Oudfries

Oud Fries is een 'verdwenen' taal die vermoedelijk uit Perzië afkomstig is. Wij kennen allerlei volkstaal uit de omgeving Klein-Azië, ook wel bekend als Charmanië en Scythië. Met name de mythologische stamvader Friso, beter bekend als Pharismanes, zijn zoon Chariomanes, en zijn broer Sakso, zonen van de oude Heer Adel, worden hoofdzakelijk genoemd als aanvoerders van de Oudfriese groep (Heinsius). Hun vader zou een vorst zijn bij Aria. Die gouverneur noemde men wel een satraap ofwel zaadraper, overwegend vertaald als zaadbaas of zetbaas. Dat verhaal zou verklaren, dat wij uit de Voor-Indië-omgeving belangrijke woorden uit het Aramees en Scythisch, als varen, waren en schieten, schutter en schoot, alsmede het vrezen voor vriezen, meebrachten naar Europa. Na de Griekse veldtochten in Perzië zou dit groepje, na de dood van Alexander de Grote en de ineenstorting van diens rijk, gevlucht zijn naar het verdwenen Kreilwoud bij Stavoren. Alle archeologische sporen schijnen echter weggespoeld te zijn, met uitzondering van het schrijfplankje van Tolsum, een contract in het Latijn.  Het hoofdkwartier lijkt meer Atland (i.e. het verdwenen Atlantis), dan Stavoren; een verdwenen eiland in de Waddenzee, nabij het vulkanische eiland Griend. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus, de Griek Ptolemaeus, het Oera Linda Boek, en enkele andere experts als Holckema, Picardt en Heinsius, behandelen de locatie At ut Anda. Veel hedendaagse woorden als nomaden en wandelen, waden en water, zijn daar ontstaan in de Waddenzee. Grote woorden als Oudheid (Aldheit), Overheid (Oerheit) en Arriveren (Ariavaren) vormen het begin van die hele oude woordengroep: Het Alda-Pharis of Oud-Fries. Tenslotte hanteren wij hierbij dan nog spreekwoordelijk het adagium: Dat is geen wet van Meden en Perzen.


© 2016 F.N. Heinsius