Over de chronologie van het leven van Paulus bestaat veel discussie. Hieronder geef ik de chronologie weer die mij het meest waarschijnlijk lijkt. De discussie van de chronologische gegevens in "Na veertien jaren": De datering van het in Galaten 2 genoemde overleg te Jeruzalem van Jakob van Bruggen is daarbij erg behulpzaam geweest. Ik heb in de kolom 'Paulus' alleen gebruikgemaakt van de brieven waarvan algemeen aanvaard is dat deze door Paulus geschreven zijn. De betwiste brieven en de gevangenisbrieven geven mogelijk informatie over de laatste jaren van het leven van Paulus, maar de reconstructie van die jaren is zeer onzeker.
Jaar
Handelingen
Paulus
Externe ijkpunten
~36
Handelingen 9 [3] Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. [4] Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ [5] Hij vroeg: ‘Wie bent U, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. [6] Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’
Galaten 1 [15] Maar toen besloot God, die mij al in de moederschoot had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, [16] zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem aan de heidense volken zou verkondigen.
~36 - 38
Handelingen 9 [22] Saulus’ optreden werd echter steeds krachtiger, en hij bracht de in Damascus wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de messias is.
Galaten 1 [17] Ik ben onmiddellijk naar Arabië gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus.
38
Handelingen 9 [23] Al spoedig beraamden de Joden een plan om hem te vermoorden. [24] Saulus raakte echter van hun voornemen op de hoogte. Ze hielden zelfs dag en nacht de stadspoorten in de gaten om hem te kunnen doden. [25] Maar Saulus’ leerlingen brachten hem ’s nachts naar de stadsmuur en lieten hem daar in een mand naar beneden zakken.
2 Korintiërs 11 [32] Toen ik in Damascus was, liet de etnarch van koning Aretas de stad afsluiten om mij gevangen te nemen; [33] ik kon alleen aan hem ontkomen doordat ik in een mand door een venster in de muur werd neergelaten.
Aretas IV is uiterlijk in 38 of 39 n. Chr. gestorven. Deze gebeurtenis moet dus daarvoor hebben plaatsgevonden.
38
Handelingen 9 [26] Toen hij terug was in Jeruzalem wilde hij zich aansluiten bij de leerlingen, maar die waren bang voor hem omdat ze niet geloofden dat ook hij een leerling was geworden. [27] Barnabas nam hem echter onder zijn hoede en bracht hem naar de apostelen, aan wie hij vertelde dat Saulus onderweg de Heer had gezien, dat die met hem had gesproken en dat hij in Damascus vrijmoedig de naam van Jezus had verkondigd. [28] Saulus liep nu openlijk met de apostelen in Jeruzalem rond en verkondigde vrijmoedig de naam van de Heer.
Galaten 1 [18] Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. [19] Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer.
38
Handelingen 9 [30] Toen de broeders dat te weten kwamen, brachten ze hem naar Caesarea en stuurden hem van daar naar Tarsus.
Galaten 1 [21] Daarna ging ik naar het kustgebied van Syrië en van Cilicië.
42 - 43
Handelingen 11 [29] De leerlingen besloten dat de broeders en zusters in Judea ondersteund moesten worden. Ze droegen elk naar vermogen bij [30] en lieten hun gift door Barnabas en Saulus naar de oudsten brengen. 12 [1] Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. (…) [3] Toen hij zag dat de Joden hier gunstig op reageerden, liet hij ook Petrus aanhouden – dat was tijdens het feest van het Ongedesemde brood.
Het laatste Pesachfeest dat Herodes Agrippa I in Jeruzalem vierde, moet in 43 n. Chr. zijn geweest.
49
Handelingen 17 [1] Via Amfipolis en Apollonia reisden ze naar Tessalonica, waar de Joden een synagoge hadden.
Filippenzen 4 [16] Al in Tessalonica hebt u mij meer dan eens iets gestuurd om mijn tekorten aan te vullen.
49
Handelingen 17 [15] Paulus’ begeleiders brachten hem naar Athene en keerden daarna weer terug, met de opdracht aan Silas en Timoteüs om zich zo spoedig mogelijk bij hem te voegen.
1 Tessalonicenzen 1 [1] Van Paulus, Silvanus en Timoteüs. Aan de gemeente in Tessalonica, die toebehoort aan God, de Vader, en de Heer Jezus Christus. Genade zij u en vrede.
1 Tessalonicenzen 3 [1-2] Omdat we het niet langer uithielden, besloten we Timoteüs naar u toe te sturen, onze broeder en Gods medewerker in de verkondiging van het evangelie van Christus. Zelf bleven we in Athene achter. Timoteüs moest u sterken en aanmoedigen in uw geloof[.]
49
Handelingen 18 [2] Daar leerde hij Aquila kennen, een Jood uit Pontus, die kort daarvoor met zijn vrouw Priscilla uit Italië was gekomen omdat Claudius had bevolen dat alle Joden Rome moesten verlaten.
Deze verbanning wordt zonder datering door Suetonius vermeld in Claudius 25.4. Orosius (Historiae 7.6.15) vermeldt dat dit in het negende jaar van Claudius gebeurde (49 n. Chr.).
49
Handelingen 18 [4] Elke sabbat sprak Paulus in de synagoge en trachtte hij Joden en Grieken te overtuigen. [5] Nadat Silas en Timoteüs uit Macedonië waren aangekomen, richtte Paulus zich volledig op de verkondiging en getuigde ten overstaan van de Joden dat Jezus de messias is.
Filippenzen 4 [15] U weet zelf, Filippenzen, dat toen ik na mijn vertrek uit Macedonië met de verkondiging van het evangelie begon, uw gemeente de enige is geweest die gedeeld heeft in mijn tegoeden en tekorten.
49 - 51
Handelingen 18 [11] Paulus bleef anderhalf jaar in Korinte en onderrichtte de inwoners over Gods boodschap. [12] Toen Gallio proconsul van Achaje was, keerden de Joden zich echter gezamenlijk tegen Paulus en daagden hem voor het gerecht.
Het begin van Gallio’s proconsulaat in Achaje kan met behulp van de inscriptie in Delfi nauwkeurig gedateerd worden op 1 mei 51 n. Chr.
51
Handelingen 18 [18] Nadat Paulus nog geruime tijd bij de leerlingen had doorgebracht, nam hij afscheid en vertrok per schip naar Syrië, samen met Priscilla en Aquila. (…) [19] Ze kwamen aan in Efeze, waar hij hen achterliet; zelf ging hij nog naar de synagoge om met de Joden te spreken.
1 Korintiërs 16 [8] Tot het Pinksterfeest ben ik in Efeze[.] (...) [19] De gemeenten van Asia groeten u. Ook Aquila en Prisca en de gemeente die bij hen in huis samenkomt laten u, met wie zij in de Heer verbonden zijn, hartelijk groeten.
51-52
Handelingen 18 [22] Nadat hij in Caesarea aan land was gegaan, reisde hij via Jeruzalem, waar hij een bezoek bracht aan de gemeente, naar Antiochië.
Galaten 2 [1] Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. (…) [11] Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk.
52-54
Handelingen 19 [8] De volgende drie maanden ging hij regelmatig naar de synagoge[.] [9] Maar toen sommigen zijn boodschap halsstarrig bleven afwijzen en de Weg bij iedereen belachelijk maakten, vertrok hij en nam de leerlingen met zich mee. Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus, [10] iets dat hij twee jaar bleef doen[.]
54
Handelingen 19 [21] Na deze gebeurtenissen vatte Paulus het plan op om eerst nog naar Macedonië en Achaje te reizen en vervolgens naar Jeruzalem te gaan. Hij verklaarde: ‘Als ik daar ben geweest, moet ik ook een bezoek aan Rome brengen.’
De wens van Paulus om Rome te bezoeken is mogelijk verbonden aan nieuws over de dood van Claudius, die op 13 oktober 54 n. Chr. stierf en bij wiens dood de verbanning van de Joden eindigde.
54-55
Handelingen 19 [22] Hij zond twee van zijn medewerkers, Timoteüs en Erastus, naar Macedonië en bleef zelf nog enige tijd in Asia.
1 Korintiërs 4 [17] Daarom ook stuur ik Timoteüs naar u toe, die mijn geliefd kind is, trouw aan de Heer.
55
Handelingen 19 [38] Mochten Demetrius en zijn ambachtslieden met iemand een geschil hebben, dan bestaan daar rechtszittingen en proconsuls voor; laten ze dan maar een aanklacht indienen.
Mogelijk is de verwijzing naar ‘proconsuls’ (meervoud) doordat Junius Silanus, de proconsul van Asia, na de dood van Claudius vermoord was (Tacitus, Annales 13.1.1) en zijn positie nog vacant was of tijdelijk door meerdere personen werd bekleed.
55-56
1 Korintiërs 16 [5] Ik kom naar u toe zodra ik Macedonië achter me gelaten heb (ik ben namelijk van plan via Macedonië te reizen). [6] Dan denk ik enige tijd bij u te blijven, misschien wel de hele winter, zodat u mij op weg kunt helpen naar mijn volgende bestemming.
2 Korintiërs 1 [8] U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was.
2 Korintiërs 1 [15] Ik had wat dit betreft alle vertrouwen in u en wilde daarom al eerder naar u toe komen om u met een extra bezoek te verblijden: [16] via u zou ik naar Macedonië reizen en vanuit Macedonië weer naar u teruggaan, om vervolgens door u op weg te worden geholpen naar Judea.
2 Korintiërs 2 [12] Toen ik in Troas kwam om het evangelie van Christus te verkondigen, had de Heer deuren geopend voor mijn werk. [13] Maar ik vond geen rust, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof. Daarom nam ik weer afscheid en vertrok naar Macedonië.
2 Korintiërs 7 [5] Toen we in Macedonië kwamen, vonden we geen rust maar werden we van alle kanten belaagd: van buitenaf door vijanden, van binnenuit door zorgen. [6] Maar God, die moed geeft aan wie terneergeslagen is, gaf ons moed door de komst van Titus.
Romeinen 15 [19] Zo heb ik vanaf Jeruzalem tot aan Illyrië overal het evangelie van Christus verspreid.
Uit 2 Korintiërs blijkt dat er in Handelingen een jaar (55-56 n. Chr.) wordt overgeslagen. Nadat Paulus in het voorjaar van 55 n. Chr. Efeze had verlaten, zijn zijn reisbewegingen complexer geweest dan Handelingen 20:1-2 doet vermoeden. Vanuit Efeze is hij eerst naar Korinte gereisd (in tegenstelling tot wat hij in 1 Korintiërs 16 aankondigt). Van daar is hij via Troas naar Macedonië gereisd. Volgens Romeinen is hij ook nog in Illyrië geweest, en volgens 2 Korintiërs tussen zijn tweede en derde bezoek nog een keer in Asia (wellicht Efeze). De precieze route die hij afgelegd heeft, is moeilijk te reconstrueren.
56
Handelingen 20 [1] Toen het tumult bedaard was, riep Paulus de leerlingen bij zich om hun moed in te spreken. Daarna nam hij afscheid en vertrok naar Macedonië. [2] Op zijn reis door dat gebied bemoedigde hij de gelovigen op velerlei wijze. Ten slotte kwam hij in Griekenland aan[.]
2 Korintiërs 13 [1] Ik kom nu voor de derde keer naar u toe.
56-57
Handelingen 20 [2] Ten slotte kwam hij in Griekenland aan, [3] waar hij drie maanden bleef. Kort voordat hij per schip naar Syrië wilde afreizen, bleek dat de Joden een aanslag op hem beraamden, zodat hij besloot terug te keren via Macedonië.
Romeinen 15 [25] Nu sta ik echter op het punt naar Jeruzalem te gaan om de heiligen daar bijstand te verlenen, [26] want Macedonië en Achaje hebben voor de armen onder hen een collecte gehouden.
57
Handelingen 20 [6] Wijzelf voeren na het feest van het Ongedesemde brood weg uit Filippi en kwamen vijf dagen later eveneens in Troas aan, waar we zeven dagen doorbrachten. [7] Op de eerste dag van de week kwamen we bijeen voor het breken van het brood. Paulus, die van plan was om de volgende dag verder te reizen, hield een toespraak voor de leerlingen die tot midden in de nacht duurde.
Paulus en zijn medereizigers vertrekken op een maandag. Dit is de zevende dag in Troas. De eerste dag in Troas is gelijk aan de vijfde dag nadat ze uit Filippi vertrokken waren. Dat betekent dat ze op een vrijdag zijn vertrokken. In 57 n. Chr. eindigde het Pesachfeest op een donderdag, dus dat klopt precies.
57-59
Handelingen 24 [27] Toen er twee jaren verstreken waren, werd Felix opgevolgd door Porcius Festus. Om de Joden ter wille te zijn, liet hij Paulus in gevangenschap achter.
Op basis van verschillende bronnen, waaronder Josephus, en een wisseling in het type munten is 59 n. Chr. het meest aannemelijke jaar voor de wisseling van Felix en Festus.
59-60
Handelingen 27 [9] Er was al geruime tijd verstreken en ook de vastentijd was al voorbij, zodat het gevaarlijk werd om uit te varen.
Handelingen 28 [11] Na drie maanden vertrokken we met een schip dat op het eiland had overwinterd. Het was een schip uit Alexandrië met de Dioscuren als boegbeeld.
De vastentijd verwijst waarschijnlijk naar de Grote Verzoendag. Na de genoemde gebeurtenis verstrijken er ongeveer vier maanden. Volgens Plinius (Naturalis Historia 2.122) begon het vaarseizoen begin februari. In 59 n. Chr. viel de Grote Verzoendag uitzonderlijk laat (6 oktober), waardoor het strakke schema van Handelingen 27-28 net past. In andere jaren zou dit schema impliceren dat het vertrek van Malta al in januari viel.
60-62
Handelingen 28 [30] Paulus verbleef twee jaar in het huis dat hij gehuurd had en ontving daar iedereen die naar hem toe kwam.