Het examen is mondeling en bestaat meestal uit 4 theorievragen waarbij het geven van reactievergelijkingen essentieel is. Daarna komt er een (meestal zeer lastige) oefening die op 8, 10 of 12/20 staat.
TTT 9 november 2023
Herschrijf onderstaande oplossingsreactie van ferrihydriet in termen van verbruik van H+ ionen in plaats van productie van OH- ionen en herbereken de Ksp (Ksp = 10^-37
Fe(OH)3 <--> Fe3+ + 3OH-
Wat is de Fe3+ concentratie in evenwicht met dit ferrihydriet in een oplossing van 0.1 mM HCl? Je mag activiteitscorrecties verwaarlozen.
In een anaerobe omgeving zal dit ferrihydriet reductief oplossen. Hoeveel gram DOC (in g C) is er nodig om 1g Fe(OH)3 reductief op te lossen tot Fe2+ tijdens de anaerobe respiratie van dit DOC tot CO2 door Fe-reducerende bacteriën? Neem voor het DOC de algemene formule CH2O aan (Fe = 56g/mol, O = 16g/mol, H = 1g/mol en C = 12g/mol)
21 augustus (voormiddag)
Grondwater bevat soms hoge concentraties opgelost Fe. Wanneer dat water wordt opgepompt of in een rivier terecht komt, slaat dat Fe neer. Verklaar onder welke voorwaarden er veel Fe is in het grondwater en geef reacties, inbegrepen de reacties van het neerslaan aan het oppervlak of in de rivieren.
Wat is het GWP van een broeikasgas, wat is de dimensie ervan en wat bepaalt de waarde? Geef de benaderende waarde van de GWP van de drie belangrijkste broeikasgassen.
Hoe varieert de oplosbaarheid van Ca(H2PO4)2 met stijgende ionische sterkte (vb. toenemende concentratie NaCl) en hoe varieert de pH daarbij? Analyseer kwantitatief de trends (stijgen/dalen/gelijk), geen numerieke waarden van oplosbaarheid en pH maar, als achtergrondinformatie de pKa's van H3PO4 zijn 2,1, 7,2 en 12,3 voor resp. eerste, tweede en derde dissociaties.
Een zoetwatermeer van 1ha en 3m diep bevat teveel fosfaten (0,013mmol PO4/L). Om algenbloei tegen te gaan, gaat men het meer saneren met de "theezak" technologie waarbij zakken met Fe(III) houdend adsorbens inn het meer worden gehangen aan een boei. Het fosfaat kan binden op het adsorbens (mineralogie: Fe(OH)3), na verloop van tijd worden de zakken opgetrokken en verwijderd. Bereken hoeveel kg adsorbens in dat meer moet worden gehangen om de fosfaten te verlagen tot onder de eutrofiëringsgrens van 0,003mmol PO4/L. Het Fe(OH)3 heeft een capaciteit om fosfaten te binden van 4mol/kg en de sorptieconstante Ks die gelijk is aan 25000 L/mol. De sorptie van fosfaten wordt deels gehinderd door de hoge concentratie HCO3- in het water (2mmol/L) die constant wordt gehouden door de hoge respiratie in het water en de licht alkalische pH = 8,0pH. De sorptieconstante van HCO3- op het adsorbens is echter veel kleiner en is 2,5L/mol. Alle anionen binden mono-dentaat, dus elke component bevat 1 mol sites per mol geadsorbeerd.
27 januari (voormiddag)
Geef racties die er op duiden dat de pH in het zeewater 8,5 is. Hoe zal de pH van zeewater in de toekomst evolueren?
Hoe wordt de beschikbaarheid van N en P beïnvloed door de ouderdom van de bodem?
Vraag over toxiciteit van Fe
Lange oefening dus ik ben niet 100% zeker dat alle elemanten vermeld zijn:
In zeewater in een kernreactor in Fukushima (NaCl = 0,5M , pH = 8,5 ) is Cs+ ontdekt. Dit willen ze er uit halen met een uitwisselaar. Deze uitwisselaar heeft een hoge CEC waarde (100) maar heeft een lage Kc(Cs-Na) van 10. Hoeveel kg van de uitwisselaar moet er toegevoegd worden per m³ zodat de concentratie van Cs vereenvoudigd wordt met een honderdste?
23 januari2023 (namiddag)
1. Bereken het ladingstekort van het volgende kleimineraal ……. en bepaal hiermee de uitwisselbaarheid in mol per eenheid van Mg²+. Is het een tri- of dioctaedrisch kleimineraal en heeft het een 1:1 of 2:1 structuur?
2. Wat gebeurt er met de oplosbaarheid en de pH als er KCl wordt toegevoegd aan Ca(H2PO)2? Maak een afleiding waarbij enkel de numerieke waarden overblijven op het einde.
3. Wat zijn de belangrijkste factoren van verzurende depositie in Vlaanderen?
4. Het risico op denitrificatie en vorming van lachgas (N2O) in een meer wordt vergeleken tussen 2 klimaten, namelijk bij 25°C en 10°C. Het meer is 1 meter diep en bevat opgeloste organische stof (kortweg CH2O) met initiële concentratie van 20 mg C per liter. De microbiële afbraak van de organische stof is constant in de tijd (tot uitputting) en is 1 mg C / l / dag bij 25°C en 2x trager bij 10°C. Het water is initieel verzadigd met O2 (8,5 mg O2 per liter bij 25°C , ∆Hr0 = -15,3 kJ/ mol/K voor het oplossen van O2) en bevat 1 mmol/l nitraat. Het sediment bevat een overmaat aan Fe(III) mineralen die onder anoxische omstandigheden kunnen reageren nadat alle zuurstof en nitraat zijn uitgeput. Bereken hoeveel N2O er gevormd is na 18 dagen, uitgedrukt als totaal N2O/ liter water.
Atoomgewicht: C=12, O=16, N=14
20 januari 2023 (namiddag)
Waarom is de pH in zeewater 8,5 en hoe gaat de pH veranderen in de toekomst? (toekomst: meer CO2 en temperatuursstijging)
Onder welke condities zal er Fe2+ kunnen bestaan dat toxisch is voor planten?
Door de structuur te bekijken (structuur moet je dus ook tekenen) van muscoviet, illliet en montmorilloniet: hoe zal het soortelijk oppervlak doorheen die mineralen veranderen en waarom?
20 januari 2023 (voormiddag)
1. Geef het verband tussen CO2 en pH a) voor carbonaatrijk water bij pH=8 en b) waar calciet verzadigd is
2. Waarom is denitrificatie bij ons in het najaar belangrijker dan in het voorjaar?
3. Stijgt de pCO2 met de temperatuur? Waarom wel/niet?
4. Oefening: bij welk vochtgehalte kan PO4^3- neerslaan? (zoals oefening 4 van oefenzitting 5)
19 januari 2022 (namiddag)
Leg uit hoe stikstofbemesting verzuring veroorzaakt. (hij bedoelde NO3-, niet ammoniakbemesting)
Wat is de verblijftijd van koolstof in de biosfeer? Leg uit hoe dit verschilt volgens verschillende organismen.
Leg uit waarom de CEC in 2:1 mineralen groter wordt volgens muscoviet << illiet < montmirilloniet
Oefening: Hoog water in de DIjle. Geef de fractie opgeloste P tov totale P en de fractie opgeloste K tov totale K bij een concentratie zwevende stof 0,5g/l met een CEC van 20cmolc/kg en waarvan 20mM/kg Fe(OH)3 is, waar fosfor op kan binden met een Ks van 20000L/mol. Er is een concentratie van 1mM Ca2+, die in competitie gaat met K+ volgens Kc(Ca-K) = 0,1 M. Neem aan dat de concentraties gesorbeerde K en P relatief tot de totale sorptiecapaciteit te verwaarlozen zijn.
TTT 18 november 2022
NH4+ wordt naar NO3- omgezet met organisch materiaal (nitrificatiereactie gegeven). Vul aan met de juiste coëfficiënten
Water heeft een concentratie stikstof van 7 mg N/L. Hoeveel mmol H+/L aan verzuring geeft de nitrificatiereactie dan? Tip: AG(N) = 14g/mol
In ditzelfde water met initiële pH van 7,2 komt fosfor met concentratie 6mmol/L. Fosforzuur, H3PO4, heeft drie pKa-waarden: pKa1 = 2,1, pKa2 = 7,2, pKa3 = 12,3. Wat is de pH van dit water na de nitrificatiereactie en de reacties van het fosforzuur?
24 januari 2022
Gasvormige verliezen van NH3 (nutriëntenverlies!) en van CH4 (broeikasgas!) zijn belangrijk bij de teelt van natte rijst. Waarom is dat? Geef de relevante reacties, verklaar ook onder welke voorwaarden het NH3 gevormd wordt en niet het wateroplosbare NH4+ (4pt)
De verwering van anorthiet (Ca-veldspaat) naar kaoliniet (Al2Si2O5(OH)4) wordt gegevens als
CaAl2Si2O8 + H2O + 2H+ <=> Ca2+ + Al2Si2O5(OH)4
De evenwichtsconstante van deze reactie is 3*10^15. Bereken de pH bij chemisch evenwicht van bovenstaande reactie (2pt). De pH van de meeste bodems ligt tussen pH 4 - 7, wat betekent dat voor bovenstaande reactie? (1pt)
Onder welke voorwaarden wordt ozon gevormd in de troposfeer ? (3pt)
Over PFOS gesproken... Een jong bedrijf wil een nieuwe techniek op de markt brengen om deze forever chemical te verwijderen uit bodem en grondwater met een nieuw, selectief adsorbens. Ze ontwerpt de technologie in 2 stappen, U rekent hen voor wat ze kunnen bereiken
a) Grondwatersanering: Hoeveel moet de waarde van de PFOS Kd (in L/kg) van het adsorbens zijn om 90% verwijdering van PFOS te realiseren bij een gebruik van niet meer dan 10 g adsorbens per m³ opgepompt water (3pt)
b) Bodemsanering: De bodem wordt gespoeld om de PFOS eruit te "wassen", men wil max 1 m³ water gebruiken per ton bodem ( 1 ton bodem = 1000 kg droge stof); dat water wordt dan opgepompt en gesaneerd zoals in a). Het spoelwater bevat 1mmol (SO4)2- per liter om het negatief geladen PFOS te desorberen. Het monovalente PFOS (0,1 µmol/kg ds) adsorbeert via anionuitwisseling op de AEC (0,1 cmolc /kg ds; initieel enkel bezet met het divalente sulfaat en monovalente PFOS). De Kc (SO4 - PFOS) is gelijk aan 2. Let op: Dit is een heterovalente uitwisseling. Bereken het percentage van PFOS verwijderd met het gebruik van 1m³ spoelwater per ton droge bodem; daarbij aannemend dat deze bodemwassing plaatsvindt als een goed gemengde batch, dus geen continue doorspoeling in een bodemkolom. De structuur van PFOS werd ook gegeven. PFOS is een sulfonzuur, maar komt in de bodem enkel als sulfanaat aanwezig) (7pt)
20 januari 2022
Grondwater bevat soms hoge concentraties opgelost Fe. Wanneer dat water wordt opgepompt of in een rivier terecht komt, slaat dat Fe neer. Verklaar onder welke voorwaarden er veel Fe is in het grondwater en geef reacties, inbegrepen de reacties van het neerslaan aan het oppervlak of in de rivier. (4ptn)
Wat is het GWP (global warming potential) van een broeikasgas, wat is de dimensie ervan en wat bepaalt de waarde? Geef de benaderende waarde van de GWP van de drie belangrijkste broeikasgassen. (3ptn)
Hoe varieert de oplosbaarheid van Ca(H2PO4)2 met stijgende ionische sterkte (vb. toenemende concentratie NaCl)en hoe varieert de pH daarbij? Analyseer kwantitatief de trends (stijgen/dalen/gelijk), geen numerieke waarden van oplosbaarheid en pH maar, als achtergrondinformatie de pKa's van H3PO4 zijn 2.1, 7.2 en 12.3 voor resp. eerste, tweede en derde dissociatie. (5ptn)
Een zoetwatermeer van 1ha en drie meter diep bevat teveel fosfaten (0.013 mmol PO4/L). Om algenbloei tegen te gaan, gaat men het meer saneren met de "theezak" technologie waarbij zakken met Fe(III) houdend adsorbens (mineralogie: Fe(OH)3), na verloop van tijd worden de zakken opgetrokken en verwijdert. Bereken hoeveel kg adsorbens in dat meer gehangen moeten worden om de fosfaten te verlagen tot onder de eutrofiëringsgrens van 0.003 mmmol PO4/L. Het Fe(OH)3 heeft een capaciteit om fosfaten te binden van 4 mol/kg en de sorptieconstante Ks is 25000 L/mol. De sorptie van fosfaten wordt deels gehinderd door de hoge concentratie HCO3- in het water (3 mmol/L) die consant wordt gehouden door de hoge respiratie in het water en de licht alkalische pH = 8 . De sorptieconstante van HCO3- op het adsorbens is echter veel kleiner en is 2,5 L/mol. Alle anionen binden mono-dentaat, dus elke component bezet 1 mol sites per mol geadsorbeerd. (8ptn)
27 augustus 2021:
1. Leg kwantitatief het verband uit tussen de pH en de CO2 druk voor (a) in carbonaat rijk water en voor (b) in een kalkrijke bodem. (6ptn)
2. Wat zijn de voorwaarden voor de vorming van N2O uit de bodem? Wat doen ze landbouwkundig om dit tegen te gaan? Geef reacties. (4ptn)
3. Wat zijn de voorwaarden van ozonvorming in de troposfeer? (2ptn)
4. Oefening: bereken de concentratie Cu2+. Sorptie gegevens geven en bindingssites gegeven. Ph gegeven. Gravimetrisch vochtgehalte gegeven. Ka, Ks1 en Ks2 gegeven. (8ptn)
Januari:
1. Welke sleutelreacties bepalen dat de pH van zeewater rond de 8,5 is gebufferd en hoe zou deze pH evolueren in de nabije toekomst? (4pt)
2. Waarom is verzurende depositie op de bodem in gebieden met intensieve veehouderij (NH3-emissie) ? (4pt)
3. Wat is de relatie tussen het stadium van bodemverwering (Jong/oud) en beschikbaarheid van respectievelijk N en P? (2pt)
4. Oefening: Verweringreactie van anorthiet naar kaoliniet is gegeven.
CaAl2Si2O8 + H2O = Ca^2+ + Al2Si2O5(OH)4
Ksp= 3 * 10^15
a. Wat is de pH in evenwicht van bovenstaande reactie?
b. Bereken de tijd (in jaren) nodig om een bodem(0-20cm) het anorthiet te laten verweren volgens bovenstaande reactie. Het oorspronkelijke bodemmateriaal bevat 10% (gewicht) anorthiet, heeft 1% organische stof, pH=7,5 en een dichtheid = 1,3 kg/dm3. De verwering wordt gedreven door spontane verzuring, afkomstig van respiratie en nitrificatie gevolgd door uitspoeling. De uitspoeling van bicarbonaten en nitraten naar diepere lagen zijn respectievelijk 2 kmol/ha/jaar en 2 kmol/ha/jaar. Molecuulgewicht van anorthiet is 278 g/mol. (10pt)
pH van zeewater berekenen. (Bijvraag was hoe dat het komt dat de pH rond dit getal zit: antwoord ging erover dat het carbonaat en de CO2 een buffer vormen ofzo)
Waarom is er meer denitrificatie in het najaar dan in het voorjaar? (chemische formules geven)
Weekend-effect van Ozon uitleggen. (Als bijvraag vroeg hij en ik quote: "En leg dat nu eens op een niet-chemische manier uit...")
Volgorde van oplosbaarheid van mineralen en gesteenten bepalen. Uitleggen hoe dit komt.
Theezakjesmethode in een meer. Sorptie etc. berekenen.
Examen 1
1. Emissies van ammoniak uit stallen veroorzaakt op lange termijn een PH stijging van de bodem in de omgeving van het landbouwbedrijf. Waar of niet waar? Waarom?
2. Geef kwantitatief de relatie tussen PH en de CO2 druk in:
a) Carbonaatrijke waters, m.a.w. waters rond PH8 waarin geen opgeloste kalk zit
b) Een bodem die met calciet verzadigd is
3. In bodems, sedimenten en water is er steeds een verdeling van een element tussen de vaste fase met een gegeven Kd (l/kg), hoe hangt dan de fractie opgeloste elementen af van de Kd en de vloeistof-vast verhouding. Het laatste uitgedrukt al het volume per massa vaste stof (l/kg). De fractie duidt wel degelijk op de hoeveelheid van het element (in mol) in de waterige fase t.o.v. het geheel (vast+vloeibaar (in mol))
4. Wat is de relatie tussen de jaarlijkse hoeveelheid beschikbaar water en de noodzakelijke hoeveelheid nutriënten (en dus bemesting) voor een landbouw gewas.
5. Oefening: Een bodem met PH=7 en 2% klei bevat 50 mmol/kg droge stof bindingssites waarop zowel H2PO4- als H2AsO4- kunnen binden. De Ks voor het arsenaat is 250000 l/mol dat voor fosfaat is 10 maal kleiner. De bodem bevat 1 mmol As per kg en ‘theta’=0,2 l/kg droge stof. Bereken de dosis van P (in mol/kg bodem) die nodig is om de Kd van As een factor 10 te verlagen door competitieve sorptie.
Examen 2
1. Geef een wiskundig vergelijking voor het verband van CO2 druk en pH. Ten eerste, voor water zonder opgeloste kalk, ten tweede voor een bodem met veel opgeloste kalk in.
2. Waarom is er meer denitrificatie in het najaar dan in het voorjaar?
3. Waarom is de sorptie van Cu2+ zeer pH-afhankelijk?
4. Klopt het dat wanneer de temperatuur stijgt, de lucht meer CO2 zou bevatten?
5. Het risico op denitrificatie en vorming van lachgas (N2O) in een meer wordt vergeleken tussen 2 klimaten, namelijk bij 25°C en 10°C. Het meer is 1 meter diep en bevat opgeloste organische stof (kortweg CH2O) met initiële concentratie van 20 mg C per liter. De microbiële afbraak van de organische stof is constant in de tijd (tot uitputting) en is 1 mg C / l / dag bij 25°C en 2x trager bij 10°C. Het water is initieel verzadigd met O2 (8,5 mg O2 per liter bij 25°C , ∆Hr0 = -15,3 kj/mol/°K voor het oplossen van O2) en bevat 1 mmol/l nitraat. Het sediment bevat een overmaat aan Fe(III) mineralen die onder anoxische omstandigheden kunnen reageren nadat alle zuurstof en nitraat zijn uitgeput. Atoomgewicht: C=12, O=16, N=14
a) Bereken hoeveel N2O er gevormd is na 18 dagen, uitgedrukt als totaal N2O/ liter water.
b) Bereken vervolgens N2O concentratie in de lucht indien N2O enkel zou ontgassen naar een luchtkolom van 100 meter boven water. Van nature zit er reeds +- 330 ppbv in de lucht. De Henry constante van N2O is ongeveer 25*10^-3 mol/l/bar (geen temperatuur correctie nodig hier).
20 augustus 2018
1. Verklaar de selectiviteit binnen de alkalimetalen in sorptie door kleimineralen en organisch materiaal.
2. Waarom is denitrificatie in het najaar belangrijker dan in het voorjaar? geef de reactievergelijkingen.
3. Verklaar de variabele lading op gibbsiet (Al(OH3)) a.d.h.v. zijn structuur en verklaar het effect van de ladingsdichtheid in de omliggende oplossing.
4. Welke milieuvervuilende gevolgen heeft de uitstoot van NOx. Geef reactievergelijkingen.
5. Bereken hoelang de vrije kalk (CaCO3) in de toplaag van een bodem aanwezig blijft onder volgend scenario van verzuring en bereken de concentratie van NO3-, Ca2+ en CO32- (in mmol/L) in het uitspoelend water. De atmosfeer emissie NH3 in de regio met intensieve landbouw is 30kg N/ha/j. Ongeveer 95% komt terug op het land als depositie. Stel voor eenvoud dat alle N-depositie uitspoelt na nitrificatie (geen opname door planten). Verder is er productie van opgeloste organische zuren RCOOH in bodem die uitspoelen als organische anionen (2kmol/ha/j). De verzuring door respiratie is verwaarloosbaar en voor eenvoud mag je alle uitwisseling van CO2 tussen bodem en atmosfeer uitsluiten. Initieel gehalte kalk in toplaag is 2% (20g CaCO3/kg bodem), de dichtheid is 1,3 kg/l en de CEC=10cmolc/kg met 100% baseverzadiging. Het jaarlijkse neerslagoverschot (=netto uitspoeling) is 300mm
24 januari 2018
23 januari 2018
1) Wat zijn de voornaamste bronnen van antropogene broeikasgassen?
2) Waarom lost Ca5(PO4)3OH beter op bij zuurdere condities?
3) Een formule van een kleimineraal gegeven, hoeveel adsorptie van Mn2+? Is dit di- of trioctaedrisch? Is dit een 1:1- of 2:1-mineraal? (Zo dat met die { }-haakjes van de oefenzittingen)
4) Waarom is N-bmesting bij natte rijst niet zo effecitef? M.a.w., waarom ontsnapt er veel naar het grondwater en de atmosfeer?
5) Wat gebeurt er met de pH van de oceaan als de CO2-druk stijgt van 360 naar 450 ppm_v? Je had een aantal reacties met K-waarden gegeven (oplossingsreactie van Ca(HCO3)2, reacties van H2CO3 naar HCO3- en van HCO3- naar CO3(2-); H2CO3 naar CO2 en H2O).
18 januari 2018
1) Welke invloed heeft de ionische sterkte op de oplosbaarheid van Ca(H2PO4)2 en wat is het verband met de pH. Werk KWANTITATIEF uit.
2) Grondwater bevat soms hoge concentraties opgelost Fe. Wanneer dat water wordt opgepompt of in een rivier terecht komt, slaat dat Fe neer. Verklaar onder welke voorwaarden er veel Fe is in het grondwater en geef reacties, inbegrepen de reacties van het neerslaan aan het oppervlak of in de rivier.
3) Verklaar op basis van kristalstructuur de oorsprong van variabele lading op de randen van gibbsiet
4) Waarom is N vaak een limiterende voedingstof in bodems?
5) Wat is het effect van CO2 op de bodemverzuring van een natte en droge bodem van 25cm diep? Dan kreeg je heel wat gegevens zoals de uitlogingssnelheid, baseverzadiging, CEC-waarden, dat de CO2 druk in de bodem 10 keer zo hoog is als in de atmosfeer en dat er 1% calciet in de bodem zat. Hoeveel jaren zou het duren voordat heel de calciet is opgereageerd en de baseverzadiging onder 50% was? Bereken dit voor zowel de droge als de natte bodem en voor als er 400ppm CO2 in de lucht zit en voor als er 300ppm inzit.
1 september 2017 (namiddag)
1) Waarom is er verzurende depositie in gebieden met intensieve veehouderij?
2) Grondwater bevat soms hoge concentraties opgelost Fe. Wanneer dat water wordt opgepompt of in een rivier terecht komt, slaat dat Fe neer. Verklaar onder welke voorwaarden er veel Fe is in het grondwater en geef reacties, inbegrepen de reacties van het neerslaan aan het oppervlak of in de rivier.
3) Geef de pH bufferende reacties die optreden wanneer er netto zure depositie is op de bodem en geef aan welke bodemeigenschappen het pH bufferend vermogen van de bodem bepalen.
4) Waarom is de uitsttot van broeikasgassen in ontwikkelingslanden eerder door landbouw dan door industrie/huishoudens veroorzaakt?
5) Hevige regen in juni in Leuven. Het waterpeil in de Dijle stond niet enkel hoog, de Dijle bevatte ook veel zwevend stof (= sediment, klei,...) door de erosie. Bereken in het volgend scenario de fractie opgelost fosfaat en kalium in het water: verhouding van opgelost P/K ten opzichte van de totaal beschikbare (= opgelost + gesorbeerd) P/K in het water. Het water bevat 1 g zwevend stof per liter, de pH is 7,5. De Ca2+ concentratie is 1 mmol/l. De CEC van zwevend stof is 50 cmolc/kg. Er is 10 mmol Fe(OH)3/kg waarop fosfaat kan binden. De Ks = 20000 L/mol voor P-sorptie. De Kc(Ca-K) is 0,1 mol/l. De opgeloste fractie is onafhankelijk van de totale hoeveelheid K of P.
31 januari 2017
1) Waarom is denitrificatie in het najaar belangrijker dan in het voorjaar? geef de reactievergelijkingen.
2) De Ksp van Calciet is 8,5 en die van kwarts 4: waarom verdwijnt calciet sneller uit de bodem bij bodemgenese?
3) Verklaar op basis van kristalstructuur de oorsprong van variabele lading op de randen van gibbsiet (Al(OH)3) en verklaar hoe ladingsdichtheid (C/m²) afhankelijk is van de samenstelling van de waterige oplossing rond het mineraal.
4)
5)
27 Januari 2017
1) Wanneer men een bodem intensief bemest met Ca(NO3)_2, dan zal de pH dan op lange termijn stijgen. Waar of niet waar? Verklaar.
2) Hoe kan specifieke sorptie van ionen de flocculatie van colloïden beïnvloeden?
3) Welke structurele eigenschappen verklaren sterke zwelling bij 2:1 kleimineralen. (de structuur van het kleimineraal tekenen hielp blijkbaar)
4) Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om ozon te vormen in de lage troposfeer. Bijvraag: Welke stoffen spelen nog een rol in de ozonverklaring (NMVOS)
5) Er zijn 2 riviersedimenten, het ene bevat Ferrihydriet (Fe(OH)3) en het andere goethiet (FeOOH), van beide is de Ksp gegeven. Deze sedimenten worden in water gebracht (pH=7). Dat water is goed gebufferd. De respiratie (CH2O naar CO2) in het water is 1mg C/kg droog sediment/dag. Veronderstel dat koolstof onmiddelijk opgebruikt wordt. De sedimenten worden elk afzonderlijk in water gebracht, waar Fe de enige elektronenacceptor is. Bereken de redoxpotentiaal (in pe) na 24 dagen. Verder is de K-waarde van de Fe-reductie (Fe3+ +e- = Fe2+) halfreactie gegeven. Gravimetrisch vochtgehalte is 0,5 L water/kg droge stof. Fe2+ adsorbeert op het sediment met Kd=5L/kg droge stof.
Opgelet! Hij gaat ervan uit dat je de molaire massa (M) van een atoom kent, voor C is dit 12 g/mol! Dit heb je immers nodig om in deze oefenig 1mg C/kg sediment/dag om te zetten naar mol/L/dag!
Bijvraag bij bekomen uitkomst: Waarom heeft FeOOH, ondanks het feit dat het eenzelfde redoxreactie ondergaat toch een vershillende pe ten opzichte van Fe(OH)3 na 24 dagen? (verschillende Ksp was niet het antwoord)
Algemeen: Schrijf ook overal reacties bij met de juiste stoechiometrie! Maak zoveel mogelijk schetsen van grafieken/situaties en dergelijke, dan ziet hij dat je op zijn minst het concept doorhebt indien je de reacties niet kent.
26 Januari 2017
1) Waarom is het jaarlijks neerslagoverschot de belangrijkste factor voor de diepte tot waar calciet is verweerd in bodems ontwikkeld op kalkrijk löss? bijvraag: wat zorgt er nog voor verzuring (wortelrespiratie, nitrificatie)
2) Verklaar de selectiviteitsverschillen tussen alkalimetalen onderling voor sorptie op kleimineralen en organische stof
3) Hoe kan specifieke sorptie van ionen de flocculatie van colloïden beïnvloeden?
4) Hoe groot is de gemiddelde verblijftijd van koolstof in de biosfeer en wat bepaalt de variatie in die waarden ervan tussen de verschillende organismen op aarde?
5) Oefening: Een meer van 1 meter diep bevat 20 mg C/L opgeloste organische stof. Vergelijk de uitstoot van N2O gas a.g.v. de denitrificatie voor 2 klimaten. In het eerste klimaat heerst een temperatuur van 25°C, in het 2e klimaat 10°C. De organische stof wordt microbieel afgebroken met een snelheid van 1 mg C/L/dag bij 25°C en dubbel zo traag bij 10°C. Het meer is verzadigd met O2 ( bij 25°C een concentratie van 8,25 mg O2/L , delta Hr° = -15,3 kJ/mol/K ). Daarnaast bevat het meer ook nitraat met een concentratie van 1 mmol/L en een overmaat Fe3+ in het sediment. Het Fe3+ zal alle overgebleven organische stof doen wegreageren indien O2 en NO3- opgebruikt zijn. Bereken voor de 2 klimaten de hoeveelheid N2O die gevormd wordt in 18 dagen indien je verondersteld dat al het N2O opgelost blijft in het meer. Als je weet dat de atmosfeer van nature 330 ppbv bevat, bereken dan voor de 2 klimaten ook de concentratie N2O in een luchtkolom 1km boven het meer. De Henry constante bedraagd 25,85 mol/L/bar en deze mag gebruikt worden voor de 2 temperaturen. Neem als atoommassa's: C = 12 g/mol, N = 14 g/mol , O = 16 g/mol.
?? januari 2017
1) ph van de oceaan berekenen + hoe in de toekomst 2) koolstofcyclus uitleggen en reacties geven 3) vraag over rio tinto en reactie geven 4) wat is de verblijftijd van koolstof in de biosfeer 5) oefening pH berekenen van een oplossingsreactie (oplossing anorthiet) en dan berekenen hoelang het duurt vooraleer dat al het anorthiet is opgelost uit een bodem
20 Januari 2017 (Namiddag)
· Vraag1: Leg uit welke factoren van de klimaatsverandering zorgen voor een versterking van de natuurlijke verzuring van de bodem: a) Toename van de CO2 uitstoot b) Temperatuurstijging c) hevigere maar kortere regenbuien waarbij het grootste deel afstroomt. Beperk je antwoord tot de koolstofcyclus en het oplossen van mineralen.
· Vraag 2: Rangschik volgende mineralen volgens dalende thermodynamische oplosbaarheid. Verloopt de verwering van de mineralen in dezelfde volgorde ? Mineralen in willekeurige volgorde: NaCl, kwarts, CaCO3, anorthiet (Ca-veldspaat), ferrihydriet, kaoliniet, hematiet.
· Vraag 3: In welke bodemomstandigheden kan Fe2+ zorgen voor toxiciteit bij de plant ?
· Vraag 4: Wat is een dioctaëdrisch kleimineraal ?
· Vraag 5: Een meer van 1 meter diep bevat 20 mg C/L opgeloste organische stof. Vergelijk de uitstoot van N2O gas a.g.v. de denitrificatie voor 2 klimaten. In het eerste klimaat heerst een temperatuur van 25°C, in het 2e klimaat 10°C. De organische stof wordt microbieel afgebroken met een snelheid van 1 mg C/L/dag bij 25°C en dubbel zo traag bij 10°C. Het meer is verzadigd met O2 ( bij 25°C een concentratie van 8,25 mg O2/L , delta Hr° = -15,3 kJ/mol/K ). Daarnaast bevat het meer ook nitraat met een concentratie van 1 mmol/L en een overmaat Fe3+ in het sediment. Het Fe3+ zal alle overgebleven organische stof doen wegreageren indien O2 en NO3- opgebruikt zijn. Bereken voor de 2 klimaten de hoeveelheid N2O die gevormd wordt in 18 dagen indien je verondersteld dat al het N2O opgelost blijft in het meer. Als je weet dat de atmosfeer van nature 330 ppbv bevat, bereken dan voor de 2 klimaten ook de concentratie N2O in een luchtkolom 10km boven het meer. De Henry constante bedraagd 25,85 mol/L/bar en deze mag gebruikt worden voor de 2 temperaturen. Neem als atoommassa's: C = 12 g/mol, N = 14 g/mol , O = 16 g/mol.
· Algemene opmerking: Schijf bij alle vragen de correcte (redox)reacties indien nodig. Massabalans en ladingsbalans moet in orde zijn. Hij bleek daar veel belang aan te hechten!
19 augustus 2016
Namiddag
1) Wat gebeurt er met de CA2+ concentratie als CO2 in de bodem stijgt door respiratie?
2) neerslaan van ijzer in rivier/oppervlaktewater: geef reactievergelijkingen + onder welke condities is ijzer aanwezig in grondwater?
3) wat zijn de milieu-effecten van NOx
4)
5) bereken verhouding opgelost P tov totale P en opgeloste K tov totale K. Gegeven: 1g zwevende stof in water, CEC= 50mmol/L, Fe(OH)= 10 mmol/L (daarop sorbeert P), Ks, K(Ca-K), concentratie Ca
22 januari 2016
Namiddag
1) Leg uit waarom de oceaan ne buffer is op ph8.5 (reactievgl!)
2) Leg uit stikstofdepositie en waarom dat da verzuurd (reactievgl!)
3) Leg uit waarom kaoliniet meer variabele lading heeft als illiet, ge krijgt geen structuurformules, die moet ge zelf tekenen.
4) Geef voorwaarden voor ozonvorming en leg uit (reactievgl!)
5) A) bereken de pH van verwering van anortiet (zelfde als de laatste oefening op het proefexamen)
B) Berekenen hoe lang het duurt (in aantal jaar) voor al het anortiet uit een bodem is verweerd. % anortiet in bodem, % organische stof, reactievergelijking, dichtheid van de bodem en molaire massa anortiet werd gegeven.
21 Janurari 2016
namiddag
1) verschil van pH in KCl oplossing of wateroplossing? Geef de grootte en het teken van het verschil.
2) Waarom vind er denitrificatie plaats in de herft?
3) Wat is een dioctaëdrische molecule? Er was een structuurformule gegeven (voor u neus tijdens mondeling) en dan moest je zeggen of het di- of trioctaëdrisch is.
4) ozonvorming uitleggen
5) Oefening: tweedelig, over sorptie. Eén deel met languir, één deel met ionuitwisseling.
Voormiddag
1) Wat zijn de gevolgen van NO-x uitstoot op het milieu?
Bijvragen:
- Als geen uitstoot NMVOS, veranderd de NOx uitstoot dan iets aan het ozonevenwicht?
- Geef de reactie die voorkomt bij zure regen.
2) Verklaar waarom algengroei de pH doet stijgen in de zomer
Bijvraag:
- Hoe verandert de pH als het herfst wordt?
3) Waarom zijn uitwisselbare neutrale kationen een goede pH-buffer in een niet-kalkrijke bodem?
- Vreemd toch, neutrale kationen? Leg uit.
- 3 punten op grafiek gegeven. Welke reacties komen waar voor? Waarom?
4) Wat is een dioctaëdrisch kleimineraal
- Hij had zelf een kleimineraal opgeschreven, zeggen of het di- of trioctaëdrisch was en waarom.
5) Er zijn 2 riviersedimenten, het ene bevat Ferrihydriet (Fe(OH)3) en het andere goethiet (FeOOH), van beide is de Ksp gegeven. Deze sedimenten worden in water gebracht (pH=7) dat water is goed gebufferd. De respiratie in het water is 1mg C/kg droog sediment/dag. De sedimenten worden elk afzonderlijk in water gebracht, waar Fe de enige elektronenacceptor is. Bereken de redoxpotentiaal (in pe) na 24 dagen. Verder is de K-waarde van de Fe-reductie halfreactie gegeven. Gravimetrisch vochtgehalte gegeven. Fe2+ adsorbeert op het sediment met Kd=5L/kg droge stof.
19 januari 2016
Voormiddag:
1) Welke sleutelreacties bepalen dat de pH van zeewater ongeveer 8.5 is, hoe zou deze evolueren in de nabije toekomst?
Antwoord: reacties van koolzuurevenwicht en oplossingsreactie van CaCO3 met CO2, dit bepaalt de concentratie HCO3- die dan de hoeveelheid H+ bepaalt. Er is zoveel CaCO3 dat de hoeveelheid HCO3- en dus ook de pH goed gebufferd is. In de toekomst netto verzuring doordat Pco2 stijgt.
2) Wat zijn de voorwaarden voor N2O (broeikasgas) emissies uit de bodem (geef ook reacties). Wat zijn landbouwkundige mogelijkheden om dit te minimaliseren.
Antwoord: Stikstofbemesting, nitraat (NO3-) wordt met organische stof in de herfst (veel regen=natte bodem, waardoor O2 uitgeput raakt, opschuiven in de redoxladder..) gereduceerd naar N20: die reactie geven. Minimaliseren door overbemesting tegen te gaan: limieten op hoeveelheid verloren stikstof.
3) Verklaar op basis van de structuur waarom de CEC van deze 2:1 bladsilicaten toeneemt met muscoviet < Illiet < montmorilloniet.
Antwoord: Muscoviet enkel isomorfe substitutie in de T-laag, Kalium wordt heel sterk gevangen in de hexagonale holten en is dus niet uitwisselbaar: lage CEC. Illiet is verweerd, meer IS in de O-laag, waardoor K minder hard gevangen wordt in T , meer uitwisselbaar. Montmorilloniet IS volledig in de O-laag, K niet meer gevangen, nog meer uitwisselbaar.
4) Wat zijn de voornaamste bronnen van antropogene broeikasgassen + reacties?
Zie H3
5) Afvalwater vervuild met fosfaten: verminderen door toevoegen ferrihydriet: fosfaten absorberen daarop en gaat flocculeren, dan kan het als slib weggehaald worden (ofzoiets). Berekenen hoeveel gram ferrihydriet nodig per m³ afvalwater A: zonder rekening te houden met competitie en B: met competitie van anion L-. Het water bevat een concentratie van 10^-4 mol/l fosfaat, en de norm is 10^-5 mol/l. Ferrihydriet heeft een soortelijk oppervlak van 200 m²/g en sitedensiteit is 10^-5 mol/m². De adsorptieconstante voor fosfaat is 2*10^4 l/mol. Voor deel B: de totale concentratie L- = 10^-3 mol/l en de adsporptieconstante voor L is 2*10^3 mol/l.
Hieronder de werkwijze (hij zei dat t helemaal juist was), hopelijk is t leesbaar :)
14 januari 2016
Middag: (vragen van een bio-ingenieur)
1) Wat gebeurt er met de oplosbaarheid van Ca(H2PO4)2 bij stijgende ionische sterkte? Wat gebeurt er met de pH? Leg kwantitatief uit.
2) Onder welke omstandigheden zal N2O vrijkomen uit de bodem? (geef reacties) Welke maatregelen kan men in de landbouw nemen om dit te voorkomen?
3) Bespreek hoe de ionische sterkte en de Natriumverzadiging de bodemstructuur beïnvloeden
4) Wat is het weekend-effect?
5) Oefening: een rivier wordt gebaggerd, het sediment wordt eruit gehaald en gedroogd. Door oxidatiereacties van FeS, NH4+ en Mn2+ zal het sediment verzuren. De initiële pH = 8. De pH-buffercapaciteit wordt bepaald door de EB (uitwisselbare basen) waarbij EB = 3.5 + pH (initieel dus 11.5 cmolc/kg DS). Wat is de finale pH na verzuring? (Antw = 6.4)
Namiddag:
1) Verklaar de vermindering aan kalk in aangroeiende bodems en de afzetting van kalk wanneer de bodemoplossing aan het aardoppervlak komt.
2) Er kan veen ijzer in bodemoplossingen zitten, die dan neerslaat als het naar de oppervlakte komt of in een rivier stroomt. Leg uit welke voorwaarden er zijn om zoveel ijzer in de bodemoplossing te krijgen en geef ook alle reacties ook die als er contact ontstaat met het aardoppervlak.
3) Verklaar de pH-afhankelijke ladingen aan de hand van de structuur van gibbsiet.
4) waarom is N meestal het meest limiterende nutriënt?
5) oefening:
De verweringsreactie van Anortiet naar Kaoliniet is: CaAl2Si2O8 + 2H+ + H2O <-> Al2Si2O5(OH) + Ca2+ Ks= 3*10^15
a) bepaal hier de pH van bij evenwicht
b) Hoeveel jaar duurt het om alle anortiet uit de bodem te laten verweren? Bodem is bij het begin 0-20cm met dichtheid 1.3 kg/dm³ en bestaat voor 5 gewichts% uit anortiet en voor 1% uit organische stof. pH is 7.5.
De verwering wordt in gang gezet door natuurlijke verzuring uit nitrificatie en respiratie. De bicarbonaten en nitraten lopen uit met 2 en 4 kmol/ha/jaar respectievelijk. Molaire massa van anortiet= 278 g/mol
13 Januari 2016
1. Waarom verweert kalk beter indien de CO2-druk stijgt in de atmosfeer? Mondelinge bijvraag: waarom verweert kalk beter bij regenval (dit had niets met chemie te maken zei hij)?
2. Denitrificatie: waarom belangrijker in het najaar dan in het voorjaar?
3. Beschrijf hoe de bodemstructuur beinvloed wordt door Na+ en door de ionische sterkte.
4. Iets met ozon
Oefening (5.): We willen fosfaten in afvalwaters verminderen (van 10^-4 naar 10^-5 M laten brengen) door middel van Fe(OH)3 toevoeging, wat dan samen gaat flocculeren. Bereken hoeveel ijzeroxide je nodig hebt om dit te doen A) zonder en B) mét concurrentie van organische moleculen.
4 september 2015
1. Welke sleutelreacties bepalen dat de pH van zeewater ongeveer 8.5 is, hoe zou deze evolueren in de nabije toekomst?
2. Hoe kan de concentratie van neutrale kationen (Ca, Mg, K, Na) gebruikt worden om de pH-buffercapaciteit van een bodem met een laag gehalte aan kalk in te schatten? (Toch iets in die aard)
3. De PHzpc van Goethiet (FeOOH) bedraagt 5 bij I=0.001. Hoe zal deze evolueren wanneer er I) 0.1M KCl wordt toegevoegd aan de oplossing of II) KH2PO4 wordt toegevoegd met I = 0.001?
4. Wat is de relatie tussen de hoeveelheid beschikbaar water en de noodzakelijke hoeveelheid nutriënten (en dus bemesting) voor een landbouwgewas?
5. Bereken de uitspoeling ijzer (in mol Fe/ha/jaar) bij een pH=5 in het geval van een loofbos en naaldbos. De uitspoeling organisch materiaal in een loofbos is 5 kmol C/ha/jaar en in een naaldbos is dit dubbel zoveel. De totale hoeveelheid C is ongeveer vergelijkbaar (20 g C/ kg droge stof). Kass met fulvaten (reactie: Fe3+ + SO- = FeSO2+) is 10^-13. pKa van organische zuren (reactie: SO- + H+ = SOH) is 8. logKsp van Fe(OH)3 is -39.
21 augustus 2015
VM:
1. De pH in de toplaag van een kalkrijke bodem is goed gebufferd bij pH=7.5 terwijl de pH waarden van carbonaatrijke oppervlaktewaters schommelen tussen 7.5 en 9.5. Waarom is er zo een groot verschil in pH buffering tussen bodem en water? Geef overeenkomstige reacties.
2. Waarom is de denitrificatie in de bodems van onze gebieden meestal belangrijker in het najaar dan in het voorjaar? Geef de relevante reacties. (Bijvraag: Waarom is er meer NO-3?)
3. Verklaar op basis van kristalstructuur de oorsprong van variabele lading op de randen van gibbsiet (Al(OH)3) en verklaar hoe ladingsdichtheid (C/m²) afhankelijk is van de samenstelling van de waterige oplossing rond het mineraal.
4. Wat is het weekendeffect bij ozonvorming? (Bijvraag over de paradox)
5. Bereken de concentratie Cu in bodemoplossing bij een totale concentratie van 0.001 mol Cu /kg droge stof. De pH van de bodem is 7.0, de bodem bevat 10g organische stof/kg droge stof. De sorptie gebeurt enkel op de organische stof (Humuszuur). De site capaciteit is 0.002 mol/ g organische stof. De sorptieconstanten van de ionen op de organische stof zijn 109 voor H+ en 108.5 voor Cu2+. De bodem bevat 0.2 l water /kg droge stof. De hydrolyse van Cu2+ in oplossing (Cu2+ + H2O = Cu(OH)+ + H+) heeft een Ka waarde van 10-7. Het Cu(OH)+ hydrolyse product adsorbeert niet op de bodem in tegenstelling tot Cu2+.
NM:
1. welke reacties/processen bepalen kalk verlies bij bodemvorming en welke reacties bepalen netto kalkafzetting wanneer grondwater ah oppervlak komt
2. waarom leidt nitraatuitspoeling tot verzuring van de bodem
3. ladingstekort + di- of tri- oc en 1:1 of 2:1
4. pKsp = 8.5 voor calciet en 4 voor kwarts. waarom verdwijnt calciet sneller uit bodem dan kwarts?
5. 2 riviersedimenten ( Fe(OH)3 en FeOOH met Ksp en reactie gegeven). pH=8 voor beiden. respiratie(CH2O -> CO2) is ook gekend: 2mg C/kg droog sediment/dag. 'het' sediment wordt in water gebracht (anaerobe omstandigheden) en Fe is de enige elektronenacceptor. De halfreactie van Fe3+ + 1e- -> Fe2+ heeft K= 10^13 en Fe2+ absorbeert op 'het' sediment met Kd = 5 l/kg droge stof. het sediment bevat 0.5 l/ kg droge stof. bereken redoxpotentiaal (in pe) na 12 dagen.
22 januari 2015
1. Hoe kan het dat de Ca concentraties in poriewater stijgen bij toenemende respiratie?
2. Onder welke voorwaarden kunnen er grote hoeveelheden N2O (Broeikasgas) vrijkomen uit de bodem? En wat kunnen landbouwers hieraan doen om dit te voorkomen?
3. Leg uit hoe randladingen ontstaan bij Gibbsiet en teken ook de structuur.
4. Waarom is adsorptie van Cu2+ sterk pH afhankelijk?
5. Zeer vage oefening over 5g zwevend stof per liter in de Dijle waarop P, K en Ca2+ sorberen. CEC was gegeven en ook stond er dat er 20mmol/l Ferrihydriet. pH, [Ca2+], K(Ca-K) en Ks van P waren eveneens gegeven.
21 januari 2015
1. welke sleutelreacties bepalen dat de pH van zeewater ongeveer 8.5 is, hoe zou deze evolueren in de nabije toekomst?
2. wat is de relatie tussen de hoeveelheid beschikbaar water en de noodzakelijke hoeveelheid nutriënten (en dus bemesting) voor een landbouwgewas
3. bepaal ladingstekort van het volgende kleimineraal. bepaal ook 1:1 of 2:1 en di- of tri-octaedrisch.
4.. in welke mate is de bodemstructuur afhankelijk van zowel de ionische sterkte van de bodemoplossing als van de Na verzadiging van het uitwisselingscomplex
5. Een rivier sediment met 4% organische stof en pH=8 wordt gebaggerd e, p^ma,d gebracht. het sediment droogt uit en verzuurt door oxidatiereacties van voornamelijk Fe(II)sulfides, ammonium-N en Mn(2+). het gereduceerde sediment bevat 2mmol FeS; 5mmol NH(+)4, 1mmol Mn(2+) per kg droge stof. De pHbufferkracht in dat traject wordt bepaald door de concentratie uitwisselbare (EB in cmolc/kg droge stof). Als EB= 3.5+pH (dus bij pH=8 , EB= 11.5in oorspronkelijk sediment). Hoe zuur wordt het sediment bij de oxidatie.
16 januari 2015
1) CH4 en NH3 verdwijnen bij natte rijstteelt.
2) Bepaald de CEC van muscoviet, illiet en montmorilliet adhv stuctuur
3) In welke mate hebben de ionische sterkte en Na verzadinging een impact op de bodemstructuur
4) Wat is GWP en welke factoren bepalen deze waarde
Oefening: Bereken de pH als de CO2 stijgt van 380ppm naar 480ppm. Concentratie van NaCl is 0,5M en er is een overmaat aan calciet. En dan 4 reacties gegeven met hun K-waarde
- H20 + CO2 --> H2CO3
- CO2- + H --> HCO-
- HCO- + H --> H2CO3
- CaCO3 + H20 + CO2 --> Ca2+ + 2HCO3-
16 januari 2014
Welke reacties/processen zijn de oorzaak van het netto verlies van kalk in de bodem bij bodemvorming? Welke reacties zijn de oorzaak van de netto neerslag van kalk wanneer grondwater aan het oppervlak komt of in de rivier stroomt?
Fe bevindt zich veel in het grondwater en slaat neer als het aan het oppervlak komt. Wat zijn de voorwaarden voor veel Fe in grondwater? Geef reacties, inclusief die van de neerslag van Fe wanneer het grondwater aan het oppervlak komt.
Hoe onstaat de pH-variabele lading van gibbsiet? Geef de structuur van de randladingen.
Wat beïnvloedt de snelheid van chemische verwering van mineralen? Hoe zal dit veranderen bij stijgende CO2?
Oefening over het berekenen van Kd, gegeven twee adsorptiereacties en één hydrolysereactie.
15 januari 2014
1. Wat zou het effect zijn van een stijgende CO2-concentratie in de atmosfeer op de snelheid waarmee kalk in de bodem verdwijnt door verwering? Geef de relevante reacties.
2. Waarom is de denitrificatie in bodems in onze gebieden in het najaar belangrijker dan in het voorjaar? Geef de relevante reacties....
3. Verklaar aan de hand van de kristalstructuur van gibbsiet (Al(OH)3) hoe de variabele lading aan het oppervlak ervan ontstaat en verklaar hoe de ladingsdichtheid (C/m²) afhankelijk is van de samenstelling van de oplossing rond het mineraal.
4. Onder welke voorwaarden wordt ozon gevormd in de troposfeer?
5. Oefening waarvan ik echt wel totaal de waarden nie meer weet Het ging over een bodem met ferrihydriet en fulvaten, met een oplossingsreactie en drie complexatiereacties, en ge moest de speciatie berekenen van Fe, dus de concentratie Fe³+ en de concentratie Fe-FA (met FA=fulvaat).
september 2012:
1) Welke reacties zorgen ervoor dat kalk zal oplossen bij bodemvorming en hoe komt het dat kalk gevormd wordt als het grondwater aan de oppervlakte komt?
2) Hoe komt het dat er een grote hoeveel Fe in het grondwater is en dat deze neerslaat als het water aan de oppervlakte komt?
3) Leg aan de hand van de structuur van de mineralen uit waarom de CEC toeneemt muscoviet<<illiet<montmorilloniet.
4) Leg uit hoe de pH (grootte en teken) verschilt naargelang men de pH meet in H2O of KCl.
De oefening was iets met sorptieconstanten enz..
juni 2012:
1. de Ksp van Calciet is 8,5 en die van kwarts is 4 : waarom verdwijnt calciet toch veel sneller uit de bodem dan kwarts bij bodemgenese?
2. waarom heeft het grondwater nabij het oppervlak hogere Fe-waardes ?(Staaf adhv redoxreactie tussen fe(oh)3 en ch2o)
3. ZPC : uitleggen, reacties, verband met eigenschappen mineralen (ongeveer zoiets)
4. Leg het principe uit van K,Mg,P bepaling aan de hand van ammoniumlactaat....
5. oefening was (ongeveer): het aantal mol/ha/jaar aan mineralen gebonden ijzer dat wegspoelt in een loofbosbodem en een dennebosbodem. ge kreeg de Ksp van fe(oh)3, de Kass van Fe met de Sites en de Pka van (H+ + SO-(=bindingssite)=>SOH. De pH was 5 en er was gegeven hoeveel liter water er elk jaar per hectare door de grond stroomt, hoeveel bindingssites per mol C er waren en de totale hoeveelheid C die wegspoelt en de hoeveelheid C per kg in de bodem,