Wij vinden niet veel over deze pastoor. Terzijde vinden we wel iets in de notities van pater Jos Vanderheyden:
De Boerinnengilde (gesticht in 1911) kreeg hier een eerste voet aan wal onder het pastoorschap van E.H. Hendrik Gielen (Bevingen. 1912-1923). Hij bracht enkele landbouwersvrouwen samen met het oog op de stichting van een Bevingse Boerinnengilde. De oorlog gooide echter roet in het eten. Met pastoor Jozef Peeters (Bevingen 1923-1939) kwam er pas echt schot in de zaak.
In een andere artikeltje lezen we:
Het contrast met pastoor Gielen was groot. Mochten de kinderen bij pastoor Gielen spelenderwijs aan de zakken van zijn soutane hangen. Van pastoor Peeters herinneren de ouderen zich thans veeleer een slag van zijn harde hand om hun oren. Ook de jongeren gingen pastoor Peeters liever uit de weg, want de zielenherder liep al eens door het dorp om deugnieten en mogelijke vrijers te berispen.
Uit de nota's van Jean-Paul Broos:
In 1912 wordt Hendrik Gielen pastoor van Bevingen. Hij vond zijn ‘kerkske’ te klein en hij laat plannen maken voor een nieuwe kerk. Maar de oorlog heeft alles tegengehouden.
Pastoor Gielen had altijd een hond aan zijn zij. In 1924 moest hij van hier vertrekken. Als jager had hij moeilijkheden gekregen met Ridder Cartuyvels. De zonen van de oud-burgemeester van St-Truiden hadden alle drie een geweer gekregen. Zij hadden zijn hond neergeschoten, omdat die patrijzen doodbeet. Iedereen vermoedt wat er is gebeurd na die jagersruzie. De arme man weende toen hij hier moest vertrekken. Ook veel mensen weenden en toen de nieuwe pastoor kwam (Jozef Peeters) waren de kinderen erg boos op hem. Zij dachten dat hij Gielen had weggejaagd.