Evaluatievorm: schriftelijk, verslag, self assessment/peer assessment, medewerking tijdens contactmomenten
De evaluatie van het vak Ecologie bestaat uit een schriftelijk, gesloten boek examen tijdens de examenperiode (80% van de punten) en uit de evaluatie van de practica-opdrachten (20% van de punten) buiten de normale examenperiode.
Het schriftelijk examen bestaat uit 2 à 4 open vragen en uit 10 à 20 meerkeuze vragen (met giscorrectie). De studenten krijgen 2u tijd om dit schriftelijk examen in te vullen.
Het practicum wordt gequoteerd op basis van medewerking (medewerking, houding & aanwezigheid) en op basis van de verschillende verslagen. Daarnaast is er ook een peer assessment voorzien waarbij de studenten elkaar evalueren. Voor het practicum is er geen mogelijkheid tot herkansing (2e zit). (Zie ook Toledo)
Zoals vermeld wordt in het facultair examenreglement, zijn de deelname aan de practica en de vervulling van de erbijhorende taken verplicht. Een student die (uitgezonderd zwaarwichtige redenen) deze verplichtingen niet nakomt, krijgt automatisch een onvoldoende op het examen. Het opleidingsonderdeel wordt dan beschouwd als niet afgelegd (NA).
24 juni 2023
(deel Jacquemyn)
Open vraag: aangroeisnelheid van een populatie, generatietijd en aantal nakomelingen
- Hoe bereken je generatietijd en aantal nakomelingen adhv een levenstabel?
- Als je een van deze twee parameters zou veranderen, welke van de twee zou meer invloed hebben op de aangroeisnelheid van de populatie?
Meerkeuze:
1) Welke van deze vier stellingen is juist?
a. C3-graslanden ontstonden voor C4 graslanden , gelijktijdig op alle continenten.
b. C3-graslanden ontstonden voor C4 graslanden , op verspreide tijdstippen op alle continenten.
C. C4-graslanden ontstonden voor C3- graslanden , gelijktijdig op alle continenten.
b. C4-graslanden ontstonden voor C3 graslanden , op verspreide tijdstippen op alle continenten.
2) Welke van deze stellingen over ruilfuncties (trade-offs) is juist? (onduidelijk dat dit leerstof was of niet)
a. een ruilfunctie is een negatief verband tussen twee kenmerken
b. een ruilfunctie is een negatief verband tussen oftewel twee kenmerken of tussen locaties
c. (fout)
d. (fout)
3) Wat is heterostylie?
a. de stijlen varieren niet maar de meeldraden wel
b. een onveranderlijke vorm van stijlen en meeldraden
c. de stijlen variëren maar de meeldraden niet
d. beiden variëren
4) welke stelling over C:N klopt?
a. de C:N-verhouding van voeding verslechtert naarmate hij meer verwerkt wordt door organismen
b. herbivoren gaan meer mutualismen aan in hun vertering omdat de C:N verhouding van planten zorgt voor een lastige vertering
c. dankzij een voordeligere C:N-verhouding boren bladluizen floeemsappen aan ipv gwn de plant te chappen
d. nog iets
5)
6) welke stelling over predatie klopt
a. predatie kan een positieve invloed hebben op de prooi door de impact op competitievere soorten
b??
7) welke stelling over het lichtcompensatiepunt klopt
a. als de stralingsintensiteit onder het lichtcompensatiepunt gaat sterven planten af
b.
wordt nog aangevuld
(deel Vanmeerbeek)
Open vraag: herbebossingsprojecten en koolstofsequestratie.
- In welke bioom zou jij een herbebossingsproject opstarten om zijn koolstofsequestratiepotentieel te maximaliseren? Je mag klimaatverandering hierin negeren.
- Leg uit waarom een goede kennis van het functioneren van een bos nodig is voor dit soort projecten.
Meerkeuze:
11) Levenvormenspectra gegeven van vier biomen. Welke van deze vier past bij de bioom gekenmerkt door natte, koele winters en droge warme zomers?
12) welke stelling over klimaat klopt
a. dankzij klimaatverandering wordt alles droger
b. de straalstroom drijft H- en L-gebieden van Oost naar West op 60°NB
c. de hadleycel (iets fout)
d. de hoeveelheid vocht dat de lucht kan vasthouden stijgt per graad met 11%, aldus de Köppen-Geigerrelatie.
13)
24 juni
Open vragen
Klimatogram gegeven met ontbrekende assentitels enzovoort
- Zeg wat de balkjes, curve, cijfers enzo zijn, eventueel met de juiste eenheid bij
- Van welke bioom is dit klimatogram
- Zeg welke letter en romeins cijfer deze bioom aanduiden (zie foto's)
- Wat is het effect van deze bioom op de klimaatsverandering , vermeld of het om een negatieve of positieve feedbackloop gaat
De intrinsieke aangroeisnelheid voor overlappende generaties kan op 2 manieren berekend worden. Leg deze 2 methoden uit (ook hoe ze berekent worden) en illustreer met een voorbeeld. Leg uit wat sensitiviteit van een element in een matrix is en de elastaciteit en hoe deze worden berekend en wat ze betekenen
Meerkeuzevragen
Dispersie...
a. gebeurt altijd in 2 stappen
b. is een constante factor voor verbreiding die zaden continu verspreid over verschillende afstanden
c. een drijvende factor van evolutie
d. een proces dat over lange afstanden werkt en dus vergemakkelijkt dat soorten op eilanden geraken
Genetische polymorfie...
a. is het voorkomen van genetisch verschillende groepen organismen in frequenties die verklaard kunnen worden door mutatiedruk
b. kan gehandhaafd worden door heterogeniteit van de habitat
c. wordt gehandhaafd door frequentie onafhankelijke selectie
d. onderdrukt genetische diversificatie en zo biodiversiteit
Aposematisme is...
a. een vorm van camouflage
b. een felle kleur als afschrikking
c. je voordoen als een giftig dier door patronen na te bootsen van echte giftige dieren
d. chemische stoffen produceren die toxisch zijn voor predatoren die u opeten
de grafiek was gekanteld en de namen van de biomen waren vervangen door letters
de kleurtjes waren vervangen door romeinse cijfers
Grote vragen
1.In welk bioom vinden we de hoogste NPP en hoogste biodiversiteit? Verklaar waarom dit is en betrekt ook de atmosferische circulatiepatronen in je antwoord. + verklaar de link tussen de NPP en de hoge biodiversiteit en gebruik hierbij de trofische energie niveaus.
2.De intrinsieke aangroeisnelheid voor overlappende generaties kan op 2 manieren berekend worden. Leg deze 2 methoden uit (ook hoe ze berekent worden) en illustreer met een voorbeeld. Leg uit wat een sensiviteitsmatrix is en hoe deze wordt berekend en wat deze betekent.
Nog 20 meerkeuze vragen
Hiervoor: andere proffen!
Deel Luc:
1.Verklaar waarom plantenetende dieren minder kwalitatief voedsel eten dan vleesetende
2.Wat is interferentieconcurrentie en geef twee voorbeelden
3.Wat zijn ruilfuncties en geef twee voorbeelden
4.Functionele respons: Wat is het? Leg type I, II, en III uit. Geef ze allemaal samen weer in een grafiek. Wat is het verschil in effect op prooipopulaties bij types II en III?
5.Acht meerkeuzevragen: o.a. ruilfuncties, ...
Deel Martin:
1.In Engeland krimpen eilanden in: wat is het effect? Welke theorie verklaart dit: leg uit met tekst en figuren
2.Klimatogram interpreteren en bioom geven
3.Woorden linken: myrmecochorie - verbreiding; Deens lepelblad - halofyt; Raunkiaer - cryptofyt; SLOSS - fragmentatie
4.Acht meerkeuzevragen: o.a. tabel met %'en Raunkiaertypes linken aan bioom; wereldkaart van bioom; uitsterven bomen; hoogveen, ...
1.netto-recrutering: a) definitie b) situeer adhv figuur (met assen!) c)welke mechanismen zorgen hiervoor d) wat is het effect van predatie e) wat is duurzaam oogsten?
2.eilanden zorgen voor grote biodiversiteit. leg uit
3.interspecifieke concurrentie: situeer + leid grafisch model af
4.meerkeuzevragen
1.Raunkiaer zijn indeling: op wat is het systeem gebaseerd & leg de verschillende soorten kort uit
2.twaalf woorden koppelen, link uitleggen & de woorden ook kort uitleggen: tropisch laagland regenwoud, alpine grasland .., therofyt, semelpaar, ectotherm, Paremo, metapopulatie, epifyt, mutualisme, kiezelwieren, facilitatie, rescue-effect
3.meerkeuzevragen
1.Functionele respons. (a) Geef een definitie. (b) Bespreek de verschillen tussen types I, II en III en de factoren die de verschillen tussen de types veroorzaken. (c) Teken type II en II op één grafiek en verklaar kort. (d) Wat is de impact van predators van type II en type III op prooipopulaties?
2.Wat is mutualisme + 2 voorbeelden
3.Wat is interferentieconcurrentie + 2 voorbeelden
4.Tien woorden per 2 combineren en uitleggen: Raunkiar, therofyt, rompgemeenschap, fytosociologie, 2 woorden voor chaparral,Zuid-Afrika, Cyclische successie, ...
5.Klimatogram interpreteren + welk bioom
6.Meerkeuzevragen
Deel Luc De Meester & Caroline Souffreau:
1.Netto-recrutering.
(a) Geef een definitie.
(b) Situeer aan de hand van een grafiek (vergeet de assen niet!).
(c) Leg kort de onderliggende principes uit.
(d) Leg het effect van predatie op prooipopulaties uit met dit principe.
(e) Wat is duurzaam oogsten?
2.Functionele respons.
(a) Geef een definitie.
(b) Bespreek de verschillen tussen types I, II en III en de factoren die de verschillen tussen de types veroorzaken. (c) Teken type II en II op één grafiek en verklaar kort.
(d) Wat is de impact van predators van type II en type III op prooipopulaties?
Deel Lander Baeten
1. (a) Leg de eilandtheorie uit met een tekening en enkele kernbegrippen.
(b) Wat gebeurt er bij habitatfragmentatie? Leg uit aan de hand van deze theorie.
2.Tien woordjes combineren (in paren van 2) en verband ertussen uitleggen: fynbos, myrmecochorie, diagnostische soort, endemisme, ariditeit, oudbosplant, succulent, ombotroof, hoogveen, fytocoenose
3.18 vrij moeilijke meerkeuzevragen over o.a. fundamentele en gerealiseerde niche, modulaire en unitaire organismen, compensatiepunt, proximale en ultieme verklaringen bij predator geïnduceerde verdedigingsmechanismen, ramets en genets, C:N verhouding en gevolgen, gastheer-parasiet interacties, verschillende combinaties van levensvormen die je moet linken aan het bioom waarin neerslag zeer variabel en onvoorspelbaar is, een wereldkaartje waarin je gebieden aangeduid voor maquis moet benoemen, rangschikken van biomen volgens neerslaghoeveelheid, over veldwerk (proefvlakken, vegetatiebeschrijving), over biodiversiteitsindices, ...
1.Woordjes combineren: maquis, Californië, verbreding, mutualisme, Raunkier, Cryptofyt, SLOSS, Fragmentatie, Els en myrmecochorie
2.Eilanden worden verkleind door op de opwarming van de aarde, wat gebeurt er met de populatie op lange termijn? welke theorie zegt hier iets over, geef de essentie van de theorie.
3.Leg verschil uit tussen parasitisme en predatie. Hoe leidt dit tot evolutie? Wat is dilutie-overschot? wanneer spreek je van een epidemie? Leg de parameters die met parasitisme-populatie te maken hebben, uit.
4.Een klimatogram interpreteren
5.Onderzoek over ecologische speciatie van genotypes. Wat zijn ze, hoe best te doen?
6.17 meerkeuzevragen
Open vragen:
1.Net recruitment: definieer, leg uit met grafiek, geef principe dat dit veroorzaakt, leg effect van predatie op prooipopulaties uit met dit principe.
2.Interspecifieke concurrentie: definieer, leg het model uit van Lotka volterra en geef de verschillende mogelijkheden (4 grafiekjes) en geef een voorbeeld.
3.Door de klimaatopwarming daalt de grootte van eilanden. Leg uit wat dit voor effect heeft op het aantal soorten. Geef de factoren die hierin meespelen en hoe deze factoren elkaar beïnvloeden. Geef de theorie die hierover spreekt en leg het basisprincipe uit met een grafiek (is de dalende en stijgende grafiek van extinctie en isolatie).
4. Acht termen gegeven: zelf combineren en leg het verband uit tussen deze termen en verklaar elke term kort: epizoochorie+verbreiding fynbos+ Zuid Afrika lichen+mutualisme raunkiaer+ therofyt
Hermy had verschillende examens; deze termen moest je combineren op mijn examen:
Verbreiding - Myremechorie
Raunkiaer - Cryptofyt
Calefornie - Garrigue
Braun-Blanquet - Syntaxon
Meerkeuzevragen: dit deel is het moeilijkst van het examen (vond ik persoonlijk)
Bij het deel van Hermy gaf hij een wereldkaart met allemaal miniscule gebiedjes aangeduid en je moest een combinatie van gebiedjes aanduiden die overeenkwam met garrigue. Een andere meerkeuze was 4 mogelijkheden van percentages van Therofyt, Hemicryptophyt,.... en je moest aanduiden welke combinatie overeenkwam met maquis. Paradox of tropical luxuriance kwam ook terug en verschil tussen primaire, secundaire, heterotrofe successie. Je moet ook weten wanneer de bomen in West europa uitgestorven zijn: Pleistoceen of Holoceen.
Rare dingen over verlanding van open water
Deel van De Meester/ Decaestecker: Verschil tussen ramet, genet unitair, modulair organisme,...
Ook iets met duurzaam beheer ofzoiets, iets over Darwinvinken, iets met verspreiding van Loopvogels, compensatiepunt, ..
De meester:
1.10 meerkeuzevragen gaande over nettofotosynthesesnelheid, ramets en gemets, proximale en ultieme verklaringen, ...
2.Wat is netto recrutering? Maak een schets.Wat kan de invloed van een predator zijn op de prooipopulaties (iets in die aard).
3.Functionele respons type II en III. Teken deze, leg de verschillen uit. Wat is definitie van functionele respons. Weer iets met de invloed van predatoren op prooipopulaties.
Hermy:
1.11 vrij moeilijke meerkeuzevragen
2.Er komen eilanden omhoog in de oostzee: Welke factoren bepalen de aanwezigheid van soorten? Welke theorie geeft hiervoor een verklaring? Geef deze theorie in essentie + grafisch.
Open vragen:
Hermy: alles van eilanden
De Meester: fuctionele respons en netto recruitement
4 juist / fout vragen:
1.herbivoren hebben meer nood aan symbiose met microbacteriële verwerkers (ofzoiets) dan carnivoren, vanwege de hoge C/N-verhouding van planten (FOUT)
2.één laag eendenkroos op het water vanwege een gebrek aan licht is een voorbeeld van interferrentiecompetitie
3.eentje over proximale en ultieme verklaaring, iets van de proxima stimuli van een roofdier zorgen zorgt voor vluchten (proximale verklaring) of detectie op afstand en dus ontwijken (ultieme verklaring) (FOUT)
4.Het bepalen van de fundamentele niche van een soort is niet mogelijk tenzij men beschikt over een volledige data- set van het voorkomen van de soort in de wereld, uiteraard mét gegevens over de condities en bronnen waarvan men de niche-assen wil kwantificeren.(FOUT)
Verklaar:
1.ecologische waarde van een eiland
2.essentiële en complementaire voeding
3.draagkracht
4.waarom zijn er maar een beperkt aantal trofische niveau's
Stellingen:
1.Organismen met discrete generaties hebben altijd een grotere populatiegroei dan organismen met overlappende generaties. (FOUT)
2.Een arondskelkachtige die een chemische stof afscheidt waardoor omringende vegetatie minder sterk groeit is een voorbeeld van interferentie-competitie (JUIST)
Goeie tip die de prof achteraf gaf: denk na over hoe de situatie zou zijn als 1 van de organismen er niet waren. In deze context wilt het dus zeggen dat beide interagerende organismen nadeel ondervinden (chemische stoffen produceren kost energie).
3. Het compensatiepunt is het punt waarbij de fotosynthesesnelheid voor C3 en C4 planten gelijkk is (FOUT)
4. Deze weet ik niet exact meer: iets van 'toegenomen groei is een verdedigingsmechanisme van de gastheer op parasitisme' (FOUT)
Kortje vraagjes:
1. Waarom zijn er zo weinig trofische niveaus waarneembaar?
2. Duurzame exploitatie van populaties: illustreer met een figuur.
3. Essentiële en complementaire voedselbronnen: leg uit via figuren en illustreer met een voorbeeld.
4. Ecologische stoichiometrie: verklaar
vragen van de biologen, aangezien zij ook één van hun proffen gemeenschappelijk hadden met ons
1. a)Wat is netto fotosynthesesnelheid?
b) Wat betekent PAR?
2. Situeer enkele elementen waardoor "voedselketen" en "voedselpiramide" oververeenvoudigingen zijn en we beter spreken van "voedselweb".
3. Geef aan hoe je via een uitbreiding van de logistische groeivergelijking interspecifieke competitie kan in rekening brengen.
4. Wat is Ideal Free Distribution? Geef een voorbeeld (liefst een ander dan het voorbeeld uit de cursus; hoeft geen bestaand voorbeeld te zijn, als het maar plausibel is).
5. Wat is een ruilfunctie? Geef twee voorbeelden die gerelateerd zijn aan de demografische factoren.
batesiaanse mimicry + vb
ultieme en proximale verklaring +vb
het rendement van herbivoren is meestal lager dan dat van carnivoren:leg uit
hoe kom je aan de logische groeiverdeling
keystone species
leg uit: kunnen 2 soorten die eenzelfde prevalentie hebben ook een verschillende abundatie hebben.
1. def. verzadigingspunt + draagkracht
2. endothermie: voor en nadelen en verklaren met energiedoorstromingsfiguur
3. hoe kan je de impact v migratie en dispersie op het populatieaantal meten
4. afleiding van model met intraspecifieke competitie
type 2 functionele respons
2. geef een grafische voorstelling van complementaire bronnen en voorbeeld
3. planten in zoute bodem hebben adaptaties voor droogteresistentie, waarom? geef er een ruilfunctie bij
4. lotka-volterraberekeningen voor interspecifieke concurrentie, grafiekjes enzo...
5. def: genet/ramet
detritus
open vragen:
1. leg de kolonisatie van eilanden uit en de factoren die de kolonisatie beïnvloeden
2. welke thoerie verklaart dit en leg de essentie uit
1. leg draagkracht uit
2. leg uit met behulp van de draagkracht waarom de invloed van predatoren op prooidieren geringer is als men zou verwachten
1. homologie en homoplasie: leg uit + voorbeeld
...
geef aan in welk bioom de meeste neerslag valt (in volgorde van klein naar groot)
geef de productiviteit van de biomen aan (ook van klein naar groot)
=> telkens 4 mogelijkheden waar telkens wel één foutje in zit dat je eruit kan halen door logisch redeneren en vergelijken
meerkeuze vragen:
welk van de volgende voorbeelden is interspecifieke concurrentie
wat gebeurt er als je bos kapt voor houtwinnen: (degradatieve successie)
open vraag van demeester:
bespreek het Lotka-Volterra model voor interspecifieke concurrentie,
open vraag van Hermy:
twaalf begrippen, linken in zes paren en kort uitleggen waarom: laagland tropisch regenwoud, alpien grasland, sempelpaar, therofyt, kiezelwier, ectoterm, metapopulatie, paramo, mutualisme
Dipterocarpaceae, rescue-effect, facilitatie
Wat ik ervan gemaakt heb:
Dipterocarpaceae - laagland tropisch regenwoud
rescue-effect - metapopulatie
facilitatie - mutualisme
kiezelwier - ectotherm
therofyt - semelpaar
alpien grasland - paramo
Hermy:
Scandinavie stijgt, in de Oostzee komen eilanden, a) waar zal de soortenrijkdom van afhankelijk zijn en hoe interfereren deze factoren. b) Welke theorie... en verklaar
De Meester:
Het begrip draagkracht uitleggen aan de hand van grafieken en uitleggen waarom een predator die veel individuen vangt toch maar een realtief kleiner effect heeft op de populatie.
de meester:
10 meerkeuze vragen + 1 open vraag: leg de vodka-volter vergelijking uit + 2 kleine vraagjes: wat betekent ecologie en netto recruitment (illustreer met grafiek)
hermy:
9 moeilijke meerkeuze vragen en 1 open vraag: woordjes combineren en uitleggen waarom die combinatie
Deel de Meester:
1.9 meerkeuzevragen
2.definitie: netto recrutering, geef een grafiek en uitleg
3.open vraag: functionele respons
a) geef de definitie
b) geef de verschillende types, leg uit
c) welke factoren bepalen deze verschillen
d) wat is de invloed op de populatie regulatie bij de prooidieren
e) wat zijn de mogelijke oorzaken van de verandering
Deel Hermy:
1.10 meerkeuzevragen
2.open vraag: Door de opwarming van de aarde zullen heel wat eilanden in oppervlakte verkleinen of zelfs verdwijnen.
a) wat heeft dit tot gevolg voor de soorten op deze eilanden.
b) heeft extinciteschuld hier iets mee te maken, leg uit en definieer.
c) welke theorie?n kunnen hiervoor een uitleg zijn.
3.geef de definitie van netto-recruitering
Deel De Meester:
Begrippen uitleggen en eventueel aantonen met een voorbeeld.
1.proximale en ultieme verklaringen + voorbeeld
2.compensatiepunt
3.interferentiecompetitie + 2 voorbeelden
4.amet en genet + voorbeeld
5.fundamentele en gerealiseerde niche + hoe bepaalt men ze
Deel Hermy:
5 meerkeuzevragen
Raunkiaer heeft een systeem uitgevonden om levensgemeenschappen met elkaar te vergelijken. Geef de (sub)categorie en bij elke categorie een korte uitleg.
12 begrippen: paren vormen, begrippen uitleggen en zeggen waarom ze samenhoren. Alpiene graslanden, epifyten, ectotherm, semelparie, mutualisme, kiezelwieren, tropisch laagland regenwoud, paramo, therofyt, facilitatie, metapopulatie, rescue-effect.