Het Software Engineering Institute (SEI) van Carnegie Mellon University introduceerde in 1991 het Capability Maturity Model for Software (CMM). Dit CMM omvat niveaus van volwassenheid (of competentie).
We kunnen dit ook toepassen op BPM Business Process Management.
We onderscheiden 5 niveaus van procesvolwassenheid:
Ad hoc / Initiëel
Processen zijn ongestructureerd, vaak reactief.
Succes hangt af van individuen, niet van de organisatie.
Herhaalbaar / Managed
Basisprocessen zijn herhaalbaar, vaak afhankelijk van ervaring.
Documentatie en standaardisatie zijn minimaal.
Gedefinieerd
Processen zijn formeel beschreven, gestandaardiseerd en vastgelegd.
Rollen en verantwoordelijkheden zijn duidelijk.
Beheerst / Quantitatively Managed
Processen worden gemeten en gemonitord.
Kwaliteitsindicatoren worden actief gevolgd en gebruikt voor sturing.
Optimaliserend / Continu Verbeterend
Focus op continue procesverbetering en innovatie.
Processen zijn flexibel en verbeteren zich door feedback en data.
Wat is het belang van deze niveaus van procesvolwassenheid?
Het helpt organisaties ...
beter begrijpen welke acties bijdragen aan een bepaald niveau van procesvolwassenheid
het biedt de mogelijkheid om procescompetentie te vergelijken met die van andere organisaties
het is een blauwdruk voor procesverbetering omdat het aangeeft op welke gebieden de organisatie zich moet richten om een hoger niveau te bereiken