Gasfabriek

De gasfabriek hoorde niet thuis in een woonwijk. Daar stond de fabriek eerst ook niet, maar na de aanleg van straten als de Dirk Bosstraat en de Gelein Cornelissestraat was het wel zo. En een succes was het niet. Na de uitbreiding van de fabriek kort na de oorlog, was het geklaag over roet en lawaai niet van de lucht. En toen viel uiteindelijk het doek. De productie van gas uit steenkool werd gestaakt en er werd overgegaan op de verwerking van propaangas. Het zuiverhuis op het terrein bleef staan, de fabriek en de schoorsteen werden afgebroken. Ook de grote gasketel in de zuidwestelijke hoek van het terrein bleef nog lang een dominant onderdeel van het dorpsgezicht. De afbraak van de ketel volgde, waarna het zuiverhuis met de kelders eronder nog restte. Ik vond het er geweldig. Het was al spannend om het hek over te klimmen en nog spannender was het om door de lage ramen, vlak boven de grond, in de vochtige kelder te kruipen. Het is allemaal verdwenen. Niets herinnert er nog aan het zuiverhuis. Het terrein is bestraat waardoor ook de betonnen fundering van de gasketel, die er nog lang lag, niet meer te zien is. De geschiedenis is er uitgewist. Het is nu aan de verhalen en de foto's om de herinneringen aan dit vroegere deel van het dorp levend te houden.

Hoe werkt een gasfabriek?

Veel gemeenten bouwden in de 19e en in het begin van de 20e eeuw gasfabrieken. In die fabrieken werd het steenkoolgas verkregen door droge verhitting zonder zuurstof van steenkool. Eerst werd het gas gebruikt voor straatverlichting; later ook voor verlichting van woningen en gebouwen, verwarming en koken. Het vrijgekomen gas werd in verschillende stappen gezuiverd van ongewenste stoffen als teer, ammoniak en zwavel- en cyaanverbindingen. De zuivering vond plaats in het zogeheten zuiverhuis. De steenkool voor de gasfabriek van Middelharnis werd met een kolenschip aangevoerd via de Sommelsdijkse haven en het gas werd opgeslagen in een aantal grote gasketels op het terrein van de fabriek.

  • De gasfabriek aan het begin van de twintigste eeuw. De fabriek met het rode dak staat op de dijk met daarnaast de woning van de directeur. De fabriek staat buiten de bebouwde kom, wat veranderde toen het gebied tussen de woonkernen van Middelharnis en Sommelsdijk in de jaren twintig en dertig naar elkaar toegroeiden met de aanleg van onder andere de Dirk Bosstraat, de Molenstraat en de Christiaan de Vrieslaan.

Avonturen op het gasterrein:

een kelder vol rook en de geur van verbrande wenkbrauwen

Het terrein van de gasfabriek en de gasfabriek (zoals we het gebouw op het terrein noemden, maar wat feitelijk het zuiverhuis was dat verbonden was geweest aan de toen al afgebroken fabriek) waren voor mij een heerlijk domein. Wat heb ik me daar vermaakt! Het had iets spannends. Je kon er wel komen, maar je moest er wel een hek voor over klimmen. Een houten hek waarvan de zwartgeteerde planken een punt hadden. De planken waren vastgezet aan horizontale zwarte balken, waar je goed op kon gaan staan, als je er overheen klom via de bomen die er vlak voor stonden. Het houten hek heb ik met mijn vriendje Anton Mans ook eens wat in de fik gestoken. Stiekem, met een vuurtje op de grond. Samen om het vuurtje heen gebogen, werd het ons nog wat spannender toen we zijn vader in zijn Mercedes die hij zich als ondernemer kon veroorloven, door de Molenstraat aan zagen komen.

Spannender was het nog als we in de kelder onder de oude fabriek kropen via het smalle raam vlak boven de grond. Op de grond van de kelder waarin grote stenen zuilen oprezen tot het betonnen plafond, lag zand. Het was er vochtig en zo rook het ook. Er lagen oude kranten en die stookten we er op. Het duurde dan niet lang of de hele kelder stond vol verstikkende rook. Daar hielden we het niet lang bij uit. Een van die keren dat we er stookten, legde ik plastic buizen die ik van het gasterrein haalde aan elkaar, om uiteindelijk toch frisse lucht van buiten in te kunnen ademen. Het werkte en ik kon het er veel langer volhouden dan mijn vriendjes die al naar buiten waren geklommen. Bij die twee nam de spanning toe, toen ik niet antwoordde op hun roepen van mijn naam door het smalle venster, de rokerige kelder in. Ik genoot van het moment,. Van de spanning, van het me redden in de rook en van de grap van het me stilhouden. Het was uiteindelijk ook wel genoeg, want bij de vriend met wie ik zo vaak van alles uitspookte, was het plezier in angst omgeslagen. Zo bont maakte ik het ten opzichte van vrienden niet meer. Aan de voorkant was ook een venster, rechts, laag bij de grond. Door dat venster zagen we allerlei oude radio's staan en weet ik wat voor apparatuur. In het oude gebouw, dat als dependance diende, werden namelijk lessen gegeven aan leerlingen van de technische school.

Een paar meter van de gevel van de gasfabriek waren we op een zaterdagmiddag gaan stoken. Ik was een jaar of acht. Het beetje brandbare materiaal in een meter hoog, oud, jjzeren olievat met aan de bovenkant een ronde opening, probeerden we aan te steken. Toen het vuur doofde, probeerde ik het aan te jagen door in de opening te blazen. Het werkte, maar ik had de felle steekvlam uit de kleine opening niet verwacht. Ik trok mijn hoofd te laat weg en al direct rook ik mijn verbrande wenkbrauwen. Ook een deel van mijn kuifje was verbrand. Kort erna moest ik thuis komen om me, zoals elke zaterdag tegen half vier, om te kleden om naar oma te gaan. De kam liep vast in mijn verbrande haar.

  • Het vroegere zuiverhuis van de gasfabriek, in 1981, het jaar waarin het met de andere opstallen is afgebroken.

Een misbaksel van een gasfabriek

Een columnist, schrijvende onder de naam Schrammetje, heeft in het Eilanden-Nieuws van 8 maart 1950 geen goed woord over voor de smerige roetende en rokende gasfabriek die middenin de gemeente staat. En ook niet voor de gemeenteraad en de gascommissie die de eigenaar toestemming voor de bouw ervan hebben gegeven. Het regent roet en het regent klachten. En hij verwacht dat het nog erger wordt nu met ingang van de komende zomer ook Oost- Flakkee vanuit deze fabriek van gas voorzien gaat worden. De cokesbreker zal dan zowat dag en nacht staan te rammelen van jewelste. Daar zullen moeders met kleine kinderen blij mee zijn!

En wat te denken van het 'monster van een gasketel' die ze aan het bouwen zijn: dertig meter hoog, zo hoog als de kerktoren van Middelharnis. 'Ongelukkig, als je huisje net in de schaduw van zo'n wolkenkrabber valt. Naar de hoogte van dat ding, daalt de waarde van de omliggende woningen'. Nu de omwonende voor jaren en jaren opgescheept zitten met zo'n ongelukkige fabriek, midden in het dorp, mag van de gemeente en de gascommissie toch worden verwacht dat de hinder tot een minimum beperkt wordt, zo stelt Schrammetje terecht.

Roetregen van gasfabriek te Middelharnis onrustbarend

Deze kop stond in het Eilanden-Nieuws van vrijdag 7 november 1958. In de gemeenteraad was er uitgebreid over gesproken. Omwonenden tot in de Prins Hendrikstraat klagen over de zwarte troep van de gasfabriek die hun wasgoed bederft. Ook waren wandelaars op de dijk overvallen door een roetwolk die hun kleren klaar maakten voor de stomerij. En de eerste klachten waren het niet. Zoveel is helder dat de Gascentrale de schade dient te vergoeden en al het mogelijke moet te doen om herhaling van de roetuitstoot te voorkomen. Er wordt bij opgemerkt dat het einde van deze ellende mogelijk in zicht is, met dat wordt overwogen over te gaan op een ander productieproces. De gasfabriek is in de oorlogsjaren gebouwd en stond er inmiddels al 15 jaar.

De vergunning voor de nieuwe fabriek werd verkregen in 1943. In 1945 en 1946 werden de gebouwen en de hoge schoorsteen afgebouwd en in 1947 kon het geheel in gebruik worden genomen. Ook was daarbij een nieuw zuiverhuis gebouwd.

De sloop van de gasfabriek: het einde van zwart en roet

Op 10 juli 1959 staat het voor heel wat mensen verheugende nieuws in de krant dat de gasfabriek in 1960 afgebroken gaat worden. Het gaat dan om het geheel links op de bovenstaande foto die bij het artikel stond afgedrukt: het twintig meter hoge ovengebouw, de as- en roetdeeltjes verspreidende cokesblusser, met daarbij ook de veertig meter hoge stenen schoorsteen. Er is besloten over te gaan op propaangas dat vanuit Pernis aangevoerd gaat worden en te stoppen met het produceren van gas uit steenkool. Het propaangas, dat ook nog eens goedkoper zal zijn dan het kolengas, gaat geleverd worden door een tankauto vanuit Pernis (ongeveer één tankauto per dag) en gaat opgeslagen worden in tanks waarvan de locatie nog niet bekend is (uiteindelijk zouden de tanks geplaatst worden achter de Sommelsdijkse havendijk).

De overlast van de roetdeeltjes gaat nu ook tot het verleden behoren. De gasketels blijven nog wel staan; het propaangas wordt namelijk vanuit de tanks naar de ketels getransporteerd. In de krant wordt ook gewezen op molen De Dankbaarheid die op de bovenstaande foto staat. Als Monumentenzorg of een andere instelling de molen niet kunnen behouden, zal ook de molen onder de slopershamer vallen. Een definitieve bestemming voor het vrijkomende terrein, na afbraak van de gasfabriek is er nog niet, maar als parkeerterrein zou het prima dienst kunnen gaan doen (en zo is het uiteindelijk ook gegaan; nog weer later heeft de Hema zich daar gevestigd).

  • 1981

krijsen als een mager speenvarken

Het oude zuiverhuis, dat we 'de gasfabriek' noemden, werd gebruikt als dependance van de technische school. We zagen de jongens vaak staan bij gebouw. Vanachter het hek dat rond het hele terrein stond, konden we van alles naar hen roepen en ook gooiden we wel stenen over het hek naar hen. Ik was zo ongeveer negen jaar toen we dat deden en ik deed vrolijk mee. Vanaf het naastgelegen parkeerterrein was de afstand tot de jongens het kleinst. De bosjes waren naar het hek toe platgetrapt en dus konden we tot aan het hek staan. Grote jongens waren het in mijn ogen, maar naar ons toe komen konden zen door het hek toch niet. Ze waren rond de vijftien jaar. Ze lieten ons gegooi niet onbeantwoord, maar de afstand was groot genoeg om de stenen te zien aankomen en ze te ontwijken. Tot die ene forse steen door de lucht op me af zeilde. ik zag 'm en stapje opzij en zette me onbedoeld in de baan van de steen die me vol op mijn mond raakte. Het was mis en ik begon gelijk te rennen en te schreeuwen. Ik rende via de kortste route naar huis, langs de bosjes tussen het parkeerterrein en het hek waarachter ik me veilig had gevoeld naar de Gelein Cornelissestraat waar de moeder van Kees, een van de andere jongens uit de straat, naar buiten kwam om te zien wat er dan allemaal aan de hand was. Ik nam geen tijd om het uit te leggen en vloog verder naar huis. Daar werd de schade opgemaakt. Van een van mijn voortanden was een hoekje afgebroken en mijn lippen waren kapot. De volgende ochtend waren mijn lippen nog steeds dik en pijnlijk met een korst erop. Praten was zo pijnlijk dat woorden waarbij de lippen op elkaar kwamen door mij werden omzeild door ze achterin mijn mond uit te spreken. Het leverde een hilarisch moment op toen mijn moeder vroeg wat ik wilde eten. 'Kak', zei ik, omdat ik weinig zin had in het uitspreken van de p's. Per dag werd het beter en uiteindelijk waren dan ook de korsten verdwenen. Het hoekje dat van mijn tand af was, bleef nog heel wat jaren aan dit voorval herinneren, voordat de tandarts er een hoekje aan kon zetten.

  • 1969
  • 1975
  • 1982

Op de zolder van de gasfabriek en plannen voor de nieuwjaarsnacht

Vlak voor de afbraak van de gasfabriek, lette niemand meer op en konden we er rustig in rondstruinen. We ontdekten de doorgang naar de zolder en vonden daar van alles. Er was in tijden niets veranderd. Er lagen oude jassen met gaten van de motten, een brancard, een stapel kartonnen borden met het silhouet van koningin Wilhelmina en ook een militair hoofddeksel. Het militaire groen was van dun materiaal waarin wat gaatjes zaten, maar verder was het nog prima, Het was te mooi om er te laten liggen en dus nam ik het mee naar huis als trofee. In onze straat maakten we foto's van elkaar met alle atributen. Een op de zolder gevonden vlag staken we in de vlaggenstokhouder van het huis waarin ik tot kort daarvoor woonde: Dirkbosstraat 2. Het grijsgroene hoofddeksel had niet verloren mogen gaan in de jaren erna, maar op de een of andere manier is het toch gebeurd. De foto's herinneren me nu aan ons struinen door het oude gebouw en aan onze trofeeën.

Op een zoldertje aan de andere kant van het gebouw hadden we in december 1982, in de weken voor oud en nieuw verzamelde autobanden verzameld. We haalden ze achter garages vandaan achter de haven van Sommelsdijk en in de Christiaan de Vrieslaan. Het waren er ongeveer veertig. We hadden er grote plannen mee voor tijdens de nieuwjaarsnacht. Kort na twaalf uur wilden we ze in de fik steken op het Beneden Zandpad, ter hoogte van de gasfabriek. We hadden geoefend met lange stokken die tussen twee man in een paar autobanden konden dragen. Het hek met ronde metalen spijlen vormde een obstakel. We zaagden een paar spijlen aan de boven en de onderkant door en zetten ze er, zo was de bedoeling, tot de nieuwjaarsnacht weer tussen, zodat het niet op zou vallen. Op de eerste verdieping van de fabriek werden de plannen verder uitgewerkt. Maar tot uitvoering kwam het niet. We waren gezien door een buurman uit de straat, die bij de brandweer werkte. We hebben nog geprobeerd de autobanden bij mijn vader in de garage onder te brengen, maar die paste ervoor. Een paar dagen later reed een vrachtwagentje van de gemeente het terrein op. Vanaf de slaapkamer van een van ons zagen we hoe de banden uit de fabriek werden gehaald. De voorpret pakte niemand ons meer af, maar tot een enorm vuur op de weg kwam het niet.

Kerstbomen verzamelden we wel en die fikten prima in de laatste week van de kerstvakantie. Het was voor mij het laatste jaar met deze pret. het was het laatste jaar dat ik op Flakkee woonde. De jaren ervoor hebben we heel wat vuren gestookt op het parkeerterrein naast de gasfabriek. Het was klein begonnen ooit, maar we waren sterker en vindingrijker geworden En behalve de politie, de gemeente en de brandweer, legde niemand ons wat in de weg.

Het indrukwekkendste vuur maakten we met autobanden. Als er daarvan een paar goed fikten, kolkten de zware zwarte wolken de lucht in, met tussen het zwart soms ineens hoog in de lucht kolkende vlammen. Een van die keren werd de zwarte, vette rook bijna horizontaal over het parkeerterrein naar het Beneden Zandpad en de winkeldijk geblazen. Het was op het randje en het was goed dat we het er die tijd maar bij lieten. Het was mooi geweest. En mooi was het.

Op dagen dat de vuilniszakken, die in die tijd nog niet in containers aan de weg werden gezet, bij de weg stonden, gingen die compleet op het vuur met als toegift het uit elkaar spatten van de spuitbussen die erin zaten. De heg die door een buurman uit de grond was getrokken ging erop en plastic buizen die we haalden van het terrein rond de gasfabriek. Het leverde ons een vuur op dat ook als we na het middageten erbij terugkwamen,nog brandde. Het slotakkoord was uiteindelijk de komst van de politie. Een spannend slotakkoord, met de uitdaging zo lang mogelijk te wachten en het dan op een rennen te zetten. De langzamere jongens waren dan al weg, om uit handen van de politie te blijven. Ik wachtte liever nog even en als ze met hun busje de hoek om kwamen, wachtten we nog even en dan vlogen we de straat door, steegjes in, muurtjes over en dan stil afwachten. Gepakt werden we nooit. En onderzoek achteraf deden ze niet. Na de politie volgde de gemeente met een op vrachtwagen en een grijper, waarmee de restanten van velgen, hout en andere troep werden opgepakt. Reed die weg, dan werd het stil en kwamen wij weer tevoorschijn. Een avontuur rijker en stinkend naar de rook.

  • 1982 Links Kees van der Valk, rechts Jan van der Sluis en ik lig op de brancard die we van de zolder hadden meegenomen.
  • 1982 Op strooptocht tijdens de kerstvakantie met Kees van der Valk (met kerstboom), Jan van der Sluis en René Bosland.
  • 1982 De restanten van een vuurtje van ons van kerstbomen en een paar autobanden, op het parkeerterrein naast de gasfabriek.
  • 1982 De verlaten gasfabriek waarvan we niet veel ruiten hebben heel gelaten.
  • 1982 De net gebouwde vestiging van de Hema, met op de achtergrond het zuiverhuis, dat we 'de gasfabriek' noemden. Op de zolder va het witte, lage gebouw, vonden we allerlei attributen. Borden met het silhouet van Koningin Wilhelmina, een zeegroene militaire hoed, een brancard, een dikke zwarte jas waar gaten in gevallen waren en een oude Nederlandse vlag. We hebben het mee naar de straat genomen en er daar plezier aan beleefd. Het militaire hoofddeksel nam ik mee naar huis om voor altijd te bewaren, maar op de een of andere manier heeft iemand het minder belangrijk gevonden het oude ding te bewaren en is het toch verloren gegaan.
  • 1982
  • 1982

Kat-en-muisspel met de politie

Veel was er niet meer over van de oude gebouwen, maar het liet zich nog raden hoe het er had uitgezien. Hier hadden de jongens, waaronder mijn broer, zich een jaar eerder nog verstopt toen de politie achter hen aan zat. Ik was er niet bij omdat het me steeds meer aan tijd ging ontbreken door school. Mijn broer had het er nog even uitgehouden en was toen naar huis gerend, had ruw aangebeld en was na het opendoen een één streep naar binnen gevlogen en achter de bank gaan zitten. Hij had nog wat losgelaten over politie en zoiets als 'ik ben er niet', toen de politie aanbelde en mijn oudste zus opendeed. Of haar broer thuis was, vroeg hij. En tegen de verwachting van mijn verder toch aardig betrouwbare zus in, had ze dat zo ontkend, dat de politieagent er gelijk genoegen mee nam.

Het was al jaren gewoonte voor ons de grens op te zoeken in wat nog wel en wat niet kon en het leverde een mooi kat-en-muisspel op tussen ons en de gezagsdragers. Vooral bij het vuurtje stoken. Meters hoog lagen de vuilniszakken soms op het vuur en autobanden overal vandaan. Politie, brandweer en gemeente waren betrokken bij het bestrijden en opruimen ervan. Maar nooit kwamen ze aan de deur om verhaal te halen. Als de politie kwam aanrijden begon het spel van wachten. De langzamere en wat banger uitgevallen jongens waren gelijk vertrokken. Met de anderen wachtte ik liever nog even en nog even. En dan weg! We vlogen alle kanten op, de straat door en stegen in, waar we als het moest, ook nog over een muurtje konden klimmen om de politie kwijt te raken.

Bij het ouder worden, werd dat linker. Gedrag dat op ons 15e jaar nog wel kon, was een paar jaar later strafbaar. Tot inderdaad zo rond ons 17e jaar ging het goed. De plannen voor het opstoken van autobanden werden groter. Het aantal banden dat we verzamelden, steeg tot rond de veertig. Er werden plannen geschreven en uitgetekend voor het zo snel mogelijk van de zolder van de gasfabriek verslepen van de banden naar de weg en berekenden hoeveel er aan een paar stokken gehangen konden worden als we de stokken tussen twee man in droegen naar het Beneden Zandpad waar het vuur zou worden gehouden tijdens de nieuwjaarsnacht van 1982. Om vertraging bij het hek te voorkomen, werden een of meer spijlen van het ijzeren hek alvast losgezaagd en er voorzichtig, voor op het oog, weer even ingezet. De voorpret was het mooiste, want tot een vuur tijdens de nieuwjaarsnacht kwam het niet. Een van de buren die bij de brandweer zat, had ons de banden zien verslepen en had de gemeente en / of de politie ervan op de hoogte gebracht. We kregen daar lucht van en hebben nog een poging gedaan de banden ergens anders onder te brengen. Ook in de garage van mijn vader, maar die bedankte voor de eer. We moesten uiteindelijk vanuit de slaapkamer van Jan van der Sluis toezien hoe de banden vanuit de gasfabriek op een vrachtwagen van de gemeente werden geladen. Het feest ging niet door. En nu zoveel ouder: misschien was het ook maar beter, want veertig banden is veel en de reparatie van de weg had ons veel kunnen kosten

Tijdens de nacht zelf heb ik nog wel geholpen bij een ander vuur. De autobanden waren door hen in een lange vrachtwagen verborgen. Toen om hulp werd gevraagd om de banden snel naar het Beneden Zandpad te brengen, aarzelde ik niet en nam ik er ook een paar mee uit de vrachtwagen. Bij het vuur aangekomen, vroeg er een of ik de laatste er wel uit had gehaald. Zou er nog een in liggen, dan zou de vrachtwagenchauffeur door de politie gepakt kunnen worden voor het beschikbaar stellen van zijn bak. Ik rende terug, kroop de donkeren wagen in, naar het verste eind en hoorde toen dat de politie eraan kwam. Als een blinde ben rende ik door de bak naar de uitgang, sprong in de stekelige struiken waartegen de bak stond geparkeerd en worstelde me door de struiken naar de Gelein Cornelissestraat erachter. Het was goed gegaan. Bij het aansteken was een ander, niet van onze groep, nog zo onhandig geweest benzine te gooien toen het vuur al aan was, en had de rug van zijn leren jas nog even in brand gestaan. Het was allemaal goed gegaan. Van zulke vuren kwam het daarna niet meer. Kleinere nog wel van wat kerstbomen en een paar banden, maar verder niet.

Op andere manieren ging het nog wel even mis. Een door de jongens vernielde bouwkeet (ik woonde inmiddels in Kampen), waarvan ze dachten dat die toch bedoeld was om gesloopt te worden, bracht hen met de ouders voor de kantonrechter in Rotterdam. Het leverde een boete op van een paar honderd gulden per man. Zover kwam het met mij niet. Het enige waar ik in die tijd voor werd bezocht door de politie was een gesneuvelde ruit van de overbuurman. Onbedoeld en ongelukkigerwijs was bij het voetballen op het parkeerterrein de door mij geschoten bal door het keukenraam van de buren gevlogen. Toen de buurman me wilde grijpen, ontstond een dans rond zijn oranje auto die voor het keukenraam geparkeerd stond. Ik maakte dat hij me steeds niet krijgen kon en was niet van plan te blijven staan. Toen dat stopte, is de buurman in huis de politie gaan bellen, die even later bij ons aanbelde. Ik deed nog een poging, maar ik zat er niet bepaald in een gewonnen positie. De twee dienders vertrokken, wensten mijn vader succes met de opvoeding (dat vond ik niet aardig) en de zaak werd verder praktisch opgelost.

Er was geen enkele voedingsbodem voor meer ellende met het gezag. Het was ook nooit gemeen geweest naar anderen; daar lag hoe dan ook onze grens. We gingen studeren en werken en werden heus wel brave burgers. Nog even een potje rennen met de groep voor de politie tijdens de nieuwjaarsnacht van 1984 en toen was het echt voorbij.

Van het voorbijgaan

Met de afbraak van de oude gasfabriek verloor ik een deel van mijn jeugd en onbevangenheid. En er was al zoveel veranderd. Ik was nog maar 17, maar in de laatste drie jaar was ik veel kwijtgeraakt. Mijn vrije tijd was ik kwijtgeraakt aan de lange afstand naar de school in Rotterdam, het terrein van mijn jeugd, was modderig, de ooit trotse gebouwen van de gasfabriek waren op sterven na dood. Ik zag ze staan en het voelde alsof een executie hen wachtte. Ze stonden er nog, maar niemand ging hen nu nog helpen,.Er stond geen hek meer omheen als vroeger. Ze waren vogelvrij. Ik heb ze in hun nadagen zitten tekenen, buiten op het terrein zelf. En toen de slopershamer kwam,vond ik het triest om te zien. Het was mij een metafoor over het voorbij gaan. Niets blijft. De mensen om me heen niet, zoals zo indringend was gebleken in die tijd, mijn onbevangen jonge jaren niet, mijn speelterrein niet. De gebouwen waren voor mij als mensen die eens jong en trots waren, totdat niemand nog naar ze omziet en ze verloren zijn en verloren gaan.

Herinneringen wilde ik eraan overhouden. En daarom tekende ik en daarom zette ik de gebouwen op de foto. Ze zijn er daardoor nog voor mij, ook nu. Als mensen die we niet willen vergeten,

  • Parkeerplaats op het vroegere terrein rond de gasfabriek met zicht op woonhuizen in de Dirk Bosstraat met daarachter (links) het postkantoor en rechts van het midden enkele huizen aan de Langeweg. Het huis rechts achter de bomen, op de hoek van de Dirk Bosstraat en het Beneden Zandpad is afgebroken.
  • Bron afbeelding: Streekarchief Middelharnis.

Werktekening van rond 1955 met terrein gasfabriek.

  • Bron afbeelding: BGT-Viewer (24-1-2018).
  • Bron afbeelding: BGT-Viewer (registratie luchtfoto 30-1-2017).
  • Positie uitsnede in overzicht Middelharnis.