Dutch English
Lesson no 1
aardig nice
boer farmer
boot boat
bus bus
buur neighbor
de the
deur door
het dier animal
duur expensive
een a
fijn nice
groei growth
het huis a house
in in
is is
leeuw lion
maan moon
man man
mooi beautiful
niet not
nieuw new
nu now
paar pair
para'plu ambrela
peen carot
peer pear
pen pen
pet cap
poel pool
poot paw
pot pot
sla lettuce
sluw slay
straat street
stro straw
taai tough
trein train
tuin garden
vriendelijk kind
water water
wit white
zee sea
zit sit
………………………………………………..
lesson no 2
alle'bei both
dus so
hoofdpijn hebben to have a headache
het'zelfde the same thing
mis'schien maybe
moe tired
ook also
pre'cies exactly
wat vreemd how funny
ziek ill
………………………………………………………….
Lesson no 3
bedoel je do you mean
een beetje a bit
daar over there
dik fat
eigenlijk actually
de etal'age shop window
het is geen gezicht not a pretty sight
haar hair
de jongon boy
de jurk dress
het kind child
klein small
kort short
maar but
het meisjje girl
me'juffrouw miss
me'verouw Ms.
me'neer Mr.
na'tuurlijk natural
nou well…
of or
de pruik wig
de rok skirt
de schoen shoe
slecht bad
te too
ten minste at least
twee two
van of
veel many, much, a lot
verschrikkelijk terrible
de vrrouw woman
wat jammer what a pity!
wel nee oh no
zie je do you see
zo so
weg away, gone
………………………………………………………
Lesson no 4
alless everything
altijd always
het boek book
dag day, helow, goodbye
goede morgen good morning!
Heel very
hier here
ja'zeker indeed
mijn my
moeilijk difficult
de naam name
de oom uncle
de ro'man novel
saai boring
de schrjver author
uit from, out of
weet ik veel how do i know?
……………………………………………………………….
Lesson no 5
achter behind
het bezoek visit
op bezoek on a visit
het bier beer
denken think
echt real/really
het feest party
gezellig pleasant
het glas glass
houden van like, love
het i'dee idea
ja wel oh yes!
kennen know, be acquainted with
leuk nice
na to
naar huis home
nooit never
het retau'rant restaurant
reuzegezellig great fun
thuis at home
van'avond this evening
vienden find
hoe vind je…? what do you think of…?
voor for
vo'o'r in front of
de wijn wine
…………………………………………………………..
Lesson no 6
anders otherwise
het bad bath
beloven promise
het engels English
eten eat
het fiets bicycle
gevarlijk dangerous
het kan'tor office
de mens person (also man)
met with, by
morgen tomorrow
het nedelands Dutch
op on, in
de poes cat
posje pussycat
de rust rest, peace
spelen play
het strand beach
stoppen stop
de tafel table
van'daag today
het vlees meat
wees! be! (irregular imperative of zijn )
weten know ( a fact )
de zee sea
zoet sweet, good
zweemmen swim
……………………………………………………….
……………………………………………………….
Lesson no 7
aan to, at
afrekenen pay the bill
het ca'deau present
het cadeautje small present
druk busy
ik heb het druk i am buzy
fris fresh, refreshing
geven give
de koffie coffee
kopen buy
het kopje cup
krijgen receive, give
lekker nice, tasty
me'teen immediatly
de midaag afternoon, midday
nemen take
niets nothing
nog een another one
de ober waiter
ook nog as well
smaken taste
de thee tea
het ter'rasje terrace
de zon sun
……………………………………………………………
Lesson no 8
al already
de broer brother
de dochter daughter
dragen carry
geloven belive, think
haast hebben be in a hurry
ingang entrace
klaar ready
de koffer suitcase
de krant newspaper
het kwar'tier quarter, quarter of an hour
het perron platform
....