feestelijke oplevering van de Modelhoeve in augustus 1881, met op de voorgrond -waarschijnlijk- Johannes Swets (links) en boer Frans Hendriks Pasma
De bouw van een modelhoeve vloeide voort uit het herinrichtingsplan voor het Kampereiland. Over de bouw van de boerderij werden diverse deskundigen geconsulteerd. Er werd een speciale begeleidingscommissie ingesteld, bestaande uit vijf raadsleden, waaronder pachters Gerrit Stoel en Jan Kanis, aangevuld met boer Pasma uit Haskerdijken in Friesland en als adviseur de directeur van Stadswaterwerken Johannes Swets Azn.. Daarnaast passeerde het plan de vaste ''commissie voor de voorbereiding van publieke werken'' en de Kamper gemeenteraad. Ondanks alle deskundige begeleiding liep dit goede idee helemaal verkeerd af. Het mislukken van de modelhoeve luidde het einde in van Swets aanstelling in Kampen.
Voorstel raadslid Jan Willem Jonkers, 1878
Eind 1878 kwam het raadslid J.W. Jonkers met het voorstel één van de nieuwe erven op het Kampereiland in te richten als modelhoeve. De boerderij zou als voorbeeld kunnen dienen. Als voorbeeld van een betere bedrijfsvoering en een betere zuivelbereiding. Een voorbeeld voor verbetering van de veestapel door modelstieren, die koeien opleverden met meer melkproductie. Een goed ingerichte boerderij voor de zuivelbereiding, die als voorbeeld kon dienen voor andere nog te bouwen boerderijen op het Kampereiland. Het doel van de modelhoeve was: ''met de minst mogelijke kosten de grootst mogelijke voordelen voor de stad trachtten te behalen en een voorbeeld te stellen voor de pachters''.
inwinnen adviezen, 1879
Wouter Sluis, Beemster
Wouter Sluis (1827-1891) boerde in de Beemster op een boerderij van 53 ha en was veehouder en kaasbereider. Hij was een boer met interesse in een zo goed mogelijke bedrijfsvoering. Daarom was hij lid van de recent opgerichte Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Wouter Sluis vond dat kaasmaken op wetenschappelijke wijze moest gebeuren en met secuur gereinigde materialen. Metalen emmers hadden de voorkeur boven houten kuipen. Het gebruik van een thermometer was te verkiezen boven -letterlijk- handmatige temperatuur controle. Zijn boerderij trok bezoekers uit alle delen van het land en zelfs daar buiten. Wouter Sluis was een pionier in het overdragen van kennis over veeteelt en kaasbereiding in een tijd dat er nog bijna geen landbouwonderwijs bestond. Hij pleitte daarom voor het oprichten van landbouwscholen. Een man met een missie en met kennis, waar de stad Kampen haar voordeel mee kon doen. In Kampen kende men Wouter Sluis al van een eerdere lezing over zuivelbereiding. Tijdens deze lezing werd ook beschreven hoe een hoeve voor zuivelbereiding diende te zijn ingericht. Begin 1879 werd Wouter Sluis uitgenodigd zijn verhaal in de Kamper gemeenteraad te komen doen.
landbouwschool Wageningen
De hogere landbouwschool in Wageningen was in 1876 overgenomen door het Rijk. Deze school werd benaderd vanwege het regeringsplan om daar een modelboerderij voor zuivelbereiding op te zetten. Daarvoor was het 7 ha grote gebied ''Duivendaal'' aangekocht, een drassig gebied, waar een modelboerderij met bijgebouwen en proefvelden kwam. Daarbij hoorde een Kabinet voor Landbouwwerktuigen en er was een internaat.
Hendrik Franzes Pasma, Haskerdijken
Hendrik Franzes Pasma (1813-1891) was een vooruitstrevende landbouwer in Haskerdijken, wethouder en Statenlid. Hij ijverde voor de verbetering van de zuivelbereiding. In 1879 richtte hij met enkele anderen het Friesch Rundvee Stamboek op. Hendrik Franzes Pasma was getrouwd met Fokje Jans Fokma. Samen kregen zij zes kinderen, waarvan er vijf boer werden of met een boer trouwden.
In 1878 werden Hendrik Franzes Pasma en Pieter Cornelis Walma, beiden agrariër, samen met jhr. Frederik Hessel van Beyma thoe Kingma door de Friesche Landbouwmaatschappij op studiereis gezonden naar Denemarken en Zweden. Het verslag van de reis leidde tot een omslag in de Friese zuivelbewerking. In 1879 werd Hendrik Franzes Pasma door het Kamper gemeentebestuur uitgenodigd om te adviseren over de inrichting van een modelhoeve op het Kampereiland naar Deens model.
locatie Modelhoeve, 1879
Door herindeling van het Kampereiland ontstonden 17 nieuwe erven. Op de kaart de grijs aangegeven erven. Voor de modelhoeve was er keuze uit vier erven. Het betrof twee al bestaande en twee nieuwe erven, de afgevallen erven zijn blauw omringd. Na een bezoek aan het Kampereiland werd gekozen voor erf 92 aan de Nijlandsweg (rood). Dit erf lag midden op het Kampereiland. De grond was van gemiddelde kwaliteit. Voor de andere Kampereilander boeren werd zo duidelijk dat betere kwaliteit boter niet kwam door betere grond, maar door een betere bereidingswijze. Uit de op het erf geslagen waterput kwam water van goede kwaliteit. Een onmisbaar element bij de boterbereiding. Op de landerijen groeide wel veel Roegbol (Holpijp), een plant met wortelstokken en daarom moeilijk uit te roeien.
Een tweede gevolg van het in ogenschouw nemen van de situatie ter plekke, was een wijziging in de aanleg van vier erven (groen). Dit leidde tot een verhoging van de kosten van de herindeling met f 5000.
ontwerp-bestek, 1879
Tijdens de raadsvergadering van 2 september 1879 werd het ontwerp-bestek voor de modelhoeve op erf nr. 92 besproken. ''De plannen zoals deze waren ingediend door Sluis, Pasma en Wageningen konden op het Kampereiland niet uitgevoerd worden'', aldus wethouder Oudendijk. Uit alle geraadpleegde plannen had men het beste genomen. Tijdens de vergadering werd benoemd dat de kelders voor de boterbereiding heel anders van inrichting moesten zijn en dat een ijskelder onontbeerlijk was. De schuren moesten allemaal onder één dak, maar konden niet hoog genoeg gebouwd worden om alle hooi te bergen vanwege de ligging op een terp. Hoge schuren in de IJsseldelta aan de westelijke Zuiderzeekust vingen te veel wind. Daarom was in twee hooibergen voorzien. Het huis was groot en luxe. Alles bij elkaar bleek het een duur plan te zijn (f 17.000), maar ''bij een modelboerderij moest alles perfect zijn'', argumenteerde de raad.
Grote kelders onder de boerderij en een ijskelder waren noodzakelijk voor het werken met het Deense-systeem van zuivelbereiding. De boerderij was niet alleen modern, maar ook heel veilig. Daartoe had ontwerper Johannes Swets Azn. allerlei nieuwe technische snufjes van eigen hand toegevoegd. Er kwam een nieuw uitgedachte hooiberg, het vee stond individueel vast in de stal, maar kon in één keer ontkoppeld worden in geval van brand. Voor het passeren van de vele hekken op de landerijen bedacht Swets een wipsluithek.
bouw van de modelhoeve 1879/1880
Voor de winter 1879/1880 waren de fundamenten voor de modelhoeve gelegd. Deze waren daarna belast met stenen. Het werd een lange, koude winter en op 24 februari was er verder nog niets gebeurd, terwijl de hoeve op 1 mei onderdak en op 1 juni helemaal klaar moest zijn. De aannemer kon deze korte bouwtijd oplossen met het inzetten van meer werkvolk. Wel stelde de raad alvast de conceptvoorwaarden voor verhuur van de modelhoeve op. Opvallend is dat initiatiefnemer Jonkers de bui al zag hangen. Hij stelde voor om de modelhoeve toch per 1 mei te verhuren, zonder dat de pachter aanspraak kon maken op een vergoeding of korting van de pacht in geval de oplevering later zou zijn. De pachtperiode werd op 5 jaar gesteld, zodat men niet te lang aan een slechte pachter vast zou zitten.
verpachting, 1880
Voor de betrekking van pachter van de modelboerderij waren zes sollicitanten. Gekozen werd voor Frans Hendriks Pasma, die voor f 2000,- de boerderij wilde pachten. Frans Hendriks Pasma was de zoon van adviseur Hendrik Franzen Pasma uit Haskerdijken. Een betere pachter met meer kennis van zaken kon men zich niet wensen.
pachter Frans Hendriks Pasma
Frans Hendriks (1837-1880) was in 1837 geboren in Irnsum en trouwde in 1859 met Antje Pieters Speerstra (1838-1920). Het doopsgezinde gezin bewoonde een boerderij in Westermeer, waar negen kinderen werden geboren. In 1880 bleven de twee oudste kinderen, zoon Hendrik Franzes (20 jaar) en dochter Fokje Franzes (15 jaar), achter op de ouderlijke boerderij in Friesland. Fokje Franzes bereidde daar de boter en kaas. In deze jaren werd student Pieter Jelles Troelstra hopeloos verliefd op de zelfstandige Fokje Franzes Pasma. In 1883 verbrak hij de verkering, volgens eigen zeggen op last van zijn familie.
Frans Hendriks Pasma en Antje Pieters Speerstra vestigden zich met hun jongste kinderen op de Modelhoeve op het Kampereiland. Omdat de aannemer de Modelhoeve te laat opleverde, kon het gezin Pasma de boerderij pas eind augustus betrekken. Te laat voor de voor zuivelbereiding belangrijke zomermaanden. Eind juli waren op verzoek van Frans Hendriks Pasma nog enkele kleine veranderingen aan de Modelhoeve aangebracht ten behoeve van de kaasbereiding. De extra kosten bedroegen f 300,-.
De pachter van de Modelhoeve was verplicht goed rasvee aan te schaffen, waarvan de helft van de kosten voor het stadsbestuur was. Komende uit een familie met Fries stamboekvee moet deze eis voor Frans Hendriks Pasma vanzelfsprekend zijn geweest. Een tweede verplichting was de Modelhoeve op woensdag open te stellen voor bezoekers. Zij werden bij de toegang tot het erf verwelkomd door twee stenen leeuwen, die voorheen op de afgebroken houten stadsbrug stonden.
tegenslag op het Kampereiland
Op 1 november 1880 overleed na een korte ziekte pachter Frans Hendrik Pasma, slechts 43 jaar oud. Volgens de pachtovereenkomst zou Antje Pieters de boerderij aan het einde van het pachtjaar, in mei 1881, moeten verlaten. Maar zij vroeg bij het stadsbestuur een jaar verlenging van de pacht aan, zodat zij meer tijd kreeg om de gedane investeringen (vee, landbouwwerktuigen en spullen voor de zuivelbereiding) terug te verdienen. Haar vader Pieter Speerstra zou toezicht over het bedrijf houden. Dat werd haar toegestaan, maar een tweede verlenging eind 1881 met een verzoek om pachtverlaging tot f 1500,- werd afgewezen. Volgens Antje Pieters had zij recht op pachtverlaging, vanwege de aanzienlijke financiële verliezen die zij had geleden. In mei 1882 liep het pachtcontract af en ging Antje Pieters Speerstra terug naar Westermeer.
crisis rond de Modelhoeve, 1880
Tijdens de raadsvergadering van 7 december 1880 bleek de crisis rond de Modelhoeve compleet. Van de feeststemming op de foto's uit augustus was niets meer over. De aannemer, eigenlijk al failliet, bleek meerwerk te hebben verricht, waarover Swets niets gerapporteerd had. Onduidelijk was wie op dit meerwerk had moeten toezien. Daarnaast waren nog extra rekeningen te verwachten van de firma Dalhuijsen. In opdracht van Swets en zijn opzichter Krijger had ook deze firma meerwerk verricht. Ondertussen begonnen de muren van de modelhoeve al te scheuren, lekte het dak en deugden de kelders niet voor de zuivelbereiding. De kamers van het huis waren te klein en het tochtte er vreselijk. Als verantwoordelijk deskundige werd naar Swets gewezen, maar deze beweerde alleen uitgevoerd te hebben wat de commissie hem opdroeg. Bovendien was het plan toch voorgelegd aan de heer Pasma in Haskerdijken!
Pachtster Antje Pieters Speerstra kwam nog met een lijst aanvullende klachten over de Modelhoeve, wat volgens haar een verlaging van de pachtsom zou rechtvaardigen:
de te late oplevering van de boerderij (volgens het pachtcontract was dit risico voor de pachter)
de ondoelmatige inrichting van de ijskelder, waardoor toepassing van het Deense-systeem niet mogelijk was. Hoewel de geproduceerde boter van goede kwaliteit was, blijft het onduidelijk of er ooit kaas is gemaakt op de Modelhoeve (wat wel de bedoeling was).
een te kleine stalling voor de koeien, waardoor er al twee gestorven waren en anderen pootproblemen kregen. Zij waren wekenlang gehuisvest in de paardenstal. De schade was zeker f 1000,-
de scheidingssloten met de buurerven moesten nog gegraven worden (handwerk en duur)
de groeikracht en productieve opbrengst van het bedrijf waren overschat. De hooi- en weilanden waren jarenlang niet bemest.
Hoe verder met de Modelhoeve, 1881?
Het wankelmoedige beleid van de Kamper raad ten aanzien van de bouw van de Modelhoeve kwam opnieuw naar voren tijdens de raadsvergadering van 29 november 1881. Ondanks het advies om de Modelhoeve in eigen beheer aan te houden als voorbeeld voor de pachters op het Kampereiland, besloot men de Modelhoeve publiek te verpachten en de pachter vrij te laten in de wijze van zuivelbereiding en verder beheer. Vooral de raadsleden J. van Hasselt en W.G. Boele, beiden fabrikant, hadden grote moeite met dit besluit. Per 1 mei 1882 werd de Modelhoeve voor f 3.460 gepacht door Hendrik Netjes en Dirkje Post uit Kamperveen. Al in juni 1882 vroeg Netjes om aanpassingen aan de opstallen. Eén aanpassing was een gang tussen het woonhuis en de ijskelder, waardoor deze voor de boterbereiding kon worden gebruikt. Volgens Netjes was de boterkelder onder het huis hiervoor te warm.
Op de foto's het woonhuis van de Modelhoeve - noordzijde zonder en met gemetselde gang naar de ijskelder (links 1880; rechts 1911, foto's coll. Stadsarchief).
Ontslag voor Johannes Swets Azn, 1881
Al in de raadsvergadering van 2 november 1880 vonden de eerste verbale schermutselingen over de Modelhoeve plaats. Raadslid Oudendijk beweerde lid te zijn geweest van een commissie, benoemd om toezicht te houden op de bouw van de Modelhoeve. Van deze commissie had hij verder nooit iets vernomen en was voor geen enkele vergadering uitgenodigd. Wethouder Top was voorzitter van deze commissie, maar ontkende dat het toezicht op de bouw was opgedragen aan de commissie. Initiatiefnemer en raadslid Jonkers vroeg zich af of er na het overlijden van de pachter geen commissie voor de exploitatie van de Modelhoeve moest worden benoemd, maar de burgemeester vond dit nog te vroeg.
Blijkbaar was de begeleidingscommissie voor de bouw van de Modelhoeve wél bijeen geweest. Zij had gevraagd om een gang achter de vertrekken in het woonhuis, waardoor deze te klein werden. En Hendrik Franzes Pasma had op basis van het plan gezegd dat de kelders te klein waren. De gemeente Kampen was in zee gegaan met de laagste aanbieder voor de bouw, hoewel daarvoor gewaarschuwd was. Het bestek voor de Modelhoeve was goedgekeurd door Pasma , door twee commissies en door de raad.
Naar goed Hollands gebruik werd er een commissie van onderzoek ingesteld. Inmiddels was de gezondheidstoestand van Johannes Swets Azn. zo ver ondermijnd, dat hij om eervol ontslag met pensioen per 1 juli 1881 vroeg. Het werd ontslag, waaraan een beroep bij Gedeputeerde Staten en op de Koning niets meer veranderde.
Het einde van de opstallen van de Modelhoeve, 1938
Vanaf 22 februari 1899 (tot nu) werd erf 92 gepacht door de familie Koers. De hooi- en weilanden waren door drooglegging, begreppeling en cultivering op een goed productieniveau gekomen. Zorgen bleven er over de onpraktische opstallen, die in slechte staat verkeerden. In de zomer van 1938, toen het vee buiten stond, volgde uiteindelijk sloop. Op de terp werd een nieuwe moderne boerderij gebouwd.
cultuurZIEN, 2023