Bontekoning

Omdat houthandel Bontekoning & Aukes zo'n bepalende rol heeft gespeeld bij de eerste generaties Wesseling vonden we het de moeite waard om hier een speciale bijdrage voor te maken.

BONTEKONING zie ook parenteel

Op een portret zien ze er zo uit: Floris Bontekoning is gekleed in een bruin, sober kostuum met een losgeknoopte sjaal, zijn tweede echtgenote Hester Bontekoning – de Weer draagt een wijnkleurige, satijnen japon met goudkleurige revers en manchetten. Zij heeft een ring aan de pink en een parelketting in haar beide handen.

Floris Gerritsz. Bontes te Winkel (gemeente Niedorp) in Noord Holland is schipper van “De Bontekoning”. Hij krijgt twee kinderen: Floris Jansz. Bontes/Bontis en Catharina.

Zoon Floris Jansz. Bontes/Bontis (geb. ca. 1655 te Winkel, overl. ca. 1722) trouwt ca. 1681/1682 met Guertje Dirks (geb. te Winkel, overl. ca. 1696). Dit echtpaar zijn de grondleggers van de latere houthandel Bontekoning & Aukes.

Het echtpaar krijgt drie zonen: Johannes (ged. te Winkel 1683), Maertien (ged. te Winkel 17.9.1684) en Dirk Florisz. (ged. te Amsterdam 26 december 1686). Bij het dopen van de kinderen in Winkel heet vader Floris Jansz. Bontes/Bontis, in Amsterdam – waar hij ca. 1685 gaat wonen laat hij zich Bontekoning noemen.

Winkel (Niedorp)

Het boek van Jacob van Lennep en J. ter Gouw over De Uithangteekens weet: “Even als men bonte honden, paarden en koeien op uithangborden had, zoo had men er ook bonte vorsten, o.a. De Bonte Hertog. Zoo moet er ook in de 17e eeuw ergens een Bonte Koning hebben uitgehangen, waaraan de geslachtsnaam van Bontekoning zijn oorsprong ontleent”.

In 1694 woont het gezin Floris Jansz. Bontekoning in Amsterdam op de Haarlemmerdijk.

Amsterdam Haarlemmerdijk met uitzicht op de Haarlemmerpoort

Guertje Bontekoning – Dirks overlijdt rond 1696 en op 10 januari 1697 hertrouwt Floris Jansz. Bontekoning met Hester de Weer, dochter van Ellert de Weer en Mayke de Clerk. Zijn schoonouders de Weer – de Clerck wonen op het Noorder Eylant in Amsterdam. Hester heeft een zus Rachel, die getrouwd is met ene de Wit. Zij hebben vier kinderen: Ellard, Petrus, Johannes en Hillegonda.

Floris Bontekoning woont nu met Hester de Weer en de kinderen uit het eerste huwelijk “op de Binnekant van ’t Nieuwe Lantgraff”.

Floris Jans. Bontekoning en zijn zonen zijn actief in de houthandel en doen goede zaken.

Op 25 juni 1704 treedt Floris Jansz. Bontekoning samen met Jan van Vollenhove, Jacob van Laer en makelaar Pieter Onkelboer als gecommitteerden voor de Noordse handel op. Op 18.4.1715 zien we Floris Jansz. Bontekoning voor het eerst optreden met wijnhandelaar Gerrit Colonius als medeeigenaars van het schip “De Stad Deutecom” onder schipper Cornelis Geerkens van Terschelling met de andere eigenaars, de reders Hendrik Willink, Harmen ten Kate, Jan Willink Ananias, Jan Bronkhorst, Dirk Hage, Philip Anthonij van der Ghijsen en Jan Entrop.

Deze afbeeldingen komen uit de agenda van Bontekoning & Aukes.

Afbeelding links

Frontpagina van een veilingboekje van 7 juli 1718.

Joannes en Dirk Bontekoning houden deze veiling met

hun gildebroeders Pieter Onkelboer en Douwe Wiggers

in de Witte Swaen te Amsterdam.

Afbeelding rechts

Een bladzijde uit het veilingboekje.

In 1718 kopen Gerrit Colonius, een welgesteld wijnhandelaar, en Floris Jansz. Bontekoning gezamenlijk een aantal erven aan de Nieuwe Rapenburgergracht, waarop zij pakhuizen laten bouwen: “Het Bordeaux Brandewijnstuk” en “Het Katschip”.

Aan de Nieuwe Rapenburgergracht liggen de goederen voor overzee opgeslagen voordat er accijnzen worden betaald.

Op het eiland Rapenburg liggen namelijk de scheepswerven van de VOC en van de Amsterdamse Admiraliteit. Daarnaast liggen de houthandelaren als toeleveranciers aan de VOC en Admiraliteit.

De Nieuwe Rapenburgergracht gezien van de Nieuwe Herengracht Het West Indisch Huis op het eiland Rapenburg

Ook koopt Floris Hofstede Landlust in Amsterdam (Watergraafsmeer), dat tot 1819 zijn eigendom blijft.

In 1722 vieren Floris Bontekoning en zijn tweede echtgenote Hester de Weer hun vijfentwintigjarige trouwdag. Bij deze gelegenheid wordt een penning geslagen. Net op tijd, want een jaar later overlijdt Hester de Weer.

DE GEBROEDERS BONTEKONING

Deze portretten van Johannes Bontekoning en Cornelia Bontekoning – Ubbenius zijn gedateerd in 1699. Beide zijn 44 jaar oud. Johannes Bontekoning houdt een stempel met het wapen van Amsterdam in zijn rechterhand. Zijn vrouw Cornelia Ubbenius is gekleed in een gedecolleteerde satijnen japon zonder sieraden.

Johannes Floriszoon Bontekoning (1683-2.9.1749), één van de zonen van Floris Johannesz. Bontekoning en Guertje Dirks, trouwt op 7 januari 1707 te Amsterdam met Cornelia Ubbenius (1681-12.9.1739), de dochter van de Venhuizense predikant Ubbo Ubbenius (ca. 1642- Amsterdam 1706) en Maria Balk (geb. ca. 1650). De bruidegom is “van Amsterdam, mackelaer (hout), oud 24 jaaren op de Binnekant van ’t N. Lantgraff, geassisteerd met zijn vader Floris Bontekoning”, de bruid “ van Venhuizen, oud 26 jaaren”.

Johannes en Cornelia Bontekoning- Ubbenius gaan wonen aan de Binnenkant van het nieuwe eiland (Oude Waal) bij de Gelderse Kade (wijk 10 en 11), nr. 150 bij het kantoor van Bontekoning & Aukes, en krijgen drie kinderen: Maria op 14.6.1713; Floris op 11.12.1715 (vermoedelijk snel na de geboorte gestorven) en Floris op 14.7.1717.

Dirk Floriszoon Bontekoning ( - 10 december 1736) huwt in 1711 Geertruy Colonius ( - 12.4.1756). Zij is de dochter van bovengenoemde Gerrit Colonius, die samen met Floris Bontekoning zakelijk optreedt en Gezina Grim.

Dirk en Geertruy Bontekoning – Colonius gaan wonen aan de Heeregragt over de Schagermarkt en krijgen vier kinderen: Floris op 3.2.1712, Gesina op 19.2.1713, Geertruy op 23.9.1714 en Gerrit op 13.9.1716.

Op 31 januari 1704 wordt Johannes Bontekoning ingeschreven in het register van makelaars in de Stad Amsterdam, op 2 februari 1708 gevolgd door Dirk.

Op 20 maart 1710 verschijnt in de courant hun eerste advertentie in “De oprechte Haarlemsche Courant”.

Een bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant blikt jaren na dato terug op deze periode en vermeldt:

“Blijkens de eerste “ Balance Reekeninge” begonnen zij den 1sten Februari 1710 met een kapitaaltje van slechts 2000 gulden, dat zij elk voor de helft hadden bijeengebracht. Het ging hen van stonde af aan voor den wind.

Aan het einde van het eerste jaar hadden zij al een winst gemaakt, van ruim fl. 25.000 en daarna bleef het onafgebroken crescendo gaan. 1 Maart 1727 bedroeg het saldo van de balans fl. 151.147., “deselve somma als ’t geen ’t jaar ten vooren, om die reden dat de courtage reekening aan ons ondergeschreven, ieder de helft is afgelegt en betaalt”. Den 1sten September van dat jaar verdeelden Joannes en Dirk fl. 127.515”.

Dagelijks richten talloze belanghebbenden uit de wereld van de importhandel en de rederijen hun schreden naar dit kantoor. Velen zijn ook de scheepbouwers en meesters uit de andere gilden, die de compagnieschap Bontekoning raadplegen en er hun aankopen verrichten.

Op het midden van de dag richten Joannes en Dirk hun schreden naar die machtige tempel van de internationale handel, de Amsterdamse koopmansbeurs. Als zij de trappen bestijgen naar de zuidingang, begeven zij zich tussen de Actie Handelaars door naar de binnenhof. Indrukwekkend groot is het aantal hoeken waar talloze belanghebbenden in alle denkbare takken van koophandel hun relaties ontmoeten. Het is teveel om op te noemen, doch laten wij Joannes en Dirk volgen wanneer zij de open binnenhof van de beurs doorschrijden op weg naar de Houthoek bij pilaar 43.

Brandpunt van de wereldhandel.

De Koopmansbeurs van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw.

De hout-hoek bevindt zich aan het einde van de linkervleugel bij standplaats 43,

op standplaats 42 worden schepen verkocht,

terwijl de hout-hoek ter andere zijde op standplaats 44 wordt geflankeerd door de "verhuurders van solders en kelders".

Zodra zij de ingang binnenkomen, passeren zij ter rechter zijde een trieste hoek, de handel in desolate boedels. Ter linker zijde is de hoek van de handel in vaste goederen. Van pilaar tot pilaar wisselen links en rechts de hoeken. Achtereenvolgens passeren zij de Makelaars in Obligatiën en de Handelaren in Juwelen en Papier. Aan de andere kant vinden Suykerverkopingen plaats en handelt men in Cruidenierswaren. Vervolgens ontwaren zij enerzijds de Makelaars in Inboedels en de kooplieden in Thee, Koffij en Cacao, ter andere zijde de Handelaren op Portugal en die in Catoene, Lywaten & Linnens, alsmede de kooplieden in Honig en Wasch. Bij de volgende pilaren links zijn het de Banquiers & Cassiers, de handelaren in Engels Manufacturen, Glas, Verfwaaren en Drogerijen, alsmede in Oostersche Wolle en Catoene Garens. Achter deze pilaren vindt verkoop plaats van Huiden en Leer, Wol en Laaken, Talk en Smeer, terwijl ook de Zeepzieders en Olyslagers elkaar achter pilaar 36 ontmoeten. Aan de overzijde treffen zij de Reeders op Biskajen, op Hamburg, Bremen en Altona, alsmede de Cargadoors en Schippers op Hamburg en Bremen, de kooplieden in Drogerijen en Verfwaaren. Ook de Reeders op Italien, Egipten en Turkyen en de Levant zijn daar te vinden, evenals de Schippers en Schuitevoerders.

Vervolgens passeren zij de hoeken van de Spaansche en Fransche kooplieden. Aan de linker kant waait hun thans een kille wind tegemoet, zij passeren achter pilaar 41 de Groenland en Straat Davis Handelaars en de Balijn en Traankoopers, die hun standplaats hebben naast de makelaars in Hennep en Vlas en de Muskovie, Archangel en Rusland Koorkoopers. De schippers op Dantzig, Koningsbergen, Denemarken en de Oostzee zijn ook aan deze kant te vinden. Aan de overzijde worden schepen verkocht en treffen zij de kooplieden op Zweeden, Hamburg en Bremen, West Indien en Spanjen. In het middengedeelte van de hof worden groepen gevormd door de kooplieden in Wijnen, de cargadoors op Suriname en de Assuradeurs. Nu zijn de compagnons bijna op hun standplaats. Zij bevinden zich bij pilaar 43, ter plaatse van de verkopingen van hout. Hun linkerburen bevinden zich bij pilaar 42 waar de verkopingen van schepen plaats vinden. Achter hen is de ontmoetingsplaats van de kooplieden op Riga, Reval, Lubeck, Courland en Oostzee, geheel in de Noordhoek van de overdekte linkervleugel van het gebouw is een grote ruimte aanwezig voor de handelaars op Noorweegen en de Assuradeurs. Op de open hof zien zij voor zich de groep Sardammer kooplieden, terwijl zich aan de linkerzijde Verhuurders van Solders en Kelders en Graanhandelaars bevinden. Aan de overzijde wordt een grote overdekte ruimte in beslag genomen door de wisselaars in Goud en Zilver, Gemunt en Ongemunt, de Assuradeuren en hen die betrokken zijn bij de verkopingen van Taback. Bij de Noordelijke uitgang zien zij waarachtig alweer een hoek waar desolate boedels worden verkocht.

Rondom pilaar 43 ontmoeten binnen- en buitenlandse belanghebbenden in hout elkaar; omvangrijke zaken komen in deze beurshoek tot stand.Maar het zijn vooral de veilingen waarmede Johannes en Dirk belangrijke inkomsten verwerven. Het is niet de beurs waar deze veilingen plaats vinden, doch twee in de houthandel bekende herbergen, t.w.: De Witte Swaen aan de Nieuwendijk 120 (oude nummering), waar de verkoop van het hout van de firma Bontekoning bijna altijd plaats vindt en het Nieuwe-Zijds-Heeren-Logement aan de Haarlemmerdijk, waar op maandag de verkoop van schepen plaats vindt.

Nieuwe-Zijds-Heeren-Logement

Regelmatig ontvangen de kasteleins de officiële aanplakbiljetten van het kantoor op de Binnenkant, welke de nieuw te houden veilingen aankondigen. Deze houtveilingen zijn van grote omvang en uiterst bevorderlijk voor het aanzwellen van de courtagie-rekening van de Compagnieschap Bontekoning.

Het hout ligt meestal “in den binnenkant en op de Waal” (Nieuwe Eiland). Een enkele keer, wanneer het Europees (Duits) hout betreft, dat over de rivieren gesleept is, bij de Muiderpoort, bij de Plantagie, Weesperveld aan de Molen de Otter.

De Binnenkant van de Nieuwe-Waal-Eiland no. 150 bevindt zich te midden van de machtige houtwereld van Amsterdam. De opslagplaatsen van de Binnenkant zijn meer naar de buitenzijde van de stad opgeschoven. Op en om het Waal-Eiland, bij de Plantagie, achter 's-Lands Magazijn en in het algemeen langs de oostzijde van de stad, rondom de Oosterkerk, ligt het hout, dat uit het Noorden wordt aangevoerd of in machtige vlotten de Rijn afzakt.

Enorm zijn de voorraden, die in masthout, Koningsberger en Riga's blauw klaphout, Noorse en Oosterse vuren en greinen balken, delen, ruighout, juffers en kolders worden aangehouden. Indrukwekkend is het sortiment in Noors, Zweeds, Oosters- en Rhynsch-, Mainsch, Moezel en Saaar-Eiken, dat in de vorm van stammen, balken, roeden, klotsen, klaphout en stukhout wordt aangevoerd. Pok- en palmhout uit verre landen, geringe hoeveelheden Ebben, Palissander en dergelijk tropisch fijnhout, Braziliehout en Fisethout voor de kleurstofbereiding, Califfi-hout voor de pharmacie en brandhout completeren dit houtbeeld.Slechts door het winterseizoen onderbroken, bezeilen honderden houtvaarders regelmatig de routes tussen Amsterdam en de productiegebieden in Noorwegen, Zweden en het Oostland om de grote Amsterdamse houtstapel op peil te houden. Overwegend varen de schippers voor eigen rekening, doch daarnaast treedt ook een aantal in Amsterdam gevestigde Oostzee-handelaren als houtimporteurs op. Werk genoeg dus voor Bontekoning, die al heel snel een zeer goede naam gevestigd heeft en bezig zijn de compagnieschap tot houtmakelaarskantoor van Amsterdam te ontwikkelen. De talrijke, aangevoerde, ladingen moeten verkocht worden en de makelaars Bontekoning spelen bij deze verkopen een vooraanstaande rol. In welke handen gaat het hout door hun bemiddeling over? Het ligt voor de hand, dat het aangevoerde rondhout voor een niet gering deel zijn weg vindt naar de houtzaagmolenaars om vervolgens terecht te komen bij de talloze ambachten, waarin het tot eindproducten wordt verwerkt. Voorop staan daarbij de scheepsbouw en het bouwambacht. Doch legio zijn de gildemeesters, die eveneens in de bewerking van hout hun bestaan vinden, zoals de tonnenmakers, de witwerkers, de pakkassenmakers, de kistkeldermakers, de stovenmakers en de wagenmakers. De scheepsbouw evenwel rijst in deze tijd vermoedelijk, wat de afname van hout betreft, ver boven de andere bedrijfstakken uit. Het is een wereldindustrie geworden, die niet alleen bouwt voor aanvulling van de kolossale Nederlandse handels- en oorlogsvloten, doch bovendien omvangrijke buitenlandse opdrachten uitvoert. Zelfs de Franse en Amerikaanse koloniën laten hun schepen liever op de gereputeerde Nederlandse werven bouwen dan in Frankrijk, waartoe zij wettelijk verplicht zijn. De Franse regering zelf trouwens weet voor de bouw van haar oorlogsschepen eveneens de weg naar de Nederlandse werven te vinden. Ook de Scandinavische landen, Rusland, Spanje en Italië plaatsen bestellingen in Holland, terwijl zelfs de Engelse reders in Nederland laten bouwen, daarmee een verbod van hun regering om in het buitenland gebouwde schepen aan te kopen, trotserend. De omvang van de Hollandse scheepsbouw aan het begin van de 18e eeuw is dan ook welhaast onvoorstelbaar; alléén reeds op de Zaanse werven staan in 1707 niet minder dan 306 zeeschepen tegelijk op stapel.

Deze kaart is maar een detail van de prachtig gedetailleerde kadastrale kaart van Amsterdam van de hand van F.J. Nautz. Schuin over de kaart heen loopt de Kostverlorenvaart. Deze vaart staat in verbinding met de Houthaven aan het IJ en is het hoofdtransportkanaal van al het te zagen hout dat met smalle vlotten wordt aangevoerd en wordt verdeeld onder de vele zaagmolens. De Vlothaven is het verzamelpunt van de grote houtvlotten die via de kanalen en rivieren naar Amsterdam worden gebracht. De stammen die per schip worden aangevoerd, worden overboord gezet en tot kleine vlotten vertimmerd die zo naar de molens kunnen worden gesleept. Het tot wagenschot gezaagde eikenhout wordt niet direct horizontaal opgelat, maar eerst een tijdje rechtop gezet tegen hoge rekken. Zodoende kan het eerste water versneld uit het hout wegstromen. Aan die stellages met eikenhout dankt de Haarlemmerhouttuinen zijn naam.

Aan de rechterzijde slingert de Singelgracht langs de westkant van het centrum van Amsterdam. Daar tussenin liggen 10 molenwerven ingetekend. Het Amsterdamse Waapen staat hier op de tweede werf van boven geteld. De molen heeft een voor een paltrokmolen zo typerend schiereiland. Zij het hier half door water omgeven, is dit voldoende voor de rechtskranige wagenschotzager. Als de wind uit een hoek tussen het zuiden en het noordwesten waait, staat de kraan boven het water en kan hij zijn zaaghout direct uit het water hijsen.

Rechtskranig: als de hijskraan vanaf het kruirad gezien aan de rechterzijde op de sleestelling staat wordt dit "rechtskranig" genoemd. Dat betekent ook dat het te zagen hout zich van rechts naar links door de zagen begeeft. Veel paltrokmolens in Amsterdam zijn rechtskranig, maar linkskranige molens komen ook veel voor. De werfinrichting geeft waarschijnlijk de doorslag waar de kraan wordt neergezet en die bepaalt dus ook de zaagrichting. De Steur bijvoorbeeld, in het midden onderaan, is een linkskranige paltrokmolen en zal gezien de kaart bij een heersende wind tussen zuidwest en noordwest met een rechtse kraan steeds boven de werf staan. Linkskranig is de Steur in staat om tussen zuidoost over west naar noord zijn hout direct uit het water te hijsen.

Vader Floris heeft alle reden het bedrijf van zijn jongens met voldoening gade te slaan. Als hij op 4 februari 1727 voor altijd het hoofd neerlegt, zijn Johannes en Dirk reeds tot grote welstand gekomen. Het beroep, dat zij zichzelf gekozen hebben, is eervol en te midden van de machtige Amsterdamse houthandel zeer lucratief. Ze weten zich omringd door mensen van naam, die bezit weten te vergaren en de handel legt hen ook zelf geen windeieren.

Ze gaan met verschillende mensen om, van wie ze lijfrentebrieven krijgen:

Michiel Yechiel Mozes Levie Ameland bijvoorbeeld. En Barend Gerbrand Homoet, zijdefabrikant aan de Binnenkant te Amsterdam, getrouwd met Anna Horneman. Hij is gedeputeerde namens Groningen van de Oost Indische Compagnie ter Kamer van Zeeland en heeft gewoond aan de Noordstraat te Middelburg. Homoet heeft een kabinet van zeegewassen als hobby en keert terug naar Amsterdam om daar als zijdefabrikant de kost te gaan verdienen. Hij wordt commissaris van Amsterdam en bewindhebber van de Oost Indische Compagnie. Homoet mag zich eigenaar noemen van de hofstede Rust-Rijk onder Muiderberg. Zijn huwelijk met Anna Horneman is helaas kinderloos gebleven. De Bontekonings delen in de erfenis middels een lijfrentebrief.

Verder krijgen ze lijrentebrieven van Anna Dreyer – Cruysenberg met zoon Maurits Anthony en dochters Catharina Sophia, Jacoba Christina en Anna Maria; Susanna Corver – Molengraaf met dochter Maria en Hillegonda Wessels – Molengraaf met zoon Jacob en dochter Susanna; Anna Elisabeth Terschouw – Beest met zoon Pieter en Catharina van Sevenhuysen, getrouwd met Egbert Buys, die de helft van de erfenis van haar broer Joan erft, die buitenplaats Langverswegen te Baambrugge (gemeente Abcoude) bezat.

Begrafenis en boedelscheiding Floris Bontekoning

Floris Bontekoning wordt begraven in de Oude Kerk in graf 50 4e laag aan de Zuidzijde. Floris heeft dit graf gekocht van de erfgenamen van Hendrik Volkeringh en Katelina Neetens, die in hun testament van 4.12.1702 bepaald hadden dat Floris Bontekoning het graf mocht kopen voor 260 gulden met de conditie, dat het graf de eerste zes jaren niet buiten de bloeden getransporteerd zal worden.

Op 15 juli 1727 vindt volgens Notarieel Archief 6104 acte 399 voor P. Schabaalje de scheiding plaats van de nalatenschap van Floris Bontekoning tussen zijn zoons en enige erfgenamen Johannes en Dirk Bontekoning.

Hiertoe behoren o.a. Johannes Bontekoning:- Lijfrentebrief 90 pond per jaar Holland – West Friesland 24.1.1701 Floris Bontekoning ten lijve van Ellard de Weer, zoon van Rachel de Weer.- Lijfrentebrief 90 pond per jaar Holland – West Friesland 24.1.1701 Floris Bontekoning ten lijve van Hillegonda de Wit, dochter van Rachel de Weer.- Lijfrentebrief 135 pond per jaar Holland – West Friesland 5.10.1705 ten lijve van Catharina Sophia Dreyer, dochter van Anna Cruysenberge.- Lijfrentebrief 151 gulden per jaar Holland – West Friesland 23.10.1703 ten lijve van Johannes de Wit, zoon van Rachel de Weer.- Lijfrentebrief van 60 pond per jaar Holland – West Friesland 10.9.1709 Floris Bontekoning ten lijve van Maurits Anthony Dreyer, zoon van Anna Cruysenberge.- Lijfrentebrief van 50 pond per jaar Holland – West-Friesland 1.9.1709 ten lijve van Maria Corver, overleden dochter van Susanna Molengraaff.- Obligatie 3000 gulden O.I.C. (Oost Indische Compagnie) d.d. 8.1.1664 op naam van Sara van Diemen.- Vele prijsobligaties ten name van Floris Bontekoning 1714,1716, één d.d. 19.5.1714 op naam van Floris Gerrit van Winkel.- Geconverteerd lijf- en losrente Provincie Utrecht 28.3.1715 op naam van Floris Bontekoning ten lijve van Petrus de Wit, overleden zoon van Rachel de Weer.- Obligatie 1500 gulden Rocus Keys Masop op het koperen kwikzilver garantie St. Jan 1.5.1703 op naam van Floris Bontekoning.- Tal van kleine prijsobligaties (22 + 9) op naam van Floris Bontekoning.- Obligatie 250 gld. Gemeenland in Holland, kantoor Medemblik d.d. 1.4.1673 op naam van schipper Jan Florisz.- Obligatie 1000 gld. Gemeenland in Holland, kantoor Medemblik d.d. 20.9.1642 op naam van schipper Floris Bontekoning.- Obligatie van 2000 gld. Gemeenland in Holland, kantoor Medemblik d.d. 20.8.1665 Jan Floris Winkel.- Obligatie 2133.6.20 Gemeenland in Holland, kantoor Medemblik d.d. 24.8.1665 op naam van Iff Jacobsz. van Winkel.- Pakhuis Galjootschip over de Plantage aan de Rapenburgergracht.- Huis en erf op de Binnenkant van het Nieuwe Waalseiland, 2e huis bezuiden Bantammerstraat, bewoond door Picke van der Meulen.- 1/36 part in de Brouwerij “De Star” op de Prinsengracht over de Noorderkerk, met molen en mouterij bij Bolwerk bij Leiderpoort.- 5/7 part in de kruitmolen “de Lammerenberg” met gereedschappen etc. directie Jacob Oostman.

De Oude Kerk Amsterdam voorbereiding voor een begrafenis

Aan Dirk Bontekoning is toegescheiden:

- Lijfrentebrief 41.5.- pond Generaliter 1.3.1710 op naam van Floris Bontekoning ten lijve van Anna Horneman, dochter van Anna Elisabeth ABO.

- Lijfrentebrief van 60 pond van 10.9.1709 ten lijve van Jacoba Christina Dreyer, dochter van Anna Cruysenberg.

- Lijfrentebrief van 90 pond van 24.2.1701 ten lijve van Susanna Wessels, dochter van Hillegonda Molengraaf.

- Lijfrentebrief van 135 pond van 5.10.1705 ten lijve van Anna Maria Dreyer, dochter van Anna Cruysenberg.

- Lijfrentebrief van 135 pond van 5.10.1705 ten lijve van Pieter Terschouw, zoon van Anna Elisabeth Beest.

- Lijfrentebrief van 150 gld. Friesland 23.10.1703 Jacob Wessels, zoon van Hillegonda Molengraaf.

- Obligatie 600 pond Holland, West Friesland, kantoor Amsterdam 1.11.1706 op naam van Floris Bontekoning en Jan Cornelisz. Heynis.

- Obligatie van 152 gld. Holland, West Friesland, kantoor Purmerend 10.10.1665 op naam van Albert Jan Barsingerhorn, in de Purmer.

- Obligatie van 3840 gld. Holland, West Friesland, kantoor Purmerend 9.12.1665 op naam van Albert Jan Barsingerhorn, in de Purmer.

- Obligatie van 1500 pond Holland, West Friesland, kantoor Den Haag 6.3.1705 Floris Bontekoning en Johannes de Witt.

- Obligatie 1400 gld. Holland, West Friesland, kantoor Medemblik 25.4.1644 op naam van Floris Gerritsz. Bontis van Winkel.

- Vele prijsobligaties op naam van Floris Bontekoning, tesamen voor een groot bedrag.

- Obligaties 1760 pond Generaliteit kantoor Den Haag 20.11.1713 op naam van Muilman en Meuleman (?).

- Vele obligaties, prijsobligaties.

- Obligatie 2000 gld. Stad Embden 1.7.1723 op naam van Floris Bontekoning.

- Obligatie 500 gld. Friesland 10.4.1704 op naam van Freerck (of Dirck?) Claessen.

- Obligatie 1500 gld. Friesland 2.6.1705 op naam van Catharina van Sevenhuysen.

- Lijfrente 700 gld. Rocus Keys …(?) opkoper in kwikzilvergarantie St. Jan 1.5.1703 op naam van Floris Bontekoning.

- E.a. lijfrente hiervan.

- Obligatie 1000 gld. R. Keys Mgt opkoper in kwikzilvergarantie kantoor Jeen Deutszijde (Jean Deutzzijde. Jan Deutz was een voornaam bankier, die veel contanten had en heer van de Heerlijkheid Assendelft was en van Assumburg, Heemskerk, Hoogdorp, Nootdorp en Reewijk) op 1.1.1702 op naam van Floris en Catharina Bontekoning.

- Obligatie 1000 gld. Idem op 25.8.1695 op naam van Machiel van Amelant.

- Obligatie van 600 gld. Idem op 1.2.1718 op naam van Floris Bontekoning.

- 1/36 part in Brouwerij “De Star” als boven.

- 5/72 part in Kruitmolen “De Lammerenbergh” als boven.

- Pakhuis “Het Fluytschip” op de Plantage aan de Rapenburgergracht.

- Huis en erf in de Nieuwe Bantammerstraat , Noord Westzijde, laatst bewoond door Jan ten Brugge.

- Huis en erf bij de Waal bij de Montelbaanstoren, bewoond door Roelof van Brussel.

- Dubbel erf met stal en huizing op de Buitenkant van de Ygracht tussen de Peper en Foeliestraat.

- Grafsteden in de Oude Kerk, 4e laag no. 50, staande op naam van Floris Bontekoning.

Nog onverdeeld enige uitstaande vorderingen, koopmanschappen, assurantiën.

DE ENKHUIZER TAK VAN JOHANNES BONTEKONING EN ZIJN NAZATEN

Wij volgen nu de nazaten van Johannes Floriszoon Bontekoning en Cornelia Ubbenius.

Hun zoon Floris Johanneszoon Bontekoning legt, zoals we zagen, op 28.1.1734 de eed op het makelaarschap af en treedt aanvankelijk evenals zijn neef Floris in dienst van de firma Bontekoning. Maar wanneer hij zich in 1740 tijdens een rouwperiode in de familie na het overlijden van zijn moeder Cornelia Ubbenius in het voorafgaande jaar 1739 te buiten gaat in “wijnhuijsen” tot ongenoegen van zijn familie, valt hij uit de gratie, wordt uit de Compagnie gezet en op transport gesteld naar de Oost Indische Compagnie. Hij vaart met het in 1736 gebouwde schip Diemermeer, dat gebouwd is voor de Kamer Amsterdam op de werf in Amsterdam, waar de Bontekonings hout leveren, in 1740 weg en vertrekt op 5 november vanaf Texel naar Batavia via Kaap de Goede Hoop, waar ze van 24.3.1741 tot 18.4.1741 blijven. Op 28 juni 1741 is het schip onder schipper Cornelis Kroon terug op de Kamer te Amsterdam zonder Floris Bontekoning. Floris Bontekoning overlijdt in den vreemde in Batavia twee jaar later, 27 jaar oud.

oude kaart van Batavia uit de 17e eeuw Het schip Diemermeer in een oorlogssituatie

Maria Bontekoning en Dirk Semeyns van Loosen

Hun dochter Maria Bontekoning, geboren “op ’t nieulant” te Amsterdam, gedoopt 14.6.1713 te Amsterdam, ondertrouwt op 25.11. 1735 te Amsterdam , 22 jaar oud, met de 39 jarige Dirk van Loosen (geb. Enkhuizen 20.3.1696-1757), zoon van Jan Pietersz. van Loosen, burgemeester van Enkhuizen, en Aefje Dirksdochter Semeyns, geboren en woonachtig in Enkhuizen. Dirk is afkomstig uit twee vooraanstaande regentengeslachten te Enkhuizen.

Haven Enkhuizen Dirk Semeyn van Loosen

De van Loosens

Enkhuizen schudde zelfstandig het Spaanse juk af in 1572. Notariële actes uit die tijd tonen aan dat de stad gastvrijheid bood aan vele bannelingen om de "religie" (de Reformatie) uit vooral de Zuidelijke Nederlanden. Ook aan personen die - dikwijls om zakelijke redenen - Amsterdam en andere nog door de Spanjaarden bezette steden verlieten en zich hier vestigden. Onder hen was Jan Lauerensz. van Loosen die op 26 april 1579 trouwde met Siebrecht Hendricksdochter, afkomstig uit een oud Enkhuizer Regentengeslacht, dochter van Hendrik Harshoorn en Joost Simons, “die zoo men segt is geweest een dogters dogter van de graaf van Egmont”. Op hun gezamenlijk graf in de Westerkerk vindt men het monogram van Jan van Loosen en het huismerk van Siebrecht Hendriksdr., te weten gekruist een boothaak en een vishaak. Hun op de zerk voorkomende alliantiewapens zijn in de Franse tijd weggehakt, zoals op zovele graven in de kerken van Enkhuizen.

Dirk stamt af van deze Jan Laurensz. Van Loosen, “geboortigh uit Luijkerland, Munt- of Rentmeester van ’t Vrouwtje van Jeveren, afkomstig dus uit de Zuidelijke Nederlanden, vermoedelijk de omgeving van Luik, omwille van zijn geloof uitgeweken is naar de noordelijke Nederlanden. Jan Laurensz. Van Loosen is niet onbemiddeld. Hij drijft handel op de Baltische Staten aan de Oostzee, exporteert haring en importeert graan, hout en hennep. Hij is één van de deelhebbers in de kamer van Enkhuizen van de VOC, een Kamer, die in totaal 540.000 gulden opbrengt en daarmee na de kamer van Amsterdam en Zeeland, de derde in grootte is. Jan Laurensz. Van Loosen is schepen en hoofd van het Oude Armen Weeshuis. Zijn zoon Jan Jansz. van Loosen wordt reder, schepen, vroedschap, voogd Provenhuys, Voogd Almoezeniers 1636-1639, weesmeester, bewindhebber WIC 1640 – 1652 en VOC 1652-1653 en trouwt met Cornelia Gerritsdochter Haes komt er nageslacht. Dirk Semeyn van Loosen stamt van hen af. Hun portretten komen in zijn bezit, samen met andere familieportretten, zodat hij in zijn huis een indrukwekkende portrettengalerij heeft hangen van zijn voorgeslacht.

Dirks vader Jan Pietersz. van Loosen, een nazaat van Jan Laurensz. Van Loosen, is voornaam koopman, schepen, raad, burgemeester, rekenmeester, kassier van de Oost Indische Compagnie, gecommitteerde raad en Raad ter Admiraliteit en grootgrondeigenaar. Zijn naam en wapen komen voor op de penning geslagen in 1712 bij gelegenheid van de 100 jarige herdenking van de drooglegging van de Beemster. In 1704 is een olieverfportret van vader Jan van Loosen geschilderd door J.F. Bodecker.

Jan Jansz. van Loosen (1591-1653) Cornelia Gerritsdochter Haes (1593-1661)

De Semeyns

De familie van moederszijde, het geslacht Semeyns, is een familie, die van zich heeft laten spreken tijdens de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), waar het gaat om kracht en overzettelijkheid tegen het bewind van Alva, de hertog van Spanje. In de Westerkerk van Enkhuizen staat op één van de stenen in het koor een lofdicht, gemaakt ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van de bevrijding van Enkhuizen op 21.5.1572, dat Semeyns roemt:

“Op het metalen wapen der Semeynen, toen Hollands vrijheid rees uit Alvaas tyranije, en ons Enkhuizen ’t eerst zich van de dwang ontsloeg, die ligchaam drukte en siel, was ’t voor Semeyns genoeg, zijn schat verspeelt te zien ten val der dwingelandije…”

Dirk Semeyns van Loosen en Maria Bontekoning

Dirk voegt de naam van zijn moeder aan die van zijn vader toe en gaat zich Semeyn van Loosen noemen. Dirk Semeyn van Loosen en Maria Bontekoning trouwen op 4 december 1735 in de Packhuysstraat te Amsterdam. Bij gelegenheid van hun huwelijk worden er verscheidene huwelijkszangen uitgegeven te Amsterdam, Arnhem en Enkhuizen.

Dirk is al vroeg begonnen met zijn carriere. Op 17 november 1704 – hij is dan acht jaar – is hij door zijn vader aangesteld tot schrijver van de Compagnie van Christoffel Aelbreght van Ouderstel. Ouder geworden bekleedt hij een groot aantal ambten: Schepen, Raad in de Vroedschap van Enkhuizen van 1727 tot 1749, acht keer burgemeester van Enkhuizen, gecommitteerde van de Raad van West-Friesland en het Noorderkwartier etc, en Bewindhebber van de VOC-kamer Enkhuizen van 1729 tot 1749, commissaris van de Pilotage benoorden de Maas, Weesmeester, Hoofdingeland en Heemraad van de Beemster.

Hij doorloopt een regentenloopbaan en oefent in het Tweede Stadhouderloos Tijdperk grote bestuurlijke macht uit. Al deze functies verliest hij bij de wetsverzetting door prins Willem IV in 1749.

Als bewindhebber van de VOC is Dirk Semeyn van Loosen vaak te vinden in Het Oost Indisch Huis te Enkhuizen. Als bestuurder doopt hij o.a. een nieuw VOC-schip met de naam van zijn buitenplaats “Langewijk

Het Oost Indisch Huis te Enkhuizen Vaarroutes VOC schepen

De VOC kamer te Enkhuizen is de kamer van de Vereenigde Oostindische Compagnie in Enkhuizen. De kamer van Enkhuizen levert doorgaans één bewindvoerder aan het bestuur van de VOC: de heren 17. In tegenstelling tot de andere VOC kamers: Amsterdam, Rotterdam, Hoorn, Delft en Middelburg heeft de kamer van Enkhuizen geen voorgaande compagnieën. Al in 1602, het jaar van de oprichting, krijgt zij beschikking over de Engelse Toren aan de Oosterhaven vlak bij de Blauwpoortsbrug, waarin zij haar Oostindisch huis onderbrengt. Later (1628), zal deze verhuizen naar een nieuwbouwpand aan de Wierdijk, dat in 1816 door brand verloren gaat. Naast het Oostindisch huis bezit de compagnie nog een dubbelpand, het zogenaamde Peperhuis - dat in 1628 wordt aangekocht, het peperhuis is tegenwoordig onderdeel van het Zuiderzeemuseum. Aan de Wierdijk is een scheepswerf gelegen met pakhuizen en een eigen Lijnbaan. Na een brand in 1732 bouwt de Compagnie een nieuwe lijnbaan aan de Boereboom. In de periode 1602-1794 worden te Enkhuizen 108 schepen gebouwd. Naast de kamer van de VOC, heeft ook de Admiraliteit van het Noorderkwartier hier een vestiging, scheepswerven en pakhuizen.

Kamer VOC Enkhuizen De heeren Zeventien

Dirks vrouw, Maria Semeyn van Loosen – Bontekoning, is van 1738 tot haar overlijden in 1786 regentes van het Oude Arme Weeshuis in Enkhuizen en zet hiermee de familietraditie binnen de familie van Loosen voort.

Het echtpaar krijgt twee zonen: Jan Diederick (1736 – 1749) en Cornelis Floris (1738-1757).

Dirk zorgt in financiëel opzicht goed voor de jongens, net als de andere bewindhebbers. In 1746 wordt de firma Frederik Hagha en Co. opgericht. Deze Hagha (geen bewindhebber), bezit een lijnbaan. Er wordt nu een compagnieschap aangegaan voor de levering van touwwerk aan de Compagnie, onder firma als boven gemeld. De compagnieschap zal touwslaan op Hagha's lijnbaan en hem daarvoor iets uitkeren; verder blijft hij er buiten. Aandeelhouders, tevens ondertekenaars: Andries Haak voor ¼ (broer van de bewindhebber Dirk Haak); de volgenden elk voor ⅛: J.D. en C.F. van Loosen (12 en 10 jaar oud, zoons van de bewindhebber Dirk Semeyn van Loosen); A.J. de Jong van Persijn (12 jaar, zoon van de bewindhebber Jacob de Jong van Persijn); Maria van Wullen, weduwe Van der Hart (schoonmoeder van de bewindhebber Duyvensz); Jan van Stralen (zoon van de bewindhebber Frans van Stralen); Dirk Quast (neef van den bewindhebber F.C. Lycochton). Dit alles terwijl de bewindhebbers verplicht zijn niets aan de Compagnie te leveren, middellijk noch onmiddellijk. Ettelijke van de aandeelhouders zijn zelf bewindhebber geworden.De oudste zoon Jan Diederick wordt maar twaalf jaar. Een grote tragedie treft hen wanneer hun enige overgebleven zoon Cornelis Floris tijdens zijn studie in Leiden overlijdt, 19 jaar oud, aan een in een straatgevecht opgelopen slag op zijn hoofd.

In de archieven van de Academische Vierschaar Leiden nr. 4 (ARA Den Haag) bevinden zich tien documenten betreffende dit geval: attestatie van drie van de wagters (nr. 5) inhoudende “dat twee Heren met haar gebloot zijdgeweer (een dolk) de glazen van het huys van wijlen de Heer Burgemeester van den Bergh uyt geslagen hebben. De soldaten renden daarop naar deze heren toe, die hen met ontbloot zijdgeweer stonden op te wachten. Cornelis Floris van Loosen wilde één van de soldaten een slag met zijn wapen geven, waarop een andere soldaat zijn collega te hulp snelde en Cornelis Floris een slag met zijn “rondstock” tegen zijn bovenarm gaf. Cornelis Floris wilde weer zijn wapen opheffen, doch een soldaat pakte hem om zijn middel vast en samen vielen zij tegen een ijzeren hek”. Rector en Regteren van “s’Lants Universiteit binnen Leyden” verklaren in hun vergadering van 6 februari 1758 geen uitspraak te kunnen doen en besluiten om verschillende personen opnieuw te horen”. Maar de zaak krijgt geen vervolg.

Door het overlijden van beide zonen op jonge leeftijd, sterft de hoofdtak van de familie Van Loosen uit.

Academiegebouw aan het Rapenburg in Leiden

Op het toppunt van zijn macht, in 1742, laat Dirk Semeyn van Loosen “Het Huis op de Dijk” in Enkhuizen bouwen. Het hout voor het Huis op de Dijk bestelt hij bij houtzaagmolen “De Valk” in Amsterdam, de houtzaagmolen aan de Zaagmolensloot van de houthandel Bontekoning & Aukes.

Het herenhuis “Het huis op de Dijk” te Enkhuizen staat aan de Oude Haven ter hoogte van “De Drommedaris”. De alliantiewapens van van Loosen en Bontekoning staan in de gevel van het huis.

Alliantiewapens van de echtelieden (Vda) Dirk Semeijn van Loosen en Maria Bontekoning aan de voorgevel van het Huis op de Dijk te Enkhuizen

Met z’n 18de eeuwse hoge, natuurstenen stoep, z’n gebeeldhouwde daklijsten en aangrenzende koepel onderscheidt de statige koopmanswoning zich sterk van de overige huizen en huisjes langs het water. Het kijkt uit over de binnenkomende en uitvarende schepen aan de Haven.

Wie binnenkomt wordt direct overvallen door de schoonheid van de monumentale, met wit marmer beklede gang, die zich naar achter toe versmalt, waardoor er een nog grotere dieptewerking ontstaat.

Tegen het stucwerkplafond is een geblinddoekte Putto te zien, die met zijn weegschaal en zwaard op speelse wijze verraadt, dat Dirk Semeyn van Loosen rechten gestudeerd heeft.

Tegen de muurvlakken symboliseren Neptunus, een stroomnymph, Mercurius en Minerva zeevaart, handel en nijverheid, waarmee de familie zijn rijkdommen vergaart.

Een viertal dubbele vleugeldeuren geeft toegang tot de woonvertrekken.

De rechterhelft van het woonhuis met z’n aangrenzende koepel dateert uit 1741-1742 en is uitgevoerd in de overgangsstijl Louis XIV en Louis XV-stijl. De sfeer van de oude woonkamers wordt bepaald door de paarsrode wandbespanning van velours d’Utrecht die hier in 1742 is aangebracht.

Het oog valt op de rijkbewerkte Porte-Brisé tussen de beide vertrekken.

Op het plafond zijn plafondbeschilderingen in medaillons te zien.

In de achterkamer heeft de unieke schouw van zwart, gepolijst natuursteen met zijn witmarmeren ornamentiek wel iets van een adellijk grafmonument, maar het houtsnijwerk daarboven heft de kille sfeer op; de zogenaamde boezem is overladen met zeegodjes, en waterspuwende dolfijn, adelaar, reiger en bloemen. De Haagse schilder Pieter Terwesten (1714-1798) heeft het mythologische schoorsteenstuk geschilderd.

De grootste verrassing van het huis bevindt zich in de paarsrood/fluwelen wand links en rechts van deze schouw. Daarin zijn twee halfronde buffetnissen gebouwd, versierd met rijke rococo-ornamenten. De planken waarop het familieporselein- en glaswerk staat te pronken, zijn afgezet met originele vergulden loden sierstrips.

Aan de overzijde van de gang betreden we de linkerhelft van het huis, dat omstreeks 1790 is aangebouwd en uitgevoerd in Louis XVI stijl. De wanden zijn bekleed met goudleerbehangsel uit 1742 dat zich oorspronkelijk in de tuinkamer van het achterhuis bevond.Door drie hoge schuiframen heeft men zicht op de Oude Haven.Onder de bel-etage bevindt zich een ruim souterrain vanwaar een marmeren gangetje naar de unieke koepel leidt. Het elegante gebouwtje heeft een driezijdige erker aan de straatzijde.

De bevallige koepel met zijn fraaie medaillons, antieke schouw en rococo wandbetimmering was in de 18e eeuw in gebruik als havenkantoor. De schippers konden vanaf de kade de koepel via een speciaal poortje bereiken en zaken doen met reder van Loosen. Ook de bekende slavenhalers gebroeders Haak hebben hier kantoor gehouden.

Een mooi betimmerd buffetkastje bevat karaffen met sterke drank om na afloop van de handel het glas te heffen. In een aangrenzend betegeld kamertje is het secreet.

Met zijn broer Pieter en zuster Weyntje, echtgenote van Pieter Haak, bezit hij als erfgenamen van Aafje Semeyns en andere leden van het geslacht Semeyns ook land in de Immerhornpolder in Waterland.

Verder bezit hij diverse landgoederen in De Beemster, o.a. Langewijk aan de Beemsterringvaart, Oostdijk 21, dichtbij Purmerend en hier dichtbij boerderij “Welgelegen”.

De Beemsterringvaart Overzicht Landgoed Langewijk aan de Beemsterringvaart.

Dirk Semeyn van Loosen is 61 jaar, wanneer hij op 10 juli 1757 overlijdt. Maria Bontekoning staat als kinderloze weduwe voor de afhandeling van de erfenis.

Op 3 maart 1758 verschijnt zij voor notaris D. van Vianen in Utrecht met als comparant ds. Matthias Daniël Romer i.v.m. de overdracht van vier obligaties ten laste van Holland en West-Friesland.

Maria Bontekoning bewoont als weduwe 31 jaar het huis alleen zonder haar man en de beide kinderen, met veel herinneringen aan hen.

Zij beschikt over een aanzienlijk vermogen en heeft een aanzienlijk schilderijenbezit op weten te bouwen.

Maria Bontekoning overlijdt op 29 juni 1786 in het Huis op de Dijk te Enkhuizen, twee weken na haar 73ste verjaardag.

Haar nalatenschap bedraagt in 1786 ruim 1,2 miljoen gulden. Ongeveer de helft van haar nalatenschap gaat weg aan legaten aan haar familieleden, liefdadigheid, personeel, vrienden. Aan de vier nagelaten kinderen van haar oom Dirk worden gelegateerd haar onroerende goederen te Amsterdam, waaronder zes huizen en erven, het pakhuis “Galjootschip” en 1/8 part in de brouwerij “De-Star” op de Prinsengracht; de helft van haar juwelen en roerende goederen, zowel obligaties als voor 225.400 gulden aan haar verwanten van moederszijde. Zij legateert aan hen meer dan 90.000 gulden. En aan diverse liefdadige instellingen meer dan 100.000 gulden.

Aan de kerk en de diaconie in Venhuizen legateert zij elk 5000 gulden, mits het graf van Ubbo Ubbenius, haar grootvader, voor altijd gesloten zal blijven.

Maria Bontekoning wordt bij haar man en haar zonen begraven. De graven van Maria Bontekoning en Dirk Semeyn van Loosen (graf 84 en 85) met hun wapens en met een fraai gebeeldhouwde zerk in de Zuiderkerk in Enkhuizen bevatten het opschrift:

“Dirk Semeyn van Loosen, oud President-Burgemeester, meermalen sessie hebbende gehad in het Colegie van Haar Edele Moogende Heeren Gecommitteerde Raden van Haar Edele Groot Moogende in West-Friesland en/t Noorder Quartier, Commissaris tot den saaken van Pilotagie benoorden de Maaze, mitsgaaders Bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie wegens de stad en ter kamer te Enkhuizen – gebooren 8 maart 1696, gestorven 16 juli 1757 en desselfs Zoonen de Heer Jan Diderik van Loosen, gebooren 11 september 1736 en gerust 26 Mei 1749 en de Heer Cornelis Floris van Loosen Studiosus Juris, gebooren den 1 April 1739 en gerust den 8 December 1757, begraven op 12 juli 1757, schepen sedert 1720.”

Dirk Elias van Loosen

Tot haar erfgenamen heeft Maria Semeyn van Loosen – Bontekoning de kinderen van Pieter van Loosen, haar mans broer, en zijn vrouw Cornelia Adams Cortleven, benoemd: Dirk Elias en Margarita

Maria. Aangezien Margarita Maria kinderloos overleden is, wordt haar belangrijkste erfgenaam Mr. Dirk Elias van Loosen. Neef Dirk Elias “ontvangt 352.149 gulden en 4500 Engelse Ponden, huizen binnen Enkhuizen en ook de buitenplaats en de boerderij in De Beemster enz. enz. , verder o.a. zes stoelkussens waarop de namen van haar vrouwe testatrices gemelde overleden man geborduurt zijn (zijn regeringskussens) mitsgaders de geschilderde pourtraitborden van dezelve haar man en van haar ouders en voorouders soo wel als van haar vrouw testatrices selfs, te samen in getale ses stuks”.Neef Dirk Elias van Loosen is gedoopt in Enkhuizen op 17.1.1738. Getuige was zijn tante Maria Bontekoning. Zijn vader, Dirk Semeyn van Loosens broer Pieter, is schepen en burgemeester van 1740 tot 1763, verder Bewindhebber van de West-Indische Compagnie Kamer Enkhuizen. Hij houdt zich o.a. bezig met het uitrusten van schepen voor de slavenvaart en de slavenhandel van Afrika (Fort Elmina) naar o.a. Suriname en Curacao.Dirk Elias van Loosen bezoekt de Latijnsche school in Enkhuizen en houdt op 21 december 1753 een Oratio in laudem Musicae en op 15 juli 1754 een oratio de Virtute sub Herculis fabula. Vervolgens gaat hij rechten studeren in Leiden in dezelfde tijd als zijn neef Cornelis Floris. Zodoende raakt hij direct betrokken bij het ongeval en overlijden van Cornelis. Hij wordt meester in de rechten en promoveert op een dissertatie ad legem 89D de legatis et Fidei Commissis. Na zijn studie gaat hij in een statig herenhuis wonen aan de Wierdijk in Enkhuizen op het terrein van de West Indische Compagnie Kamer en wordt hij opgenomen in het bestuur van Enkhuizen. Hij vervult ambten als Schepen, Raad, Burgemeester, Raad ter Admiraliteit, Penningmeester van de Groote Visscherij, Bewindvoerder van de West Indische Compagnie tot de expiratie van het octrooi in 1791, daarna commissaris van de West Indische Handel en ook is hij Weesmeester.

In 1763 volgt Dirk Elias zijn vader op als Bewindhebber van de West-Indische Compagnie (WIC) en raakt hij direct betrokken bij de slavenhandel, die zich vooral concentreert op Elmina (het tegenwoordige Ghana), Curacao en Suriname.

elmina negers

Dat het op dat moment niet meer zo “netjes” is om slaven te kopen en te verkopen, bewijst een contract van 24 juli 1784 voor notaris van de Ramshorst Roldanus, waar hij het fregatschip “Paramaribo” chartert om te varen naar het “Hooft Kasteel St. George d’Elmina op de kust van Africa”; uitgaande vracht “brandewijn, klinkers en Moppen”, naar Curacao met cargo, waarover geen details gegeven worden, behalve dat “opperhoofden” 4 tot 6 slaven voor zichzelf mogen meebrengen. Foto's van Fort Elmina

Dirk Elias trouwt op 20.6.1762 met Claasje van Romond, geboren in 1743 in Enkhuizen als dochter van burgemeester Gerrit van Romond (op de Wierdijck) en diens tweede vrouw Eva Haak.

Claasje van Romond is van vaderszijde kleindochter van Johan van Romond en Aafje Pan en van moederszijde van Pier Pieterszoon Haak van de Paktuynstraat en Claasje Willemsdochter Schuytemaecker. Naar deze laatste grootmoeder is zij genoemd.

Een jaar na hun huwelijk, in 1763, overlijdt Claasje in de kraam, twintig jaar oud. Hun daaruit geboren zoontje overlijdt enkele dagen later.

Op 7.12.1766 hertrouwt Dirk Elias van Loosen met Meinoutje Pan, het achternichtje van zijn eerste vrouw.

Meinoutje Pan (1745 – 1794) is de dochter van Mr. Everhardt Pan en Willemina Haak Andriesdochter. Uit dit huwelijk wordt op 24.5.1772 een dochter geboren, Cornelia Petronella.

Beide schoonvaders zitten in de handelscompagnie van Romond en Pan. De handels- en familie belangen worden door beide huwelijken dus ook veilig gesteld.

Zijn tweede schoonvader mr. Everhard Pan (1716-1794) is zoon en kleinzoon van een stadsbestuurder. Meinoutje komt dus uit een regentengeslacht. Schoonvader Everhard Pan is Raad in de Vroedschap van Enkhuizen (1747-1778) en elf keer burgemeester van Enkhuizen. Ook is hij gecommitteerde van de Raad van het Noorderkwartier, ontvanger van de convooien en licenten en bovenal Bewindhebber van de VOC kamer Enkhuizen. Van 1757 tot 1778 is hij koopman en reder van haringschepen en actief als directeur van de handelscompagnie Van Romond en Pan. De Gebroeders Romond en Pan zijn eigenaars van de volgende haringschepen: de Elia Eva, d’juffrouw Claassen, de Eva Johanna, de Jonge Jan, de Jonge Gerrit en De Drie Teertonnen.

Dirk Elias volgt zijn schoonvader mr. Everhard Pan op als schepen van Enkhuizen.

Schoonmoeder, Willemina Haak, is ook niet onbemiddeld. Zij is de enige erfgename van de belangen van haar vader Andries en haar kinderloos gebleven ooms Dirk en Cornelis Haak in de handelscompagnie gebroeders Haak & Co.

Schoonvader Everhard Pan is in 1750 directeur van de firma van Romond en Pan geworden. Hij bezit tevens aandelen in brouwerijen. Zowel in economisch als in politiek opzicht is mr. Pan een belangrijk man in het Enkhuizen van de tweede helft van de 18e eeuw en dochter Meinoutje deelt in die eer. Zijn nalatenschap bedraagt ruim 600.000 gulden.

Dirk Elias heeft twee keer een goede partij aan de haak weten te slaan:

Door beide huwelijken raakt hij verbonden met de familie Haak. Beide schoonmoeders, Willemina Pan – Haak en Eva van Romond – Haak, zijn kleindochters van de bekende Pieter Haak (1655-1722), schepen van Enkhuizen en Aafje van Vossen. Diens zonen Dirk, Andries (de vader van Willemina), Pieter Pietersz. (de vader van Eva) en Cornelis Haak Dirk Haak komen uit een regentengeslacht, dat al sedert de 16e eeuw in het stadsbestuur van Enkhuizen zit. Dirk, de oudste van de gebroeders Haak is Raad in de Vroedschap Enkhuizen van 1719 – 1747 en 13x burgemeester van Enkhuizen, afgevaardigde naar de Staten Generaal en Admiraliteitsraad. Hij is Bewindhebber van de VOC Kamer Enkhuizen van 1720 – 1747, koopman en reder. Afkomstig uit een regentengeslacht dat al sedert de 16e eeuw in het Stadsbestuur van Enkhuizen zit. Hij verliest op jonge leeftijd zijn echtgenote Willemien Vis in het kraambed en vervolgens zijn zoontje van anderhalf jaar. Daarop stort hij zich op handelsactiviteiten en zijn bestuurlijke carriere. Als directeur van de handelscourage gebroeders Haak en Co, die hij samen met zijn broers Andries en Cornelis en zwager Jan Minne bezit, onderhoudt hij handelsbetrekkingen met de Oostzee, Scandinavië, Zuid-Europa en Azië. Ook reedt hij haring uit. De haringschepen van de gebroeders Haak heten: de Petronella Johanna, de Groote Visscherij, Langewijk, ’t Raadhuis van Enchuisen, de Eva Wilhelmina, de Vijf Haken, het Fortuyn en de Hoop.Zijn nalatenschap van ruim 200.000 gulden bestaat voor meer dan de helft uit VOC-aandelen. Hij woont in een huis annex pakhuis aan de Paktuinen in Enkhuizen.

Dirk Elias van Loosen vergroot het huis van zijn oom en tante, het “Huis op de Dijk” door aankoop van twee percelen aan de linkerzijde en bewoont het met Meinoutje Pan. In 1794 benoemt Dirk Elias van Loosen als voorzittend burgemeester de schepenen van Enkhuizen. Bij de omwenteling neemt hij voor 25.000 gulden deel in de vrijwillige lening van 1795, maar weigert de verklaring op de nieuwe constitutie. Hij fungeert als lid van de Provisionele Administratie der Policie gedurende de bezetting van de stad door de Engelsen in 1799. Verder geniet hij de rust van het buitenleven met vrouw en dochter op de hofstede “Langewijk” in De Beemster, die hij van oom Dirk en tante Maria geerfd heeft. Een leven dat behalve rustig en gezond, ook dodelijk saai is als we mogen afgaan op wat Dirk schrijft aan zijn schoonvader: “een zittend Leeven, t’samen gesteld uyt Breijnaelden, silverdraed, pijpen, Letters en dobbelsteenen”.

Wanneer in 1794 zijn vrouw Meinoutje Pan overlijdt, komt Dirk alleen te wonen in “Het Huis op de Dijk” terzijde gestaan door drie dienstboden.

Dirk Elias van Loosen overlijdt te Enkhuizen en wordt daar op 2 juni 1812 begraven.

Hij laat o.a. vier portretten na: drie schilderijen van hemzelf, waaronder een ovaal borstbeeld en twee landschappen, waarin hij op de ene als jager, op de andere als zittende voor zijn buitenhuis staat afgebeeld. Ze zijn na zijn dood geschilderd als gedachtenis en om hem postuum te eren.

Op het vierde schilderij staat zijn tweede echtgenote Meinoutje Pan op het vierde schilderij met een roosje in haar hand, dragende de juwelen, die ze geerfd heeft van tante Maria Bontekoning: “een paar orlietten (oorhangers) met drie pandelotten, drie hairspelden in soorten en een snoer fijne paarlen met een diamanten slotje met drie steenen, ook in heur haar”

Cornelia Pieternella en Samuel Snouck van Loosen

Dirk Elias van Loosens’ enige dochter, Cornelia Pieternella van Loosen, geboren te Enkhuizen in 1772, trouwt te Enkhuizen op 8.4.1793 met militair en luitenant ter zee bij de Marine Samuel Snoeck, geboren in Leiden op 29.1.1766 als zoon van Mr. Matthijs Snoeck uit Papendrecht en Antonia Marcus en broer van Suzanna Aletta Elizabeth, Arnoldina Ursula en Willem Antonie Snoeck. Samuel Snoeck gaat zich deftig Snouck van Loosen noemen. Na hun huwelijk gaan ze eerst in het huis van Dirk Elias van Loosen aan de Wierdijk in Enkhuizen wonen, een statig herenhuis, en in 1812, na de dood van (schoon)vader Dirk Elias, betrekken ze “Het Huis op de Dijk” aan de Haven.

Samuel Snouck van Loosen wordt lid van de firma “Gebroeders Haak” in koopmanschap en haaringreederij.

Samuel Snouck van Loosen is schepen van Leiden, Raad in de Vroedschap Leiden, Lid der Staten Generaal, lid van de Vergadering van Notabelen voor het Departement Zuiderzee in 1814, buitengewoon lid van de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden voor de Provincie Noord Holland in 1815 en lid van de Tweede Kamer in 1815. Hij is ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Wanneer Willem I wil voortbouwen op het beleid van Lodewijk Napoleon en probeert een democraat te worden, zoekt hij de rijkste zeshonderd mannen in Nederland en selecteert daaruit het parlement. Ook de geselecteerde Samuel Snouck van Loosen is daarbij, hoewel deze nog volop bezig is met zijn slavenhandel.

Samuel Snoucks oudste zuster Suzanna Aletta Elizabeth (Leiden 1758-Alkmaar 1835) trouwt in 1784 te Leiden Andries Jacob Kluppel (Enkhuizen 1757-1817), schepen en vroedschap te Leiden. Zijn tweede zuster Arnoldina Ursula, (Leiden 1767 – Leiden 1796) trouwt met Jacob Gerlings (Haarlem 1771-Leiden 1813), wijnkoper, commissaris van Militaire Zaken in Amsterdam. Broer Willem Antonie (Leiden 1774) overlijdt in 1830 te Heusden.

Samuel Snouck laat nooit een gelegenheid voorbij gaan om links en rechts erfenissen te “innen” of af te dwingen. Het overgrote deel van zijn geld is duidelijk afkomstig van de slavenvaart en de slavenhandel. Hij overlijdt in Leiden op 27 mei 1839.

Zijn vrouw Cornelia Petronella van Loosen is bekend om haar buitengewone fortuin en liefdadigheid. Zij en haar man behoren tot de meest vermogenden van Nederland. Zij wordt door de keizerin Marie Louise op 9.12.1812 benoemd tot Dame de la Societé de la Charité Maternelle. Zij schenkt aan de Souvereine Vorst tien paarden ten dienste van het vaderland. Cornelia Petronella van Loosen overlijdt in 1846, ca. 74 jaar oud.

De gezusters Snouck van Loosen en de Snouck van Loosenstichting

Het echtpaar Samuel en Cornelia Petronella Snouck van Loosen krijgt zes dochters, waarvan er één, de derde in de rij, Susanna Aletta Elisabeth geheten (ged. 26.10.1798) op jonge leeftijd, als dertienjarige, overlijdt op 13.12.1811. In leven blijven: Antonia Meijnoutje (geb. 25.5.1795) en Theodora Matthia, geb. 20.9.1797; Cornelia Eva Wilhelmina, (geb. 26.4.1801); Arnoldina Ursula (ged. 28.10.1803) en Margaretha Maria, (ged. 6.9.1807). Twee van de vijf dochters die in leven blijven zijn gehuwd: Theodora Matthia (Enkhuizen 1797-Enkhuizen 1845) en Cornelia Eva Wilhelmina (ca. 1801-1852), maar overlijden jong en kinderloos. Theodora Matthia 47 jaar oud, Cornelia Eva Wilhelmina 51 jaar oud.

Theodora Matthia Snouck van Loosen en Nicolaas Christoffel Quast van Rijneveld

Theodora Matthia Snouck van Loosen huwt op 37 jarige leeftijd op 26.4.1835 te Enkhuizen Nicolaas Christoffel Quast van Rijneveld (geb. Enkhuizen 12.2.1796), de zoon van Nicolaas Abraham van Rijneveld en Johanna Ris. Quast van Rijneveld gebruikt vóór de achternaam van zijn vader de achternaam van zijn grootmoeder van moederszijde. Zijn vader Nicolaas Abraham was schepen van Enkhuizen, en diende onder kapitein ter zee C.L. Bloys van Treslong. Vader werd zelf ook kapitein ter zee en schreef in 1802 een reisverslag van de Nederlandse eskaderreis onder van Kinsbergen naar de Middellandse Zee in 1783, en in 1803: “Reize naar de Middelandsche Zee, en door de Archipel, naar Constantinopel, gedane in de jaaren 1783 tot 1786 met ’s Lands schip Noord Holland”.

Vader is een nazaat van Hillebrand Gerritsz. Quast commandeur van de admiraliteit van het Noorder-kwartier, die in 1607 als bevelhebber van een schip van Enkhuizen bij de vloot van Heemskerck was en deel nam aan de slag van Gibraltar. Hij werd in 1612 commandeur van drie schepen om te kruisen op de barbaarse zeerovers; ook de volgende jaren is hij werkzaam in de Middellandse zee als commandeur van een eskader, dat in 1617 15 schepen sterk is, en het volgend jaar 25 schepen; hij overmeesterde enige roofschepen en bevrijdde vele christenslaven. Persoonlijk voerde hij in 1616 het bevel over het schip de ‘Oranjeboom’, en in 1620 over ‘'t Hoen’ een schip van Enkhuizen. Daarna wordt zijn werkzaamheid verlegd naar de Noordzee en de vlaamse kust ter bestrijding van de Duinkerkers, en is hij in 1626 commandeur van een eskader tot sluiting van de haven van Duinkerken. In Maart 1627 nabij Portland een Duinkerker veroverd hebbende, roept hij de kapiteins van zijn eskader bijeen, en komt met hen overeen om het recht van voetspoeling niet toe te passen, hoewel nog een jaar te voren de kapiteins zich bij ede hadden moeten verbinden om de gevangen Duinkerkers over boord te werpen; maar de admiraliteit van het Noorder-kwartier had die eed niet weer gevorderd. Deze handelwijze van commandeur Quast werd aanleiding tot een overleg tussen den stadhouder en gedeputeerden van de collegiën ter admiraliteit, waarin werd vastgesteld, dat het voetspoelen als wedervergelding tegen de Duinkerkers moest worden toegepast, behalve op passagiers, jongens en vissers, de laatsten echter alleen voor zover ze niet zelf hun gevangenen over boord hadden geworpen.

In voorjaar 1628 overmeestert Quast weer een Duinkerker, bemand met 90 man, maar past weer het voetspoelen niet toe, hetgeen hem door sommigen kwalijk wordt genomen, maar toch geen nadelige gevolgen voor hem heeft gehad. Onder invloed van de leiding van mannen als Piet Hein, Maarten Harpertsz. Tromp en Hillebrand Quast veranderde de wijze van oorlogvoeren; de order van voetspoelen is nooit ingetrokken, maar werd geleidelijk minder toegepast en is, na de inneming van Duinkerken door de Fransen, vanzelf in onbruik geraakt.

Nicolaas Christoffel Quast van Rijneveld

Nicolaas Christoffel Quast van Rijneveld is wijnkoper en reder van haringbuizen. Daarnaast is hij gemeenteraadslid en wethouder van Enkhuizen (1853), Dijkgraaf van Drechterland, lid van de Provinciale Staten van Noord Holland voor Enkhuizen en Hoorn (1840-1857). Hij sterft op 29.8.1857 te Enkhuizen, 60 jaar oud. Bij zijn begrafenis wordt een gedicht voorgedragen door H. Rijxen Engelsman, de gemeentesecretaris van Enkhuizen, die als eerste luitenant van de Enkhuizer schutterij deelnam aan de veldtocht tegen de Belgen.

Nicolaas Christoffel Quast van Rijneveld was nl. kapitein der Enkhuizer schutterij 3e kompagnie, 1e bataljon, 2e afdeling van de Noordholandsche Schutters en als zodanig

deelnemer aan de veldtocht in België. Vervolgens was hij voorzitter van de Enkhuizer afdeling van de Vereniging Het Metalen Kruis West-Friesland. Zelf had hij ook het Metalen Kruis gekregen.

Vaak zal hij na terugkomst nog gedacht hebben aan dat bijzondere moment, waarop hij met andere Enkhuizer schutters na de veldtocht in België (1830-1832) werd ingehaald en het gedicht klonk: “Te wapen, schutters! voor den Vorst. Voor Vorst en vaderland! Komt, wie naar roem en eere dorst, wie ’t hart klopt in de vrije borst. Komt, wapens in de hand!”. In het najaar van 1830 brak de Belgische opstand uit. Koning Willem I had niet genoeg soldaten om daar tegen op te treden en de plaatselijke schutters werden opgeroepen om het leger te versterken. Ze waren niet voorbereid op frontdienst, maar het vaderland was in nood en er werd met enthousiasme gehoor gegeven aan de oproep. Enkhuizen droeg meer dan 125 man bij, deels schutters in actieve dienst, deels vrijwilligers. Ze dienden in de 2e afdeling Noordhollandse schutters, 1e bataljon, 3e kompagnie onder leiding van kapitein W.C.Q. Rijneveld. Veel van hen zullen hebben deelgenomen aan de tiendaagse veldtocht in augustus 1831, die eindigde met de vaak bezongen slag bij Leuven. Daar werden de Belgen bijna verslagen maar op het laatste moment nog gered door interventie van het Franse leger. Wie had deelgenomen aan de oorlogshandelingen en zich niet had misdragen werd onderscheiden met het metalen kruis. En bij hun terugkeer in Enkhuizen werden ze groots ontvangen: “Schutters! Helden! Kroost der dapp’ren! Zoonen van Oud-Nederland! Ziet u ’t doek ter eere wapp’ren, dat bij Leuven werd geplant.Hoort de blijde kreten schallen, ziet de gevels rijk versierd, ’t welkom schatert langs de wallen, uw terugkomst wordt gevierd. En met geestdrift juichen wij, welkom dapp’re Schutterij!”

Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen en jonkheer mr. Pieter Opperdoes Aldewijn

De tweede gehuwde dochter van Samuel en Cornelia Petronella Snouck van Loosen, Jonkvrouwe Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen, huwt 27 jaar oud op 30 mei 1828 met de 28 jarige Jonkheer Mr. Pieter Opperdoes Alewijn, geb. 21.4.1800 op de Zeedijk te Hoorn, zoon van Mr. Frederick Alewijn de Jonge en Margaretha Christina Opperdoes. Zij gaat als mevrouw de douariere Opperdoes Alewijn – Snoeck van Loosen verder. Evenals zijn vader is Pieter bij de belastingdienst werkzaam.

De akte van het huwelijk dat hij op 30 mei 1828 in Enkhuizen sluit met jonkvrouwe Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen vermeldt als beroep controleur der rijksbelastingen in Hoorn. Ook in het bekleden van vooraanstaande openbare funkties zal hij het voorbeeld van zijn vader volgen.

Haar man is opgegroeid met twee zussen, Barbara Maria Henriëtta en Johanna Catharina en twee broers Willem en Dirk Margarethus. Vader Frederick Alewijn bezit als buitenverblijf buitenplaats Vredenburgh in De Beemster, dat in 1644 door de bekende bouwmeester Pieter Post, die ook het Mauritshuis in Den Haag gebouwd heeft, gebouwd is.

Jonkheer Mr. Pieter Opperdoes Alewijn Hofstede “Vredenburg” te Beemster

Pieter Opperdoes Alewijn heeft een studie Romeins en hedendaags Recht gevolgd in Leiden en is gepromoveerd. Hij werkt bij de Belastingdienst en wordt Controleur der Rijksbelastingen te Hoorn, omstreeks 1828 tot december 1843, lid van de stedelijke raad/gemeenteraad van Hoorn van 1830 – 1868 en vertegenwoordiger van het kiesdistrict Hoorn in de Provinciale Staten van 1850 tot 1875. Van 1849 tot 1870 is hij rijksbetaalmeester voor het arrondissement Hoorn. Ook is hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de Provincie Noord-Holland van 1847 – 1849. Hij is regeringsgezind in de periode 1814-1848 en in de periode 1847-1849 lid van de Tweede Kamer. Hoort bij de conservatieve stroming. Hij is populair bij de gewone man. Hij stelt zich in 1843 in verbinding met de directeur van het als zeer modern geldende krankzinnigengesticht te Bicétre (Frankrijk) teneinde ook in Noord Holland een dergelijke inrichting van de grond te krijgen.

Zijn vader overlijdt in 1817 op zijn buitenverblijf hofstede “Vredenburgh” aan de Zuiderweg 62/80 te Beemster. Zijn moeder overlijdt te Hoorn in 1844. In dat jaar erft Pieter Villa Alewijn aan de Grote Oost 26 te Hoorn van zijn ouders. In 1852 overlijdt Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen, 51 jaar oud. In 1854 treedt weduwnaar Pieter Opperdoes Alewijn in het huwelijk met Margaretha Lambertina Clara Swart, die in 1825 in Maastricht geboren is.

Als nevenfunctie is hij lid van het College van Administratie over de gevangenissen te Hoorn van 1844 tot 1872, hoofdingeland waterschap De Beemster van 1853 – 1871, hoofdingeland waterschap Noorder IJ en Zeedijk, van 1859 tot 1875, hoofdingeland waterschap De Hondsbossche en Duinen tot Petten van 1859 tot 1875 en voorzitter College van Notabelen Hervormde gemeente Hoorn, omstreeks 1871. Hij is Commandeur in de Orde van de Eikenkroon op 1 mei 1870.

In 1869 verzet hij zich in zijn “Historisch-politische herinneringen” tegen de vrijheid van drukpers en tegen de onschendbaarheid van de koning. Van 1870 tot 1873 maakt hij met Kooy een plan voor een Afsluitdijk tussen Wieringen en Friesland in combinatie met een aantal bedijkingen.

Hij zit in een commissie voor ontsluiting van het zeer geisoleerd liggende West-Friesland d.m.v. spoorwegen en een brugverbinding over het IJ. De poging mislukt. Er verschijnt een brochure van zijn hand: “Kort betoog over de noodzakelijkheid van den aanleg van meerdere spoorwegen in Nederland”, Hoorn 1858. Hij wijst in zijn idealistisch enthousiasme op het grote voorbeeld van koopmansgeest, de Gouden Eeuw.

Pieter Opperdoes Alewijn overlijdt te Hoorn op 9 maart 1875. De galerij met familieportretten, die eeuwenlang onverdeeld in bezit was van de familie, wordt verkocht. Wij lezen er over: “hij trouwde in 1828 met eene Snouck van Loosen, wier portret, door J.A. Kruseman in 1850 geschilderd, zulk een vermakelijk incident op de verkooping te weeg bracht. Want nadat dit portret – zoo sterk contrasteerende met zaal vol oude kunst – gedurende de kijkdagen tot spot van iedereen had gestrekt, hoorde men het tot elks verbazing opjagen tot vierduizend gulden. De pas te Enkhuizen overleden zuster van mevr. Opperdoes Alewijn had nl. last gegeven te zorgen dat dit portret niet “op een stalletje” kwam en aan de bewindvoerders van den boedel van wijlen D.M. Alewijn, notaris te Hoorn (de broeder van de kinderloos overleden Jhr. P. Opperdoes Alewijn), voor wier rekening thans de geheel portretverzameling werd verkocht, was dit niet onbekend gebleven. Als het gerucht waarheid behelst dat de familieportretten van Jufvr. Snouck volgens bepaling van het testament voor de brandstapel bestemd zijn, dan zal dit portret ongetwijfeld in dat lot deelen en de nakomelingschap dus verstoken zijn van het genoegen het damesportret uit het midden der 19e eeuw te zien, waarvoor vijfendertig jaar nadat het geschilderd was, nog 4000 gulden werd besteed!”

Pieter Opperdoes Alewijn op latere leeftijd.

Villa Alewijn aan De Grote Oost te Hoorn

De drie ongehuwde zusters

De drie ongehuwde dochters van Samuel Snouck van Loosen , Antonia Meijnoutje, Arnoldina Ursula en Margaretha Maria, blijven in het Huis op de Dijk wonen, waar Arnoldina Ursula op 6 mei 1875 overlijdt, 72 jaar oud, Antonia Meynoutje 7 februari 1875, 79 jaar oud en de laatste dochter van Dirk Elias, Margaretha Maria, op 30 oktober 1885, 78 jaar oud. De erfenis van Dirk Elias van Loosen aangevuld door Samuel Snouck van Loosen is door de zusters goed beheerd. De één na de ander weet het vermogen behoorlijk aan te vullen. De laatste zuster, Margaretha Maria, laat haar bezit na aan een steunfonds en bepaalt in haar testament, dat dit huis zal worden ingericht ter bewoning voor zes of acht ongehuwde vrouwen of weduwen uit de fatsoenlijke stand. Een deel van het bestaande, achttiende-eeuwse pand wordt aan de achterzijde afgebroken en vervangen door een nieuw achterhuis in neorenaissancestijl met kenmerken, die opmerkelijk vooruitstrevend zijn voor die tijd: veel licht, lucht en privacy. Ook wordt het Snouck van Loosenpark ingericht, waarin het Snouck van Loosenhofje wordt gebouwd, bevattende 50 arbeiderswoningen in chaletstijl, die goed zijn voor de gezondheid van de arbeiders en in de frisse lucht staan.

testament. Op donderdag 24 januari 1884 wordt hij door Margaretha Maria ontboden. Zij overhandigt hem een "verzegeld papier of stuk" en naar zij verklaart bevindt zich daarin "een geheel eigenhandig geschreven en ondertekende olographiesche uiterste wil". De notaris, die op zoiets niet heeft gerekend en niet weet wat het testament behelst, moet in allerijl voor de overhandiging twee getuigen opdraven uit het nabijgelegen betonningsmagazijn: Jan Hendriksz. Poen en Gerrit Laadnoordijk. Wie haar geholpen heeft bij het opstellen van het testament zal altijd wel een raadsel blijven, maar na haar dood komt de "erfgenaam" Lakenman met allerlei slordige briefjes aandragen zogenaamd afkomstig van mejonkvrouwe Snouck van Loosen die het testament moeten aanvullen.

Op 9 november 1885 wordt het testament geopend en geregistreerd en blijkt dat een tweetal slimme aandelenmakelaars, de heren Wander Lakenman en Gerrit Wendelaar de erfgenamen zijn, die na afhandeling van zaken van het resterende kapitaal als beheerders een fonds mogen stichten. Hoewel geen opdracht daartoe ontvangen beginnen de heren onmiddellijk om alles wat aan de familie Van Loosen en Snouck van Loosen herinnert te laten verdwijnen en verkopen alles wat los en vast zit in het huis op donderdag 29 april 1886. Met de talrijke familieportretten , de erfenis van geslachten Van Loosen, Blauhulck, Semeijns en Bontekoning weten de beheerders geen raad. Dan besluiten zij te vertellen dat de erflaatster in het testament heeft vastgesteld dat al deze schilderijen moeten worden verbrand. Dat durven zij dan toch niet en zo verkwanselen zij jaren later een deel van deze schilderijen en bewaren een ander (onschuldig) deel in het huis op de Dijk, waarbij zij tot op de dag van vandaag geprezen worden als behoeders van kunstschatten.

Vanaf dinsdag 10 november 1885 werd, met een enkele onderbreking, tot en met vrijdag 11 december 1885 in tegenwoordigheid van de (huis)-Notaris PAN, Jhr. Mr. Dirk van AKERLAKEN (huisvriend) alsmede Gerrit WENDELAAR en Wander LAKENMAN als "uitvoerders van der erflaatster uiterste wilsbeschikking en beredderaars van haren boedel" de volledige inventaris van het huis op de Dijk beschreven en ingevolge de Wet verantwoord. Allereerst werd een opgave gemaakt van de honderden effecten en andere beleggingen, daarna werd per kamer en vertrek de inventaris vastgesteld en tenslotte werden de in bezit zijnde onroerende goederen en schuldbewijzen geregistreerd. Als schatters van de meubels, het porcelein, het zilver en goud enz. werden benoemd en beëdigd Willem Meun, de vroegere kleermaker en nu boekhouder van de Stadsbank van Lening en de Hoornse koopman Mozes Isak Reens.

Opvallend is het grote verschil in de waarde van sommige artikelen. Zo worden op pagina 15 zestien schilderijen geschat op 3000 gulden en onmiddellijk daaronder zestien familieportretten (ook schilderijen

waaronder 17de eeuwse) die een waarde krijgen van 100 gulden. Het is duidelijk dat de schatters geen enkel oog hadden voor de historische waarde van de meeste artikelen. Juwelen, Zilveren en Gouden voorwerpen werden slechts op de vaste waarde van de edelmetalen vastgesteld en zo kon het gebeuren dat een kostbare verzameling van historische Gedenkpenningen van 49 penningen van de 16de tot de 19de eeuw werden gewogen tegen 1409 gram zilver en tegen een waarde van 140 gulden en 90 cent, dus tegen 10 cent per gram zilver. Vandaag zijn deze penningen onbetaalbaar!Hetzelfde gebeurde met het veel aanwezige Japans porcelein. Een set van drie kaststukken en twee bekers, die waren geschat op 400 gulden werden later op de veiling (catalogus nummer 101) verkocht voor 800 gulden, het op één na duurste nummer van de gehele veiling.

De totale waarden van meubels, schilderijen, porceleinen stukken, bestek en serviezen en al het zilver en goud werden geschat op 84.184 gulden en 74 en een halve cent.

Op donderdag 29 april 1886 zal des morgens om 11 uur de veiling van de nalatenschap plaatsvinden van mejonkvrouwe Margaretha Maria Snouck van Loosen. De erfenis van Maria Margaretha is aanzienlijk. Zij heeft tot 1885 effecten, staatsleningen en andere tegoeden van ruim acht miljoen gulden beheerd. En verder bevat de erfenis het kapitale huis aan de Dijk, huizen in Leiden, de boerderij Westeinde te Enkhuizen, 1800 hectare aan landerijen, een naaischool in de Westerstraat, een godsdienstonderwijsinstelling aan de Breestraat te Enkhuizen enz. Er volgen langdurige familieruzies over de nalatenschap.

De wapenkussens van Dirk Semeyn van Loosen komen in het Rijksmuseum in Amsterdam terecht.

Terug naar boven