Hij stierf uit liefde

Maximiliaan Kolbe


Maximiliaan Maria Kolbe, oorspronkelijke naam: Rajmund Kolbe was een Pools franciscaans conventueel, katholiek priester en martelaar die vanwege journalistieke verzetsactiviteiten gevangen werd gezet in het naziconcentratiekamp Auschwitz; zie ook Wikipedia.

Eind juli 1941 wist een gedetineerde van het concentratiekamp Auschwitz te ontsnappen. Deze ontsnapping had grote consequenties voor de gevangenen van blok 14. Want zware represailles werden hun deel: geen avondmaal en de dag erna de hele dag in de hete julizon in houding blijven staan: van het ochtendappèl tot het avondappèl. Daarna werden er tien mensen door commandant Fritzsch uitgekozen, om een nog zwaardere straf te ondergaan: de hongerbunker. Ze zouden worden opgesloten in een cel en dat terwijl ze geen voedsel of water zouden krijgen, totdat ze dood waren. “Ach, mijn arme, arme vrouw, en mijn arme kinderen, die ik nu als wezen moet achterlaten”, snikte één van de tien uitgekozenen.

Opeens stapte een gevangene uit de rij naar voren en liep af op commandant Fritzsch. Deze gevangene was pater Maximiliaan Kolbe. Pater Kolbe gaf aan, te willen ruilen met de vader die uitgekozen was om uitgehongerd te worden. Hij wilde zijn plaats innemen en zo gebeurde het.

Twee weken later, op 14 augustus, waren er nog vier van die tien gevangenen in leven, waaronder Pater Kolbe. Men gaf ze toen een dodelijke injectie. Zo stierf Pater Kolbe. Zijn daad van waarachtige naastenliefde heeft een diepe indruk nagelaten op de gevangenen. Één van de gevangenen schreef later: “Ik ben in het kamp van Auschwitz geweest van januari 1941 tot januari 1945 en ken geen enkele gelijkwaardige heldendaad van naastenliefde, zoals pater M. Kolbe gesteld heeft.”

Pater Maximiliaan had een groot geloof en een grote naastenliefde. Zo werd hij een licht in een plek vol duisternis. Om dit illustreren volgen enkele citaten van Auschwitzoverlevenden:

M. Koscielniak:

“Het was Sacramentsdag, 12 juni 1941. (…). Onze vriend Kolbe begon zacht te spreken over het feest van het heilig Sacrament, over Gods erbarmende goedheid, en hoe hij ons door lijden beproeft om ons voor te bereiden tot een beter leven. Hij spoorde ons aan vol te houden in verdraagzaamheid, daar de beproeving toch eenmaal zou eindigen, terwijl het hemels loon eeuwig duurt. „Gods rechtvaardigheid kent haar uur en daarom mogen wij nooit moedeloos worden", zei hij. Wij luisterden aandachtig en vergaten een ogenblik alle leed, de versmading en de foltering van ons ellendig bestaan. „Kijk", zei Kolbe, „wij zijn immers sterker dan onze beulen. Zij kunnen onze ziel niet doden, noch onze waardigheid van katholiek en Pool vernietigen. Wij buigen niet, maar volharden! Nooit zal de angst een Poolse ziel kunnen knechten. En als wij moeten sterven zullen wij de dood ingaan: rein en rustig en gelaten in volle overgave aan Gods heilige raadsbesluiten". Zo sprak pater Maximiliaan ons toe, een ware zoon van sint Franciscus, groot priester, later held en martelaar, die zijn leven vrijwillig offerde voor het leven van een lotgenoot. Geestelijk gesterkt gingen wij naar onze afdelingen terug."

De eerwaarde heer Szweda getuigt:

“Zijn bed stond vlak naast de deur van de zaal. Aan iedere gestorvene, die uitgedragen werd, gaf pater Kolbe zijn zegen en de absolutie onder voorwaarde. Voor de zieken was hij een echte zielenherder. Hij vertelde hun uit zijn rijke leven vol ervaring, hoorde biecht, bad gezamenlijke gebeden voor, beurde de moedelozen op en hield korte toespraken over de Onbevlekte, die hij liefhad als een kind. In de duisternis kwamen de gevangenen bij hem om te biechten of om een woord van troost te bedelen.”

Dr. N. Wlodarski:

“In het algemeen kan ik bevestigen dat hij in het kamp voor zichzelf nooit een lichter werk zocht, zeker niet als dit in het nadeel van andere gevangenen zou zijn geweest.”

Dr. Ir. L. T. Chroscicki:

“Hij hield boven alles van de Heer en de allerheiligste Maagd. Met die liefde veroverde hij ons allemaal.”

H. Sienkiewicz:

“Toen ik bij de Bunawerke werkzaam was kreeg ik van de burgers wel eens levensmiddelen, maar het was heel moeilijk om die in het kamp te krijgen, want bij de ingang werden wij streng onderzocht. Ik vertrouwde de zaak toe aan pater Maximiliaan en vertelde hem dus dat ik wel levensmiddelen naar het kamp zou willen smokkelen, maar dat ik erg bang was voor het onderzoek aan de ingang van het Lager. Toen zei hij mij: „Stel je onder bescherming van de Onbevlekte. Ik zal bidden en zij zal je helpen". Geïnspireerd door het geloof in de hulp van de onbevlekte Moeder van God begon ik levensmiddelen het kamp in te smokkelen en dat lukte prachtig. Eens had ik een brood van twee kilo onder mijn plunje en onder de windsels om mijn voeten een kilo spek. Aan het hek werd ik nauwkeurig gefouilleerd door de SS, maar zij merkten niets. Toen ik dit aan de dienaar Gods vertelde, zei hij mij: “Vertrouw je toe aan de Onbevlekte en zij zal je nog vaker haar genaden laten zien.”

“Het is mij ook bekend dat hij dikwijls zijn levensmiddelen met anderen deelde – Ikzelf heb eens een vierde deel van zijn brood gekregen – hij ruilde zijn houten sandalen, die nog goed waren, met de slechte van een ander.”

“Gedurende zijn verblijf in het kamp heb ik nooit gemerkt dat hij haat koesterde jegens de Duitsers. Integendeel, hij bad niet alleen voor hen maar spoorde ook ons aan voor hun bekering te bidden. Wij waren allen stomverbaasd over de buitengewone deugden, die wij in die man zagen: zijn geloof, zijn standvastige geest van gebed, zijn grote nederigheid, zijn geest van kameraadschap, waardoor hij in staat was zijn eigen voedselrantsoen met medegevangenen te delen.”

L. Lewkowicz:

“Hij was erg blij als hij in het concentratiekamp iets voor een ander kon doen. Hij verzamelde ons, vrolijkte ons op en richtte onze harten naar God. Toen hij eens vreselijk geslagen werd door een Duitse SS’er verdroeg hij het rustig als een versterving. Hij vervloekte niet. Enkele malen wilde ik hem wat geld geven om wat soep te halen in de kantine. Hij nam het nooit aan, omdat hij niet aan mijn spaarcentjes wilde komen. Maar hij was bereid het zijne aan anderen te geven".

Tot slot

In 1971 werd pater Maximiliaan Kolbe door paus Paulus VI zaliggesproken en in 1982 door paus Johannes Paulus II als martelaar heiligverklaard. Bij deze zalig- en heiligverklaring was Franciszek Gajowniczek aanwezig. Franciszek Gajowniczek was de man voor wie Pater Kolbe in Auschwitz zijn leven heeft gegeven. De Kerk viert pater Kolbes gedenkdag op 14 augustus.