Johannes Wesseling (1749 – 1802) en Anna Elisabeth Thomas te Amsterdam.
Op grond van het poorterschap van zijn vader zou hij een plekje kunnen krijgen in het Burgerweeshuis, maar hij heeft het geluk, dat zijn tante Geesje Wesseling en oom Barend Carel Focke hem in huis nemen. Zelf hebben zij geen kinderen.
Johannes groeit bij hen op. Groot geworden treedt hij in de voetsporen van zijn vader en wordt makelaar en commissair van Bontekoning & Aukes. De zaken gaan goed.
Met afwisselend geluk slaagt het bedrijf er in de omzet op een hoog peil te houden. In de plaats van Saling Aukes komt in 1769 Auke Albertus Aukes, wellicht de zoon van eerstgenoemde. In 1781 verschijnt er weer een nieuwe man ten tonele, n.l. Frederik Hendrik Onkruyd, alsmede onze Johannes Wesseling. Hij heeft er de leeftijd voor, is 32 jaar oud.
Johannes Wesseling leert Anna Elisabeth Thomas kennen. Beide zijn ze getuigen op 7 december 1774 in de Zuiderkerk bij de doop van Johannes Thomas, zoon van Anna’s broer Carel Christiaan en zijn vrouw Angenata de Haas. (en ook bij hun dochtertje Carolina Christine op 30 april 1777, maar dan zijn ze al een jaar getrouwd).
Op 17 mei 1776 zijn Johannes Wesseling en Anna Elisabeth Thomas in ondertrouw gegaan. Johannes is 37 jaar oud en gereformeerd, Anna is gedoopt op 4 december 1754, dus 25 jaar. Zij is de dochter van Sijmon Hendrik Thomas en Maria Vennekool.
Op 17 mei 1776 zijn Johannes en Anna Elisabeth in ondertrouw gegaan, waarna ze op 2 juni in het echt verbonden zijn.
Compareerden als vooren Johannes Wesseling, van amst. gereformeerd, oud 27 jaren. Op de weesperstraat. Ouders dood geasst met zijn oom Barend Fokke. Anna Elisabeth Thomas, van Amst. gereformeerd. Oud 25 Jaren woont als voor. geasst. met haar moeder Maria Vennekool.
Versoekende hare drie Sondaagse uytroepingen, omme, naar deselvde de voorbetrouwe te solemniseren, en in alles te voltrekken, so verre daar anders gene wettige verhinderingen voor en valle. En naar dien sy by waarheid verklaaren, dat sy vrye personen waren, en malkanderen in bloede niet en bestonden, waardoor een Christelyk Huwelyk mocht verhindert worden, zyn hare geboden verwilligt.
Het echtpaar Wesseling – Thomas gaat wonen in de smalle Weesperstraat, de smalle straat, die via de Weesperpoort toegang verschaft naar Weesp.
Amsterdam handhaaft bij de uitbreiding van de stad het eerder gevolgde systeem van brede concentrische grachten met dwars daarop lopende radiaalstraten. Die straten lopen van het oude centrum naar de stadspoorten en sluiten daar aan op oude verbindingsdijken en verbindingswegen, in dit geval de verbindingsweg naar Weesp. De Amstel scheidt het nieuwe gedeelte van de oude grachten.
Johannes en Anna krijgen in de Weesperstraat tussen 1777 en 1795 negen kinderen: Johannes, Johanna Maria,Carel Christiaan,Willem,Hendrik, Jacoba Gesiena, Simon Hendrik, Maria Elisabeth en Peterus.
Doopbewijs van Johannes, de oudste zoon van Johannes Wesseling en Anna Elisabeth Thomas
De jongste zoon Peterus wordt in het jaar 1795 geboren, een gedenkwaardig jaar.
Op de 18e januari 1795 is het buiten stervenskoud. De Franse troepen zijn tot onder de rook van Amsterdam genaderd. De bevrijders bevinden zich nog maar enkele uren gaans van de stad. Het zal weldra uit zijn met het bewind van prins en prinsgezinden. Dan zullen alle burgers gelijk zijn, opnieuw vrije Bataven!
Het gros van de Amsterdamse burgers draagt de patriotse denkbeelden van vrijheid en gelijkheid een warm hart toe.
De volgende dag, de 19e januari, is alles rustig. De poorten blijven gesloten, er is bijna niemand op straat, en zelfs de gewone maandagmarkt wordt niet gehouden.
Omstreeks een uur of acht gaat opeens het bericht als een lopend vuurtje door de stad – het bereikt ook de Wesselings in de Weesperstraat - : de Fransen staan voor de Weesperpoort!
Van alle kanten stroomt het Weesperplein vol opgewonden mensen, die zich schreeuwend afvragen waarom de poort nog steeds gesloten is. De officiële capitulatie moet echter eerst nog worden geregeld en dat kost nu eenmaal tijd. Eindelijk wordt de valbrug neergelaten en rijdt het groepje haveloze Franse huzaren de poort binnen, onder oorverdovend gejuich van de omstanders die hen allen persoonlijk de hand willen drukken. Langzaam maar zeker kan de afdeling ruiters naar de Dam worden geloodst, die ogenblikkelijk wordt omgedoopt tot het Plein der Revolutie. Met veel moeite heeft men die morgen op een buitenplaats in de Diemermeer een denneboom uit de grond weten te krijgen. De boom wordt met veel zweet en tranen op het Plein der Revolutie opgezet als vrijheidsboom. Door de strenge vorst blijkt het echter geen doen de straatstenen er uit te halen, zodat het gevaarte met veel touwen en gewichten rechtop wordt gehouden. Er wordt zingend omheen gedanst.
Nederland zal zelfstandig blijven tijdens de Franse overheersing van Napoleon en consorten, zo is beloofd, maar wordt in werkelijkheid een vazalstaat van Frankrijk. Frankrijk gebruikt Nederland om er zelf rijker van te worden. Nu is Nederland na de vierde Engelse oorlog al niet meer zo rijk als voorheen.
Deze oorlog is catastrofaal geweest voor de economie.
Tijdens de Franse overheersing, moet Nederland van Frankrijk een schadeloosstelling betalen van honderd miljoen gulden, een bijna niet op te brengen bedrag. Verder moet het een Franse bezettingsmacht van 25.000 Franse soldaten onderhouden en het worden er alleen maar meer.
Na de mislukte inval van de Russen en Engelsen in Noord Nederland met als doel de Fransen te verjagen, gaat het erg slecht met de Bataafsche Republiek.
Er is veel armoede, bedelarij, landloperij en alcoholisme.
Nederland raakt haar koloniën kwijt, kan door dit feit geen grondstoffen en producten meer halen uit haar koloniën en verliest ook een gedeelte van haar afzetgebied.
Dit betekent de doodsteek voor de Nederlandse handel.
De handel in de stad Amsterdam heeft de genadeslag toegebracht gekregen door de sluiting van de haven in 1795 door Napoleon. Van de voorspoed uit het verleden is weinig meer over. Bewoners vertrekken, huizen staan leeg, de stad vervalt.
In 1805 voert Rutger Jan Schimmelpenninck, die aan de macht is, een reeks van nieuwe belastingen in: een nieuwe belastingwet (belasting op zout, zeep,turf, graan, meel, vlees, alcoholische dranken), grondbelasting, personele belasting op bedienden en patentbelasting.
Dit pakket van maatregelen zorgt weliswaar voor geld in de staatskas, maar is ongunstig voor de burgers, die het economisch al erg moeilijk hebben.
Houthandel Bontekoning & Aukes ziet in de Franse tijd zijn omzet sterk teruglopen.
Wanneer in 1813 Nederland wordt bevrijd en Willem I tot koning gekroond is, is ons land bankroet.
Ondanks deze situatie vertoont de stad Amsterdam, waarin de kinderen van Johannes en Anna Wesseling opgroeien, na de Franse tijd nagenoeg hetzelfde uiterlijk als zij op het eind van de glorieuze 17e eeuw heeft bezeten. Haar wallen, bolwerken en poorten zijn ongerept gebleven. Breed en weids ligt het IJ. Van buitenkant en Haringpakkerij kun je over de oude haven tot ver in Waterland kijken. Op de bolwerken staan de oude molens.
Via poorten kom je de stad binnen en ga je de stad weer uit.
Achter de Haarlemmer-, Leidsche-, Utrechtsche- en Weesperpoorten liggen wagenpleinen, vanwaar de diligences, die de verbinding met de buitenwereld onderhouden, vertrekken.
Bij die Weesperpoort en het aangrenzende Weesperplein, één van die pleinen met diligences, groeien de kinderen Wesseling op.
Ze kunnen zo de stad uit wandelen, richting Weesp.
Als zichtbaar overblijfsel van de Franse tijd zien ze het torentje van de Weesperpoort, ontdaan van zijn spits. Er is een installatie voor optische telegrafie voor in de plaats gekomen, een stellage door middel waarvan de Franse garnizoenen met elkaar contact konden houden. Op een lange paal hadden de Franzosen dwarslatten aangebracht die in verschillende standen geplaatst konden worden.
Op de eerste revolutiedag van november 1813 is dit vijandige object vernietigd.
Op 2 juni 1819 komt er na een ziekte van acht dagen een eind aan het leven van Anna Elisabeth Wesseling – Thomas. Zij is 65 jaar oud geworden. Haar man Johannes Wesseling is haar voorgegaan. Hij is in 1802 overleden. In 1804 is Anna Elisabeth als weduwe nog getuige geweest van de doop van haar kleindochter en naamgenote Johanna Elizabeth, de dochter van zoon Johan.
De kinderen en kleinkinderen van Johannes en Anna hebben als vast onderdeel van hun straatbeeld in hun jeugd de diligences met paarden heen en weer zien gaan en trekschuiten en beurtschepen zien varen, die mensen en goederen over het water vervoeren. Ze zijn gewend geraakt aan het ratelende geluid van sleperskarren, handkarren en kruiwagens.
Met andere kleine kinderen spelen ze op straat met hun drijf- en priktollen, hun knikkers en hun ballen. Op die straat lopen kippen los.
Zijn ze een cent rijk zijn, dan kunnen ze op de snoeptafeltjes in de volksbuurten kiezen uit de schoteltjes met zoethout, pijpkaneel, stroopballen, kleurballen, pepermuntstokken enzovoort.
Voor twee centen kunnen ze in het bezit komen van een reepje chocolade, een kleine voorraad pijpkaneel of een kaneelhomp.
Ze kijken naar de voorstellingen op de uithangborden, die als uitgestoken vlaggen de ladingen dekken. “De Veehandel” hangt uit op een geschilderd bord van een tapperij in hun straat tegenover de nieuwe veemarkt. Het is een bord vol ossen en schapen en in de handen klappende beestenkopers.
Een gevelsteen ter hoogte van de Prinsengracht geeft een voorstelling van een geladen handkar, met een man er achter en een jongen, die aan het touw trekt er voor. Het onderschrift vertelt, wat de man bij zijn zure arbeid bemoedigt: “Aan Gods segen is ’t al gelegen”.
Water halen ze op het Weesperveld, waar men grote regenbakken voor Stadsrekening heeft laten maken, heel ruime kelders, die vele honderden tonnen water bevatten. Boven op die kelder staat een pomp in een besloten huisje of kastje.
Aan de Weesperstraat ter hoogte van de Nieuwe Herengracht wonen de ouden van dagen van het Oude Mannen,Vrouwen en Bestedelingenhuis der Nederduitsche Hervormde Diakonie. Gebrekkige oude mannen en vrouwen, die hier een thuis hebben, worden zo verzorgd en “van de straat gehouden”.
Verderop in hun straat de oude joodse mannen in “Auhel Jitschak”, “Tent van Izak”, het Oudemannentehuis van de Fedderstichting.
In de buurt wonen veel Joodse mensen. De Weesperstraat behoort tot de Jodenbuurt. De Joden noemen de Weesperstraat in het jiddisch “Wazepergas”, het Jiddische equivalent voor het Duitse “Gasse”. Levendige taferelen spelen zich ook voor de ogen van de kinderen Wesseling af. De Joden zijn ware artiesten, die de waar op hun karren in de Weesperstraat als bij toverslag veranderen: maandag groente, dinsdag vis, woensdag fruit, donderdag toetertjes, vrijdag zuur en op zaterdag, “sjabbes”, wat rust. Op zaterdagen en Hoge Feestdagen loopt er door de Weesperstraat een stroom van gelovigen om “sjoel te gaan” op het Jonas Daniël Meijerplein. Ter gelegenheid van het joodse Nieuwjaar, RoshHasjanah, staat de Weesperstraat vol met karren, overvloeiend van onstuimige harmonicagelukwenskaarten, waarop oude rabbijnen, duiven en bazuinen de Hoge Dag aankondigen. De avond vóór Pesach verbranden jongetjes op straat voor de gelovige Joden voor een paar centjes voor een week verboden koek- en broodkruimels in pannen, potten en fornuizen.
De Joden zijn sinds de Franse revolutie als burgers van Amsterdam geïntegreerd. Veel joodse mensen werken voor de diamanthandel thuis als klover, snijder of slijper.
Kinderen van Johannes en Anna: Door op de onderstreepte namen te klikken wordt in een nieuw scherm de bijbehorende tekstpagina geopend.