Verwende mensen genieten geen goede reputatie. Ouders vinden het nooit prettig als zij van verwenning worden beschuldigd en ieder verwend persoon komt er tegen op om daarvoor te worden aangezien. Het is moeilijk om precies aan te geven, wat men onder verwenning moet verstaan, maar ieder voelt als bij intuïtie, dat zij een last en een belemmering voor een goede ontwikkeling is. Niettemin wil ieder graag een voorwerp van verwenning zijn, sommige begeren het zelfs heel sterk. Tal van moeders kunnen het verwennen eenvoudig niet laten. Gelukkig verweren vele kinderen zich er zo sterk tegen, dat de schade in die gevallen betrekkelijk gering is.
Met psychologische formules moet men voorzichtig zijn. Zij mogen nooit als strenge richtlijnen worden beschouwd, die men blindelings zou kunnen gebruiken om de grondslagen van een persoonlijkheid te ontdekken of om een houding of een karakter te verklaren. Wij moeten er steeds op voorbereid zijn een eindeloos aantal variaties te ontmoeten en altijd moet, wat wij menen gevonden te hebben, met de verdere feiten vergeleken en er door bevestigd worden. Want als een kind zich tegen de verwenning verzet gaat het meestal te ver en richt het zijn verweer ook tegen situaties, waarin de welwillende hulp van de buitenwereld het enige verstandige zou zijn.
Wanneer de verwenning later in het leven geschiedt en niet, zoals dikwijls het geval is, met een belemmering van de vrije wil verbonden is, kan zij wel eens heel lastig voor iemand zijn, maar zijn in de kinderjaren verworven levensstijl wordt er niet meer door veranderd.
De Individualpsychologie verkondigt de stelling, dat er geen andere manier bestaat om de mens te begrijpen, dan door de bewegingen te beschouwen, die hij maakt om zijn levensproblemen op te lossen. Daarbij moet zorgvuldig op het “hoe” en het “waarom” gelet worden.
Het leven begint met een bepaald bezit van mogelijkheden, ontwikkelingsmogelijkheden, die voor ieder individu verschillend zijn, zonder dat wij echter in staat zijn deze verschillen anders dan door de prestaties te leren kennen. Wat wij in het begin van het leven daarvan te zien krijgen, is vanaf de eerste dag na de geboorte sterk door uitwendige factoren beïnvloed. Beide soorten van invloeden, herediteit en milieu, worden tot een bezit, dat het kind gebruikt om de weg van zijn ontwikkeling te vinden. Beweging noch weg kunnen echter zonder richting of doel gedacht worden. Het doel, dat door de menselijke ziel wordt nagestreefd, is de menselijke zwakheid te boven te komen en een toestand van volkomenheid. zekerheid, meerwaardigheid, overwicht te bereiken.
Het jonge kind is bij het gebruik van de invloeden, die het van zijn lichaam en van de buitenwereld ondervindt, in meerdere of mindere mate op zijn eigen scheppende kracht, op het raden van een weg, die naar het doel voert, aangewezen. De mening over het leven, die zonder ooit in woorden of begrippen te zijn uitgedrukt aan zijn houding ten grondslag ligt, is zijn eigen meesterstuk. Daardoor komt het kind tot zijn bewegingswet, die hem na een bepaalde training aan een levensstijl helpt volgens welke wij het individu gedurende zijn gehele verdere leven zien denken, voelen en handelen. Deze levensstijl is meestal in een situatie ontstaan, waarin het kind zeker van de steun en de hulp van anderen kon zijn. Zo’n levensstijl zal dikwijls te kort moeten schieten, wanneer in het latere leven handelen zonder de liefdevolle hulp van anderen nodig is.
Op dit punt rijst vanzelf de vraag, welke levenshouding de juiste is en welke oplossing van de levensvragen moet worden nagestreefd. De Individualpsychologie tracht zoveel zij kan tot de beantwoording van deze vraag bij te dragen. Maar niemand is met de absolute waarheid gezegend. Wij kunnen echter zeggen, dat een concrete oplossing, die algemeen als juist zou kunnen erkend worden, minstens in twee punten zou moeten steekhouden. Een gedachte, een gevoel, een handeling is alleen dan als juist te erkennen, als zij “sub specie aeternitatis” (met het oog op de eeuwigheid) juist is. Verder moet het welzijn van de gemeenschap er onaanvechtbaar mee verbonden zijn.
Dit geldt zowel voor oude tradities als voor nieuw zich voordoende problemen. zowel voor de grote als voor de kleine vragen van het leven. De drie grote levensvragen, gemeenschap. arbeid en liefde, kunnen alleen door die mensen bij benadering juist worden opgelost, die het levende streven naar een gemeenschap in zich dragen. Ongetwijfeld kunnen bij het opduiken van nieuwe problemen over de juiste oplossing onzekerheid en twijfel bestaan, maar de wil tot gemeenschap alleen kan voor grote fouten behoeden.
Indien wij bij onze onderzoekingen op typen stuiten, ontheft dit ons niet van de verplichting het bijzondere van elk speciaal geval uit te vorsen. Dit geldt ook voor verwende kinderen die een steeds toenemende last zijn voor gezin, school en samenleving. Steeds moeten wij het bijzondere van elk geval ontdekken, onverschillig of het om het moeilijk opvoedbare kind. om nerveuze of krankzinnige personen, om zelfmoordenaars. misdadigers, verslaafden of perversen gaat. Zij lijden allen aan een tekort aan gemeenschapsgevoel, dat bijna regelmatig op verwenning in de kinderjaren of op de heftige wens naar verwenning en vergemakkelijking van het leven is terug te voeren.
De activiteit en het gebrek aan activiteit van een mens kunnen slechts uit het juiste begrip van zijn bewegingen ten opzichte van de levensvragen verstaan worden. Het is voor de kennis van een bepaald geval zonder betekenis, wanneer men. zoals de bezitspsychologen doen, een of ander verkeerd verschijnsel in de donkere regionen van een onzekere erfelijkheid tracht te plaatsen of aan verkeerde invloeden van de buitenwereld tracht toe te schrijven, want het kind neemt deze in- vloeden met een zekere willekeur op en verteert en beantwoordt ze op zijn eigen manier. De Individualpsychologie is de psychologie van het gebruik en wijst er op, hoe de scheppende kracht van het kind bezit neemt en partij trekt van al deze invloeden. Zij echter, die de steeds variërende vragen van het leven voor ieder individu gelijk menen te mogen stellen en de volstrekte eenmaligheid van deze vragen voor ieder geval niet opmerken, worden er gemakkelijk toe verleid om aan de werkzaamheid van oorzaken, driften of instincten als demonische bestuurders van het noodlot te geloven. Wie er zich geen rekenschap van geeft, dat voor iedere generatie de levensvragen anders luiden en nieuwe vragen opduiken, die nooit van te voren bestaan hebben, kan aan de werkzaamheid van een erfelijk onbewuste denken. De Individualpsychologie kent daartoe te goed het tasten en zoeken, de kunstzinnige functie van de menselijke geest bij de oplossing van de levensproblemen, onverschillig of deze juist dan wel onjuist is. Het individuele van deze oplossing vindt zijn verklaring in het feit, dat ze van uit de levensstijl geschiedt.
Een groot deel van de waarde van de typenleer valt weg, indien men de armoede van de taal beseft. Hoe verschillend zijn de verhoudingen, die wij met het woord “liefde” aangeven. Zijn twee mensen, indien zij beide in zichzelf gekeerd zijn, daarom gelijk aan elkaar? Is het ooit denkbaar, dat het leven van twee identieke tweelingen, die - tussen twee haakjes - zeer dikwijls de wens en het streven hebben om identiek te zijn, onder de steeds wisselende aardse invloeden werkelijk gelijkvormig kan verlopen?
Wij kunnen, ja moeten het typische aanwenden, evengoed als de waarschijnlijkheid, maar mogen ook bij alle overeenkomstigheid nooit vergeten welke verschillen het individu als eenmalige verschijning kenmerken. Wij kunnen ons van de waarschijnlijkheid bedienen om het gezichtsveld te belichten, waarin wij het speciale hopen te vinden, maar moeten van deze hulp afstand doen zodra zich tegenstrijdigheden voordoen.
Bij het zoeken naar de oorsprong van het gemeenschapsgevoel, waarvan wij de ontwikkelingsmogelijkheid bij de mens voorop stellen, stoten wij direct op de moeder als eerste en belangrijkste factor. Zij is door de natuur daartoe aangewezen. Haar betrekking tot het kind is die van een innige coöperatie (leven- en arbeidsgemeenschap) waarvan beiden profiteren en niet, zoals velen menen, een eenzijdige, sadistische uitbuiting van de moeder door het kind. De vader, de andere kinderen, familieleden en buren dienen deze coöperatie te bevorderen, door het kind er toe te brengen zichzelf als een medemens met gelijke rechten te beschouwen, zodat onmogelijk de mening bij hem kan post vatten, dat hij zich tegen de anderen verweren of verdedigen moet. Hoe meer het kind overtuigd wordt van de betrouwbaarheid en medewerking van de anderen, des te eerder zal het zelf tot medeleven en samenwerking bereid zijn. Het zal alles wat het bezit in dienst van de coöperatie stellen.
Indien de moeder echter al te duidelijk een overdreven tederheid laat blijken en het zo voor het kind onnodig maakt deze samenwerking in denken, spreken en handelen te betrachten, dan zal het kind de neiging krijgen zich tot een parasiet te ontwikkelen en alles van de anderen te verwachten. Het zal zichzelf steeds op de voorgrond dringen en trachten alle anderen in zijn dienst te stellen. Het zal het als een vanzelfsprekend recht beschouwen de anderen te onderdrukken, door hen verwend te worden, alleen te nemen en niet te geven. Een of twee jaar van zo’n training zijn voldoende om aan de ontwikkeling van het gemeenschapsgevoel en de neiging tot samenwerking een einde te maken.
Zijn zulke kinderen eenmaal aan de steun van anderen gewoon of hebben zij het geleerd om de anderen te onderdrukken, dan stuiten zij vroeg of laat op de onoverwinnelijke tegenstand van een wereld, die meeleven en samenwerking verlangt. Gedesillusioneerd beschuldigen zij dan de anderen en zien verder alleen de vijandigheid van het leven. Zij stellen pessimistische vragen: “Welke zin heeft het leven?” “Waartoe of waarom zou ik mijn naaste liefhebben?” Indien zij zich al naar de eisen van de gemeenschapsidee voegen, is dit alleen omdat zij de gevolgen, de straf vrezen. Voor de vraag van gemeenschap, beroep of liefde geplaatst, kunnen zij de juiste weg van de sociale belangstelling niet vinden, ondergaan een shock, Waarvan zij de uitwerking zowel lichamelijk als geestelijk gevoelen en slaan op de vlucht, nadat of nog voor zij hun verdiende nederlaag hebben geleden. Zij zullen echter eeuwig in de mening blijven verkeren, dat hun een onrecht is aangedaan.
Men zal nu ook begrijpen, dat de karaktertrekken niet zijn aangeboren, maar in de eerste plaats betrekkingen uitdrukken die geheel in het levensplan passen. Zij zijn een nevenproduct van de scheppende arbeid van het kind. Het verwende kind, dat tot eigenliefde verlokt is, zal egoïstische, afgunstige, jaloerse trekken in verschillende mate ontwikkelen en zal, alsof het onder vijanden verkeerde, overgevoeligheid, ongeduld, gebrek aan uithoudingsvermogen, neiging tot sterke affecten en een hebzuchtige aard vertonen. De neiging tot de terugtocht en een overgrote voorzichtigheid zijn daarbij gewone verschijnselen.
De bewegingsmanier van een verwend mens is, zolang hij onder gunstige omstandigheden verkeert, dikwijls niet gemakkelijk te doorzien. Veel gemakkelijker lukt dit onder omstandigheden, die zijn gemeenschapsgevoel op de proef stellen. Dan neemt hij een aarzelende, talmende houding aan, of bewaart hij een grote afstand tot zijn probleem. In al deze gevallen verklaart de betreffende deze afstand door schijnargumenten, die bewijzen, dat wij hier met een verstandige voorzichtigheid te doen hebben. Hij verwisselt zijn kennissenkring, zijn vrienden, zijn partner in de liefde, zijn beroep, zonder tot een gunstig resultaat te komen. Soms ziet men dergelijke mensen met zo’n haast op een nieuwe taak losstormen, dat de kenner direct vermoedt, dat er een gemis aan zelfvertrouwen bestaat en de ijver wel spoedig zal bekoelen. Andere verwende mensen worden zonderlingen, die zich het liefst in de woestijn zouden terugtrekken om zich aan alle moeilijkheden en plichten te onttrekken. Of zij vervullen hun taak slechts ten dele en beperken zo, in overeenstemming met hun minderwaardigheidscomplex, hun werkingssfeer. Wanneer zij over een zekere graad van activiteit beschikken - die niet met “moed” verwisseld mag worden - zakken zij gemakkelijk, indien zij in een ietwat moeilijke positie komen, naar het gebied van de sociale waardeloosheid of schadelijkheid af en worden misdadigers, zelfmoordenaars, drinkers of perversen.
Het is voor velen niet gemakkelijk, zich met een zeer verwend persoon te identificeren, d.w.z. hem geheel te begrijpen. Men moet eigenlijk deze rol als een goede toneelspeler volkomen beheersen en tot in alle finesses doorgronden hoe men zichzelf steeds tot het middelpunt kan maken, hoe men steeds naar situaties moet speuren, waarin men anderen omlaag kan halen, maar nooit een medewerker is, situaties waarin men alles kan verwachten, maar niets behoeft te geven. Men moet ontdekt hebben, hoe verwende mensen de arbeid, de vriendschap en de liefde van anderen trachten uit te buiten, hoe hun belangstelling uitsluitend op hun eigen welzijn, hun persoonlijke superioriteit gericht is en hoe zij voortdurend op een verlichting van hun taak ten nadele van anderen uit zijn, om goed te begrijpen, dat niet het gezonde verstand hun leidsman is.
Het psychisch gezonde kind brengt moed, algemeen geldend mensenverstand, en een actief aanpassingsvermogen tot ontwikkeling. Het verwende kind vertoont weinig of niets van dit alles, maar stelt er lafheid en allerlei kunstgrepen voor in de plaats. Bovendien gaat het een buitengewoon versmalde weg, zodat het altijd in dezelfde fouten vervalt. Een tiranniek kind toont zich steeds tiranniek. Een zakkenroller blijft steeds bij zijn handwerk. De angstneurotiker beantwoordt alle vragen van het leven met angst. De verslaafde blijft steeds bij hetzelfde vergift. De seksueel perverse wijkt nimmer af van zijn perversiteit. Door deze uitsluiting van andere functiemogelijkheden, door dit smalle pad waarop hun leven zich afspeelt, demonstreren zij weer duidelijk hun lafheid, hun gebrek aan zelfvertrouwen, hun minderwaardigheidscomplex.
De fantasiewereld van verwende personen, hun blik in de toekomst, hun mening en opvatting van het leven, verschillen hemelsbreed van de werkelijke wereld. Hun aansluiting aan de evolutie van de mensheid is min of meer achterwege gebleven en daardoor geraken zij voortdurend in conflicten, waarbij ook de anderen onder de schadelijke gevolgen lijden. Wij vinden hen zowel onder de overactieve als onder de passieve kinderen, later onder de misdadigers, zelfmoordenaars, nerveuzen en verstaafden, steeds weer individueel verschillend. Meestal teleurgesteld, zien zij met een knagende afgunst op de successen van de anderen, zonder zich er door te laten aansporen. Steeds houdt de angst voor een nederlaag, voor de onthulling van hun waardeloosheid, hen terug; meestal zijn zij op de terugtocht voor de levensproblemen, terwijl zij nooit om uitvluchten verlegen zijn.
Dat velen van hen toch in het leven slagen, mag niet ontkend worden. Het zijn diegenen, die uit hun fouten geleerd en deze overwonnen hebben.
De genezing en verandering van zulke personen kan alleen langs geestelijke weg, door de groeiende overtuiging betreffende de fouten in de levensstijl, slagen. Van nog groter belang is de voorkoming: de gezinsleden, speciaal de moeder, zouden moeten leren hun liefde voor het kind niet tot een verwenning te laten worden. Nog meer zou te verwachten zijn van een onderwijzersstand, die in staat was de fouten te herkennen en te corrigeren. Het zal dan steeds duidelijker worden, dat er geen groter kwaad bestaat dan de verwenning van de kinderen.
Lees verder: Wat is eigenlijk een neurose?