Geschiedenis vesting

Geschiedenis van de vesting

Wageningen is ontstaan als grensvesting van Gelre tegen het Utrechtse Sticht. In de loop van de 13e eeuw ging Wageningen een rol spelen in de verdediging van de Veluwe. In 1196 had graaf Otto I van Gelre de Veluwe in leen van de hertog van Brabant en in achterleen van de bisschop van Utrecht gekregen. Dat was vragen om moeilijkheden, want de Veluwe was de verbinding tussen het Sticht (huidige provincie Utrecht) en Oversticht (Overijssel). De stad lag strategisch aan de rand van de Veluwe. De verder heel drassige en ontoegankelijke Gelderse Vallei was hier op zijn smalst. Over de hogere oeverwal van de Rijn kon de vijand relatief makkelijk de oversteek wagen. Op deze plek begon graaf Otto II van Gelre in 1240 met de aanleg van versterkingen. In 1263 kreeg Wageningen stadsrechten. Wageningen lag toen nog direct aan de Rijn, en kon dus de doorvaart op de rivier beheersen. Hoewel Wageningen had kunnen uitgroeien tot een bloeiende handelsstad, is dat nooit gebeurd. De functie als grensvesting en de concurrentie van Arnhem verhinderden dat. In de loop der eeuwen hebben namelijk belegeringen, plunderingen en branden hun tol geëist.

In de 13e eeuw was er al een dubbele gracht, zo blijkt uit opgravingen. Beide grachten waren circa 18 meter breed en van elkaar gescheiden door een aarden ringwal.

De oudste stadsmuur is waarschijnlijk tegen een bestaande aarden wal aangebouwd, met een helling van circa 10%. De binnenzijde van de muur is later waarschijnlijk verzwaard met spaarbogen, waarbij de aarden wal afgegraven moet zijn. Toen deze stenen muur onvoldoende bescherming meer bood tegen het verbeterde geschut, is de muur aan de binnenzijde opnieuw van een aarden wal voorzien. De nu nog bestaande aarden wal aan de binnenzijde van de oostelijke stadsmuur gaat waarschijnlijk terug op een 16e eeuwse wal (en dus niet op de 13e eeuwse).

Vestingwerken van Wageningen omstreeks 1558 of eerder, Atlas te Turijn.

Karel van Gelre bouwde na 1500 in de zuidoosthoek van de stad een kasteel ter versterking van de stad. Ook worden de verdedigingswerken van de stad zelf fors versterkt en aangevuld. Wanneer Gelre in 1543 in handen valt van keizer Karel V, die ook al Utrecht in bezit heeft, is het afgelopen met de betekenis van Wageningen als grensvesting.

De kaart van Jacob van Deventer (circa 1562) geeft een veertiental torens te zien. Deze kaart geeft de situatie vrij precies weer. Een uitzondering vormt het water van de stadsgrachten, dat tot aan de verdedigingsmuur staat getekend. Dit komt niet overeen met de werkelijkheid. Tussen water en muur bevond zich een berm van enkele meters. Ook valt op dat de twee bolwerken bij de stadspoorten, die op de vroegere kaart uit een atlas te Turijn staan afgebeeld, hier nog ontbreken.

De vesting Wageningen met dubbele gracht circa 1562, Jacob van Deventer. Gelders Archief, Kaartenverzameling, 0963 Collectie Plattegronden PL 44 (detail).

Tijdens de 80-jarige oorlog groeit het belang van de stad als vesting weer, nu als bewaker van de Veluwe. Eind 16e eeuw werden ter bescherming voor de Nudepoort en de Bergpoort twee rondelen aangelegd, zware halfronde muren.

In het begin van de 17e eeuw (1624 wordt als jaartal genoemd) kreeg de stad een nieuw vestingstelsel. De binnenste gracht werd gedempt, en de buitenste gracht werd fors verbreed. Ook zijn zes bastions aangelegd.

De kaart van Nicolaas van Geelkercken (circa 1650) geeft een goed beeld van de globale vorm van de vesting. Het perspectief aan de noordoostzijde is echter vertekend en daarmee ook de vorm van het Beckafbastion. De kaarten van J. Blaeu (1649) en Priorato (1683) geven de vorm van de bastions veel nauwkeuriger weer.

Deze beide laatste kaarten geven ook een halve maan (klein verdedigingswerk in de gracht) tegenover de Bergpoort weer. Dit werk is in 1629 aangelegd.

Na de Vrede van Munster in 1648 blijft goed onderhoud aan de vestingwerken achterwege. In 1672 geeft de stad zich dan ook zonder slag of stoot aan de invallende Franse troepen over. Als de Fransen zich terugtrekken, blazen ze het kasteel en een deel van de versterkingen op. Dat is meteen het einde van Wageningen als vestingstad, al blijven de fortificaties voorlopig nog grotendeels intact. In 1674 werd nog wat aan het herstel van de vestingwerken gedaan. Dit had echter niet veel om het lijf. In 1717 kreeg de stad vergunning om de zeer in verval geraakte vestingwerken te slopen. De oostkant van de Molenstraat werd in de loop van de 18e eeuw bebouwd. Ook werden delen van de gracht in de loop der tijd aangeplempt, waardoor de gracht steeds smaller werd.

In de negentiende eeuw ging de bebouwing van de voormalige wallen verder met onder meer een strook ten oosten van de Schoolstraat en bij het Emmapark. Andere delen van de vroegere vesting kregen een parkachtige structuur, zoals het vroegere Noorderplantsoen op de Noordwal (1854-1855) en het Emmapark op de Kortewal (1860). Het ontwerp is van K.G. Zocher.

Wageningen circa 1650, Nicolaas van Geelkercken.

Wageningen omstreeks 1935, Topografische Kaart

Bij de aanleg van een verkeersweg (Plantsoen) in de jaren zestig werd een deel van deze structuur opgeofferd. Ook werd de Stationsstraat flink verbreed, vooruitlopend op het nooit gerealiseerde uitwerwaardenplan. Volgens dit plan had een groot deel van de Wageningse uiterwaarden moeten veranderen in een nieuwbouwwijk met veel hoogbouw. De Rooseveltweg en de verbrede Stationsstraat hadden deze nieuwe wijk moeten ontsluiten. Ook had veel bebouwing in het gebied tussen Stationsstraat, Bergstraat en Grebbedijk in de jaren zestig moeten plaatsmaken voor het ‘Bergpoortplan’. Na lange procedures haalde de Raad van State uiteindelijk een streep door hett Uiterwaardenplan. Ook het Bergpoortplan ging niet door. Wel was toen al een veel te brede Rooseveltweg aangelegd, een deel van de stadsgracht gedempt en de bebouwing aan de westkant van de Stationsstraat afgebroken.

Klik hieronder voor beschrijving van de route en bezienswaardigheden

De vesting rond

Geschiedenis vesting

  1. Plantsoen en Juniusbolwerk

Literatuur