Na dit opleidingsonderdeel zijn de studenten vertrouwd met het gebruik van het Nederlands én Engels als taal in een communicatie over wetenschappen.
De studenten moeten in staat zijn om:
- de criteria te identificeren waaraan technisch-wetenschappelijke vakteksten en populair-wetenschappelijke teksten beantwoorden;
- de criteria voor populair- en/of technisch wetenschappelijke teksten zelf toe te passen bij het uitwerken van dergelijke teksten;
- wetenschappelijke ideeën of concrete resultaten van metingen of berekeningen e.d. duidelijk te kunnen formuleren in een zakelijke tekst met correcte bronvermelding én dit in de taal die gangbaar is binnen het wetenschappelijk domein, en hierover mondeling te communiceren.