De Kamper gemeenteraad was de werkgever van Johannes Swets Azn.. De raad bestond uit 14 raadsleden, het dagelijks bestuur, de burgemeester en twee wethouders, werd bijgestaan door gemeentesecretaris J.G. Hissink. Toen Johannes Swets Azn. in 1866 werd aangesteld als direkteur van Stadswaterwerken was jhr. mr. Henri Wttewael van Stoetwegen nog burgemeester. Deze overleed plotseling op 27 september en werd als burgemeester opgevolgd door wethouder Stephen Hendrik de la Sablonière. Tijdens de aanstelling van Swets waren de leden van B&W lange tijd: burgemeester Stephen Hendrik de la Sablonière; wethouder van publieke werken H. Tofield; wethouder L.H. van Romunde.
veranderingen na 1852
Tot 1852 vielen waterwerken en stad, huizen, pleinen enz. onder één stadsarchitect. Vanaf 1826 tot zijn overlijden in 1852 was dit Nicolaas Plomp. In de notulen van de gemeenteraad tussen 1866 en 1881 werd hij regelmatig geprezen door raadsleden, vooral door raadslid Oudendijk. Plomp werd opgevolgd door zijn adjunct Pieter Bondam (1852 tot 1863), die geen kennis van waterwerken had. Dit leidde tot de aanstelling van civiel-ingenieur Hugo Ardesch als direkteur van Stadswaterwerken. In 1863 volgde Willem Koch Bondam op als stadsarchitect van Kampen.
1866
aanstelling Swets
Op 17 maart 1866 werd in de gemeenteraad meegedeeld dat H.W.F. Ardesch, direkteur van Stadswaterwerken was overleden. Hugo Ardesch was pas 41 jaar oud en liet een vrouw en twee heel jonge kinderen achter. Geen wonder dat aan de weduwe op 24 april een uitkering van stadswege werd toegekend. Inmiddels was ook de sollicitatieprocedure voor de vacante post opgestart. Uit de vele sollicitanten werd op 24 april met meerderheid van stemmen gekozen voor ''Johannes Swets Azn., hoofdopzichter bij de Staatsspoorwegen Deventer-Zwolle en wonende in Wijhe''. B&W werden gemachtigd om Swets aan te stellen.
Ardesch: schets uit ca. 1860 van de overzijde van rivier de IJssel met rechts de stadsbrug van Jan ten Holt en de schans (uit collectie Stadsarchief Kampen).
1867
salarisverhoging
Bij de begroting van de gemeente Kampen voor het jaar 1868 bleek de post ''salaris stadsarchitect en directeur van Stadswaterwerken'' met f 400 verhoogd. Volgens de toelichting was een verhoging van het salaris van de direkteur van Stadswaterwerken noodzakelijk wegens de belangrijke en omvangrijke werkzaamheden die aan deze functie verbonden waren.
1869
aannemer T. Swets Azn.
In september 1869 woedde er (weer) een hevige storm. Op zich niets bijzonders, behalve dat een speciale raadsvergadering werd belegd vanwege een ingekomen schrijven van de aannemer van de Rijksketelkribben. Deze aannemer was T. Swets Azn, Johannes' broer Thijs. Zijn stoombaggermachine was tijdens de storm vastgelopen op de noordelijke krib en gedeeltelijk onder water gelopen. Thijs Swets werkte op dat moment aan een verlenging van de IJsselkribben, die kort daarvoor aan het Rijk waren overgedragen. De vraag was nu of hij een deel van de vergraven grond van de Kattewaard mocht gebruiken om de IJsselkribben te verlenging. Daarbij wees hij erop dat dit werk ook van groot belang was voor de stad Kampen. Naar goed vaderlands gebruik werd een commissie ingesteld.
Later in het jaar vroeg aannemer T. Swets Azn. om terugbetaling van de ''Ketelgelden'' à f 245, 20. Voor ieder schip dat de Keteltol passeerde moest geld betaald worden en Thijs Swets had voor zijn werk nogal wat materiaal per schip aangevoerd. Dit verzoek werd afgewezen, men wilde geen precedent scheppen.
doorvaartopening Stadsbrug
In november 1869 werd besloten de doorvaartopening in de bestaande Stadsbrug te verplaatsen naar het midden. Dit had de voorkeur boven het aanleggen van een ''onderduikende'' dam in de rivier. In april 1870 werd opnieuw gesproken over de voorwaarden voor verplaatsing van de doorvaartopening in de bestaande Stadsbrug.
1870
overlijden opzichter G.M. Held
In februari overleed G.M. Held, opzichter bij Stadswaterwerken. Er werd, op aanbeveling van Johannes Swets, in de vacature voorzien. Waarschijnlijk werd dit ''onderbaas'' Hupser.
salarisverhoging
In oktober 1870 werd het salaris van de direkteur van Stadswaterwerken opnieuw met f 400 verhoogd, dat bracht het inkomen op f 2.200.
1872
de Dronther overlaat
De gemeente Kampen had in 1871 ingestemd met een verhoging van de ''Dronther overlaat''. Tot dan toe had rond de polder Dronthen aan lage kade gelegen, waardoor het Zuiderzeewater vrij makkelijk toegang had tot de landerijen. Nu lag een plan voor om de polder van een heuse dijk te voorzien. De Drontherzeedijk lag in twee provincies (Gelderland en Overijssel) en had een eigen waterschap. De Drontherzeedijk was een project van Wilhelmus François Leemans, ingenieur van Waterstaat (later Rijkswaterstaat). Swets adviseerde de Kamper gemeenteraad over het plan. Bij de voorgestelde uitvoering met wel een bedijking van het Haatland, maar niet van de Vossewaard, zou het dorp Brunnepe nog steeds onder water lopen. Aangezien de stad Kampen het grootste deel van de kosten droeg, kon men eisen stellen aan de uitvoering.
Een tweede belangrijk rapport waarover Swets begin 1872 adviseerde was de vaarweg van Zwolle naar zee. Het Ministerie van Binnenlandse zaken had het plan opgevat om de schepen via een te graven kanaal vanuit het Zwarte Water via De Goot, Het Ganzendiep en De Ketel (allemaal op elkaar aansluitende mondingen van de IJssel) naar zee te brengen. Door uitvoering van dit plan zou de stad Kampen f 50.000 kunnen besparen op een voorgenomen bedijking van het Kampereiland. Swets keek ook naar de belangen van Genemuiden en de Mastenbroekerpolder.
bedijking Mandjeswaard
In februari 1872 werd in de gemeenteraad gesteggeld over het plan tot bedijking van de Mandjeswaard. Swets had een plan geschreven, dat onderdeel uitmaakte van een totaalplan van dijkverhogingen op het Kampereiland. Dat was niet de bedoeling van de pachters en zij waren nu tegen uitvoering van het plan.
aanbesteding Stadsbrug
In februari 1872 kwam ook het bestek voor de onderbouw van de nieuwe stadsbrug ter sprake, waarover Swets en stadsarchitect Koch mondeling verslag uitbrachten. In deze vergadering kreeg Swets toestemming om het hoofdtoezicht te houden op de bouw van de stadsbrug, in geval ir. Nierstrasz niet aanwezig was.
1874
crisis rond Stadsbrug
Op zondag 3 januari was de raad bijeen voor crisisoverleg over de Stadsbrug. W.F. Leemans, ingenieur van Waterstaat en wonend in Kampen, achtte de noodbrug niet meer veilig. Bewoners van de overzijde van de stadsbrug passeerden de hulpbrug met vrees voor henzelf en hun huisgenoten. Ook Swets was van mening dat bij buitengewone lasten de noodbrug niet meer veilig was. Bij hoog water en ijsgang was het niet zeker of de schoren het nog langer zouden houden. Besloten werd de noodbrug op maandagochtend te sluiten en de nieuwe Stadsbrug voor het publiek te openen.
Twee dagen later, 5 januari, was er alweer spoedoverleg. De heren De Bruijn Kops, Van Ittersum en Ortt, leden van de door de raad ingestelde commissie van onderzoek naar de nieuwe Stadsbrug, namen deze opdracht niet aan.
bedijking Mandjeswaard
In de vergadering van 3 februari kwam de slepende kwestie rond de Mandjeswaarddijk weer eens aan de orde. De pachters vroegen nu om verhoging van de zomerkade. Ondanks dat een meerderheid van de commissie voor publieke werken voor was, stemde de raad tegen. Het ophogen van de zomerkade was een in de pachtvoorwaarden duidelijk omschreven verplichting van de pachters.
Dit was wel het moment voor enkele raadsleden om Swets aan te vallen, die eerder een ''eigen'' plan voor een Mandjeswaarddijk had bedacht. Raadslid Tofield nam het voor Swets op. Hij kwam scherp uit de hoek met de opmerking: ''er doet zich in deze vergadering een treurig verschijnsel voor, dat men namelijk, wanneer men zich tot deskundigen wendt, men zich nimmer met dat advies vereenigt''. Enkele regels verder merkte Tofield nog op: ''ik zit hier voor de gemeente en niet voor 't belang der boeren; ik zit hier niet voor enkele personen maar voor 't algemeen belang'' en ''zoals het hier gebezigd wordt, heeft het er veel van of men het werk van een ambtenaar dezer gemeente bespottelijk wil voorstellen''.
toezicht op Drontherzeedijk
Een verzoek van Swets om belast te mogen worden met het toezicht op de Drontherzeedijk, een project van ingenieur Leemans, werd behandeld en goedgekeurd in de vergadering van 24 februari.
1875
Drontherzeedijk, perceel 2
In de raadsvergadering van 16 februari werd een plan van Swets aangenomen voor de bedijking langs de polder Dronthen, het 2e perceel. De kosten waren f 66.000 en kwamen voor rekening van de stad. De diverse polderbesturen werden gevraagd procentueel bij te dragen, wat een bedrag van ca. f 40.000 zou opleveren.
conflict over riool in IJsselkademuur
In de vergadering van 23 maart werd op voorstel van een onderzoekscommissie een einde gemaakt aan een slepend conflict tussen Johannes Swets Azn. en H.M.L. Oudendijk. Oudendijk bezat twee huizen aan de IJsselkade met een open riool naar de IJssel (nu nr 61). Tijdens het verbreden van de kade was dit riool niet opgemerkt (want een gat achter de beschoeiing) en vervolgens voorlangs dicht gemetseld. De gevolgen laten zich raden. De lezing van beide heren over het gebeurde week nogal uiteen. Volgens de voorzitter, die ter plekke was geweest, klopte het verhaal van Swets. Oudendijk moest f 25 bijdragen in de extra gemaakte kosten voor het alsnog verlengen van zijn riool.
1876
aanstelling van een opzichter
In de vergadering van 30 december 1876 vroeg de direkteur van Stadswaterwerken om de aanstelling van een opzichter. Swets had twee opzichters tot zijn beschikken gehad, waarvan één naar Zaltbommel was gegaan en de andere naar Oost-Indië vertrokken.
Raadslid Gallé vroeg zich af of er bijzonder werk moest worden verricht of dat de gemeente weer eens een extra'tje voor de heer Swets moest betalen?
De burgemeester en raadslid Oudendijk zijn van mening dat de aanstelling van een opzichter nodig is. Een vergadering later wordt besloten tot aanstelling van een opzichter onder Swets.
1877
kritiek op functioneren Swets en stadsarchitect Koch
In maart 1877 klonken opnieuw kritische geluiden uit de gemeenteraad op over het functioneren van Swets. Directe aanleiding was een verzoek van stadsarchitect Koch om een tijdelijke opzichter-tekenaar, vanwege zijn vele werkzaamheden op dat moment.
Volgens raadslid de Jong voerden Koch en Swets niet zo veel uit. Swets was te laat met het indienen van bestekken en hij had al veel eerder de stormgaten in de dijken kunnen dichten. Nu bedierf de Zuiderzeevloed het grasgewas, wat weer tot schadeclaims van pachters leidde.
Raadslid Boele, op dat moment de voorzitter van de commissie (ter voorbereiding) van publieke werken, is ook niet tevreden over het functioneren van Koch en Swets. Boele vertelt dan: ''Onlangs stelde de heer Swets aan de commissie voor om slechts één ambtenaar in plaats van hen beiden aan te stellen en één van hen op wachtgeld te zetten en de ander een verhoogd tractement te geven. Swets wilde wel op wachtgeld, en ook wel aanblijven, al naar gelang de raad verkoos''.
Voor de raadsvergadering van 17 april kwam bij de raad een stuk binnen waarin Swets zich verweerde tegen aanmerkingen van de commissie voor publieke werken op zijn bestekken. Het bleek te gaan om het wel of niet in de bestekken opnemen van een kostenpost voor meer- of minderwerk. Swets en een meerderheid van de cie. vonden dat dit wel moest. Bovendien mocht meerwerk alleen uitgevoerd worden met toestemming van B&W.
Eén vergadering later, 24 april, is er opnieuw kritiek. In 1875 hield Swets toezicht op het verhogen van de Drontherzeedijk, tegen een vergoeding van 5% van de aanneemsom. De kosten aan deze dijk werden grotendeels door de stad Kampen betaald. In de Drontherzeedijk waren tijdens de laatste winterstormen 13 gaten geslagen. Swets kreeg het toezicht op het herstel van de dijk, als ondergeschikte van het Drontherdijkbestuur, terwijl de dijken op het Kampereiland ook dringend herstel nodig hadden.
In de vergadering van 29 mei werd door enkele raadsleden weer twijfel gezaaid over de deskundigheid van Swets. Voorzitter De la Sablonière beet hen toe dat, als zij vonden dat Swets niet geschikt was voor zijn werk, zij dit duidelijk moesten zeggen. Dan konden deskundigen gevraagd worden Swets' werk te beoordelen. Het was volgens De la Sablonière ongepast om een ambtenaar, die zijn werk deed, in vergaderingen herhaaldelijk aan te vallen.
1878
nieuwe indeling erven Kampereiland
Op 9 februari was er een speciale raadsvergadering over de nieuwe indeling van de erven op het Kampereiland, voordat de volgende verpachting zou plaatsvinden. De commissie voor publieke werken had met ingenomenheid kennis genomen van het plan van Swets. Het plan was met accutaresse gemaakt.
discussie over tractement Swets
Oktober was steeds de maand van het vaststellen van de gemeentebegroting voor het komende jaar. Het punt ''Jaarwedde stadsarchitect (f 1700,- + vrijwoning (waarde f 250) en f 250 voor het geven van lessen lijntekenen en bouwkundig tekenen) en direkteur van Stadswaterwerken'' (f 2200,-), waarbij Swets opslag van f 200,- vroeg leidde tot discussie. Het verzoek om opslag werd verworpen, omdat het traktement al behoorlijk hoog was. Later werd besloten Swets over 1878 een gratificatie van f 500,- toe te kennen.
1879
bedijking Mandjeswaard
In de raadsvergadering van 6 mei lag opnieuw een plan ter tafel voor bedijking op de Mandjeswaard. Een plan dat ook al in de jaren 1871/72 ter tafel had gelegen, maar toen vanwege het te veel vergraven van gronden werd aangehouden. Swets had drie variaties op de aan te leggen bedijking uitgewerkt (A, B, en C). Gekozen werd voor plan B, met verbeteringen werd het plan B-b. Het raadslid Oudendijk meende een verschil van mening te zien tussen de directeur en de commissie van publieke werken en vroeg om beoordeling van het plan door een deskundige, een ingenieur. Men besloot zelf maar eens ter plekke te gaan kijken.
Een vergadering later herhaalde Oudendijk zijn voorstel en werd ingenieur jhr W.J. Backer uit Rotterdam ingeschakeld. Deze was op 21 mei met Swets naar het terrein gegaan. Hij raadde plan B-b af: te duur en te veel kans op dijkdoorbraak. Net als Swets was hij voorstander van plan C. Toch besloot de gemeenteraad tot uitvoering van plan B-b, omdat de pachters dan bereid zouden zijn een hogere pachtprijs voor de erven in de Mandjeswaard te betalen. Raadsleden Jonkers, Oudendijk, Lubach en de la Sablonière lieten in de notulen aantekenen dat zij tegen dit besluit waren.
kritiek op functioneren Swets
Bij een discussie over de verpachten van losse landen zaaide Oudendijk opnieuw twijfel. De nieuwe indeling van de stadserven deugde niet. Volgens hem waren deze op de kaart ingetekend en was niet ter plekke gekeken. Nee, neem dan de heer Plomp, verantwoordelijk voor een herindeling van de erven rond 1845.
Eind juli ontstond opnieuw discussie in de raad over de kosten van meer- of minderwerk. Oudendijk beticht opnieuw Swets van fouten bij het berekenen van kosten. Dit werd door de voorzitter De la Sablonière gecorrigeerd.
1880
kritiek op functioneren Swets
Het behandelen van de bestekken nr. 2 en nr. 3 van de direkteur van Stadswaterwerken leidde in de vergadering van 22 januari direct weer tot gedoe over kostenposten. Voor raadslid Oudendijk was niet duidelijk of de aankoop van rijshout, tuinpalen enz. viel onder de kostenpost ''gewoon onderhoud'' of onder de kostenpost ''stormschade''. Bij elkaar opgeteld kwam hij op een bedrag van f 27.000, waarvan f 17.000 voor gewoon onderhoud. Dit laatste bedrag zou voldoende moeten zijn om materiaal op voorraad te hebben voor stormschade. De posten lopen in elkaar over en zijn zo niet te controleren. Tijdens de volgende vergadering, op 10 februari, merkte Oudendijk op dat zijn punt niet voorkwam in de notulen van de vorige vergadering. Dan blijkt dat de post ''normaal onderhoud'' slechts f 6000 bedraagt, waaruit eventuele stormschade niet betaald kan worden.
1881
verzoek om eervol ontslag met pensioen
Aan de raadsvergadering van 31 mei 1881 verzocht Swets om hem eervol ontslag te verlenen per 1 juli 1881. Bij dit verzoek was een attest gevoegd van stadsarts dr. Huber, waarin stond dat Swets vanwege zijn gezondheid een andere woonplaats diende te kiezen. Stom toevallig viel het verzoek van Swets samen met de presentatie van het rapport van de onderzoekscommissie bouw Modelhoeve. Swets verzoek werd voortdurend aangehouden, maar in de raadsvergadering van 29 november kwamen vijf raadsleden onder leiding van raadslid W. G Boele met een voorstel voor ontslag. Directe aanleiding was de stormschade aan de dijken van het Kampereiland, waaronder de dure basaltdijk langs de Mandjeswaard uit 1879 (plan B-b). Volgens deze vijf raadsleden was de Mandjeswaarddijk niet volgens bestek aangelegd en had Swets zonder verlof de stad verlaten. Bijkomende grieven waren het kopen van stenen voor de Modelhoeve en het scheuren van een blad uit een bestek. Hoewel de aantijgingen voor een deel ongegrond waren, stemde een meerderheid van de raad voor ontslag.
1882
verzoek om eervol ontslag met pensioen
In de raadsvergadering van 31 januari werd besloten voorlopig geen nieuwe direkteur van Stadswaterwerken te benoemen, maar opzichter J. Krijger voor een jaar met het hoofdtoezicht op Stadswaterwerken te belasten. Ondertussen verzocht Swets de raad om het besluit tot ontslag van 15 december 1881 te herzien en hem eervol ontslag met pensioen te verlenen.
1883
verzoek om eervol ontslag met pensioen
In de raadsvergadering van 16 januari 1883 kwam opnieuw een verzoek van Swets om eervol ontslag met toekenning van pensioen ter sprake. De stemming is nog altijd anti-Swets en het verzoek werd opnieuw afgewezen. Een gekrenkte Swets wendde zich vervolgens tot de koning, maar ook dat kwam hem op een afwijzing te staan.
Daarmee verdween Swets uit de Kamper geschiedenis. Tot in 2016 onverwacht restanten van de Kamper schutsluis opdoken.
cultuurZIEN, 2023