Wesseling in de houthandel

De firma Bontekoning & Aukes, houthandel in Amsterdam.

Houthaven 24 met op de achtergrond Bontekoning & Aukes 1906 Inmiddels ben ik in het bezit gekomen van dit klein boekwerkje

Uit het telefoonboek 1915

N2627 Bontekoning & Aukes, Kantoor Houthaven

N733 Idem, keizersgr. 15

Onze voorouders hebben een belangrijke rol gespeeld in o.a. de houthandel van Amsterdam, een zaak die hun geen windeieren heeft gebracht.

De eerste advertenties over een veiling van verkoop van hout in de Witte Zwaan te Amsterdam dateerd 1835 en 1836, daarna volgen er nog meer en ook advertentie met officïele aankondigen

Uit de AMSTELODAMUM 1935

BONTEKONING EN AUKES DE OUDSTE HOUTHANDEL

Er zijn eenige oude houthandels in ons land die hun bestaan tot in het begin van de 19e eeuw kunnen opvoeren, maar die van de firma Bontekoning en Aukes overtreft in dat opzicht alle andere, want op 1 Februari j.l. mocht zij haar 235 jarig bestaan gedenken.

Wij ontleenen de volgende historische bijzonderheden aan de N. Rott. Crt. Van 31 Januari.De houthandel Bontekoning en Aukes mag gelden als een primus inter pares en over het geheele land genomen volgt hij in de rang stellig op William Pont te Zaandam.Dat is een bewijs te meer van stage werkkracht en goede koopmanschap, de eeuwen door, van de achtereenvolgende generaties van leiders, waartoe de Wesselings al zoo lang behoord hebben. In 1757 reeds verscheen het eerste lid van dat geslacht, Jan Wesseling, als mede-firmant. En nog heden ten dage is een nazaat, de heer H.C. Wesseling, lid van de directie der in 1910 gevormde N.V., waarvan voorts de heer Joh. H. Koerts directeur is en in het college van commissarissen waarvan zitten mannen als dr. F.M. Wibaut, mr. R. van Rees en mr. P.E. Briët.De grondleggers der firma waren de gebroeders Joannes en Dirk Bontekoning. Blijkens de eerste “ Balance Reekeninge” begonnen zij den 1sten Februari 1710 met een kapitaaltje van slechts fl. 2000. dat zij elk voor de helft hadden bijeengebracht. Het ging hen van stonde af aan voor den wind. Aan het einde van het eerste jaar hadden zij al een winst gemaakt, van ruim fl. 25.000 en daarna bleef het onafgebroken crecendo gaan.1 Maart 1727 bedroeg het saldo van de balans fl. 151.147., “deselve somma als ’t geen ’t jaar ten vooren, om die reden dat de courtage reekening aan ons ondergeschreven, ieder de helft is afgelegt en betaalt”. Den 1sten September van dat jaar verdeelden Joannes en Dirk fl. 127.515. En toen, na de dood van Dirk, de balans per 1 Mei 1733 werd opgemaakt, wees deze een saldo aan van fl. 333.881.

Floris Bontekoning, de zoon van Dirk, volgde zijn vader op. Eind 1745 trad daarop de oude Joannes uit de firma en in 1747 werd daarin opgenomen Saling Aukes. De firma Bontekoning en Aukes was, ook naar een naam, geboren.

Het gaat niet aan de geschiedenis van de firma verder op den voet te volgen.Met afwisselend geluk slaagde zij er in den omzet op een hoog peil te houden. In den Franschen tijd zien we dien omzet, sterk terugloopen, maar in het midden van de 19e eeuw bereikte hij telkens weer een totaal bedrag van meer dan een millioen (in 1862 zelfs van fl. 1.205.454).In 1757 was Cornelis Ploos van Amstel JCzn. Deelgenoot geworden tegelijk met den reeds vermelden Jan Wesseling. In de plaats van Saling Aukes kwam in 1769 Auke Albertus Aukes, wellicht de zoon van eerstgenoemde. In 1781 verscheen weer een nieuwe man ten tooneele, n.l. Frederik Hendrik Onkruyd, alsmede Johannes Wesseling met wien zich later Hendrik Wesseling en Simon Hendrik Wesseling zouden verbinden. De familie Wesseling kreeg nu de geheele zaak in handen. Het is onmogelijk achtereenvolgens alle leden van dit geslacht te noemen. Alleen maken wij een uitzondering voor Hendrik Marinus Wesseling, die van 1840 – 1882 firmant en na zijn uittreden burgemeester van Naarden is geweest.

Hieronder een bouwtekening voor de uitbreiding van een kantoor

Het is een genot de oude in perkament-gebonden koopmansboeken met hun calligraphisch mooi schrift, door te bladeren. Niet alleen welvaart, ook rust spreekt er uit; geduld en gelegenheid om letters en cijfers neer te schrijven of liever; te teekenen met zwierige krullen en halen. Er zijn drie boeken. Het eerste loopt van 1710-1739. Bij het doorbladeren trof ons dat de twee eerste Bontekonings niet alleen in hout handelden, maar ook aandeel hadden in tal van schepen en in de Oost- en Westindische Compagnie, de Zuidzee compagnie enz. In 1713 namen zij al deel in den handel op Stockholm. Het tweede boek, dat zich bijzonder onderscheidt door een weelde van trekletters, strekt zich uit over de jaren 1738-1743.

En het derde beslaat een tijdsruimte van ruim honderd jaar 1747-1858. Wie er belang in stelt heeft deze en andere stukken uit de geschiedenis van Bontekoning en Aukes kunnen bezichtigen op een kleine tentoonstelling, welke de directie had ingericht in haar kantoorgebouw in de Houthaven, waar zij op den gedenkdag receptie hield. En als aandenken aan dezen dag heeft zij een keurig gedrukt Gedenkboek op geschept papier laten vervaardigen, bevattende niets anders dan de balansen waarvan men de geschiedenis van dezen eeuwenouden Amsterdamschen houthandel kan aflezen.

De Houthaven; de loodsen van Bontekoning en Aukes, gezien vanaf de Spaarndammerdijk (later Tasmanstraat) ter hoogte van de latere Hembrugstraat in noordelijke richting.

De laatste directeur Wesseling van Bontekoning & Aukes en Commissaris bij Pitschpine Import Mij. N.V.

Dat het een familiebedrijf was blijkt ook wel uit het testament van Johanna Rahder - Wesseling, d.d. 21 mei 1928.

Daarna is de houthandel overgegaan naar N.V. Houthandel met gebruikmaking van de succesvolle handelsnaam Bontekoning & Aukes.

Een "paar" fragmenten uit het boekje over het 250 jarig bestaan:

Bontekoning & Aukes begon als een Amsterdamse onderneming. In de loop der eeuwen werd het een Hollandse en vervolgens een Nederlandse zaak. Misschien inmiddels wel een Europese?

Wellicht zou het zin hebben om uit de geschiedenis der onderneming een aantal strikt economische aspecten aan het daglicht te brengen. Veelzeggend is de taal, die uit een aaneengesloten reeks van 250 balansen en resultatenrekeningen spreekt; onweerstaanbaar dringen de lotgevallen van ons land en ons volk uit deze cijferreeksen naar voren. Nog in het recente verleden tekent de toestand van ons land tijdens de bezetting in de tweede wereldoorlog zich in de cijfers af. Sprekend zijn zij in de crisis der dertiger jaren, nog sprekender in de periode 1925-1929. Zwart is de bladzijde in 1921, wanneeer de conjunctuur na de eerste wereldoorlog omslaat en de onderneming op de rand van de afgrond brengt. Zo zijn perioden van hoogconjuctuur en depressie tot in een ver verleden te volgen langs de cijferreeksen van zéér vele deennia uit de geschiedenis van het bedrijf. Zeer vele decennia, niet echter de gehele periode van twee en halve eeuw. Want niet steeds heeft de ondernemiong handel gedreven. Gedurende anderhalve eeuw na haar oprichting heeft zij de makelaardij beoefend; de overgang van makelaardij naar de handel voor eigen rekening en risico is in de geschiedenis van de zaak niet meer met nauwkeurigheid te bepalen.

Bij nader inzien evenwel lijkt het toch niet zo zeker of de behandeling van een dorre reeks van 250 jaarresultaten het in zo vele opzichten boeiende verleden van onze frijsaard voldoende recht zou doen wedervaren. Zonder twijfel zijn bedrijfsresultaten belangrijk; zij vormen telken jare de uitdrukking van hetgeen in een jaar werd bereikt. Doch wat is hun achtergrond? Zij vormen de uitdrukking van wat door menselijke wilskracht en energie werd tot stand gebracht. Zij zijn het resultaat van werk en inspanning door de levende mens, van de arbeid van hen, die geleefd hebben in al deze twee honderd en vijfitg jaren, die in de woelige en wisselvallige geschiedenis der Nederlanden staan opgetekend.

Voor ons stervelingen uit de twintigste eeuw, die nergens tijd voor heben en zeker geen tijd om terug te zien, is deze voorbije tijd vervaagd, zo niet geheel verdwenen. Wij weten van het herstel van ons rampzalig verwoeste land na 1945, wij weten van de donkere bezettingsjaren in de tweede wereldoorlog. De meeste onzer herinneren zich 1932 als de Afsluitdijk gereed komt enhet machtigste inpolderingswerk ter wereld een aanvang neemt; de crisis van 1929 ligt eveneens in ons geheugen. En ook zijn er, die zich het economische rampjaar 1921 herinneren en de wonderlijke commerciële bedrijvigheid van ons land daarvóór, in en na de eerste wereldoorlog. Maar dan vervaagt het beeld ook volkomen. Wat herinneren wij ons nog van de tijd, die ligt tussen 1810 en 1914? De moeizame oprichting uit een diep verval na de Volkerenslag bij Leipzig. Het Driemanschap Van Hogendorp, Van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum, dat in de chaos van dat jaar een eerste Algemeen Bestuur gaat vormen en de Erfprins die in Scheveningen landt om met eigenogen te aanschouwen hoe ver het met onze natie is gekomen. Wat weten wij nog van het moeizame streven van onze Koning Willem I om het land uit zijn economische ontreddering en uit zijn burgelijke gezapigheid op te heffen naar een beter en waardiger bestaan?

    • 1824. Oprichting van de Nederlandsche Handelsmaatschappij.
    • 1825. Gereedkoming van het Noord-Hollands kanaal.
    • 1830. Het Cultuurstelsel in Nederlands-Oost-Indië.
    • 1833. Begin van de industrialisatie in de textielnijverheid.
    • 1839. Opening van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem.
    • 1845. Opening van de nieuwe Amsterdamse beurs.
    • 1852. Drooglegging van de Haarlemmermeer.
    • 1876. Opening Noorzeekanaal.

Het zijn maar enkele grepen uit de eeuw, die aan de onze voorafging. Wie denkt nog aan de tijd, waarin de Fransen ons land overweldigden? Wat moet er zijn omgegaan in het hoofd van Auke Albertus, de laatste telg uit het geslacht Aukes, als hij op zijn oude dag moet zien hoe deze vreemde krijgsmacht ons land binnentrekt? Welke taferelen aanschouwden Joannes en Hendrik Wesseling in Amsterdam als in 1810 meer dan de helft van de bevolking in de bitterste nood verkeert en talloze gezeten burgers hun buitenplaatsen moeten verkopen?

Wat weten wij nog van het tijdperk daarvóór, de periode 1750-1800 als het rijke Holland min of meer gaat rusten op zijn lauweren, de ondernemingsgeest wijkt, de zonen van het land niet meer uitzwermen over de wereld en zee kiezen op machtige vloten? Als de goederenhandel wordt overvleugeld door de geldhandel?

Hebben de firmanten Jan Wesseling, Ploos van Amstel en Onkruyd besef gehad van de economische opkomst der grotere nabuurstaten, waarvan de groeiende macht fataal ging worden voor het verslapte in zich zelf verdeelde Holland, een samenvoegsel van individualistische, eigengereide en aan welvaart gewende, gemakzuchtige geworden burgers? Individualistisch, eigengereid, arrogant zelfs, doch niet langer bezield door de wakkere pioniersgeest, die het kenmerk was van een toen reeds voorbije tijd.

Wat te denken van een stad als Amsterdam, nog voortlevend in de waan van zijn vroegere macht, welke zich vermeet met de Noord-amerikaanse koloniën van Engeland, due hun opstand voorbereiden, reeds een geheim handelsverdrag af te sluiten in de illusie, dat het Engelse moederland mèt zijn koloniën óók zijn handel op dit gebied zal verliezen. Daarmee de gramschap van het Engelse Koninkrijk oproepend en de directe aanleiding vormend tot de vierde Engelse oorlog van 1780, waarin ons land op zo pijnlijke wijze moet ervaren, dat zijn tijd als wereldmacht is uitgediend.

Boeiend en niet altijd opwekkend zijn de perioden geweest, waarin vroegere firmanten leefden en werkten. Doch hoe woelig ook de zee en hoe slecht het getij, het schip, dat voer onder de vlag van Bontekoning & Aukes wist koers te houden en keer op keer de veilige ree te bereiken. Bontekoning & Aukes, een naam, die tweehonderd en vijftig lange jaren stand hield in de commerciële wereld van Nederland en in de Nederlandse houthandel in het bijzonder.

Het kantoor was op de Binnenkant no. 150 van het Nieuwe-Waal-Eiland. Dagelijks richten talloze belanghebbenden uit de wereld van de importhandel en de rederijen hun schreden naar dit kantoor. Velen zijn ook de scheepbouwerd en meesters uit de andere gilden, die de compagnieschap Bontekoning raadplegen en er hun aankopen verrichten.

Twee foto's van het Waalseiland, de gekleurde: 1834: gezicht van de Oosterdoksdijk op de Landswerf en de Buitenkant, rechts de Buitenkant (later Prins Hendrikkade), geheel rechts de ingang van de Waalseilandsgracht. (dus naar de binnenkant toe). DE andere het IJ en de Prins Hendrikkade naar Waalsegracht gezien.

Ik denk, dat Bontekoning & Aukes aanvankelijk op het Waalseiland aan de Buitenkant zat en Willem (x Margaretha Weverink), er niet ver vandaan aan de Binnenkant van het Waalseiland woonde. Bij Frederik Hendrik, de zoon van Gerrit Weverink Wesselink staat dat hij ook een jaar aan de Buitenkant van het Waalseiland woonde en later aan de Keizersgracht 15. Vermoed, dat in dat jaar het kantoor verplaatst is van Buitenkant Waals eiland naar Keizersgracht.

Mogelijk was het kantoor eerst bij de houthandel zelf, later los ervan en meer in de stad.

Kadastertekening Waalseiland 1850

Doch op het midden van de dag richten Joannes en Dirk hun schreden naar die machtige tempel van de internationale handel, de Amsterdamse koopmansbeurs. Als zij de trappen bestijgen naar de zuidingang begeven zij zich tussen de Actie Handelaars door naar de binnenhof. Indrukwekkend groot is het aantal hoeken waar talloze belanghebbenden in alle denkbare takken van koophandel hun relaties ontmoeten. Het is teveel om op te noemen, doch laten wij Joannes en Dirk volgens wanneer zij de open binnenhof van de beurs doorschrijden op weg naar de Houthoek bij pilaar 43. Zodra zij de ingang binnenkomen, passeren zij ter rechter zijde een trieste hoek, de handel in desolate boedels. Ter linker zijde is de hoek van de handel in vaste goederen. Van pilaar tot pilaar wisselen links en rechts de hoeken. Achtereenvolgens passeren zij de Makelaars in Obligatiën en de Handelaren in Juwelen en Papier. Aan de andere kant vinden Suyker verkopingen plaats en handelt men in Cruidenierswaren. Vervolgens ontwaren zij enerzijds de Makelaars in Inboedels en de kooplieden in Thee, Koffij en Cacao, ter andere zijde de Handelaren op Portugal en die in Catoene, Lywaten & Linnens, alsmede de kooplieden in Honig en Wasch. Bij de volgende pilaren links zijn het de Banquiers & Cassiers, de handelaren in Engels Manufacturen, Glas, Verfwaaren en Drogerijen, alsmede in Oostersche Wolle en Catoene Garens. Achter deze pilaren vindt verkoop plaats van Huiden en Leer, Wol en Laaken, Talk en Smeer, terwijl ook de Zeepzieders en Olyslagers elkaar achter pilaar 36 ontmoeten. Aan de overzijde treffen zij de Reeders op Biskajen, op Hamburg, Bremen en Altona, alsmede de Cargadoors en Schippers op Hamburg en Bremen, de kooplieden in Drogerijen en Verfwaaren. Ook de Reeders op Italien, Egipten en Turkyen en de Levant zijn daar te vinden, evenals de Schippers en Schuitevoerders.

Vervolgens passeren zij de hoeken van de Spaansche en Fransche kooplieden. Aan de linker kant waait hun thans een kille wind tegemoet, zij passeren achter pilaar 41 de Groenland en Straat Davis Handelaars en de Balijn en Traankoopers, die hun standplaats hebben naast de makelaars in Hennep en Vlas en de Muskovie, Archangel en Rusland Koorkoopers. De schippers op Dantzig, Koningsbergen, Denemarken en de Oostzee zijn ook aan deze kant te vinden. Aan de overzijde worden schepen verkocht en treffen zij de kooplieden op Zweeden, Hamburg en Bremen, West Indien en Spanjen. In het middengedeelte van de hof worden groepen gevormd door de kooplieden in Wijnen, de cargadoors op Suriname en de Assuradeurs. Nu zijn de compagnons bijna op hun standplaats. Zij bevinden zich bij pilaar 43, ter plaatse van de verkopingen van hout. Hun linkerburen bevinden zich bij pilaar 42 waar de verkopingen van schepen plaats vinden. Achter hen is de ontmoetingsplaats van de kooplieden op Riga, Reval, Lubeck, Courland en Oostzee, geheel in de Noordhoek van de overdekte linkervleugel van het gebouw is een grote ruimte aanwezig voor de handelaars op Noorweegen en de Assuradeurs. Op de open hof zien zij voor zich de groep Sardammer kooplieden, terwijl zich aan de linkerzijde Verhuurders van Solders en Kelders en Graanhandelaars bevinden. Aan de overzijde wordt een grote overdekte ruimte in beslag genomen door de wisselaars in Goud en Zilver, Gemunt en Ongemunt, de Assuradeuren en hen die betrokken zijn bij de verkopingen van Taback. Bij de Noordelijke uitgang zien zij waarachtig alweer een hoek waar desolate boedels worden verkocht.

Rondom pilaar 43 ontmoeten binnen- en buitenlandse belanghebbenden in hout elkaar; omvangrijke zaken komen in deze beurshoek tot stand.

Maar het zijn vooral de veilingen waarmede Joannes en Dirk belangrijke inkomsten verwerven. Het is niet de beurs waar deze veilingen plaats vinden, doch twee in de houthandel bekende herbergen, t.w.: De Witte Swaen aan de Nieuwendijk en het Nieuwe-Zijds-Heeren-Logement.

Regelmatig ontvangen de kasteleins de officiële aanplakbiljetten van het kantoor op de Binnenkant, welke de nieuw te houden veilingen aankondigen. Deze houtveilingen zijn van grote omvang en uiterst bevordelijk voor het aanzwellen van de Courtagie-reekening van de Compagnieschap Bontekoning.

Nieuwe-Zijds-Heeren-Logement

De Binnenkant van de Nieuwe-Waal-Eiland no. 150 bevindt zich te midden van de machtige houtwereld van Amsterdam. De opslagplaatsen van de Binnenkant zijn meer naar de buitenzijde van de stad opgeschoven. Op en om het Waal-Eiland, bij de Plantagie, achter 's-Lands Magazijn en in het algemeen langs de oostzijde van de stad, rondom de Oosterkerk, ligt het hout, dat uit het Noorden wordt aangevoerd of in machtige vlotten de Rijn afzakt.

Enorm zijn de voorraden, die in masthout, Koningsberger en Riga's blauw klaphout, Noorse en Oosterse vuren en greinen balken, delen, ruighout, juffers en kolders worden aangehouden. Indrukwekkend is het sortiment in Noors, Zweeds, Oosters- en Rhynsch-, Mainsch, Moezel en Saaar-Eiken, dat in de vorm van stammen, balken, roeden, klotsen, klaphout en stukhout wordt aangevoerd. Pok- en palmhout uit verre landen, geringe hoeveelheden Ebben, Palissander en dergelijk tropisch fijnhout, Braziliehout en Fisethout voor de kleurstofbereiding, Califfi-hout voor de pharmacie en brandhout completeren dit houtbeeld.

Slechts door het winterseizoen onderbroken bezeilen honderden houtvaarders regelmatig de routes tussen Amsterdam en de productiegebieden in Noorwegen, Zweden en het Oostland om de grote Amsterdamse houtstapel op peil te houden. Overwegend varend de schippers voor eigen rekening, doch daarnaast treedt ook een aantal in Amsterdam gevestigde Oostzee-handelaren als houtimporteurs op. Werk genoeg dus voor Bontekoning, die al heel snel een zeer goede naam gevestig heeft en bezig zijn de compagnieschap tot het belangrijkste houtmakelaarskantoor van Amsterdam te ontwikkelen. De talrijke aangevoerde ladingen moeten verkocht worden en de makelaars Bontekoning spelen bij deze verkopen een vooraanstaande rol. In welke handen gaat het hout door hun bemiddeling over?

Het ligt voor de hand, dat het aangevoerde rondhout voor een niet gering deel zijn weg vindt naar de houtzaagmolenaars om vervolgens terecht te komen bij de talloze ambachten, waarin het tot eindproducten wordt verwerkt. Voorop staan daarbij de scheepsbouw en het bouwambacht. Doch legio zijn de gildemeesters, die eveneens in de bewerking van hout hun bestaan vinden, zoals de tonnenmakers, de witwerkers, de pakkassenmakers, de kistkeldermakers, de stovenmakers en de wagenmakers. De scheepsbouw evenwel rijst in deze tijd vermoedelijk, wat de afname van hout betreft, ver boven de andere bedrijfstakken uit. Het is een wereldindustrie geworden, die niet alleen bouwt voor aanvulling van de kolossale Nederlandse handels- en oorlogsvloten, doch bovendien omvangrijke buitenlandse opdrachten uitvoert. Zelfs de Franse en Amerikaanse koloniën laten hun schepen liever op de gereputeerde Nederlandse werven bouwen dan in Frankrijk, waartoe zij wettelijk verplicht zijn. De Franse regering zelf trouwens weet voor de bouw van haar oorlogsschepen eveneens de weg naar de Nederlandse werven te vinden. Ook de Scandinavische landen, Rusland, Spanje en Italië plaatsen bestellingen in Holland, terwijl zelfs de Engelse reders in Nederland laten bouwen, daarmee een verbod van hun regering om in het buitenland gebouwde schepen aan te kopen, trotserend. De omvang van de Hollandse scheepsbouw aan hetbegin van de 18e eeuw is dan ook welhaast onvoorstelbaar; alléén reeds op de Zaanse werven staan in 1707 niet minder dan 306 zeeschepen tegelijk op stapel!

Deze kaart is maar een detail van de prachtig gedetailleerde kadastrale kaart van Amsterdam van de hand van F.J. Nautz. Schuin over de kaart heen loopt de Kostverlorenvaart. Deze vaart staat nog steeds in verbinding met de Oude Houthaven aan het IJ en was het hoofdtransportkanaal van al het te zagen hout dat met smalle vlotten werd aangevoerd en werd verdeeld onder de vele zaagmolens. Er zijn ongemerkt nog steeds namen op de plattegrond van Amsterdam te vinden die duiden op de rijke zaagaktiviteiten. De Oude Houthaven dus, de Nieuwe Houthaven, het Houtveemkanaal, en de Vlothaven. De Vlothaven was zeer waarschijnlijk het verzamelpunt van de grote houtvlotten die via de kanalen en rivieren naar Amsterdam werden gebracht. De stammen die per schip werden aangevoerd werden overboord gezet en tot kleine vlotten vertimmerd die zo naar de molens konden worden gesleept. De Haarlemmerhouttuinen is ook zo'n mooi voorbeeld. Het tot wagenschot gezaagde eikenhout werd niet direct horizontaal opgelat, maar werd eerst een tijdje rechtop gezet tegen hoge rekken. Zodoende kon het eerste water versneld uit het hout wegstromen. Aan die stellages met eikenhout heeft de Haarlemmerhouttuinen zijn naam te danken. Aan de rechterzijde slingert de Singelgracht langs de westkant van het centrum van Amsterdam. Daar tussenin liggen 10 molenwerven ingetekend. Het Amsterdamse Waapen staat hier op de tweede werf van boven geteld. De molen heeft een voor een paltrokmolen zo typerend schiereiland. Zij het hier half door water omgeven, is dit voldoende voor de rechtskranige wagenschotzager. Als de wind uit een hoek tussen het zuiden en het noordwesten waait, staat de kraan boven het water en kan hij zijn zaaghout direct uit het water hijsen.

Rechtskranig: als de hijskraan vanaf het kruirad gezien aan de rechterzijde op de sleestelling staat wordt dit "rechtskranig" genoemd. Dat betekent ook dat het te zagen hout zich van rechts naar links door de zagen begeeft. Veel paltrokmolens in Amsterdam waren rechtskranig maar linkskranige molens kwamen ook veel voor. De werfinrichting gaf waarschijnlijk de doorslag waar de kraan werd neergezet en die dus ook de zaagrichting bepaalde. De Steur bijvoorbeeld, in het midden onderaan, was een linkskranige paltrokmolen en zou gezien de kaart bij een heersende wind tussen zuidwest en noordwest met een rechtse kraan steeds boven de werf staan. Linkskranig is de Steur in staat tussen zuidoost over west naar noord om zijn hout direct uit het water te hijsen.

Bron: Penterbak.nl

De Zaanse werven. Profiteerden deze eveneens van de enorme rondhoutaanvoeren op de Amsterdamse houtmarkt? Uit hetgeen uit de geschiedvorsing hieromtrent bekend is geworden moet deze vraag inderdaad wel bevestigend worden beantwoord. Sterker nog, het is niet denkbeeldig, dat de Zaanlandse houtmoelnaars tot de grootste afnemers van de Amsterdamse veilingen en daarmede van de compagnieschap Bontekoning hebbenbehoord; het is vrijwel zeker, dat in het Zaanse land naast het Centraal-Europese hout dat aldaar in grote hoeveelheden werd aangevoerd, eveneens zeer omvangrijke partijen op Amsterdam aangevoerd Scandinavisch hout werden gezaagd. Het is waarschijnlijk de tekst geweest van de onderscheidene Amsterdamse Keuren, die in dit opzicht latere misverstanden in de hand heeft gewerkt. Deze Keuren immers waren naar hun inhoud vrijwel gelijk aan de oude Amsterdamse Keur van 18 juli 1631, welke werd uitgevaardigd om de Amsterdamse houtzaagmolenaars tegen concurrentie van buiten te beschermen. Duidelijk spreekt het stedelijk protectioniscme uit de tekst van deze oude Keur en het moet voor de toen reeds opkomende en tot bloei gerakende Zaanlandse houtzaagmolenaars niet prettig geweest zijn daarin te lezen:

"Dat voortaen niemant van deser stede burgeren ende inwooners en sal vermogen eenighe deelen, balden, wagenschot of andere houtwaeren ten platten lande bunten de jurisdictie deser stede - om die binnen derselver stede ende haere jurisdictie te vercoopen, verwercten, verbesigen off voor sijnselven te gebruiken - te laten saegen, op pene van een gulden. Interdiceeren voorts, dat na dese geene houtwaeren ten platten landen gesaegt binnen deser stede sullen gebragt, vercoft, verwrogt, geconsumeert ofte verbesigt mogen worden."

Deze keur heeft, zoals uit de tekst wel blijkt, niet betrekking op een „exportverbod” van rondhout uit Amsterdam, doch op het invoeren in Amsterdam van hout, dat buiten de stad op het platteland was gezaagd.

Het is niet onvermakelijk om te zien hoe ook in Amsterdam zelf de opinies over deze Keur verdeeld zijn. De verwerkers van het gezaagde hout hebben over deze protectie van de houtzaagmolenaars een duidelijk ander oordeel dan de molenaars zelf! Verscheidene malen beklagen sommige groepen van houtverwerkers zich bij de overheid, dat zij bij de Amsterdamse houtzaagmolenaars hogere prijzen moeten betalen dan buiten Amsterdam en dat zij hun behoeften in onvoldoende mate bij deze molenaars kunnen dekken. De Amsterdamse houtzaagmolenaars blijken trouwens zèlf veel in Westzaan en Zaandam gezaagd hout in te kpen! Desondanks voelen de molenaars er niets voor ook maar ièts van hun protectie kwijt te raken; hun hogere prijzen zijn een logisch uitvloeisel van de betere kwaliteit, die zij leveren! Al deze belangen-tegenstellingen veroorzaken, dat de oude Keur van 1631 verscheidene malen wordt gerenoveerd en geamplieerd. Dit gescheidt o.m. in 1649. Het was toegestaan gezaagd hout vanuit het platteland de stad binnen te brengen, indien het bij de Amsterdamse houtzaagmolenaars niet verkrijgbaar was; bij een zestal opzienders kon men de daarvoor vereiste consentbriefjes gaan halen. Bovendien was het mogelijk hout in Amsterdam binnen te brengen, dat in andere steden gezaagd was zoals bijvoorbeeld in Haarlem.

1 Februari 1960

Tweehonderdvijftig jaren markeren de weg, waarop de N.V. Houthandel voorheen Bontekoning & Aukes op 1 februari 1960 heeft teruggekeken. Een lange weg, waarop perioden van voorspoed en tegenslag elkaar hebben afgewisseld. Sterk echter, hecht doortimmerd en goed uitgerust ligt het schip, dat vaart onder de vlag van B. & A. op de branding van deze tijd, de steven gewend naar de toekomst.

Vanuit een ver verleden zien de strenge gezichten van Dirk en Floris Bontekoning en Saaling Aukes (en de heren Wesseling) ons aan, de stoere burgers uit een stad, die de wereld trotseerde.

Vreemd is het Nederland van 1960, dat zij aanschouwen, vreemd en onbekend. Niet langer sieren de zeilschepen en zaagmolens de stad, niet langer is de beurs het centrum van de wereledhandel. Maar, als voorheen, arriveren in de haven van Amsterdam de houtladingen voor B. & A. Als voorheen is B. & A. betrokken bij de zeeschaapvaart. En, als voorheen, houdt B. & A. de oude tradities van de Nederlandse houthandel in ere. Niet alléén tradities, doch ook de geest en de ondernemingslust, die het kenmerk waren van de jaren 1710.

En, zo de grondleggers der onderneming op deze jubileumdag aanwezig zouden zijn, zouden zij zich tòch, ondanks alle verandering, in Nederland weten, in hun oude Holland. Ontroerd zouden zij luisteren naar de tonen van het oude Wilhemus van Nassouwe. Ontroerd zouden zij zien hoe het nog immer fiere rood-wit-blauw wappert op gebouwen en schepen. En met een begrijpende, goedkeurende hoofdknik zouden zij ervaren hoe het schip van B. & A. hernieuwd zee kiest, elke dag opnieuw, onder het voor een oude Hollandse zaak enig denkbare devies:

„ VOLLE KRACHT VOORUIT ”