dagbesteding
dagbesteding
Dagbesteding met aandacht voor doorontwikkeling
Sinds 14 juli 2016 is het VN-Verdrag Handicap van kracht in Nederland. Dit verdrag biedt gemeenten de mogelijkheid om de integratie te realiseren tussen de verschillende beleidsterreinen binnen het sociaal domein, om zo te komen tot een inclusieve samenleving waarin iedereen mee kan doen. Onderdeel van dit verdrag is het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt door het ondersteunen van mensen met een beperking bij arbeidsparticipatie. Op grond van artikel 27 van het verdrag hebben personen met een handicap, net als iedereen, het recht om met werk dat zij zelf hebben gekozen in hun levensonderhoud te voorzien. Arbeidsmarkt en werkomgeving horen niemand uit te sluiten en moeten toegankelijk zijn voor personen met een handicap.
Het komt voor dat leerlingen door een handicap zo beperkt zijn, dat er geen direct uitzicht is op een reguliere arbeidsplek. Zij zijn dan aangewezen op dagactiviteiten. Het gaat om leerlingen in het vso-pro met uitstroomprofiel dagbesteding. Dagbesteding is op alle fronten zeer divers. Het is een aanbod aan zeer diverse doelgroepen, valt binnen verschillende wettelijke kaders (Wmo, Wlz, Participatiewet) en kent een zeer breed palet van aanbieders.
In 2024 is door de Netwerk coördinatoren vso-pro een landelijke enquête uitgezet. Van de deelnemende scholen, hebben 162 scholen met leerlingen die uitstromen richting dagbesteding, de enquête ingevuld. Dit zijn 111 vso-scholen, 48 pro-scholen en 3 scholen die beide onderwijsvormen aanbieden. De uitkomst wordt door de Sectorraden Pro en GO aangeboden aan de Staatssecretaris van OCW Mariëlle Paul. Met de vraag om hier landelijk, vanuit het Ministerie, naar te handelen.
Enquête aangevuld met cijfers Noord-Holland Noord
In NHN hopen we op een landelijke aanpak om deze problemen aan te pakken. We hebben daarnaast binnen onze regio goede contacten met de verschillende gemeenten. In het voorjaar van 2025 gaan we aan verschillende tafels dit knelpunt aankaarten. Daarom is de landelijke enquête uitgebreid met de uitkomsten van onze eigen vso-pro scholen. Zodat we binnen onze eigen regio aan de slag kunnen om dit knelpunt voor onze meest kwetsbare jongeren aan te pakken.
Door de betrokken partijen (scholen, overheid/gemeenten en samenwerkingsverbanden) wordt verschillend gedacht over de invulling van deze schoolperiode en ze beoordelen het uitstroomprofiel dagbesteding verschillend:
Stage in het uitstroomprofiel dagbesteding is noodzakelijk
Scholen en stagecoördinatoren vso-pro vinden stage lopen in het uitstroomprofiel dagbesteding noodzakelijk om te bepalen welke plek past in het ontwikkelingsprofiel van de leerling. De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding zijn erop gericht dat leerlingen hun competenties voor de praktijk van hun dagelijkse activiteiten optimaal kunnen ontwikkelen, rekening houdend met hun mogelijkheden en beperkingen. De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding sluiten aan op soortgelijke doelen voor het uitstroomprofiel Arbeidsmarkt, omdat de grens daarmee (loonvormende arbeid) in de doelen bewust niet scherp wordt getrokken. Uit bouwstenen voor het vso: Uitstroomprofiel Dagbesteding SLO
Deze kerndoelen zijn gericht op praktische voorbereiding op (arbeidsmatige) dagbesteding en omvatten de volgende vier domeinen:
brede, praktische oriëntatie op werkvelden en dagactiviteiten (werk- en activiteitenexploratie),
vaardigheden om zo veel mogelijk eigen sturing te geven aan (levens-)loopbaan: verwerven, behouden en (indien nodig) veranderen van werk- of activiteitensetting (loopbaansturing),
ontwikkeling van algemene competenties voor functioneren in werk/dagactiviteiten en in wonen, vrije tijd en samenleving (praktische burgerschap). En
ontwikkeling van specifieke vaardigheden gericht op activiteiten en werkzaamheden, waaronder zo zelfstandig mogelijke redzaamheid in voor de leerling voorkomende situaties.
Geen stage maar “even wennen”
Het Ministerie en sommige gemeenten (zie hiervoor ook het onderstaande over leerlingenvervoer stagiairs vso), zijn van menig dat leerlingen in het uitstroomprofiel dagbesteding geen stage lopen. Sinds de invoering van de WMO/WLZ zijn dagbesteding aanbieders niet of minder bereid om stagiairs uit het vso-pro zonder bekostiging op te vangen. Dit stelt de scholen voor een dilemma.
Deze leerlingen gaan in de laatste periode van hun schoolcarrière ‘stage’ lopen bij een dagbestedingscentrum. Dit is dan als voorbereiding op de periode na hun schooltijd. Het doel is om de jeugdige en ouders kennis te laten maken met de situatie terplekke of om de acceptatie van de beperkingen wat gemakkelijker te maken.
Hoewel dit door betrokkenen als ‘stage lopen’ wordt aangeduid, gaat het feitelijk om deelname aan een zorgprogramma. Scholen worstelen met dit uitstroomprofiel sinds de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Anders dan bij reguliere stages is er geen sprake van enige productiviteit voor de stage-instelling. De betrokkene heeft dezelfde en misschien zelfs meer begeleiding nodig als andere deelnemers. Het gaat dan ook om een gewenningsfase van korte duur. De vraag daarbij is of het dan gaat om een onderwijsprogramma waarbij de begeleiding ten laste komt van het onderwijs of dat er tijdelijk Jeugdhulp/Wmo kan worden geïndiceerd voor deze leerlingen om de overstap van school naar zorginstelling te overbruggen.
In het vso uitstroomprofiel dagbesteding geen verplichte stage
In het uitstroomprofiel ‘dagbesteding’ van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is een stage niet verplicht. Dat benadrukt demissionair onderwijsminister Arie Slob in reactie op een kwestie die was aangekaart door een moeder. Zij had van de school te horen gekregen dat haar zoon twee dagen stage moest lopen in de dagbesteding en dat dit moest worden betaald uit het budget Wet Langdurige Zorg (WLZ). De minister meldt in een brief aan de Tweede Kamer over deze kwestie echter dat een stage in het uitstroomprofiel ‘dagbesteding’ niet verplicht is (in tegenstelling tot in het uitstroomprofiel ‘arbeidsmarktgericht’). Scholen mogen dan ook niet eisen, zo benadrukt Slob, dat leerlingen met dit uitstroomprofiel een stage doen. Wel is het volgens de minister gebruikelijk dat deze leerlingen een paar keer gaan wennen op hun nieuwe plek. Dat maakt volgens hem deel uit van het onderwijsaanbod dat de school moet aanbieden en betalen. 17-08-2021
Om te bepalen wie verantwoordelijk is voor de kosten van stagelopen bij de zorginstelling moet een aantal stappen doorlopen worden:
Stap 1: Stage?
Het is mogelijk om op dagbesteding daadwerkelijk stage te lopen, ook voor leerlingen van het VSO. Dit kan in verzorging of in de groenvoorziening van de dagbestedingsorganisatie. Dan is er geen sprake van voorbereiding op dagbesteding, maar van een daadwerkelijke inhoudelijke stage waarbij er een stageovereenkomst wordt opgesteld en er geen betaling van de organisatie nodig zal zijn voor dagbesteding. Check: is er een stageovereenkomst?
Stap 2: Uitstroomprofiel dagbesteding
Alleen als er sprake is van het profiel dagbesteding, kan het mogelijk zijn dat een ander dan de school verantwoordelijk is voor de bekostiging. Het uitstroomprofiel is opgenomen in het ondersteuningsprofielplan (OPP) van de leerling. Dit is opgesteld door de school in overleg met de ouders.
Let op! Bij het uitstroomprofiel dagbesteding was leerlingenvervoer naar het stageadres niet meer van toepassing (o.b.v. artikel 1 verordening leerlingenvervoer. Argument: Stage is praktische leertijd bij de beroepsopleiding. Uitleg: bij dagbesteding is er geen sprake van beroepsopleiding) Met de nieuwe VNG Model Verordening bekostiging leerlingenvervoer 2 december 2020 is de specificatie 'beroepsopleiding' komen te vervallen!
Check: wat staat er in het OPP?
Stap 3 Welke wet is van toepassing?
Veel leerlingen met uitstroomprofiel dagbesteding vallen onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Als de leerling een Wlz toekenning heeft, valt de verantwoordelijkheid voor de bekostiging onder de Wlz en zal de aanvraag via het Centrum Indicatiestelling Zorg lopen. De kosten voor vervoer komen in dat geval ten laste van de Wlz.
Ook als de leerling geen Wlz beschikking heeft is het aan te bevelen om na te gaan of deze leerling wel in aanmerking komt voor de Wlz. Op basis van de Jeugdwet artikel 1.2 is er geen recht op een voorziening ten laste van de Jeugdwet als er recht bestaat op de Wlz of als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de leerling onder de Wlz kan vallen (een vergelijkbare bepaling is opgenomen in de Wmo). Check: Is er een Wlz beschikking? Of zou er recht kunnen bestaan op een Wlz voorziening?
Stap 4 Jeugdwet/Wmo
Als er voldaan is aan de voorgaande stappen dan is de gemeente aan zet op basis van de Jeugdwet (leerling is jonger dan 18 jaar) of de Wmo (leerling is ouder dan 18 jaar). Op grond van de uitgangspunten van deze wetten zal het recht op dagbesteding moeten worden bepaald en de bekostiging van de dagbesteding moeten worden geregeld. In principe betreft de stage periode een periode van beperkte duur. Check: is bij de VSO school bekend met welke aanbieders er door de gemeente contracten zijn afgesloten? (eventueel onderverdeeld naar Jeugdwet en Wmo).
Wat zijn de verschillende routes?
Het verschil tussen dagbesteding WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en dagbesteding WLZ (Wet Langdurige Zorg) is gelegen in de wijze van indiceren en financieren. Inhoudelijk zouden het dezelfde plekken kunnen zijn. Dagbesteding vanuit de WLZ wordt geïndiceerd door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). Na indicatie wordt de dagbesteding gefinancierd vanuit de landelijke overheid. Verstrekking kan als Zorg in Natura of via PGB. Dagbesteding vanuit de WMO wordt geregeld door de gemeente op basis van informatie opgedaan tijdens het Keukentafelgesprek. Dagbesteding kan plaats hebben in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Voor een maatwerkvoorziening is een beschikking nodig. Zowel een algemene voorziening als een maatwerkvoorziening wordt gefinancierd door de gemeente. In beginsel is de WLZ voorliggend voor de WMO. Dat wil zeggen dat eerst een beroep gedaan kan worden op de WLZ. Als op grond hiervan geen indicatie afgegeven wordt, blijft een aanvraag in het kader van de WMO 2015 altijd mogelijk.
Leerlingen die nog te ontwikkelen arbeidsvermogen hebben, kunnen zij naar dagbesteding toe?
Wie doet wat en wat is de rol van de gemeente?
Als leerlingen (te ontwikkelen) arbeidsvermogen hebben, is het mogelijk dat zij dagbesteding krijgen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een leerling met (te ontwikkelen) arbeidsvermogen een beroep doet op dagbesteding in het kader van de WMO 2015. Het is dan afhankelijk van het (sociaal) beleid van een gemeente hoe omgegaan wordt met een dergelijke aanvraag in samenhang met de uitvoering van de Participatiewet. Betrokken afdelingen van een gemeente zullen hun ondersteuning integraal op elkaar af moeten stemmen. Een goed casusoverleg rond de uitstroom van de leerling kan hier een belangrijke rol spelen.
In beginsel bestaat er geen recht op een indicatie dagbesteding (maatwerkvoorziening) vanuit de WMO.
Weliswaar kan iedereen een aanvraag doen voor ondersteuning bij de WMO (of Jeugdwet bij onder 18), maar gemeenten zijn niet verplicht (dus recht op door aanvrager) een indicatie of beschikking maatwerkvoorziening af te geven. Het besluit daarover hangt in belangrijke mate af van de uitkomsten van het keukentafelgesprek en mogelijkheden van leerling en/of anders zelf. Aangezien dagbesteding gaat om een andere vorm van dag invulling, terwijl die ook door school geboden wordt, ligt het niet in de lijn der verwachting dat de gemeente een maatwerkvoorziening voor dagbesteding voor nog schoolgaande leerlingen zal afgeven. Onze ervaringen uit de praktijk duiden daar ook niet op. Vaak redeneren gemeenten vanuit het principe, dat scholen bekostigd worden voor onderwijs en stage en dat, waar nodig, daarmee stageplekken ingekocht kunnen worden. Onderwijs wordt gezien als voorliggende voorziening, waardoor men niet in aanmerking komt voor ondersteuning vanuit de WMO.
Met beschikkingen voor dagbesteding vanuit de WLZ
(via een aanvraag voor een zorgprofiel bij het CIZ) worden meer successen geboekt om een indicatie te krijgen voor stages in de dagbesteding nog tijdens onderwijs. Juist als een leerling meer begeleiding blijkt nodig te hebben, kan het zinvol zijn een aanvraag te doen bij CIZ en daarmee de WLZ. Vaak zien gemeentes de WLZ ook als voorliggende voorziening alvorens over te gaan tot inzet Jeugdwet of WMO.
Aanvraag via CIZ
Bij geen succes, aanvraag via WMO of Jeugdweg
In de tussentijd of daarna, poging tot onvergoede stage bij instelling voor arbeidsmatige dagbesteding
Bij uitstroom stage omzetten in betaalde zorgplek
Dus kort gezegd: vanuit school heb je als leerling recht op onderwijs en begeleiding. Aan voorzieningen uit de WMO kun je als leerling tijdens het onderwijs geen rechten ontlenen (onderwijs als voorliggende voorziening). Zelfs na het onderwijs bestaat eigenlijk alleen het recht om een ondersteuningsaanvraag te doen, maar bestaat geen recht op een voorziening.
Dagbesteding voor mensen van 18 jaar en ouder
is mogelijk vanuit een tweetal regelingen: de WMO2015 of de WLZ. Navraag bij diverse partijen en ervaringsdeskundigen levert het volgende op:
Vanuit beide regelingen is het basale uitgangspunt, dat er geen dubbele bekostiging plaats mag vinden; waar onderwijs volledig bekostigd wordt, is het aan het onderwijs om eventuele alternatieve invullingen hiervan (bijv. dagbesteding) in te kopen.
In de praktijk zijn er desondanks wel voorbeelden, dat gemeenten (WMO2015) en/of zorgkantoren (WLZ) dagbesteding in het laatste jaar van bekostigd onderwijs toch financieren. Dit hangt vooral samen met de individuele aspecten van de casus.
Het kan verstandig zijn toch een aanvraag te doen, zeker als de stageplek ook de beoogde uitstroomplek is.
Beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding vertonen een overlap. Gesteld zou kunnen worden dat de ‘onderkant’ van de mensen die werkzaam zijn in beschut werk lijkt op de ‘bovenkant’ van de mensen die werkzaam zijn in arbeidsmatige dagbesteding. Hoewel de groepen op elkaar lijken zijn ze wel gescheiden. Beschut werk valt onder de Participatiewet, terwijl arbeidsmatige dagbesteding onder de Wmo 2015 valt. Daarnaast betaalt de persoon voor arbeidsmatige dagbesteding een eigen bijdrage, terwijl voor beschut werk een werknemer loon ontvangt.
Voor gemeenten bestaat er in het kader van het VN-Verdrag Handicap de mogelijkheid om een integratie te realiseren tussen de voorzieningen beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding om zo bij te dragen aan een inclusieve arbeidsmarkt. Daarnaast wordt met de integratie tussen deze beide voorzieningen bijgedragen aan het bereiken van het doel van de Participatiewet, namelijk dat moet worden gestreefd naar betaald werk waar dat mogelijk is.
Uit onderzoek is gebleken dat het inrichten van een centraal punt voor aanvragen voor arbeidsparticipatie en hanteren van één methode voor de indicatiestelling kunnen bijdragen aan het realiseren van integratie tussen deze beide voorzieningen. Gezien de overlap die de voorzieningen vertonen, kan een centraal punt voor aanvragen inzake arbeidsparticipatie eraan bijdragen dat cliënten eerder in de voor hen juiste vorm van participatie terecht komen. In dit aanvraagpunt kan dan namelijk vanuit uitvoerders van de Participatiewet en uitvoerders van de Wmo kennis en expertise omtrent beide voorzieningen gebundeld worden, waardoor er samen met behulp van een eenduidige methode voor de indicatiestelling een vorm van arbeidsparticipatie kan worden gekozen die aansluit op de concrete situatie van de cliënt. Verder is uit onderzoek gebleken dat het om de doorstroom van cliënten uit arbeidsmatige dagbesteding naar beschut werk te bevorderen, is aan te bevelen dat gemeenten in de werkprocessen borgen dat er structureel her-indicaties plaatsvinden binnen beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding.
Daarnaast liggen er voor gemeenten mogelijkheden in het realiseren van werkplekken waar zowel cliënten met een indicatie beschut werk als cliënten met een indicatie arbeidsmatige dagbesteding kunnen werken. Door deze cliënten in dezelfde ruimte te laten werken en/of dezelfde werkzaamheden te laten verrichten kan eerder duidelijk worden welke cliënten uit arbeidsmatige dagbesteding potentieel hebben om door te stromen naar beschut werk. Daarnaast kunnen de cliënten die doorstromen op deze manier op dezelfde werkplek met dezelfde collega’s blijven werken, wat ten gunste komt van het welbevinden van de cliënt.
Het algemene doel van dit onderzoek (PDF) van Movisie en Stimulansz, is om meer inzicht te krijgen in de praktijk van switchen tussen verschillende vormen van participatie, met name tussen dagbesteding en (beschut) werk. Een tweede doel is om meer zicht te krijgen op de factoren die een soepele verbinding tussen genoemde vormen van participatie kunnen belemmeren en bevorderen. Oplossingen die in de praktijk gevonden zijn, worden ontsloten en omgezet in aanbevelingen aan overheden, uitvoerders en dagbesteding-aanbieders. Daarnaast is in het vso-pro de samenwerking tussen de gemeenten (jeugdhulp) en het onderwijs van belang, als het gaat om onderwijszorg arrangementen (OZA). Voorafgaand aan dagbesteding of beschut werk zijn een deel van onze leerlingen aangewezen op maatwerk arrangementen tussen hun school- en zorgvragen.
Simpel Switchen op de kaart (Movisie) Verkenning van belemmerende en bevorderende factoren bij het switchen tussen dagbesteding en werk
Handreiking Simpel Switchen van dagbesteding naar werk (PDF) In dit praktische boekje vertellen de gemeenten Almere, Amsterdam en Oss en de regio Rijk van Nijmegen hoe zij ervoor zorgen dat mensen op een goede manier een overstap kunnen maken tussen dagbesteding en werk.
het Model Integrale Samenwerking (MIS-K) Kop van Noord-Holland
OZA Westfriesland onderwijszorg arrangementen