2022-2023
17/08/2023
Vanmaercke:
Geef aan of de stellingen juist of fout zijn en licht toe waarom.
Er bestaat een duidelijk negatief verband tussen erosie en gewasopbrengst.
Goede vegetatieve bedekking leidt in de meeste gevallen tot minder verliezen door evapotranspiratie. Dit doordat planten de bodem beschermen tegen direct zonlicht en planten zelf kunnen reguleren hoeveel ze verdampen.
Siltige en kleiige leembodems hebben de grootste TAW en kunnen daarom het meeste water bevatten (figuur TAW gegeven).
De LS-Factor in het RUSLE model en de slope-area threshold bij ravijnerosie zijn allebei proxies voor de sleepdruk van water. Daarom kan RUSLE ook gebruikt worden voor het voorspellen van ravijnerosie.
Het terugschrijden van ravijnhoofden is een zelfversterkend proces door positieve feedbackloops. Erosiesnelheid neemt dus steeds toe.
De turbulentie van vloeiend water wordt enkel bepaald door de stroomsnelheid.
Vegetatie kan zowel een positieve als negatieve impact hebben op grondverschuivingen.
Spaterosie is advectief en vindt plaats bovenaan de helling. Geul en ravijnerosie vinden meer helling afwaarts plaats.
Oefening debiet berekenen
Goossens:
Geef aan of de stellingen juist of fout zijn en licht toe waarom.
Korte-termijn suspensie staat voor een lange afstand in een korte tijd afleggen. Bij lange termijn duurt dit veel langer.
De putjes die in het oppervlak van een golfbal zitten zijn gemaakt om een volledig laminaire stroming te bewerkstelligen over het oppervlak van de golfbal. Daardoor vermindert de luchtweerstand en beweegt de golfbal sneller dan hij werd weggeslagen.
Een lengteduin groeit enkel in zijn lengte aan.
Bij lineaire winderosie ligt de deflatiedrempel, voor korrels kleiner dan 300µm, maar half zo hoog als bij circulaire winderosie. Dit verklaart waarom zand op een droog strand, waar winderosie bijna altijd lineair gebeurt, zo gemakkelijk wegwaait.
De responstijd is bij grove korrels groter dan bij fijne korrels. Daarom speelt turbulentie een veel grotere rol tijdens transport in suspensie dan tijdens transport in saltatie.
Het ontstaan van keienvloeren is voornamelijk toe te schrijven aan lange termijndeflatie, waarbij het fijne materiaal geleidelijk wordt weggeblazen en er aan het oppervlak op den duur enkel grof materiaal overblijft dat het onderliggend fijne materiaal als een keienmantel afdekt.
Accumulatie van zand treedt in principe enkel op als de windsnelheid afneemt en de luchtstroom oververzadigd is.
De uiteindes van barchanen staat windafwaarts gericht, die van paraboolduinen windopwaarts. Hierdoor kunnen paraboolduinen langgerekter worden.
Door de grotere korrelverdeling zullen zandzeeën vooral als accumulatiezones optreden en steen- en rotsvlaktes als erosie- of transportgebieden.
Valsnelheid en sedimentatiesnelheid zijn hetzelfde op een horizontaal oppervlak.
Excursie: Men heeft geprobeerd de eolische werking op Oudsberg terug aan te wakkeren door ontbossing. Is dit volgens jou geslaagd, waarom wel/niet? Geef de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om duinen te heractiveren en leg elke voorwaarde uit.
19/01/2023
Vanmaercke:
Geef aan of de stellingen juist of fout zijn en licht toe waarom. Geef ook een voorbeeld uit de cursus waar mogelijk.
De gevolgen van bodemerosie op ecosysteemdiensten (Ecosystem Services) spelen vooral op lange termijn (eeuwen/millenia).
Eucalyptus aanplanten kan een goede strategie zijn om oppervlakkige grondverschuivingen tegen te gaan, maar kan in sommige gevallen watererosie in de hand werken
Goede vegetatieve bedekking leidt in de meeste gevallen tot minder verliezen door evapotranspiratie. Dit doordat planten de bodem beschermen tegen direct zonlicht en planten zelf kunnen reguleren hoeveel ze verdampen
Onderstaande figuur geeft de 'Average "zero flux" plane', een punt aan in de bodem waar het bodemvochtgehalte constant is. Dit omdat het gravimetrisch potentiaal gecompenseerd wordt door het effect van evapotranspiratie
De LS-Factor in het RUSLE model en de slope-area threshold bij ravijnerosie zijn allebei proxies voor de sleepdruk van water. Daarom kan RUSLE ook gebruikt worden voor het voorspellen van ravijnerosie
Volgende formule beschrijft het klaarwater effect (Clear Water effect) (formule sebiet). Deze vergelijking toont dat bodemerosie vaak een zichzelf versterkend proces is.
Geul en ravijnerosie zijn advectieve processen. Spat en bewerkingserosie zijn diffusieve processen. Grondverschuivingen zijn moeilijker te klasseren als één van beide processen
In een ruw turbulente stroming zal het al dan niet in transport komen van een korrel enkel afhangen van de massadichtheid van de korrel, de diameter van de korrel, de waterhoogte en de hellingsgraad van de rivierbedding
Oefeningen
Goossens:
Zand en stof hebben heel andere eolische dynamieken. Geef voor onderstaande processen een voorbeeld van waar ze verschillen en leg goed uit waarin je ze juist anders werken
Eolishe erosie
Eolisch transport
Eolische sedimentatie
Eolische accumulatie
Welke typen transversale duinen kunnen voorkomen op andere planeten? Denk aan de voorwaarden voor de vorming van de verschillende typen
Welke eolische transportwijzen ken je? Leg ze kort uit en geef een schets
Oefeningen over windtunnel. Is het een turbulente of laminaire stroming? Dm = 30 cm, windsnelheid = 1 m/s , v ook gegeven 0.146 cm²/s
Excursie:
Welke ingrepen bij landverschuiving van de Hekkebrugstraat in de afgelopen 70 jaar hebben ervoor gezorgd voor de re-activatie. Leg dingen uit aan de hand van de wet van Mohr-Coulomb en de Factor of Safety.
2021-2022
20/01/2022
Poesen:
Volumetoename berekenen bij grondverschuiving
Klaar water effect uitleggen
artikel
Goossens:
Sleepsnelheid berekenen als drempelwaarde
Sedimentatiekrachten
Toepassing: type windbreker bespreken
Excursie: oorsprong van ravijnen in de oude bossen uitleggen
2020-2021
22/01/21
Poesen:
Gegeven: een ruw turbulente stroming op een zwakke helling (a=2°) stroomt over kwartsgrind. (d50 = 20mm). Wat is de minimale hydraulische straal zodat de grindkorrels in transport zullen gaan?
a. Waarvoor staat K in de RUSLE vergelijking?
b. Hoe wordt K bepaald?
c. Wat zijn factoren die K beinvloeden.
Goossens:
Formule voor de deflatiedrempel gegeven:
a. Waarvoor staat elke letter in de formule?
b. Is dit voor lineaire of circulaire stroming?
c. Je hebt zand > 63µm, kies je voor A de waarde 0,14 of 0,24?
d. bereken voor volgende korrelgroottes de deflatiedrempel: 80µm, 120µm, 150µm, 200µm, 300µm, 350µm, 400µm en zet deze waardes uit op ee grafiek (millimeterpapier was gegeven op examen)
e. Wat zal er voor waardes kleiner dan 80µm gebeuren?
Wat zijn verschillende eolische transportprocessen en bespreek deze.
Foto gegeven. Van waar kwam de laatste erosieve wind en argumenteer?
Excursie:
Welke landgebruiksveranderingen hebben de laatste 70 jaar gezorgd voor een reactivatie van de grondverschuivingen in de Hekkebrugstraat?
2017-2018
01/02/2018
Goossens:
1. Juist-fout met argumentatie.
* De uiteindes van barchanen staat windafwaarts gericht, die van paraboolduinen windopwaarts. Hierdoor kunnen paraboolduinen langgerekter worden.
* Door de grotere korrelverdeling zullen zandzeeën vooral als accumulatiezones optreden en steen- en rotsvlaktes als erosie- of transportgebieden.
* Valsnelheid en sedimentatiesnelheid zijn hetzelfde op een horizontaal oppervlak.
2. Excursie: Welke oplossingen zijn er voor de verzakkingen in het mijngebied? Hoe ontstaat dit probleem?
3. Leg iets uit dat je helemaal snapt
Poesen:
1. Geef de Horton infilratievergelijking en geef de mehanismen die de infilltratiesnelheid beïnvloeden
2. Bespreek welke veranderingen er zich hebben voorgedaan qua erosieproblemen a.d.h.v. volgende figuur: (Je moest van elk deeltje van RUSLE de eenheden kennen)
3. Eigen gemaakte vraag
4. Artikel bespreken
29/1
Goossens
5 stellen juist fout:
1. De resposntijd is bij grove korrels groter dan bij fijne korrels. Daarom speelt turbulentie een veel grotere rol tijdens transport in suspentie dan tijdens transport in saltatie.
2. Accumulatie van zand treedt in principe enkel op als de windsnelheid afneemt en de luchtstroom oververzadigd is.
3. De putjes die in het oppervlak van een golfbal zitten zijn gemaakt om een volledig laminaire stroming te bewerkstelligen over het oppervlak van de golfbal. Daardoor vermindert de luchtweerstand en beweegt de golfbal sneller als gij werd weggeslagen.
4. Het ontstaan van keienvloeren is voornamelijk toe te schrijven aan lange termijndeflatie, waarbij het fijne materiaal geleidelijk wordt weggeblazen en er aan het oppervlak op den duur enkel grof materiaal overblijft dat het onderliggend fijne materiaal als een keienmantel afdekt.
5. Bij lineaire winderosie ligt de deflatiedrempel, voor korrels kleiner dan 300µm, maar half zo hoog als bij circulaire winderosie. Dit verklaart waarom zand op een droog strand, waar winderosie bijna altijd lineair gebeurt, zo gemakkelijk wegwaait.
Poesen
1. Grafieken gegeven van f, Re, Tau en sediment yield in functie van begrazing van een grasfeld. Wat staat er op de assen (hij verwachte van alles ook de formules) en wat is het effect van begrazing op de bodemerosiesnelheid en de afvoerhydraulica?
2. Welke factoren hebben de Rissa slide in Noorwegen veroorzaakt.
3. Artikel
4. eigen examenvraag (optioneel)
Excursie:
Welke menselijke ingrijpen in de voorbije 70 jaar hebben de slides in Oudenaarde bevordert?
25/1
Goossens
1. Hoe zijn de examens al verlopen? Zie je het nog zitten? Is dit gelukt? Wat is je favoriete kleur?
2. 5 stellingen fout/juist
Sedimentatie gebeurt enkel aan de loefzijde bij een helling.
Korte-termijn suspensie staat voor een lange afstand in een korte tijd afleggen. Bij lange termijn duurt dit veel langer
Windprofiel in de grenslaag kent een exponentieel verloop
Een windscherm kent het best een lage porositeit
Een lengteduin groeit in zijn lengte aan
3. Leg zelf iets uit
Poesen
1. Poriegetal en hoe meten
2. Veiligheidsfactor uitleggen en bespreken aan de hand van die ene figuur met al die factoren op en hun effect op Fs
3. Artikel
4. Eigen vraag
Excursie
In welk milieu zijn de geulen in bossen ontstaan? (Hier vroeg hij vooral door naar onderzoeksmethode)
2016-2017
26/01/2017
Poesen:
1) Gegeven: een ruw turbulente stroming op een zwakke helling (a=2°) stroomt over kwartsgrind. (d50 = 20mm). Wat is de minimale hydraulische straal zodat de grindkorrels in transport zullen gaan? (Bijvragen: wat is een ruw turbulente stroming?/Wat is het Shields diagram?)
2) Bespreek de factoren en processen die voor ravijnvorming en massatransport zorgen. Leg de link met de afvoerhydraulica. Enveloppecurve was gegeven uit de slides. (Bijvragen: wat is tau, eenheden?, Stel: de gegeven curve is voor een weiland, waar zou dezelfde curve liggen voor een akker? Waarom?)
3) Artikel bespreken
4) Eigen gemaakte examenvraag
5) Excursie: Welke ingrepen hebben in de laatste 50 jaar voor een reactivatie van de grondverschuiving aan de Hekkebrugstraat gezorgd? (Bijvragen: duid aan op de kaart, geef de formule voor de safety factor)
Goossens:
1) Wat is de deflatiedrempel en wat is de relatie met de korreldiameter, is er een verschil tussen lineaire en circulaire winderosie? Wat zijn de stromings- en impactdrempel? Wat is de invloed van deflatie op de sorteringsgraad?
2) Ter plekke: op een DHM eolische structuren aanduiden: welke zijn het? Hoe zijn ze gevormd?
3) Iets uitleggen uit de cursus dat je volledig snapt.
Academiejaar 2015-2016
Het vak is 6 stp geworden.
Examen in januari, mondeling bij Poesen en bij Goossens.
26/01/2016
Vragen Poesen:
1) Wat is het porieëngetal en hoe meet ik het in het veld?
2) Wat is de veiligheidsfactor en welke factoren beïnvloeden deze? (via het spin diagram (figuur gegeven) bespreken) en staaf het antwoord a.d.h.v. schetsen en vergelijkingen (schets met bodemkolom op een helling en de Mohr-Coulomb vergelijking geven). Wat zijn de beste strategieën om de stabiliteit te vergroten?
3) Artikel
4) zelfgemaakte examenvraag
Vragen Goossens:
1) Welke uitwendige wrijvingskrachten ken je? Welke is het meest dominant in de totale uitwendige wrijving? Schets maken van stroomlijnen en obstakel.
2) (Excursie) Hoe verliepen de bebossingsfasen na de Middeleeuwen om zandverstuiving tegen te gaan? Trad er verschil op tussen België en Nederland?
3) Een mechanisme uitleggen uit de cursus dat je goed snapt, Mag je volledig zelf kiezen! Goossens is zoals altijd de rustigheid zelve, is een zeer aangenaam examen. Poesen valt ook nog wel mee.
28/01/2016
Poesen:
1. grafieken over erosiesnelheid en effect begrazing. 2 verschillende: f tov Re en sediment yield tov sleepdruk. leg uit. geef formules.
2. Rissa Landslide
3. artikel
4. zelfgemaakte vraag
Goossens:
1. snelheidsprofiel beladen stromingen uitleggen (geen formule).
2. (excursie) erosie en colluviatie op een akker sinds laatste ijstijd (weichseliaan) Hoe zie je dit?
3. Een mechanisme uitleggen uit de cursus dat je goed snapt, Mag je volledig zelf kiezen!
29.01.2016
Poesen:
1) Bereken de denudatiesnelheid per jaar in het gebied
geg:
gravitatie water gehalte
nat volume gewicht
600 ton nat sediment
25 hectare gebied
2) Wat is een moody diagram? Wat is de relatie tussen de hydraulische weerstand en het eenheidsdebiet. Teken en geef de formules
3) Artikel
4) Vraag
Goossens:
1) Op welke manier kan je bepalen of een proces saltatie/gemodifieerde saltatie/suspensie is?
2) Hoe hebben ze op de Oudsberg de erosie aangewakkerd en is dit geslaagd
3) Eigen vertelling
ACADEMIEJAAR 2014-2015
19 juni
1. Wat is de deflatiedrempel? Geef deze i.f.v. de korrelgrootte en wat is het verschil tussen lineaire en circulaire winderosie?
2. Oefening: drukhoogten gegeven. In welke richting stroomt het grondwater?
3. Artikel
4. Excursie: vergelijk de Kempen, Maasvallei en Vlaamse Ardennen.
22 juni
1. Gegeven: grafieken die invloed van gras weergeeft op afvoerhydraulica. Definieer de parameters op de assen (f, Re, SY, tau). Hoe moet je deze grafieken interpreteren?
2. Geef de deflatiedrempel in functie van de korrelgrootte. Is er een verschil tussen circulaire en lineaire erosie? Wat is het verschil tussen de stromingsdrempel en impactdrempel? Hoe beïnvloedt winderosie de sorteringsgraad van sediment?
3. Artikel
4. Vergelijk de Vlaamse Ardennen en de leemstreek op vlak van geologie/lithologie, welke dominante geomorfologische processen er op treden en hun ruimtelike verdeling. Wat is hun invloed op de morfologie van het landschap?
ACADEMIEJAAR 2013-2014
16 juni, namiddag
Mondeling
1) Oefening over de hoeveelheid bodemmateriaal die door spaterosie losgemaakt kan worden. Gegeven een hoeveelheid neerslag, de textuur van de bodem (zeer fijn zand) en de dichtheid. Met behulp van de formule M = KE/R bepaal je dan de hoeveelheid losgemaakt materiaal (R kan je aflezen uit de grafiek). Vervolgens deze massa omzetten naar een dikte van de bodemlaag, volumegewicht kan je gemakkelijk bepalen.
2) Wat is een sedimentbudget? Wat is de SDR? Aan de hand van een figuur uit de slides met gegeven sedimentbudget, de SDR berekenen. Evolutie doorheen de tijd bespreken.
3) Je eigen artikel bespreken. Enkele kleine bijvragen.
Schriftelijk
Excursievraag: Vergelijk de Condroz-Famenne-Calestienne en de Vlaamse Ardennen geomorfologisch, wat betreft hellingsevolutie en landgebruik. Geef de belangrijkse evoluties weer op een profiel.
ACADEMIEJAAR 2012-2013
Reeks 1 (geen vraag van Goossens):
1) Wat is het poriëngetal en hoe kan je dit uit veldwerk berekenen? (formule, methode koppechi ring)
2) Wat is de veiligheidsfactor en hoe kan dit het risico van landslides begroten?
a. Formule geven + concept uitleggen
b. Factoren die FS beïnvloeden bespreken (sensiviteits analyse grafiek gegeven, mohr-coulomb bijvragen)
c. Welke factor van de grafiek kan je het beste aanpakken voor de stabiliteit te verhogen
3) Excursievraag: Welke factoren bepalen het ogenblik van de instorting van de grotten in vechmaal (Heers) (gebruik hiervoor figuren uit de excursiebundels)
4) Bespreek je artikel kort en bondig
Reeks 2
1) vraagstuk van wachtbekken in de Leemstreek. Nat volumegewicht (1.55), totale massa (1200t), w (0.2), drainagegebied (50ha) gegeven. Wat is de denudatiesnelheid in mm/jaar.
Nota: velen hebben eerst het volume droge bodem berekend via allerlei omwegen. Op het mondeling lacht hij daar wat mee en zegt dat dat allemaal niet nodig is, en dat je gerust met het natte volume mag werken. Je hebt w dus niet nodig.
Bijvraag: is dit veel? Is dit een probleem? (Hij vroeg achter de tolerantiewaarde (T))
2) Eolische: a. waarom gebruikt met de sleepsnelheid ipv de gewone snelheid om deflatie te verklaren? De gewone snelheid kan je immers rechtstreeks meten.
b. Geef de deflatiedrempel in functie van de korrelgrootte en verklaar. Ook korrelgroottes goed kunnen aanduiden.
c. Geldt de vorige relatie ook voor circulaire winderosie? Zo ja: waarom? Zo nee: geeft de verschillen.
3) artikel
4) Excursie: Hoe kan de windrichting tussen 30.000ya en 10.000ya bepaald worden aan de hand van eolische afzettingen in midden en laag belgië?
2009-2010
PROF. POESEN
1) Er was een krantenartikel gegeven over modder en wateroverlast in Hoegaarden
a) Welke hydrologische en geomorfologische processen zijn verantwoordelijk voor deze overlast?
b) Leg uit met factoren van RUSLE waarom het juist op DEZE plaats en DEZE tijd gebeurde.
c) zijn de berekeningen in het artikel juist?
2) a)Welke benaderingswijzen ken je om te bepalen of een korrel in saltatie, suspensie en gemodifieerde saltatie gaat?
b) Geef dat ook met formulekes en drempelwaardes
3) Excursie in Leemstreek
a) geef het ontstaan (factoren) en
b) de evolutie van diepe ravijnen in de Leemstreek (niet die in Meerdaelbos, maar wel die op de velden!!!)
4) eigen artikel bespreken
1) vraagstuk om te berekenen wat de gemiddelde snelheid was in een ravijn dat bekken draineerde. (ik denk zelfde gegevens als dat eerder vraagstuk).
En idd, de hoogte van het ravijn is niet gegeven
2) wat is de deflatiedrempel en het verband met de korreldiameter, verschil tussen lineaire en circulaire deflatie, en tussen stromings en impactdeflatie
3) Excursievraag: hoe kan je op basis van de eolische afzettingen in laag en midden België de dominante windrichtingen bepalen van tussen 30000 bp en 10000 bp
1) Er is een wachtbakken, daarin wordt 600 ton nat sediment gevonden na 2 jaar. Het stroomgebied is 25ha, nat volumegewicht 1,55 g/cm³, en het gravimetrisch vochtgehalte was ook gegeven. Wat is de denudatiesnelheid in mm/j?
2) Sedimentatiebalans van stof; bespreek hoe sedimentatie, accumulatie en erosie variëren in functie van de windsnelheid. Wat is het verschil tussen de delfatiedrempel en de accumulatiedrempel?
3) Bespreek de factoren die het ogenblik van instorting bepalen van de kalksteengrotten zoals we gezien hebben in Limburg (Heers).
2008-2009:
PROF. PAULISSEN:
1) Transport van deeltjes in de lucht op basis van korrelgrootte uitleggen
2) Ge krijgt een (rotte) topokaart van een deel van de Jura, waar nu uiteraard geen gletsjers zijn.
a. zoek op de dalbodem een bewijs van gletsjerwerking + leg uit hoe dit gevormd is
b. Zoek buiten vallei nog 2 bewijzen van gletsjeraanwezigheid
3) Excursie: Kempens plateau; ge krijgt een topokaart (again) waar ge de breukstructuren nauwkeurig moet aanduiden (auw!). Leg het vormingsproces uit adhv wat je weet over breukwerking.
1) excursie: Teken de helling in op een hoogte kaart die de grens is van de Condroz en de Famenne. Leg evolutie uit van ontstaan en verderre evolutie en verschil in substraat
1) lengteduin en reversedune: geef definitie en morfologische eigenschappen en bespreek hoe ze gevormd worden en wat hun belangrijkste verschillen zijn.
2) foto van een subtropisch eiland met een gletsjer op die heel onduidelijk is en de vraag is: hoe beweegt de gletsjer, bespreek aan de hand van een temperatuur diagram.
3) excursie:
je krijgt een topokaart van han sur lesse en je moet in de zone rond han sur lesse (afgebakend op de topokaart), op basis van de topografie de reliefvorming op lange termijn uitleggen. Dit is de lange reliefsgeschiedenis van die streek dus.
1) bespreek de rol van de ruwheid van het oppervlak (exclusief vegetatie) op de deflatie
2) een topokaart (geen luchtfoto dus, maar een kaart met enkel hoogtelijnen op) van een uitloper van de Alpen en daar alle glaciale vormen die je ziet op aanduiden en bespreken
3) Excursievraag:
gegeven = de kaart met die afgesneden meander van Wanlin, daarop de helling tussen Condroz en Famenne op aanduiden. en dan de evolutie van die twee gebieden uitleggen m.b.t.
- evolutie vh substraat
- reliëfevolutie op lange termijn en ook aandacht voor recentste (belangrijk bij da laatste is wat geconcludeerd werd over die stop bij de schieferwand...--> meer info bij Julie die dat heel goed kon uitleggen, jammer genoeg NA mijn examen :s )
PROF. POESEN
1) de bodem (helling 4 procent) onder diepgewortelde 33 jaar oude bomen is gemiddeld 50 cm diep. Tussen de bomen is de bodem van slechtbegroeide oppervlakte 10 cm lager. het droogvolume gewicht van de bodem onder de bomen is 1.2 g/cm³, dat van de bodem tussen de bomen 1.5 g/cm³, wat is de gemiddelde denudatiesnelheid op lange termijn? (in ton per jaar per hectare )
opm: geen erosie (uit te komen waarde is dus 0) maar enkel compactie. 1.2 vs 1.5 is evenveel als 40 cm vs 50 cm.. zucht!
2) bespreek en vergelijk de infiltratievergelijking van horton en van philip.
3) eigen artikel bondig bespreken.
1) Oefening:
een compacte bouwvoor van 20 cm met een droogvolume gewicht van 1.5 Mg/m³ wordt omgeploegd (enkel de bovenste 20 cm). Het nieuw bekomen droogvolume gewicht is 1.2 Mg/m³. Hoeveel bedraagt de hoogte toe- of afname?
2) Theorie:
Het partieel oppervlakte effect zorg voor verschillende bijdrage tot afvoer.
- definieer en verduidelijk welke pocessen hier aan de basis van liggen.
- toon aan aan de hand van een helling en een klein bekken voor een gematigd en een semi-aried gebied (maak twee schetsen) --> moesten er eigenlijk 4 zijn
- wat is de invloed op erosie en landgebruik
3) Excursie:
Figuur uitleggen die het verband toont tussen het bekkenoppervlak (A) en de specific sediment yield (SSY)
4) Artikel:
Lastige bijvraag waar je ineens de formule voor de weerstandskrachten in de formule van de hellingsstabiliteit moest kunnen geven
2007-2008:
Eerste zit
PROF POESEN
Definieer de porositeit van hellingsmateriaal.
Hoe bepaal je concreet de porositeit van een stenige bodemtoplaag (0-20cm diep) ?
Begroot de krachten die het beginnende transport van korrels in afstromend water bepalen. Van welke korrel -en vloeistofkrachten hangt het beginnende transport van korrels af?
Wat is een Moody-diagram?
... (en dan nog iets met eenheidsdebiet, aanvulling!)
veiligheidsfactor enzo
grafiek pag 199b uitleggen
Pas de wet van Darcy toe op verticale infiltratie. Vergelijk met de infiltratievergelijking van Horton.
Wat is het 'klaar water' concept. Geef een vb
PROF PAULISSEN
· Windwerking, Effect van zandtoevoer en wind (sterkte, turbulentie, richting) uitleggen op types van duinen. Wat gebeurt er als duinen hun evenwichtsvorm bereiken? Wat gebeurt er als de aanvoer van zand afneemt?
· Definieer en verklaar ontstaan van:
* slijpgrens
* diffluentietrede
* stuwwal
* kameterras
· Leg de phi-schaal uit. Wat zijn de voordelen?
· effect van alle mogelijke vocht op winderosie
· iets met het temperatuursprofiel en de beweging van een gletsjer. verschillend temperatuursprofiel, andere types van afzettingen e.d.?
· Duid op de kaart de glaciale reliëfvormen aan. Wat kan je afleiden ivm de evolutie v d gletsjer
· Gegeven: formule van deflatiedrempel van zand
-Verklaar alle factoren in deze formule
-Geef ook de eenheid van alle factoren
- Is deze formule altijd toepasbaar?
EXCURSIE:
· In oude bossen van België kan men sporen van intense ravijnerosie waarnemen. Kan je op basis van geomorfologische proceskennis, de meest waarschijnlijke milieuveranderingen reconstrueren die verantwoordelijk waren voor deze ravijnvorming?
· leg gedetailleerd de kenmerken en het ontstaan van de noordoostrand van het Kempisch plateau uit (drie topografische kaarten zijn bijgevoegd)
2006-2007:
Eerste zit
PROF POESEN
Hoe groot is de maximale verandering in grondwaterspiegel op 1 jaar in een bos in Midden-België? Rho(s) = 1.5 Mg/m³
Wat is het klaarwatereffect? Geef enkele voorbeelden.
Artikel
Excursie: Geef geomorfologische oorzaken en interpretaties van ravijnen onder oude Belgische bossen.
Pas Darcy toe op verticale infiltraties+ vgl met Horton’s vergelijking
Verklaar FS+ verklaar figuur met alle factoren die FS beïnvloeden
Bespreek artikel
PROF PAULISSEN
Kaartje van een ex-gletsjertong, eindmorenes, zijmorenes,….
Wat is de invloed van het vochtgehalte van de bodem op deflatieprocessen? Geef voorbeelden (liefst van de excursie).
Eindmorene bij gematigde en polaire gletsjer: bespreek en maak 2 schetsen
Bespreek de processen die het transport van korrels met verschillende korrelgrootte in lucht beinvloeden
Excursie: verklaar ontstaan structureel relief bij han sur lesse (tekenen op topokaart+ maak schets) en hoe grotwerking hierin plaatsen
Tweede zit
PROF POESEN
Verschil tussen de infiltratievergelijkingen van Horton en Philips. Tijdsverloop van infiltratie schetsen.
Klaarwatereffect + formule en voorbeeld
Excursie: wat zijn de oorzaken van de vele grondverschuivingen in de Vlaamse Ardennen? Welke maatregelen kan men treffen om huizen en infrastructuur beter te beschermen?
PROF PAULISSEN
Snelheid van orogenese en glacio-isostatische processen.
Begrippen: ELA & hypsometrische curve
Vier formules voor mate van saltatie ofzoiets (Blagnod? en drie variaties): verklaar alle variabelen en geef voor en nadelen van elk van deze formules.
PRACTICUMEXAMEN
Gegeven: correcte metingen van een infiltratiepracticum. Opdracht: maak het practicumverslag.
Luchtfoto-analyse van foto die niet in het practicum behandeld werd.
2005-2006:
Eerste zit
PROF POESEN
· klaar water effect uitleggen + een voorbeeldje geven.
· Excursievraag: FBI regel. Met behulp van excursie tekst. Formule van op het terrein uitleggen.
· Vraagstukje:
Bepaal de hoeveelheid sediment die van een akker afspoelt in de Belgische Leemstreek. Gegeven:
Opp = 25ha
300 ton nat sediment
gravimetrisch vochtgehalte = 0,15 kg/kg
natte volumedichtheid = 1550 kg/m³
Wat is de relatie tussen oppervlakte en sedimentproductie? (Bundel mocht gebruikt worden)
Muls en mulsfactor
PROF PAULISSEN
· Een kaartje gegeven, duid aan en verklaar de glaciale morfologie die men hierop kan terugvinden.
· Welke effecten kunnen bodembewerkers hebben op winderosie.
· Gegeven 4 formules rond transportcapaciteit (Bagnold en zo), elementen benoemen en verklaren waarom belangrijk voor transportcapaciteit
Tweede zit
PROF POESEN
Mulsfactor
Typisch vraagstukje (sediment opvang beneden aan bekken ) ( Gegevens te veel ! )
PROF PAULISSEN
Snelheden van bewegingen: van gebergtes, en glacio-statische bewegingen
Figuur van kustontwikkelling Boulonnais
2004-2005
Eerste zit
PROF. POESEN
Wet van Darcy toepassen op infiltratie, vergelijken met wet van Horton en mechanismen geven (niet zeker van deze vraag)
Veiligheidsfactor uitleggen en bespreken aan de hand van de figuur blz 199b
artikeltje
Excursie: alles wat je weet van de excursie
Vraagstuk dat met 300 ton en dichtheid van 1,55 g/cm³ (zie examen juni 2003)
je moet daarbij de tolerantiegrenzen zeggen en een beetje uitleg
klaarwatereffect, illustreren met vgl en voorbeeld
bespreek artikel
excursie: geomorfologische processen, maatregelen,.....
PROF. PAULISSEN
Invloed op deflatie van de ruwheid op verschillende niet vegetatieve bodems bespreken.
Woordjes: ELA, stuwmorene en overgang sneeuw naar ijs bespreken
Orogenese en glacio-isostasie bespreken en eenheden geven
2 curves (zie extra blad H3), zeggen welke de beste is, sedimentkarakteristieken geven, grafische gemiddelde, sortering (2 formules telkens) en dan de herkomst bespreken van uw sediment
De krachten bij deflatie en hoe beweegt een korrel (of zo iets)
Eindmorene polaire en gematigde gletsjer; kenmerken en vorming
Tweede zit
PROF. POESEN:
Partiële afvoer concept:
a) in welke mechanismen is dat van toepassing (Horton en verzadiging)
b) toepassen op semi aried en vochtig gematig klimaat
c) tot welke geomorfologische processen (vb vochtig gebied grondverschuiving) heeft dat tot
gevolg en de gevolgen voor de landbouw
De USRL vergelijking toelichten en de beperkingen en mogelijkheden
PROF. PAULISSEN
Selby: a) de 3 belangrijkste factoren
b) hoe komt men daarbij
c) iets over de stabiliteit (vraag niet zeker)
Wat is de invloed van het vochtgehalte op de deflatie en vb geven ook één van excursies?
Gekleurde en zwart wit foto van gematigde gletsjer; geef de kenmerken (gletsjertong: blauw- firn: wit (grondmorene, sandr, meer, ....) die je ziet en ook de reliëfevolutie van dit gebied
Vraag excursie: kaart van omgeving Ault(A3 van de bundel): de reliëfeenheden aanduiden
en de fossiele en actieve evolutie uitleggen aan de hand van die kaart
2003-2004
Eerste zit
PROF. PAULISSEN
Excursievraag: In de Boulonnais hebben we verschillende kliffen gezien op verschillende substraten. Deze kliffen kenden allen een verschillende evolutie.
Bespreek 3 soorten kliffen die we gezien hebben in Frankrijk met verschillen in:
Afbraakprocessen
Snelheid van evolutie
Substraat
De oppervlakteruwheid heeft een belangrijke invloed op de deflatie.
Leg de evolutie van het bodemoppervlak uit bij lineaire winderosie voor:
Een onbedekte bodem bestaande uit zand en grind
Een bodem met geïsoleerde vegetatie
Teken plan- en dwarsdoorsnede en leg de vormingsmechanismen uit van:
Een eindmorene bij een gematigde gletsjer
Een eindmorene bij een polaire gletsjer
Een stuwwal zoals De Veluwe in Nederland
Een diffluentietrede
Een kame-terras
PROF. POESEN
Men wil de maximale afvoersnelheid van een gebied berekenen. Gegeven is dat de maximale neerslag een intensiteit kent van 120l/ha/s gedurende 30 min.
Bereken de gemiddelde afvoersnelheid indien geweten is dat:
25% van de neerslag afstroomt
de afvoer afkomstig is van een oppervlakte van 43.000m²
de afvoer plaatsvindt in een ravijn van 4m breed (helling 10%) dat zich in een zandbodem ontwikkeld heeft (n = 0,02)
a) Wat is de veiligheidsfactor? b) Leg de gevoeligheid voor massatransport uit aan de hand van bijgevoegde grafiek. (cursus p. 199b)
Tweede zit
PROF. PAULISSEN
Een grafiek met twee curves van korrelgrootteverdeling:
Bespreek zo nauwkeurig mogelijk de sedimentologie van het monster
Welke curve verkies je en argumenteer
2 gemiddelden (+ modus) berekenen, omzetten in µm en de keuze van de curve verantwoorden
2 waarden van sortering berekenen, in de juiste eenheden plaatsen en de keuze van de curve verantwoorden
Vanwaar zou dit monster afkomstig kunnen zijn en argumenteer.
Wat is een deflatiedrempel?
Verduidelijk en leg uit hoe dit zit bij zandkorrels: doe dit aan de hand van volgende formule: U*t = A[(rho k – rho f / rho f)gd]^0,5
Leg alle elementen uit de formule uit.
Geef alle een heden van de elementen.
Is deze formule altijd toepasbaar?
excursievraag:
gegeven: een A3-kaart van de omgeving rond Ault dat ook in de excursiebundel zit.
Gevraagd: duid de morfologische eenheden aan op de kaart en benoem, toon de evolutie aan van de actuele en de fossiele kusten.
PROF. POESEN
Partieel oppervlakteconcept van afvoer:
Verschillen tussen vochtige, gematigde en (semi)aride gebieden: leg uit.
Welke implicaties zijn er voor de geomorfologische processen en het landgebruik?
Leg de RUSLE-vergelijking uit met zijn mogelijkheden en tekortkomingen.
2002-2003
PROF. PAULISSEN:
Eindmorene bij een gematigde gletsjer, eindmorene bij een polaire gletsjer, stuwwal, kame-terras. Geef aandacht aan de morfologie, de sedimentologie en de ontstaanswijze.
Gegeven zijn 4 transportcapaciteitformules. Bespreek de elementen die een invloed hebben op de transportcapaciteit aan de hand van deze formules. Beschrijf de verschillen en welke formule is de beste (of iets in die aard)?
Wat zegt u:
Secundaire porositeit (dimensies)
Waterverzadigingsgehalte (dimensies)
Waarom bepaalt men de sterkte van een rotsmassa? Geef drie belangrijke parameters in de Selby-methode. Evalueer of de Selby-methode toegepast kan worden op een rotsmassa bestaande uit rotsblokken kleiner dan 10x10x10m en één uit rotsblokken groter dan 10x10x10m.
Leg het verband uit tussen oppervlakteruwheid en winderosie. Bij een vlak bodemoppervlak bestaande uit grinten en zand: bespreek de evolutie door lineaire winderosie door zand.
Juist of fout + geef eenheden waarin met uitdrukt:
Bij klei is de porositeit hoog en de permeabiliteit laag
De trekkrachten bij een rotsmassa zijn kleiner dan de samendrukkingskrachten.
Reconstutie-tijd van een duin (welke variabelen spelen een rol) en duingeheugen. Bespreek het belang van beiden voor een studie van duinen.
Kaart: analyseer alle glaciale reliëfvormen.
Bespreek het estuarium van de Canche en geef de evolutie (sinds de laatste ijstijd, band met andere excursiepunten).
PROF. POESEN:
Geef de vergelijkingen van Horton en Philip voor de infiltratiesnelheid. Teken hun verloop en bespreek de gelijkenissen en verschillen.
Een regenbui met 120 l/ha/s gedurende 30min. Zoek de gemiddelde afvoersnelheid als je weet dat:
25% afstroomt
het water afstroomt in een bedding van 4m breed en 0,50m diep
de helling bedraagt 10%
de bodem bestaat uit zandig materiaal
Een tabel met Manningcoëfficiënten is voor de verschillende materialen is gegeven.
Bespreek kort en bondig het gezochte artikel.
(excursievraag) Geef een opsomming van de geomorfologische processen die er optreden in Midden-België en bespreek hun controlerende factoren.
A. Bepaal de hoeveelheid sediment die van een akker afspoelt in de Belgische Leemstreek. Gegeven:
Opp = 25ha
300 ton nat sediment
gravimetrisch vochtgehalte = 0,15 kg/kg
natte volumedichtheid = 1550 kg/m³
De hoeveelheden moeten worden uitgedrukt in mm.
B. Welke geomorfologische processen (en hun parameters) liggen aan de oorsprong van dit verlies?
C. Vergelijk dit met de tolerantiewaarden en bespreek.
Het klaarwater-effect: leg uit en geef een voorbeeld.
Bespreek artikel.