onderwijsbestel +
onderwijsbestel +
Kort na de leerplichtwet* werd in 1905 het onderwijs aan kinderen met leerproblemen buiten de lager onderwijswet van 1901 geplaatst. Hiermee werden niet alleen de zorgkinderen maar ook de financiering buiten de kaders van deze wet gehaald en werd het oprichten van speciale scholen vooralsnog overgelaten aan het particuliere initiatief. Dat was niet voor het eerst overigens. Hetzelfde gebeurde met de scholen voor blinde en dove kinderen* bij de lager onderwijswet van 1857. Van bewust onderwijsbeleid voor kinderen met verstandelijke of lichamelijke beperkingen was geen sprake, Integendeel zelfs, voor deze kinderen moesten oplossingen worden gecreëerd buiten het gewoon lager onderwijs. Daarmee was het buitengewoon lager onderwijs een feit.
Ook de lager onderwijswet van 1920 laat deze aparte positie van het buitengewoon onderwijs binnen het toenmalige onderwijslandschap helder zien: de overheid koos voor een parallel onderwijssysteem waar ruimte geboden kon worden voor de ondersteuning van kinderen die niet mee konden komen. In de Wet op het lager onderwijs werd het wettelijk recht op overheidsfinanciering bij het oprichten van het bijzonder - en openbaar lager onderwijs gelijk gesteld. De gemeenten moesten gaan voorzien in voldoende lager onderwijs. In de wet stond dat speciaal onderwijs gegeven werd in scholen “bestemd voor kinderen die wegens ziels of lichaamsgebreken of uit maatschappelijke oorzaak niet in staat zijn geregeld en met vrucht het gewone onderwijs te volgen of wier gedrag het noodzakelijk maakt hun buitengewoon onderwijs te doen geven” (uit: Het canon van het speciaal onderwijs in Nederland*)
Tot 1998 was er de interim-wet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) die al het onderwijs omvatte aan kinderen die, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, meer hulp nodig hadden bij de opvoeding en het leren dan het regulier basis- of voortgezet onderwijs kon bieden. Scholen die basis- en voortgezet onderwijs geven aan zeer moeilijk lerende of opvoedbare kinderen, lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte kinderen en langdurig zieken. Het ging onder meer om:
zeer moeilijk lerende leerlingen (zmlk);
zeer moeilijk opvoedbare leerlingen (zmok);
dove kinderen;
slechthorende leerlingen;
visueel gehandicapte leerlingen;
lichamelijk gehandicapte leerlingen;
meervoudig gehandicapte leerlingen;
langdurig zieke leerlingen;
leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden;
leerlingen in scholen verbonden aan pedologische instituten.
Regionale expertisecentra (REC)
Vanaf 1 augustus 1998 is de wetgeving op dit gebied veranderd en zijn bovenstaande onderwijssoorten ondergebracht in de Wet op de Expertisecentra (WEC). Ze worden aangeboden op speciale scholen. Daarbij wordt de opleiding aan leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden alleen aangeboden op het ‘niveau’ van het basisonderwijs. De andere opleidingen worden ook aangeboden als voortgezet onderwijs. Tegelijkertijd is al het overige basis- en voortgezet onderwijs dat onder de interim-wet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) viel, ondergebracht in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO).
Vanaf 1 augustus 2003 zijn de leerlingen op de Regionale expertisecentra (REC) onderverdeeld in vier clusters:
Een regionaal expertisecentrum (REC) is een samenwerkingsverband waarin de kennis en deskundigheid van speciale scholen in de regio wordt gebundeld. In elke regio van Nederland zijn Regionale Expertise Centra beschikbaar.
cluster 1 omvat scholen voor visueel gehandicapte leerlingen, of meervoudig gehandicapte leerlingen met deze handicap;
cluster 2 omvat scholen voor dove leerlingen, slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden, of meervoudig gehandicapte leerlingen met een van deze handicaps;
cluster 3 omvat scholen voor lichamelijk gehandicapte leerlingen, zeer moeilijk lerende leerlingen en langdurig zieke leerlingen met een lichamelijke handicap, of meervoudig gehandicapte leerlingen met een van deze handicaps;
cluster 4 omvat scholen voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen, langdurig zieke leerlingen anders dan met een lichamelijke handicap en onderwijs aan leerlingen in scholen verbonden aan pedologische instituten.
Daarnaast biedt de Wet op de Expertisecentra (WEC) de mogelijkheid om leerlingen met een handicap op een school voor regulier basis- of voortgezet onderwijs te plaatsen. Dit gaat gepaard met een leerlinggebonden financiering om speciale voorzieningen in het onderwijs mogelijk te maken (het zogenaamde rugzakje). Vanaf 1 januari 2006 biedt de Wet leerlinggebonden financiering dezelfde mogelijkheid voor het regulier middelbaar beroepsonderwijs.
Relevante links
Speciaal voortgezet onderwijs (svo)
Onderwijssoort die in de periode augustus 1998 tot augustus 2002 de voortzetting vormde van het voormalig voortgezet onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (vso-lom) en moeilijk lerende kinderen (vso-mlk). Tot 1998 was er de interim-wet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) die al het onderwijs omvatte aan kinderen die, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, meer hulp nodig hadden bij de opvoeding en het leren dan het regulier basis- of voortgezet onderwijs kon bieden. Het ging onder meer om:
leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom);
moeilijk lerende leerlingen (-kinderen) (mlk).
Vso-lom en vso-mlk worden lwoo en pro
Vanaf 1 augustus 1998 is de wetgeving op dit gebied veranderd en zijn de voormalige onderwijssoorten vso-lom en vso-mlk opgenomen in de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Het voortgezet onderwijs werd in eerste instantie aangeboden op scholen voor speciaal voortgezet onderwijs (svo). In de periode augustus 1998 tot augustus 2002 is het svo-lom vooral overgegaan naar het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) op het vmbo en is het svo-mlk vooral omgezet in praktijkonderwijs. Tegelijkertijd is al het overige voortgezet onderwijs dat onder de interimwet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) viel, ondergebracht in de wet op de Expertisecentra (WEC). Vanaf het schooljaar 2002/'03 is het svo volledig opgegaan in het voortgezet onderwijs.
Relevante links
Het wetsvoorstel kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs (2011) legt de taak van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso-scholen) wettelijk vast: het onderwijs inrichten in één of meer uitstroomprofielen, te weten Vervolgonderwijs, Arbeidsmarkt en Dagbesteding. In opdracht van het ministerie van OCW heeft SLO, in nauwe samenwerking met vele betrokkenen uit het veld, handreikingen en aanbevelingen ontwikkeld voor de vormgeving van het onderwijs in de drie uit stroomprofielen.De invoering van de wet kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs heeft niet alleen betrekking op de taak en het onderwijsaanbod van het vso, maar regelt ook de verplichting tot het opstellen van een ontwikkelingsperspectief voor iedere leerling, het vaststellen, aan het eind van de schoolperiode, van een transitiedocument voor iedere leerling en het uitreiken van een getuigschrift aan leerlingen die geen regulier diploma voortgezet onderwijs behalen. Andere consequenties zijn het verplicht stellen van stages voor het uitstroomprofiel Arbeidsmarkt en het verruimen van de mogelijkheid voor vso-scholen om de examinering en diplomering van leerlingen zelf ter hand te nemen.
Leerlingen die naar speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs of een tussenvoorziening gaan, hebben een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. De school vraagt de TLV aan, niet de ouders. In de aanvraag schrijft de school welke ondersteuning de leerling nodig heeft. Zodra het dossier compleet is, beoordelen deskundigen bij het samenwerkingsverband de aanvraag. Soms wordt een aanvraag afgewezen.
Welke leerlingen hebben een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig?
De school vraagt een toelaatbaarheidsverklaring aan voor leerlingen voor wie de ondersteuning in het reguliere onderwijs niet voldoende is. Soms vraagt een school een TLV aan bij de start van de schoolloopbaan van een kind, als al gelijk duidelijk is dat het kind het beste naar een speciale school kan. Maar vaak is dit niet gelijk duidelijk. Dan blijkt pas in de midden- of bovenbouw dat een speciale school een meer passende plek is voor de leerling. Een TLV is ook nodig voor plaatsing op voortgezet speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs en tussenvoorzieningen. Voor leerwegondersteuning voor leerlingen in het voortgezet onderwijs met een leerachterstand is geen TLV nodig.
Waarom een toelaatbaarheidsverklaring?
De toelaatbaarheidsverklaring (TLV) is ingevoerd bij de start van passend onderwijs. Scholen maken samen afspraken over de verwijzing naar speciaal onderwijs in het samenwerkingsverband. Ook betalen scholen samen de kosten van de speciale scholen. Op basis van die afspraken kunnen scholen voor een leerling een toelaatbaarheidsverklaring aanvragen bij het samenwerkingsverband.
Wie doet de aanvraag voor een TLV?
School doet de aanvraag voor een TLV. Hier zijn afspraken over gemaakt binnen het samenwerkingsverband. Als een vierjarige leerling gelijk start op een speciale school, doet de speciale school de aanvraag voor een TLV. Bij een tussentijdse overstap van regulier naar speciaal onderwijs, vraagt de reguliere school de TLV aan. Bij een aanvraag van een TLV voor de overstap naar voortgezet speciaal onderwijs, doet de basisschool dat. En voor praktijkonderwijs doet de praktijkschool zelf de aanvraag.
Wat staat er in de aanvraag?
Bij een overstap baseert de school de aanvraag voor een TLV op het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Als blijkt dat de reguliere school de ondersteuning niet meer kan bieden, neemt de school deze informatie op in de aanvraag. Daarnaast beschrijft de school welk type ondersteuning de leerling nodig heeft. En waarom de eigen ondersteuning niet voldoende is geweest.
Basisbekostiging en Aanvullende bekostiging (pro en lwoo) Vanaf 1 januari 2022 bestaat de basisbekostiging uit een bedrag per leerling en uit een vast bedrag voor de hoofdvestiging en permanente nevenvestigingen. De verdeling van aparte budgetten voor personeel en exploitatie is verdwenen per 1 januari 2022.
Bekostiging (voortgezet) speciaal onderwijs Vanaf 1 januari 2023 gaat de vereenvoudiging bekostiging van het primair onderwijs van start. Ook scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (cluster 1, 2, 3 en 4) gaan over op deze nieuwe manier van bekostigen.
Bekostiging van het praktijkonderwijs Onderzoek naar de opties van gedeelde of ongedeelde bekostiging Het praktijkonderwijs (pro) is sinds 1999 een aparte schoolsoort voor leerlingen voor wie een orthopedagogische en -didactische benadering is geboden en het volgen van het onderwijs in een van de leerwegen in het vmbo naar verwachting niet leidt tot het behalen van een diploma. De positie en rol van het praktijkonderwijs is vastgelegd in de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Na de invoering van passend onderwijs is voor het praktijkonderwijs een aantal zaken veranderd. Zo is een deel van de bekostiging onderdeel geworden van het budget voor lichte ondersteuning dat samenwerkingsverbanden ontvangen en is de procedure voor toelaatbaarheid anders ingericht. Samenwerkingsverbanden vo geven nu een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) pro1 af en niet langer regionale verwijzingscommissies. Het praktijkonderwijs kent nu een gedeelde bekostiging. (Onderzoek naar de opties van gedeelde of ongedeelde bekostiging van het praktijkonderwijs KBA 20 mei 2022)
Bekostiging (V)SO onder passend onderwijs (beknopte versie) Structurele bekostiging (V)SO is veranderd doordat een onderscheid is aangebracht in basisbekostiging, de bekostiging die overeenkomt met de bekostiging voor een reguliere leerling, en ondersteuningsbekostiging, de bekostiging die nodig is voor een leerling die extra ondersteuning nodig heeft. Dit onderscheid was al doorgevoerd in de zorgbekostiging WSNS in het primair onderwijs, maar geldt nu ook in de bekostiging van het (voortgezet) speciaal onderwijs en in het voortgezet onderwijs. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor de rechtstreekse basisbekostiging aan de school, maar de ondersteuningsbekostiging gaat in zijn geheel naar het samenwerkingsverband. De bekostiging in het (V)SO volgt het systeem. (Uitgever: PO-Raad / Utrecht, Auteur: Bé Keizer, lid expertteam passend onderwijs PO-Raad, oktober 2021)
Wat speelt er rond onderwijs-zorgarrangementen? Kinderen en jongeren met een intensieve ondersteuningsvraag hebben passende zorg en onderwijs nodig. Maar de samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en zorg blijkt ingewikkeld. Om hier wat aan te doen zijn er verschillende landelijke projecten opgezet. We geven hier een beknopt en actueel overzicht van deze projecten.
NJI Vincent Fafieanie, senior adviseur