Wesseling in Hoogland

De Hooglandse tak: nazaten van Johannes Wesseling en Johanna Weverink

Drie kinderen van Johannes Wesseling en Johanna Weverink, twee broers en een zus van Gerrit Weverink Wesseling, kiezen in Hoogland bij Amersfoort hun domicilie, gaan daar in de houthandel en zetten zo de familietraditie voort. Ze hebben korte lijnen met Bontekoning & Aukes, de houthandel in Amsterdam.

Johannes, * 23.5.1814 te Amsterdam, † 8.4. 1897 te Hoogland op 82 jarige leeftijd, trouwt 12.7. 1855 Cornelia Sophia Meijjes, geb. in 1825 te Amsterdam,

Zij is dochter van Johannes Meijjes, zeilemaker en koopman in Amsterdam en wonend op Zandbergen in Hoogland, uit zijn tweede huwelijk met Cornelia Sophia van Oostrom. Zij overlijdt 10.9.1877 in Hoogland op 52 jarige leeftijd. Zij krijgen drie kinderen: Johannes (1857), Sophia Barta Maria Elisabeth (1859, die in haar tweede en derde naam vernoemd is naar haar overleden tante Bartha M.E., de zus van haar vader) en Anthonij (1860).

Zoon Johannes, * 1857 te Hoogland wordt houtkoper, † in 1925, trouwt in 1884 te Zwaag met Johanna Geertruida Maria Alphonse Mijsberg, geb. Zwaag 1858, dochter van de predikant Frederik Mijsberg en Wilhelmina Leonardina Adriana ’t Hooft, gaat wonen in Hoorn, waar ze eerst een doodgeboren zoon krijgen en vervolgens een tweeling, twee meisjes: Cornelia Sophia en Wilhelmina Leonardina Adriana die vernoemd is naar haar grootmoeder van moeders kant. Ze verhuizen naar Soest, waar jongste dochter Johanna Geertruida Maria geboren wordt. Vervolgens verhuizen ze naar Den Haag.

Nicolaas, geb.17.12.1815 te Amsterdam, overleden Hoogland 22.7. 1891 op 75 jarige leeftijd, ongehuwd.

Anna Jacoba, geb. 25.1.1818 te Amsterdam, trouwt 1. Justus Hondius, geb. te Amersfoort in 1798, zoon van Gerrit Hondius (1756-1831) en Lucretia Petronella van de Water (1763-1830), makelaar te Amsterdam, wethouder te Amersfoort bij zijn overlijden. Lucretia Petronella Hondius – van de Water is een dochter van Joost van de Water en Maria Cromhout. Zij is geboren te Amsterdam en overlijdt op 8.3.1830 te Amersfoort, 66 jaar oud, waar haar man Gerrit Hondius een jaar later, op 8.2.1831 overlijdt, 74 jaar oud. Gerrit Hondius is een zoon van Lodewijk Hondius en Maria Vogelezang.Justus Hondius heeft veel familie in Amersfoort. Haar broers: Gerrit, koopman, met schoonzus Maria Pet en kinderen, Ludovicus, notaris te Amersfoort met z’n vrouw Sophia Catharina van Vloten en hun kinderen, en Jan Daniël, directeur van de Bank van Lening in Amersfoort en haar zus Maria en zwager Theodorus Jacobus Hondius met hun kinderen. De anderen wonen buiten Amersfoort. Maar haar broers in Amersfoort overlijden op jonge leeftijd, Jan Daniël in 1828, 26 jaar oud, en Ludovicus in 1841, 46 jaar oud, Gerrit in 1851 te Zuilen, 61 jaar oud.

Justus Hondius is predikant te Werkhoven van 1821-1825 en vanaf 1825 te Vreeland, tr. op huwelijkse voorwaarden op 9.5.1838 te Vreeland.

Ze krijgen drie kinderen: Gerrit Johannes Daniël, Johanna en een levenloos kind, alledrie geboren te Vreeland.

Justus overlijdt op 23.10.1846 te Vreeland, 48 jaar oud.Anna Jacoba blijft met haar twee kinderen over. Gerrit Johannes Daniel is vijf jaar, Johanna vier jaar. In juni 1848 komt ze met attestatie uit Vreeland binnen in de kerk te Amersfoort/ Hoogland. Anna Jacoba trouwt 2. op 12.12.1861 te Hoogland op 43 jarige leeftijd met de 45 jarige Pieter Leonardus Posthumus, zoon van Jacob Pieterzoon Posthumus en Davida Cornelia van der Hammen, geb. Amsterdam 1816, overl. Amsterdam 23.11.1880.

Hij is weduwnaar van Bartha M.E.Wesseling, de zus van Anna Jacoba, geboren in 1820 en overleden voor 1859. Op 7 december 1861, een paar dagen voor het tweede huwelijk van Anna Jacoba met haar voormalige zwager Posthumus, wordt een acte opgemaakt, dat zij op huwelijkse voorwaarden trouwt en geld, aandelen, obligaties en inboedel inbrengt. Zij behoudt haar inkomsten, de helft is bedoeld voor het huishouden, de rest voor het onderhoud van haar zoon. Anna Jacoba is bij haar tweede huwelijk rentenierster te Hoogland. Alleen kind Gerrit Johannes Daniel Hondius wordt genoemd. Dochtertje Johanna Hondius is, negen jaar oud, overleden op 12.8.1851 te Amersfoort. In maart 1862 vertrekt Anna Jacoba met attestatie naar de kerk van Amsterdam. Pieter Leonardus Posthumus overlijdt op 23 november 1880 te Amsterdam, waar het echtpaar is gaan wonen, in de leeftijd van 64 jaar. Voor de tweede keer blijft Anna Jacoba als weduwe achter.

Anna Jacoba’s enige zoon uit haar eerste huwelijk, Gerrit Johannes Daniël Hondius, geb. Vreeland 1841 is te Vianen op 7.11.1878 getrouwd met Anna Margaretha Cambier, geb. Vianen 1853 als dochter van Joan Jacob Cambier en Anna Helene Slichtenbree. Hij is op dat moment 37 jaar en kantonrechter te Vianen. Zijn stiefvader Posthumus heeft het huwelijk nog mee kunnen maken.

Gerrit Johannes Daniël overlijdt te Deventer ca. 1908, 67 jaar oud. Hij laat twee kinderen na: Anna (geb. 1881) en Justus (geb. 1884). Zoontje Justus is maar anderhalf jaar oud geworden.

Niet alleen Johannes Wesseling komt uit een gegoede familie met grondbezit en aandelen, ook zijn vrouw Cornelia Sophia Wesseling – Meijjes is bepaald niet onbemiddeld en met een goede bruidsschat het huwelijk ingegaan.

Vader is zeilemaker en koopman in Amsterdam. Zijn bedrijf heet Johs Meijjes & Zoon en is gevestigd aan de Prins Hendrikkade no. 14 in Amsterdam tegenover het Centraal Station.

Het Open Havenfront met geheel links het bedrijf van Meijjes en op de achtergrond de ronde Luthersche Toren.

1829 tekening J. Nuijen van de Prins Hendrikkade met de Haringpakkerstoren, rechts van de toren met enige moeite Pr. Hendrikkade 14 en 13 te onderscheiden. Met zijn vrouw is hij gaan wonen in Hoogland, in huize Zandbergen, dat hij zich gekocht heeft. Behalve het huis beschikt hij over bijgebouwen, grote percelen grond en heeft hij ook elders bezittingen. Buitengoed Zandbergen alleen al bestaat uit een herenhuis, een koetshuis, een tuinmanshuis, twee daggelderswoningen en grond.

Hoogland zelf wordt in 1899 als volgt beschreven in een wandelgids:

“Den Ham is een welvarend dorp en behoort met Langenoord, de buurten Zeldert, de Hoef, Emiclaar, Coelhorst, Duist en de gehuchten Liendert, Zevenhuizen en de Haar, tot de gemeente Hoogland, die ruim 2500 inwoners telt. Wij vinden er eenige wagemakerijen en smederijen ten gerieve van de doortrekkende boeren”.

De Maalschap ‘Het Hogeland’ was oorspronkelijk slechts de rug van hoge zandgronden die vanaf de achtste eeuw geleidelijk aan bewoond werd. Vanaf de Hoef in het oosten via de Ham liep dit hooggelegen gebied langzaam naar het in het westen gelegen Coelhorst. Ontginningen breidden zich uit en boeren vestigden zich ook in de wat lager gelegen gebieden. Verondersteld wordt dat boeren zich al in de loop van de 12e eeuw hebben aaneengesloten in een maalschap, een genootschap met het doel om gemeenschappelijke gronden volgens bepaalde afspraken te gebruiken. Deze maalschap bestond in de dertiende eeuw in ieder geval uit vijftien boerderijen of malenhoeven, namelijk Groot Wede, Groot Liender, Nieuwenhoef, Oudenhoef, Emiclaar, Luttike Weede, Schoonoord, Klein Wede, Klein Liender, Klein Emiclaar, Langenoord, Zielhorst, De Hoef, Groot Wedehorst, Boelenhoef en Kattenbroek.

Op een gegeven moment werden ook de polders ten noordwesten van de maalschap, namelijk De Slaag, Boven- en Nederzeldert, de Hond en het Nieuwland, bestuurlijk ingelijfd bij het Hogeland. Hoogland werd zo het toponiem voor het gehele gebied dat ruwweg begrensd werd door Soest, Baarn, Bunschoten, Nijkerk en Amersfoort.

Schoonvader Jan Meijjes op Zandbergen in Hoogland en zijn nalatenschap

Ds. Craandijk wandelt in die tijd van Amersfoort naar landgoed Zandbergen in Hoogland met pen en papier in de hand en schetst wat hij ziet:

Van Amersfoort uit loopen, als stralen uit een middelpunt, tal van straat- en grindwegen. Wij houden ons heden vooral in den omtrek van den Arnhemschen straatweg op. Door de stad heen, of langs de schaduwrijke wallen, die de oude vestingnmuren vervingen, zouden wij terstond dien weg kunnen opzoeken; ook zouden wij den grindweg naar Oud-Leusden kunnen inslaan, die ons, als wij haast hadden, in een half uur derwaarts zou leiden. Maar wien 't niet om den naasten weg te doen is, die kiest in een boschrijke streek geen kunstweg! De voetpaden, de breede zandsporen, ook de ongebaande wildernissen trekken hem aan. Wat schaadt het, of hij eens dwaalt! Wat deert het hem, of hij wat tijd verliest! Dat is geen verlies, dat is winst van genot! Zoo verlaten wij weldra den Amsterdamschen straatweg, zoeken dien op Utrecht alleen om hem dwars over te steken, kruisen ook den Leusdenschen grindweg en slaan een voetpad in, tusschen bouwland en hakhout en langs enkele verspreide woningen heen. Hier zoudt gij nog vergeefs naar de tabaksvelden zoeken, die Amersfoort in het buitenland bekend en beroemd hebben gemaakt en die, met hun sierlijk gewas en met de groote tabakschuren, aan het landschap een zoo eigenaardig karakter geven. Wij zullen ze op dezen togt niet te zien krijgen. Wat hier verbouwd wordt, is het gewone gewas van den zandgrond: aardappelen, rogge, boekweit. Maar zoekt gij te vergeefs daarin iets bijzonders, niet onvoldaan dwaalt uw oog over den zacht golvenden bodem, die aanvankelijk eenigszins daalt, om straks weêr te rijzen en den heuvelrug te vormen, die overal in den omtrek zigtbaar is en den weidschen naam draagt van den Amersfoortschen berg. Wij weten, hoe het ten onzent met die ‘bergen’ gelegen is. Een ‘berg’ is hier, wat elders een naauw merkbare rijzing van den grond zou zijn. Maar herinneren wij ons, dat ‘hoog’ en ‘groot’ altijd zeer betrekkelijk is, dan mag de Amersfoortschen berg werkelijk in zijn soort vrij hoog genoemd worden. En met dankbaarheid verdient het te worden erkend, dat hij ruimschoots het zijne bijdraagt tot de afwisseling en tot de bevalligheid van het landschap. De stijve boomen langs een deel van den Utrechtschen straatweg, die over den top van den berg heenloopt, zouden zonder veel schade voor ons schoonheidsgevoel gemist kunnen worden, maar overigens opent zich hier een liefelijk vergezigt. Groote en kleine kampen bouwland, door akkermaalshout afgewisseld, straks daardoor bijna geheel vervangen, klimmen langs de glooijing van den heuvel op; een rij van donkere dennen kroont den top. En heerlijk is het, als in de lente het frissche groen van het winterkoren zich mengt tusschen het geel en rood van het jeugdig loof der akkermaalsbosschen, terwijl het dof en donker groen der dennen 't als in een lijst houdt omvat. Heerlijk is het, als in den zomer de tinten zijn veranderd, en als een nieuwe schilderij zich voor ons uitbreidt; het aardappelveld, met zijn paarsche bloemen, de geele rogge, golvend met het zomerkoeltje, de witte boekweit, schitterend in het zonlicht, en daar tusschen en daar boven het glimmend groen van het hakhout, als een breede mantel om de zijden van den berg geplooid, ook nu zoo krachtig afstekend tegen het ernstig zwartgroen van het dennenbosch.

Wendt gij u om, dan ziet gij boven het lage houtgewas en de nederige daken der arbeiderswoningen, als uit een krans van groen, den hoogen, prachtigen toren van Amersfoort zich in al de rankheid en majesteit van zijn Gothische bouworde verheffen. 't Is een der hoogste en schoonste torens van het land.

Een tijdlang verliezen wij berg en toren uit het oog, want te midden van hoog opgeschoten hakhout leidt ons het pad naar den ingang van een buitengoed, wiens palen aan den landweg ons den naam Zandbergen te lezen geven en wiens breede beukenlaan ons onder zijn hooge gewelven roept. Gij spant uw verwachting niet zóó hoog, dat gij zoudt meenen, hier werkelijk ‘bergen’ te zullen ontmoeten, als ik beweer, dat die naam Zandbergen niet ongepast is. Maar gij laat u door dat woord ‘zand’ ook niet afschrikken, alsof gij niets anders dan witte, stuivende heuvelen zoudt te zien krijgen. Gij weet, hoe uitnemend op onze zandgronden sommige houtsoorten tieren willen. En Zandbergen biedt ons werkelijk in zijn grond een aangename afwisseling van hoog en laag en in zijn houtgewas een niet gering deel der liefelijkheid, die zulk een bodem sieren kan.

Het landgoed, toebehoorende aan den heer J. Meijes, heeft zijn hoofdingang aan den Arnhemschen straatweg. Zeer groot is het niet, maar het heeft een aantal fraaije beukenlanen en sparrenbosschen, die, niet het minst door den golvenden grond, heerlijke wandelingen en hier en daar prachtige vergezigten te genieten geven. Voor wie goed oplet, kan het torentje van Oud-Leusden, dat even te zien komt, een aanwijzing zijn van de rigting, die hij te volgen heeft. Overigens, hier zoeken wij zelven onzen weg, òf langs den zoom van met bosch, òf er dieper in doorgedrongen, een weinig klimmend, een weinig dalend, nu eens te midden van het hooge hout, waar de wind door de toppen suist en het zonlicht door de takken speelt op het groene mos of de bruine beukenbladeren die den grond bedekken, dàn weêr verrast door het ruime uitzigt, waar het hout is gehakt of de bodem wat is gerezen; tusschen gladde, grijze beukenstammen met hun frisch en teeder groen, tusschen rijzige sparren met hun zware festoenen aan de wijduitgestrekte armen, langs sierlijke berken met hun helderwitte schors en met het glinsterend loover aan hun afhangende twijgen; tusschen het akkermaalshout, in het voorjaar met zijn fijngevormde purperen en donkerbruine bladeren, in den zomer met zijn krachtig geel en rood SintJanslot getooid. Welligt komen wij op onze omzwervingen in de nabijheid van het huis, dat onder zware boomgroepen ligt verscholen; welligt landen wij aan op een open plek, waar de drijvende wolken aan den hemel zich spiegelen in het helder nat van de kleine vijverkom. Welligt dwalen wij hier wat korter of langer, met meer of minder fortuin, maar ten laatste komen wij op het grondgebied van het uitgestrekte landgoed Nimmerdor, dat aan Zandbergen grenst.”

Wanneer Johannes Meijjes op de twaalfde januari 1856 op Zandbergen overlijdt, een half jaar na het huwelijk van Johannes Wesseling met zijn dochter Cornelia Sophia, laat hij een indrukwekkende lijst bezittingen na. Zijn nazaten komen bijeen in huize Zandbergen en horen van de notaris, wat de nalatenschap inhoudt.

Ook de kinderen uit zijn eerste huwelijk, met Elisabeth Rebel, delen in de nalatenschap. Zij schonk hem drie kinderen: Jeremias (1801), Jaapje (1803) en Elisabeth (1805), maar overleed bij de geboorte van haar derde kind in 1805. Dochter Jaapje is al overleden.

Uit het tweede huwelijk zijn aanwezig: Johannes Willem, Frans en Cornelia Sophia. Zoon Antonie is al overleden toen hij zestien jaar oud was.

Zo delen mee:

1. Jeremias Meijjes Johanneszoon (koopman en zeilmaker te Amsterdam);

2. Jan Willem Beumer (heel- en verloskundige te Amsterdam, weduwnaar van Jaapje Meijjes), als vader en voogd van Antje Beumer (minderjarig) en gemachtigd voor zijn kinderen:

- Elisabeth Beumer;

- Anna Maria Beumer, gehuwd met Jan Jacob van de Stadt (koopman);

- Jan Willem Engelbert Beumer (drogist);

- Johanna Adriana Beumer;

- Josine Louise Beumer

(allen wonend te Amsterdam; akte van volmacht: 07-03-1856, not. Jan Lambert Kabel te Amsterdam);

3. Johannes Willem Meijjes (koopman en zeilmaker te Amsterdam);

4. Frans Meijjes (predikant der Hervormde Gemeente te Leersum);

5. Cornelia Sophia Meijjes, gehuwd met Johannes Wesseling (houtzaagmolenaar en koopman te Hoogland).

De verdeling is als volgt: Zoon 1. erft voor 1/5 deel; de kinderen genoemd onder 2. (van dochter Jaapje Meijjes) erven tesamen voor 1/5 deel. Jeremias en Jaapje zijn kinderen van Johannes M. en Elisabeth Rebel. De onder 3, 4 en 5 genoemden zijn kinderen van Johannes M. en Cornelia Sophia van Oostrom en erven ieder voor 1/5 deel.

In het testament van Johannes staat o.a. vermeld dat zijn zonen Jeremias en Johannes Willem de keuze krijgen om de huizen te Amsterdam in de Haringpakkerij (kad. F 4056, 4341), in gebruik bij Johannes Meijjes als zeilmakerij, over te nemen. Jeremias wil hier gebruik van maken. Johannes Willem krijgt het recht op een aandeel in de zeilmakerij.

Verder legateert Johannes aan Neeltje Hendriks, vrouw van Anthonie Kraaikamp, f. 300,-.

Johannes was met Cornelia Sophia van Oostrom onder huwelijkse voorwaarden getrouwd. (27-07-1820, not. Isaac Nijhoff te Arnhem).

Als executeurs testamentair worden benoemd Jeremias en Johannes Willem alsmede notaris Kabel.

Opgave voor de inventaris, voor wat betreft onroerend goed, waardepapieren enzovoorts wordt gedaan door Jeremias Meijes, voor wat betreft de inboedel door Isabartha Catharina Hallegraeff (wonend op Zandbergen).

Schatter is Dirk Anthonie Okhuizen (concierge van het raadhuis te Amersfoort; beëdigd door de kantonrechter te Amersfoort: 25-03-1856).

Contanten, effecten, titels en papieren van onroerend goed op naam van de erflater:

Percelen grond: buitengoed Zandbergen (Amersfoort B 801), eikenbos Koningsmorgen, bouw- en weilanden, bospercelen, verhuurde woningen. Een daggeldershuisje met bouwland en bos, de Leeuwenkamp genaamd, bosland te Leusden, bouwland met huisje “De Verbrande Kamp” te Leusden bij het Wittebergje, Karremansland onder Amersfoort: eiken- en sparrenbos met bouwland, bouwland met wallen en bomen aan de Bavoortseweg, bos aan de Laan van Waternaat, eikenbos Doolomberg tussen Bavoortse- en Woestijgeweg,boerenhofstede “De Oude Gort” onder Stoutenburg, wei- en hooiland in de polder de Haar onder Duist, wei- en hooiland “De Paardenkamp” in polder Nederzeldert, bouw- en weiland De Breede Kamp onder Stoutenburg, wei- en hooiland in polder De Haar onder Duist,de helft van een maatland in de Bussumermaat onder Huizen, andere helft maatland onder Laren, Laardermaat 38,Laardermaat 6 onder Blaricum, Jan Goudermaat, Bussumermaat 31 met een “zwad” van Harmen Raven, nr. 13, maatland Bussumermaat 10, maatland onder Blaricum, maatland onder Laren op Laarderangerecht 6, bos onder Huizen in Gouse bergen, maatland Koddenaarsmaat onder Eemnes, buitendijks, de helft van land achter de Koddenaarsmaat, maatland op de Bijenvang, 3/4 deel van een bos aan zee (de Zuiderzee) te Huizen, weilanden met enig hout in Hein Nellespolder onder Eemnes, helft van een perceel maatland onder Huizen op Hilversumse Hogemaat en 2/3 deel van maatland onder Huizen op Naardermaat, bouwland de Groepakker aan de Busserweg te Huizen, maatland op de Huizermaat 3,maatland op Bussumermaat onder Huizen, maatland Naardermaat, genaamd de Anderhoef Zwad.

Van het volgend onroerend goed zijn geen titels voorhanden:a. bosland op de Meen te Eemnes, buitendijks in Gerrit Gerritserf;

b. maatland op Bussumermaat in het Klaine Kijfland onder Huizen (verhuurd);

c. maatland op Naardermaat, kad. C 1222, 1223, 1226 (1/3 deel) (verhuurd);

d. maatland op de Bijenvang (verhuurd);

e. maatland op de Hilversumse hogemaat )verhuurd);

f. maatland op Loosder angerecht (verhuurd);

g. maatland, de middelste dwarskamp (verhuurd), vermoedelijk onder Huizen;

Verder:

obligaties of waterbrieven, nrs. 60, 203, 573 en 586.

bewijzen van eigendom van 2 graven in de Oosterkerk te Amsterdam;

bewijzen van eigendom van 2 graven op de Burgerlijke Begraafplaats te Amersfoort (18-05-1840);

bewijs van eigendom van een ligplaats aan de woonsteiger van de jachthaven te Amsterdam;

Kofschip Johannes, kofschip Jeanne Marie, schoonerschip Josine Louise, galjootschip Jacobus Anthonie. onroerend goed in Amsterdam,Huizen, Blaricum en Naarden.

De firma J & N Wesseling in Amersfoort/Hoogland

De firma J. & N. Wesseling beheert in dat Hoogland een Houtzaagmolen. De initialen in de firmanaam staan voor Johannes en Nicolaas. Zij zijn tevens koopmannen in houtwaren. Hun houtzaagmolen is een industriemolen. De stelling dient om de molenaar in staat te stellen de krui-inrichting te bereiken. Deze molen wordt gebruikt voor het wat zwaardere werk; voor het zagen van planken worden vooral paltrokmolens gebruikt.

Zoals we zagen komen ze bepaald niet uit een armlastige familie. Vader directeur van Bontekoning & Aukes, broer Gerrit Weverink Wesseling vastgoedmakelaar. ’s Winters in Amsterdam, ’s zomers opgegroeid in Loenen aan de Vecht, huize Leeuwendijk. Na het overlijden van vader erven zij hun kindsdeel en meer dan dat.

De handelsgeest van hun vader en broer zit er ook bij hen in.

Waarschijnlijk zijn ze begonnen aan de Utrechtsestraat in Amersfoort.

Ongehuwde broer Nicolaas en zus Anna Jacoba, weduwe met kind, wonen in bij broer Johannes en zijn vrouw.

Ze verkopen op 24.6.1859 huis, erf en grond in de Utrechtsestraat met uitgang op de St. Jorisstraat, kadastraal E 13, verkregen door koop op 14.10.1844.

(Js. de Louter AT 055j 032 rep 3811, notariële archieven recordnr. 14114.)

Op 2 juni 1860 kopen Johannes en Nicolaas, firma J&N Wesseling, van Hendrik Rijnink, meestertimmerman te Amersfoort tuin met bergplaats en houtloods.

Johannes en Nicolaas kopen een huis, schuur, timmermanswinkel met grond en tuin buiten de Bloemendaalsche poort aan de Hamschestraatweg kadastraal A 406 en 407 en een tuin, met bergplaats en houtloods naast voorgaande perceel, kadastraal A 689.

Behalve de Houtzaagmolen en omliggende percelen en grond, bezitten zij ook een buitenhuis cum annexis (met bijbehorende gebouwen) aan de Eem: Molenstein.

Er is een afbeelding van “Oud Molenstein” van mej. J. Wesseling en rechts nog een deel van de eeuwenoude korenschuur De Spijker. Er stond er pakhuis De Achterspijker bij.

Afbeelding hierboven: Grote Koppel 42, latere runmolen van van Deventer. In het midden “Oud Molenstein” van mej. J. Wesseling, rechts en deel van de eeuwenoude korenschuur De Spijker, bouwjaar 1617, 1876 verplaatst. Stenen stellingmolen, windmolen, functie runmolen met ronde pomp en bovenkruier met buitenkruiwerk

Tevens bezitten zij een runmolen met ronde romp en bovenkruier met buitenkruiwerk aan de Grote Koppel nr. 42 in Amersfoort, nabij de grensafscheiding met Hoogland, aan de Eemhaven bij de stad, die ze gekocht hebben van Jan Isaäc Diemont, runmolenaar te Amersfoort en Thomas Heyligers, rentenier te Hoogland. Het is een wind-runmolen met toebehoren en twee pakhuizen, run- en wagenloodsen, vier knechtswoningen, getimmerte alsmede werf, erve en grond in de gemeente Hoogland aan de rivier de Eem, even buiten de Grote Koppelpoort der stad Amersfoort. Tevens een steeg tot aan huizinge De Spijker, dat ze in 1846 gekocht hadden. Als voorwaarde is gesteld, dat de verkochte molen nooit meer als runmolen of tot het malen van schors mag worden gebruikt.

De Grote Koppelpoort ligt in het NW van de stad.

Door de waterpoort kan de stad het van de Veluwe afkomende water spuien (kwijtraken) in de Eem; de oude naam (eerste vermelding 1427) is dan ook Spoeipoort (Grote en Kleine Spui; oudste vermelding Spoeije: 1389). Tevens kan de K water in de grachten van de stad houden!

Er is de Grote K die het Grote Spui met het Grote Koppel verbindt en het Kleine K die het Kleine Spui met het Kleine Koppel verbindt. De waterpoort heeft een met een tredmolen bedienbare valdeur; hiermee werd de toegang over water tot de stad afgesloten. De Kleine K werd in 1641 gebouwd; gesloopt XIXA. Boven de waterpoort bevond zich de Gildekamer van de veerschippers; later stond er de slijpsteen van het droogscheerdersgilde. Op krachtig initiatief van Van Rootselaar vond in 1886 algehele restauratie van Grote K en waterpoort olv stadsarchitect W.H. Kam (met adviezen van P.J.H. Cuypers) plaats; hierbij werden ook kantelen aan de binnenzijde van de poort gemaakt (hierdoor werd het 'mooier en authentieker' (naar het toenmalige idee) dan het in de ME zelf was!).

Naast de K bevindt zich een door water gedreven Volmolen; gebouwd in 1645, tijdens de vernieuwing van de K na verzakking van de fundamenten door een hoge Rijn-waterstand in 1643.

De afbraak van een groot deel van de muren en poorten in de eerste helft van de negentiende eeuw was bedoeld om de vele armen aan het werk te helpen, de hoge kosten van onderhoud kwijt te raken en de stenen beschikbaar te krijgen om er straten, pleinen en wegen mee te verharden. Dankzij een verbod van koning Willem II op verdere afbraak konden de Koppelpoort, Monnikendam, de Kamperbinnenpoort en een restant van de stadsmuur nog net op tijd worden gered.

De aansluiting op het spoorwegnet en de bouw van twee grote kazernecomplexen in de tweede helft van de negentiende eeuw zorgden weer voor de nodige bloei. De goede verbindingen per spoor trokken nieuwkomers en industrieën aan en schiepen daarmee werkgelegenheid, zowel in de fabrieken als in de bouw.

Verder behoort hen in Hoogland, blijkens het testament na het overlijden van de vrouw van Johannes, Cornelia Sophia, in 1877, toe: Hoogland E 893,909,910,915,942,943,962,963,964,1066,1095,1204 t/m 1206 (buitenhuis Molenstein), 891,1061,1063,1064,1104,1106,1143 (houtzaagmolen) en in Stoutenburg B 73 t/m 76, C 33 t/m 35, 756, 757 (hofstede De Oude Gort).

Bezittingen genoeg, maar het overlijden is een ramp voor het gezin: moeder Cornelia Sophia is pas 52 jaar oud.

De twee in leven gebleven kinderen zijn 20 en 18 jaar.

Van de gebroeders J & N Wesseling overlijdt als eerste Nicolaas op 22 juli 1891 in Hoogland, 74 jaar oud (akte jrg. 1891 nr 41). Nicolaas laat na: Hoogland E 870,878,891,913 en 914, Amersfoort A 401 en 412.

Johannes Wesseling overlijdt op 8.4.1897 in Hoogland, 82 jaar oud, akte jaarg. 1897 nr. 13.

Hij laat het volgende na: Hoogland E 878,891,893,909,910,913,914,915,942,943,962,963,964,1066,1095,1204,1205,1206; Amersfoort 401 en 412.

Onderstaand lijstje (ref. NEMA) laat zien dat ze ook personeel in dienst hadden

Dat Johannes en zijn broer Nicolaas goede werkgevers waren blijkt wel uit het volgende: Het bedrijf is daarna overgegaan naar:

Johannes Wesseling en zijn vrouw hebben bij hun leven voor zichzelf twee graven op de kleine begraafplaats Coelhorst gekocht, dicht bij de kapel:

Archief Eemland toegangsnr. 0171 archief van de Kerkvoogdij 1805 – 1983 van Hervormde Gemeente Hoogland 155: onderhandse acten van verkoop en overdracht door Margarethus Cornelis Verloren van Themaat te Hoogland, administrerend en presiderend kerkvoogd aan Johannes Wesseling te Hoogland van een dubbele grafruimte, gelegen op de begraafplaats Coelhorst, concepten, 1884.

Oorspronkelijk was de kapel van Coelhorst een handreiking aan de bewoners van deze gebieden, zodat ze niet meer

in Leusden hoefden te kerken. Hoogland behoorde namelijk tot die parochie. De kapel is rond 1350 gebouwd. Uiteraard oorspronkelijk Rooms-Katholiek, kwam de kapel na de Reformatie in gebruik bij de gereformeerden, na 1816 hervormden genoemd. In 1843 hebben die een nieuwe hervormde kerk aan De Ham in gebruik genomen, die tegenwoordig 'De Inham' heet. De kapel is verkocht aan de eigenaar van het landgoed Coelhorst en doet dient als mausoleum.

Met het overlijden van Nicolaas en Johannes komt er een einde aan de generatie van de kinderen van Johannes Wesseling en Johanna Weverink.

De zoon van Johannes, ook Johannes geheten, zet het beroep van zijn vader voort: houtkoopman in Hoorn, Soest en Den Haag. Hij woont aan de Hazelaarstraat 21.

Den Haag, Hazelaarstraat.en Duin te Den Haag. Hij overlijdt in 1925, 68 jaar oud, en wordt begraven op begraafplaats Oud Eik

Zijn vrouw, Johanna Geertruida Maria Alphonse Wesseling – Mijsberg, blijft als weduwe achter en gaat, vermoedelijk met haar ongehuwde dochter Wilhelmina, wonen aan de Prins

Mauritslaan 134 in Den Haag.

Daar overlijdt zij twee jaar, in 1927, onverwacht, 69 jaar oud. Ook zij wordt begraven op Oud Eik en Duin in Den Haag

De begraafplaats Eik en Duinen ligt tussen Den Haag en Loosduinen. De ruïne is een restant van de 750 jaar oude kapel. De vrouw van de graaf van Holland maakte in 1396 als eerste een pelgrimage naar de kerk. Er zou ooit een wonderbaarlijk kruisbeeld of zelfs een deel van het kruis van Jezus Christus bewaard zijn geweest. De parochie hield al op te bestaan voor 1514. Katholieken begraven er nog steeds hun doden. Eik en Duinen, nu een bedevaartplaats, zou op een heilige plaats uit de oudheid zijn gebouwd. Archeologen hebben er Romeinse vondsten gedaan. Rond het begin van onze jaartelling zouden er al mensen hebben geleefd. In de 16e eeuw hebben geuzen en / of Spanjaarden de kapel vernield. (bron: parochie Oud Eik en Duinen)

De zus van Johannes, Sophia Bartha Maria Elisabeth is nu als enige van het gezin van Johannes Wesseling en Cornelia Sophia Meijjes over.

Haar nichtjes kunnen nog op bezoek bij tante in Amersfoort, de plaats waar hun vader geboren is en zijn jeugd doorbracht. Zij horen nog de verhalen over de Houtzaagmolen van hun grootvader en landgoed “Zandbergen” van hun overgrootvader.

Tante Sophia Barta M.E. verlaat in 1931 het “Heerenhuis”, perceel 1 met schuurtje en tuin aan de Westsingel no. 40, groot 3.30 aren, dat zij huurde voor 150 gulden per drie maanden. Notaris Knoppers kan het pand op 30 juni van dat jaar publiek verkopen in “De Zwaan” aan de Utrechtschestraat te Amersfoort.

en ook vond ik nog een klein krantenberichtje van een aankoop

N.B. fl 20.00 in het jaar 1935 heeft een "koopkracht" van fl. 375.85 (€ 170.55) in het jaar 2008

In 1941 besluit de burgemeester tot aankoop van een complex grond, gelegen aan de Hooglandseweg, kadastraal bekend sectie A nrs. 412 en 2750 van S.B.M.E. Wesseling (toegangsnr. 0002.01 stads-cq. Gemeentebestuur Amersfoort).

Twee jaar later, op 9 november 1943, midden in de oorlogstijd, overlijdt na langdurig lijden Sophia Barta Maria Elisabeth Wesseling te Amersfoort. Zij is 84 jaar geworden en wordt in alle stilte door haar nichtjes, hun mannen en kinderen begraven te Amersfoort in het familiegraf op “Coelhorst”, verenigd met wie haar voorgingen.

Met haar overlijden is er een eind gekomen aan de Amersfoortse / Hooglandse tak.