8  Dorpszicht, natuur  en  MIJMERING 

8.1.  Dorpszicht, straten

Magella Van Hauwenhuyze (vriendin van familie Biets)

Vital Peeters

Paula Peeters met kinderen Haijen

Aline Pieters (Miss Kodak), Magella Van Hauwenhuyze, Albine en Gusta Biets, Hortense Haijen en Joseph Peeters

aan het stamhuis Biets-Celis

Justin Haijen die met een groep jongens die iedere zondag een kerkelijk tijdschrift verdeelden over de dorpsbewoners.

Paul Claes herkent: Pierre Breesch, Sylvain Claes, Hubert Decat, Karel Smets, François en Paul Benaets, Jef Biets, Joseph Ulens en Paul Ulens...

Albert Breesch

pastoor Peeters ontvangt bisschop

Paul Claes met zijn eerste auto

Naamsesteenweg

Vroegere bewoners van de Kapelstraat aan de beekkant. 

Deze opsomming per huisnummer is vooral gebaseerd op de gegevens van Eddy (Bink):

Pierre Celis, echtgenoot van Romaine Stas

Huis van Jeunke, Eugène Van den Eden, vroeger woonde Vierke daar.

Huis van de smid en zijn zus Pauline op de Naamsesteenweg

De Romeinse weg naar Straeten 

Wijzigingen in het wegennet in Straeten.

Twee interessante luchtfoto’s gevonden van Straeten 1945. Let op de watermolen, op de bocht van de beek en op het verderlopende straatje langs de boerderij van André Debien. De startbaan was toen nog niet verlengd.


8.2.  Natuur

1922, zicht op deel van Bevingen vanuit het kasteel, met de vijver beneden op de foto

De oeroude Romeinse weg of "strata".

Straeten 1745

Straeten 2020

Bij het vergelijken van oude landkaarten zou er op de groene plekken in 1775 bosjes gestaan hebben in Bevingen (zie groene vlekken) : op de Heiberg achter de hoge wei en ten zuiden van de hoogste bocht van de Heibergstraat. In Straeten waren er toen duidelijk meer bosjes. Ik denk dan spontaan aan de vroegere plaatsbenaming 'het bùske' in Straeten.

Manu Peeters en Jef Celis

sneeuwpret jaren 1960 : Magda Peeters, Monique Celis,

Agnes Celis, Maria Peeters en Guy Peeters

Dichtgevroren beek in Straeten (1942 of 1944?): Pierre Claes en zijn zoon Paul, zij woonden toen in de molen (boerderij) langs de beek.

8.3. Mijmering

Terugkeer naar mijn dorp, 

een mijmering……..


Na 40 jaar terugkeren naar mijn geboortedorp lijkt alles op een aardverschuiving. Oude, gekende huizen, pilaren van een klein dorpje, zijn verdwenen en hebben de plaats geruimd voor nieuwbouw in al zijn verschrikkelijkste lelijke vormen en kleuren. Troosteloos slenter ik door mijn geboortedorpje na een gestresseerd leven in een grootstad.

Ik voel mij als een vreemdeling, wandelend tussen inmiddels grote bomen, die vroeger nog kleine plantjes waren. Enkele van die bomen hebben de tand des tijds en de luidruchtige kettingzaag durven trotseren. Andere gewassen hebben allang moeten plaats ruimen voor kleurrijke gesteenten en gebouwen,waar zelfs geen voegcement meer aan te pas is gekomen. Plaats voor twee auto’s voor de deur, duur en modern speelmateriaal in de tuin, zwarte, ontsierende zonnepanelen op het dak. Maar desolaat. Geen spelende kinderen in die groene tuin, geen mensen in de straat. Wel kleurrijke lichtjes van breedbeeldschermen en IPads, als je eventjes binnen gluurt.

Oppassen voor de met snelheid van elektrisch aangedreven fietsen en zwaar verkeer, die op je afkomen op het rode en zwarte asfalt.

Een zwaar vrachtvliegtuig raast hoog in de hemel voorbij.

Waar is de tijd dat de kinderen op de straat speelden, ravottend met elkaar en hinkstapsprongetjes maakten?

Waar is de tijd dat je nog op tijd een fietsbel hoorde om tijdig opzij te stappen en een autootje, al puffend voorbij reed?

Tijdens mijn wandeling kom ik nog een bekende dorpeling tegen. Paul heeft al een gezegende leeftijd,weet nog bijna alles over het dorpsleven vroeger, maar heeft al een hele reeks vrienden en vriendinnen, mededorpelingen ten grave moeten dragen. Hij blijft nog als een relikwie over in dat ooit zó mooie, schilderachtige en levenslustige dorpje. Marguerite, François, Jos en laatst nog Elly zijn vertrokken naar boven, zelf een kruisteken makend en zijn klak afnemend. Ja, Dood en Geboorte leert men slechts in een dorp kennen,niet in een stad.                                                            

Weet je nog, zei Pol, dat hier elk jaar naar de dorpskermis toegeleefd werd. Iedereen in het ‘nief’, iedereen ‘congé’ en de dag daarna ook nog, om te bekomen van de pret en vooral de alcoholische naweeën! Haha. Het hele dorp vierde feest. Er werd een uitgebreid feestmaal opgediend en verorberd. ’Goei sop’, rosbief met zelfgemaakte kroketten en groentekrans. Ja, zelfs bloemkool! En dan die ‘vloj’. Hmm. Om vingers af te ‘lekken’. In elk gezin stapte men naar de dorpsbakker met de eigen kersen, appelen om zijn kermistaart te laten bakken! Hmmm,lekker!                                           

Allen naar de Hoogmis ter ere van Sint Lambertus en dan naar het dorpscafé,waar er al ‘ne goeie col’ op de pinten stond te wachten op de dorstigen. Er werd gedronken, gezongen en liefst zó aangebrand mogelijke liedjes werden er gekweeld. De kerkmuur onderging zijn jaarlijkse ammoniakdoop. De paardenmolen, eendjes vissen, schietbarak, de paardenkoersen en nog meer. Het was feest!

Er werd wekelijks met de kaarten gespeeld en een goede pint gedronken en soms sigaartjes meegenomen,voor wie niet kon volgen in de tournees. Er was jaarlijks toneel. De mannenrollen werden dikwijls ingevuld door de dorpsmeisjes of vrouwen. Nog een oud volkstoneel werd ten tonele gebracht. Zelfs op het kasteel van Rochendael.         

                        



Dan was er nog de jaarlijkse Processie waar iedereen paraat stond om in mee te acteren en te pronken met zijn/haar kostuum en zo fier als een gieter door het dorp te trekken.                                



Zoals elk dorp moest er een fanfare zijn. De notabelen vooraan met de vlag van de fanfare en daarachter iedereen die dacht te kunnen spelen! Hier konden ze dan hun prestaties laten ten gehore brengen aan de dorpelingen, na avondlange repetities, geleid door de schoolmeester van het dorp. Dat was dan ook de man die de wijsheid aan de kinderen van ‘de hoge en lage kant’ (zes leerjaren samen)  wist aan te brengen, de man die het kerkorgel bespeelde en die dus muzieknoten kende.

De schoolmeester, ’de Miester’ en de Pastoor waren de meest vooraanstaanden in het dorp. De Franse schrijver Victor Hugo schreef in 1877: ”Il y a dans chaque village un flambeau allumé,le maître d’école et une bouche qui souffle dessus,le curé” (Er is in elk dorp een brandende fakkel, de schoolmeester en een mond, die het uitblaast, de priester)

Er waren de bewegingen, dikwijls in katholieke handen. De boerinnen kregen de steun van de Boerinnenbond. Wekelijks konden ze in de keuken van de parochiezaal kooklessen volgen. Andere interessante cursussen werden in de zaal zelf gegeven. De mannen lieten niet op zich wachten en sloten zich aan bij de BJB of de latere Boerengilde. De jongeren zaten in het Patronaat en later in de jeugdbeweging KLJ. Jaarlijks was er het vakantiekamp, ergens in Limburg. Daar konden ze ravotten en spelletjes spelen, nachtwandelingen, droppings en vooral samen genieten van de maaltijd, die de kookmoeders hadden klaargestoomd. 

’Ziggezagge, ziggezagge,…hoi,hoi,hoi’. De meeste jongens en meisjes leerden elkaar daar beter kennen en uit sommigen zijn vruchtbare huwelijken ontsproten. Maar de meeste kinderen zijn gaan studeren en veel zijn er uitgeweken naar andere oorden.                           

“Je kan een jongen uit een dorp halen, maar je kan het dorp niet uit de jongen halen” (Arthur Baer-1886-1969).

De moderne tijd heeft het dorp overwoekerd en het authentieke van een dorpsgemeenschap weggevaagd. Het werd in de websites van het wereldwijde internet geworpen. Daar kan je dan nog oude foto’s van oude familieleden,schoolkameraden,bijzondere dorpsmensen en oude huizen opsnuiven en…..wegmijmeren.

Geen dorpscafés meer, geen dorpswinkeltjes, waar men alles verkocht, geen smid meer,…..alles verdwenen.

Je zou kunnen denken aan de tekst van Wim Sonneveld: ”Ik was een kind,hoe kon ik weten dat dat voorgoed voorbij zou gaan?”


Tekst: JEAN-PAUL BROOS