'De discipel die Jezus liefhad' of 'de leerling van wie Jezus veel hield', vaak afgekort tot 'de geliefde discipel', is een anonieme discipel die meerdere keren voorkomt in het Johannesevangelie. Hier zijn alle passages waarin hij (waarschijnlijk) genoemd wordt weergegeven:
Johannes 1 [35] De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. [36] Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ [37] De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. [38] Jezus draaide zich om, en toen Hij zag dat ze Hem volgden, zei Hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen Hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar verblijft U?’ [39] Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met Hem mee en zagen waar Hij onderdak had gevonden. Het was ongeveer twee uur voor zonsondergang, en ze bleven die dag bij Hem.
Johannes 13 [21] Nadat Jezus dit gezegd had werd Hij diepbedroefd, en Hij verklaarde: ‘Werkelijk, Ik verzeker jullie, een van jullie zal Mij uitleveren.’ [22] De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde. [23] Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag bij de maaltijd aan Jezus’ zijde aan, [24] en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. [25] Daarop boog de leerling zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ [26] ‘Degene aan wie Ik het stuk brood geef dat Ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot.
Johannes 18 [15] Simon Petrus kwam met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, [16] maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen.
Johannes 19 [26] Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie Hij veel hield, zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, dat is uw zoon,’ [27] en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Johannes 19 [34] Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. [35] Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft.
Johannes 20 [1] Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria van Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen voor het graf was weggehaald. [2] Ze liep snel weg, naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’ [3] Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. [4] Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. [5] Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. [6] Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, [7] en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. [8] Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. [9] Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan. [10] De leerlingen gingen terug naar huis.
Johannes 21 [2] Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. (...) [4] Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever. Maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. [5] Hij riep: ‘Hebben jullie iets te eten, jongens?’ ‘Nee,’ antwoordden ze. [6] ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ riep Jezus, ‘dan lukt het wel.’ Ze wierpen het net uit, en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. [7] De leerling van wie Jezus veel hield zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Zodra Simon Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleed aan – want hij was nauwelijks gekleed – en sprong in het water.
Johannes 21 [20] Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus veel hield hen volgde – de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die Hem zou uitleveren. [21] Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: ‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’ [22] Maar Jezus antwoordde: ‘Wanneer Ik wil dat hij in leven blijft totdat Ik kom, is dat niet jouw zaak. Jij moet Mij volgen.’ [23] Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat deze leerling niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd: ‘Hij zal niet sterven,’ maar: ‘Wanneer Ik wil dat hij in leven blijft totdat Ik kom, is dat niet jouw zaak.’ [24] Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is.