Haven, Vingerling, Kaai en Spuistraat

De haven leeft. Het water weerspiegelt er lucht en wolken, beweegt en kleurt er door de wind. Over het water kijk je tot aan de sluizen van het Havenhoofd en nader je vanuit het noordoosten het dorp dat je met de open armen van kades en huizen ontvangt. Aan de haven laten zich vissers herinneren die de zee op gingen voor hun bestaan en staat als stille getuige het bronzen koffiekokertje. Rond de haven bloeide het dorp in vroeger tijden op. De haven bracht welvaart, fraaie panden aan de Voorstraat en op de Kaai. De haven bracht werk voor vissers en mandenmakers, zeilmakers en touwslagers. De vissloepen en beurtschippers hadden er hun thuis en wie aankwam met de stoomboot van de overkant, kwam hier aan. Nu liggen er jachten in allerlei kleuren, bootjes van de vrije tijd. Hun stalen kabels tikken er op winderige dagen, vrolijk tegen de mast. Middelharnis kon niet zonder haven en nog, wat zou het zonder haven zijn.

Middelharnis werd bij de stichting van het dorp in het jaar 1465 aan het water aangelegd, met een haven aan de noordkant. De haven en het (steeds langere) kanaal naar het open water, zijn eeuwenlang noodzakelijk geweest. Toch in ieder geval voor de afwatering, voor de visserij en voor het vervoer van mensen en goederen van en naar het eiland. 

Veel van de vroegere functies heeft de haven gaandeweg verloren. Het werd met het verlopen van de visserij erg rustig. Zelfs zo dat enkele bestuurders de havenkom wel hadden willen dempen om parkeerruimte te creëren. Van uitvoering van dat onzalige plan is het gelukkig niet gekomen. Het zou het dorp onherstelbaar hebben toegetakeld, zoals dat bijvoorbeeld Sint Annaland op Tholen is overkomen. De vissershaven van Middelharnis werd een jachthaven. Er kwam weer leven in de brouwerij en de haven had wel degelijk weer een functie.  

De zee geeft en de zee neemt

De visserij leverde in perioden goede verdiensten op. Maar het ging af en toe goed mis. Tijdens het werk verongelukten regelmatig bemanningsleden en meerdere schepen keerden niet terug. Als een schip niet rond de verwachte tijd terugkeerde, bleef het soms (lang) onduidelijk wat er was gebeurd en waren het spannende weken totdat duidelijk werd dat aangenomen mocht worden dat het schip met de bemanning was vergaan. November 1872 keerde de sloep genaamd Middelharnis niet terug van zee. De hele bemanning was bij zwaar weer verdronken. Dertien man in de leeftijd van 15 tot 51 jaar, waarvan negen getrouwd. 28 kinderen verloren hun vader. Er werd een landelijke oproep in kranten geplaatst om financiële steun voor de families. Uit allerlei plaatsen, tot Leeuwarden aan toe, kwamen donaties binnen. Giften van leden van het koninklijk huis, van instellingen en van particulieren. 

Tijdens de zware storm met een schrikwekkend hoge zee in de nacht van 3 op 4 december 1863 ging het ook helemaal mis. Tientallen schepen kwamen ernstig in de problemen. Een schip met ruim 300 opvarenden verging ten oosten van Terschelling; maar 51 mensen hadden het overleefd. Twaalf vissersschepen vergingen die nacht voor de Nederlandse kust. Twee ervan kwamen uit Middelharnis: de Aplonia en de Eben Haezer. Van beide schepen verdronk de gehele bemanning; totaal 26 man.  

De zee geeft en de zee neemt, gold toen wel zeker. De zee gaf land, dat door inpoldering vaak definitief uit handen van het water bleef. Evengoed namen de golven het land soms terug en ontnamen de golven vissers op zee en mens en dier van de dorpen en de omringende boerderijen het leven,. Achter de hoge dijken en beschermd door dammen en sluizen is dat niet langer de werkelijkheid van alledag op het eiland. In de tijd van deze foto zeker nog wel. 

geen nieuwe boot in de plaats van de Onderneming

In de vergadering van aandeelhouders van de Stoombootmaatschappij Overflakkee en Goedereede, waarin de heer Slis tot commissaris werd benoemd, werd gesproken over de vervanging van de huidige stoomboot, de Onderneming, zo stond te lezen in de Maas- en Scheldebode van 22 april 1905. Besloten werd nog niet tot vervanging over te gaan en eerst te bekijken wat de gevolgen van de stoomtram zouden zijn voor het bootverkeer. Dit tegen de wens van enkele aandeelhouders die liever hadden gezien dat de positie van de Stoombootmaatschappij nu al zou worden versterkt door het in de vaart brengen van een nieuwe boot.

het doek viel voor de stoomboot die in 1842 met euforie was ontvangen

Op 10 september 1842 voer de stoomboot voor de verbinding tussen Middelharnis en Rotterdam en Dordrecht de haven binnen. Belangstellenden verwelkomden de in Amsterdam gebouwde boot, die er prachtig uitzag, uitbundig. Niet meer afhankelijk van de wind en reizen met souplesse en snelheid en dat ook nog op een zo mooi ingerichte boot, was wel een feestje waard.

Het doek voor deze verbinding met een stoomboot viel in 1949. Het aantal passagiers was al fors teruggelopen. Zeker ook doordat de boot niet meer tot in het dorp voer. Door de beschadiging tijdens de oorlog van de schutsluis, was dat niet langer mogelijk geweest en moest op het Havenhoofd worden opgestapt. Er werd vooral nog gebruik van gemaakt door mensen die naar Nieuw- of Oud-Beijerland of naar Vlaardingen wilden. De boot voer ook niet vaak meer: nog 2 of 3 keer per week, wat de dienst er ook niet aantrekkelijker op maakte. Ruim een eeuw na de komst van de stoombootverbinding, was de conclusie van de schrijver van een stuk in het Eilanden-Nieuws van zaterdag 29 januari 1949, dat de boot ongerieflijk was, het vrachtvervoer ermee beperkt, en dat al met al tot opheffing besloten moest worden. 

De schrijver van het stuk beklaagde zich over de beperkte ontwikkeling van het vervoer van het eiland naar de overkant. We hebben auto's, dieseltreinen en  vliegtuigen, en wat merken we er op Goeree- Overflakkee van? In 1842 reisden we met een stoomboot in drie uren naar Rotterdam en nu, honderd jaar later, in (ruim) drie uren met de stoomtram. 'Leven we op ons eiland in de twintigste, of nóg in de negentiende eeuw?'  

Voorjaarsverkoping van Modehuis 'Modern' in Hotel Meijer

Vrijdag 11 mei (vanaf 2 uur), Zaterdag 12 mei en Maandag 14 mei zal het Modehuis 'Modern' opnieuw een grote voorjaarsverkoop houden van mantels, japonnen etc. in Hotel Meijer te Middelharnis. Dit stond te lezen in de Maas- en Scheldebode van zaterdag 5 mei 1928.

13-10-2018

13-10-2018

13-10-2018

Het Koffiekokertje

Het beeld van het koffiekokertje (van beeldhouwer De Monchy) staat al sinds de onthulling op zaterdag 26 juni 1971 de herinnering levend te houden aan de tijd dat jongens van nog maar elf jaar meegingen op de sloepen. Om wat extra geld in het laatje te brengen, gingen ze mee de zee op. Ze leerden het vissersleven kennen. De gevaren op zee, zeeziekte en het gemis van thuis. En ze keerden lang niet allemaal terug. Verging een sloep, dan kwamen dertien jongens en mannen niet terug in het dorp, bij hun ouders, hun vrouwen en kinderen en hun vrienden. Arjaen Faasse, zelf ooit kofjekokertje, schreef over de visserij en het dorp van de eerste jaren van de vorige eeuw een prachtig boek in het midden van de jaren zestig: Zee en eiland. In het Eilanden-Nieuws van vrijdag 25 juni 1971 werd de bevolking opgeroepen het voorbeeld van de gemeente te volgen en de driekleur uit te hangen ter bevestiging van het feestelijke karakter van de onthulling van het beeld, de daaropvolgende dag.

Op de hoek van het Vingerling, voor het café dat lang de naam Havenzicht droeg, staat en metalen urinoir dat later plaats maakte voor een gemetseld exemplaar. Geheel links staat nog het oude pand dat later plaats zou maken voor een groot nieuw gebouw, waarin een grote confectiezaak zich vestigde. 

13-10-2018

13-10-2018

13-10-2018

De eerste vissloep, de 'Paul Kruger', gearriveerd en de eerste suikerbieten verscheept

In de Maas- en Scheldebode van 20 september 1901 stond het bericht dat de eerste vissloep, de 'Paul Kruger' van schipper H.J. Langbroek arriveerde met een vangst van 28 ton zoutevis en 16 ton leng. Er stond ook bij dat de berichten over de nog op zee zijnde schepen zeer ongunstig waren. De eerste suikerbieten waren vanuit de haven verscheept door schipper M. Zoon.

De havenkom behouden. Met een vooruitziende blik en met oog voor de schoonheid ervan.

Lange tijd al was er gediscussieerd over de havenkom van Middelharnis. Er was weinig ruimte voor het verkeer, wat gevaarlijke situaties opleverde en de kademuren vertoonden scheuren door het zware verkeer dat van de wegen rond de kade gebruikt maakt. En dat niet alleen: de havenkom was ook een bron van stankoverlast en het was er vaak een bende door het afval dat erin werd gedumpt. Regelmatig werd het idee geopperd de havenkom te dempen. Dat zou naast het einde van de genoemde problemen ook mooi wat parkeerplaatsen opleveren. 

Op vrijdag 11 mei 1962 hakte de gemeenteraad de knoop door na een uitgebreide behandeling. De meningen waren verdeeld. Nog steeds waren er voorstanders van demping. Een van de raadsleden die voor de demping was, merkte op dat als er toeristen zouden komen, men zich er wel van bewust moest zijn dat die op zo'n manier gekleed gaan dat de burgerij daarover zou gaan klagen. Hij vond een havenkom die zo in de bebouwde kom ligt, niet wenselijk. Een andere tegenstander van het behoud van de havenkom en de verwachte realisatie van een jachthaven gaf aan dat hij het nog maar moest zien of een jachthaven een succes zou worden. 'Als de jachtjes zaterdags komen, moeten ze zondagsmorgens alweer vertrekken, anders is de sluit dicht.

De voorzitter, burgemeester Hordijk, was voorstander van het behoud van de haven. Om esthetische redenen zeker ook. Na demping, zo verwachtte hij, zou het een kaal plein blijven en daar zouden beplanting en sierbestrating niets aan kunnen veranderen. Bij demping zou ook de Monumentenzorg zich roeren, zo merkte hij op. Ook zou het ingaan tegen het advies dat al in 1955 was gegeven door het bestuur van Bond Heemschut. Het bestuur had destijds lucht gekregen van eventuele demping en had in zijn advies gewezen op het gave karakter van het dorpstype haven-voorstraat-kerk en ring, dat ernstig zou worden aangetast door demping van de havenkom. Door de kade te verbreden, met het aanbrengen van versterkte kademuren, zou het verkeerstechnische probleem opgelast worden en de haven behouden kunnen blijven. En de stankoverlast zou te zijner tijd vanzelf verdwijnen als de riolering niet langer op de haven, maar rechtstreeks op het Haringvliet zou lozen. 

Plan C, behoud van de havenkom met verbreding van de kade aan de westkant en aan de zuidkant, had zijn voorkeur en daar sloot de meerderheid van de raad zich bij aan. De havenkom was gered. Gelukkig maar. 

Eindelijk, na veel winters zonder ijs waarop geschaatst kon worden,  weer eens ijspret tijdens de winter van 1929. 

Twee keer met de fiets de haven in

In het linkerpand op de foto was destijds Huibrechtse gevestigd, een zaak in elektronica. In het Eilanden-Nieuws van 26 oktober 1949 stond dat de heer Huibrechtse, van het Technisch electrisch bureau met zijn fiets de haven was ingereden. Het zou de tweede keer zijn geweest en ook dit keer was hij er met de schrik en een nat pak af gekomen.  

Gemakkelijk vissen op warme voorjaarsdagen

Vanaf de steigers heb ik heel wat gevist met een schepnet. Op warme dagen in het voorjaar was het niet al te moeilijk. De vissen doken nog wel weg, maar traag en ze kwamen al gauw opnieuw boven om naar zuurstof te happen. De haven was in die tijd nog een open riool. In combinatie met de warmte was dat funest voor de zuurstof in het water. Glasaaltjes en ook grotere palingen, voorntjes en voorns, stekelbaarsjes en ook kleine karpertjes ving ik er met gemak. In een emmer nam ik ze dan mee naar huis voor in mijn vijver. De eerste vijver was een oud badje dat ik in onze tuin in de Dirk Bosstraat had ingegraven. Later maakte ik er een met dik zwart landbouwplastic. Ik groef goed diep, vond oude pijpenkoppen en stukken servies en passeerde de ene na de andere vette kleilaag. Soms klei met een mooie, blauwe kleur. 

De witkwast

Ook hier heeft de witkwast toegeslagen. Had ik de oude foto's niet meer gehad, dan zou ik vergeten zijn dat het nog niet eens zo lang geleden helemaal geen witte huizen waren. Het waren gladde, grauwgrijze muren, waarin de witte kozijnen mooi uitkwamen. Het waren gevels met diepte en karakter. Een voor een zijn ze wit gemaakt. Er zullen mensen zijn die het er netjes uit vinden zien. Ik denk er het mijne van.   

Werktekening van rond 1955 met de haven, de Kaai, het Vingerling en de Spuistraat.