeloosheid) zijn tijdens de Corona periode vergelijkbare, maar helaas daardoor ook tijdelijke, initiatieven opgestart. Daarnaast worden ook vergelijkbare initiatieven opgestart als Pilot Life-coaching RMC Utrecht vanuit VSV middelen.
Centraal in het project staat de Dinges, de ‘kampioen van het hedendaagse netwerken’, die meer dan gemiddeld in staat is om de vele betrokken personen en instanties met elkaar te verbinden en te laten samenwerken. In dit geval de stagebegeleider of -coördinator. Een cruciale rol, waarvan de impact niet altijd (direct) zichtbaar is. Een rol ook die erom vraagt dat je je onzekerheid durft te omarmen, je kwetsbaar durft op te stellen en buiten de gebaande paden durft te gaan om verandering te bewerkstelligen. Want de route van school naar werk is geen wetenschap, het is maatwerk.
De Route van School naar Werk juli 2020 Branko Hagen, Hans Bosselaar, Gilles Gerth, Henk Krauwel, Christine Swart en Monique Vering
Dakpanaanpak
Uit het onderzoek blijkt dat vrijwel alle scholen voor de route naar werk een aantal vaste stappen hebben. De eerste schooljaren ligt het accent vooral op algemene vorming en is er enige aandacht en ruimte voor kennismaking met en oriëntatie op werk. Soms beginnen scholen dan al met het aanbieden van interne stages. In de middenbouw doen leerlingen vaak groepsstages als eerste concrete stap in de zoektocht naar wat zij kunnen. In de laatste schooljaren ligt het accent op de individuele stappen ‘naar buiten’ en de realisatie van de uitstroom naar betaald werk. In ons onderzoek benadrukken veel respondenten hoe belangrijk het is dat de fasen in de route van school naar werk elkaar overlappen. Elke volgende fase moet als het ware aangehaakt zijn op de fase ervoor. Zoals dakpannen ook altijd onderling overlappen én in elkaar grijpen. De overlap tussen de pannen voorkomt niet alleen lekkage, maar zorgt ook voor de samenhang van het geheel.
De dakpanstructuur laat zien dat het noodzakelijk is dat de begeleiding en aansturing van de verschillende betrokkenen elkaar overlappen, zodat informatie over de leerling niet weglekt en dat de verschillende fasen in de opleiding van de leerling in elkaar grijpen tot een stevige route van school naar werk. Zo grijpt de fase van de onderbouw in in die van de middenbouw en zijn alle fasen op hun manier even belangrijk om een stevige en succesvolle route van school naar werk voor elke leerling te realiseren. Werken ze niet volgens de dakpanaanpak, dan horen we veel meer problemen in de afstemming van de begeleiding.
Vaak vormen de stagecoördinatoren het belangrijkste onderdeel in de dakpanstructuur. Zij werken binnen school samen met het team van docenten en met de leerlingen en hun ouders. Buiten school werken ze samen met een actief en betrokken netwerk van werkgevers en met (vaste contactpersonen bij) instanties als de gemeente en UWV. En daarmee is hun rol in de dakpanstructuur nog niet compleet. Ondersteuning in privéleven Veel jongeren in het VSO en Praktijkonderwijs worden omringd door professionals, die hen op allerlei levensgebieden ondersteunen en begeleiden. Het gaat dan om professionals uit de jeugd-zorg, uit het wijkteam of van organisaties als MEE. Ook dat zijn partners die meewerken aan de vormgeving van de route van school naar werk. En dus is ook met hen de overlap volgens de dakpanaanpak van wezenlijk belang. Daarom werken stagecoördinatoren regelmatig samen met de mentoren en zorgcoördinatoren op school, die vaak goed zicht hebben op de actuele vraagstukken en ondersteuning die de leerlingen hebben in hun privéleven.
Veel jongeren in het vso-pro worden omringd door een of meer professionals, die hen op andere levensgebieden ondersteunen en begeleiden. Het gaat dan om professionals uit de jeugdzorg, uit het wijkteam of van organisaties als MEE. Ook dat zijn partners met wie wordt nagedacht over en die vormgegeven aan de route van school naar werk van de leerlingen. En ook met die organisaties is overlap volgens de dakpanaanpak van wezenlijk belang. In dit verband werken stagecoördinatoren ook regelmatig samen met de zorgcoördinatoren op school, die vaak goed zicht hebben op de actuele vraagstukken en ondersteuning die de leerlingen hebben in hun privéleven.
Staco overleg
Ten slotte, zo leren de interviews, nemen stagecoördinatoren vaak deel aan regionale netwerken van collega’s van andere scholen en deskundigen van gemeenten. Een zogenoemd lokaal of regionaal ‘staco-overleg’ is volgens veel respondenten van wezenlijk belang om kennis over regionale mogelijkheden en nieuwe regelingen uit te wisselen, maar ook om bijvoorbeeld over en weer stageplaatsen uit te wisselen en leerlingen te laten meeliften op de kennis en activiteiten van andere scholen
Uit: Reflectiedocument De Route van School Naar Werk. We kunnen (nog) meer doen om leerlingen naar werk te begeleiden Hans Bosselaar en Branko Hagen Juni 2022
De pilot ‘mbo Praktijkleren op Maat’ inclusief Jobcoaching, door het RPA NHN, St. Trigoon WF en het MBO
site vso-pro
Aan de slag met Jobcoaching (Programmaraad PDF)
Life-coaching / waakvlamfunctie (Movisie/Zwijndrecht)