Levenswetenschappen I-Z

iatrochemieiatrochemie Opvatting uit de 17e eeuw dat alle levensprocessen, en dus ook ziekteprocessen, berusten op chemische verschijnselen. Alle ziekten zouden iatrogene ziekteiatrogene ziekte Ziekte die het gevolg is van medisch ingrijpen (iatros = arts). Het mag vreemd lijken dat medische handelingen tot ziekten kunnen ibissenibissen (familie Threskiornithidae, orde reigerachtigen) Vogels met lange dunne poten en een lange nek. Totale lengte 50-90 cm. Twee onderfamilies: ichthyosauriërsichthyosauriërs (orde Ichthyosauria, klasse reptielen) Uitgestorven reptielen die van Midden Trias tot Onder Krijt over de gehele aarde verspreid voorkwamenidee Een idee is in het gewone spraakgebruik een gedachte, een plan, een ontwerp. In de filosofie heeft de term `idee' een toegespitste betekenis, die ideeënwereld van Plato

ideeënwereld van Plato Een buiten de aarde gelegen wereld met absolute en eeuwige kennis. Volgens de Griekse filosoof Plato (427-347 v. C.) sta

idée-fixe

idée-fixe 1. In de muziek: een motief waar gedurende het hele stuk aan wordt vastgehouden. 2. In de psychologie is het een gedachte die iemand niet identificatie

identificatie (vereenzelviging) Het overnemen van kenmerken van een ander in een of meer opzichten van het denken of doen. Speelt belangrijke rol

identiteit

identiteit In algemeen logische zin de verhouding tussen identieke dingen. In de mathematische logica is identiteit die bijzondere tweeplaatsige relatie ideomotorische beweging

ideomotorische beweging Een onwillekeurige beweging, bijvoorbeeld de automatische handelingen die iemand verricht terwijl hij diep in gedachten

idiopathisch

idiopathisch Term die wordt gebruikt om aan te geven dat de oorzaak van een ziekte of van een verschijnsel onbekend is. Het gebruik van zo'n term idiot savant

idiot savant (lett: een geleerde gek) Dit wordt wel gezegd van personen die een grote geestelijke achterstand hebben, maar die tevens een scherf van idiotie

idiotie Meest ernstige vorm van zwakzinnigheid. Idiote kinderen zijn vrijwel niet gewoon op te voeden en kunnen zich bijna altijd alleen handhaven iepen

iepen (olmen, familie Ulmaceae, orde brandnetels Urticales) Bomen met enkelvoudige bladeren met een scheve bladvoet, een- of tweeslachtige bloemen Iguanodon

Iguanodon (geslacht van de onderklasse archosauriërs) Uitgestorven, rechtop lopende reptielen uit het Onder Krijt. Hoogte ca. 10 meter, planteneters. ijlen

ijlen (koortsdelirium) Toestand van gedaald bewustzijn met desorientatie, verwarring en hallucinaties, die gepaard kan gaan met bewegingsdrang en ijsbeer

ijsbeer (Thalarctos maritimus, familie beren) Ruim 2 m lange beer met sterk ontwikkeld achterlichaam, vrij smalle kop, behaarde voetzolen en zwemvliezen ijshoenders

ijshoenders (zuidpoolkippen, familie Chionididae, onderorde plevierachtigen) Ca. 40 cm grote, spierwitte vogels met gedrongen lichaam en vrij forse, ijskruidfamilie

ijskruidfamilie (Aizoaceae, orde muurachtigen) Kruiden of halfheesters met ijzelachtige blaasjes op de vlezige bladeren; bloemen met veel lijnvormige ijsvogels

ijsvogels (familie Alcedinidae, orde scharrelaarvogels) Veelal prachtig glanzende, overwegend blauwgroene vogels met lange snavel, naar verhouding ijzergebrekanemie

ijzergebrekanemie Veel voorkomende vorm van anemie door ijzergebrek (ijzer is een bestanddeel van de rode bloedkleurstof). Oorzaken: langdurig ijzergebreksbloedarmoede

ijzergebreksbloedarmoede Vorm van bloedarmoede die ontstaat door een tekort aan ijzer. IJzer is een van de bouwstenen van rode bloedcellen. Het ijzerhardfamilie

ijzerhardfamilie (Verbanaceae, orde lipbloemen) Bomen, struiken en kruidachtige planten met afgeplatte stengel, bladeren in kransen of tegenoverstaand, ik

ik Aanduiding voor het subject van het willen en handelen. Sinds Descartes is het `ik' als onderscheiden begrip aanwezig in de geschiedenis van het ik-bezetting

ik-bezetting Het richten van de aangeboren seksuele energie (libido) op het eigen lichaam, als belangrijkste bron van behoeftebevrediging. Bij pasgeboren ileus

ileus Verschijnsel dat het voedsel niet verder door de darm wordt getransporteerd. Men onderscheidt twee hoofdvormen: mechanische ofwel obstructie-illusie

illusie Ook illusionaire vervalsing. De waarnemingsvervorming waardoor dingen anders worden waargenomen dan ze zijn. Het betreft hier een vrij algemeen illusies, visuele

illusies, visuele Gezichtsindrukken die niet zijn te herleiden tot de betrokken stimuli. Dit is een veel voorkomend verschijnsel, dat veroorzaakt wordt imagery

imagery Het maken van een visuele voorstelling in het hoofd.

imago (biol.)

imago (biol.) Geslachtsrijp insect, ontstaat uit een larve door vervellingen (onvolledige gedaanteverwisseling) of een pop (volledige gedaanteverwisseling). imago (psychol.)

imago (psychol.) Psychoanalytisch begrip voor het onbewuste, vaak geïdealiseerde beeld van een belangrijke figuur uit iemands jeugd, dat geprojecteerd imbeciliteit

imbeciliteit Vorm van zwakzinnigheid, waarbij de getroffen kinderen moeilijk zijn op te voeden, maar enig besef van sociale normen is hun nog wel imbecillitas

imbecillitas Matig ernstige vorm van zwakzinnigheid; IQ tussen 30 en 55. Ontwikkelingsniveau reikt nooit verder dan een normaal kind van de tweede imbibitie

imbibitie Zwelling door wateropname, bekend van zaden, maar ook van stoffen als cellulose, gelatine en zetmeel.

imipramine

imipramine Eén van de tricyclische antidepressiva. Het wordt gebruikt ter verlichting van depressies, maar ook bij de behandeling van bedplassen van imitatie (psych.)

imitatie (psych.) Overnemen van bepaalde gedragingen van mensen of dieren door andere mensen of dieren. Vroeger meende men dat imitatie een

immatuur kind

immatuur kind Kind geboren tussen de 16e en 28e week van de zwangerschap. Dergelijke kinderen kunnen tegenwoordig steeds beter in leven worden immissie

immissie Binnenkomst van een verontreiniging. Dit kan stof zijn, maar ook gas, straling, warmte e.d. De mate van immissie wordt weergegeven als immissieconcentratie, maximale

immissieconcentratie, maximale (MIC-waarde) De maximale concentratie van stoffen in de lucht die toelaatbaar is als men deze voortdurend inademt. immunisatie

immunisatie Het kunstmatig teweegbrengen van immuniteit.

immunisatie, passieve

immunisatie, passieve Immunisatie door het toedienen van door een ander organisme gevormde antistoffen. De immuniteit treedt direct in, maar is immuniteit (med.)

immuniteit (med.) Het verkrijgen van onvatbaarheid voor besmettelijke ziekten. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. 1) Als men immuun wordt immunologie

immunologie Tak van wetenschap die zich richt op de bestudering van het vermogen van het lichaam om specifieke afweerreacties te vormen bij contact immuundeficiëntie

immuundeficiëntie Tekortschieten van het afweersysteem van het lichaam tegen binnendringende ziektekiemen. Het afweersysteem bestaat uit twee impala

impala (Aepyceros melampus, geslachtengroep gazellen) Slank en sierlijk gebouwde herkauwer met lange smalle kop. Horens alleen bij mannetjes. impetigo

impetigo (krentenbaard) Oppervlakkige ontsteking van de huid, veroorzaakt door bacteriën. Deze ziekte komt vooral voor bij kinderen, maar kan onder implantatie

implantatie Innesteling van de blastocyste in het baarmoederslijmvlies bij zoogdieren. Daarbij wordt de baarmoederwand plaatselijk opgelost en dringt implosieve therapie

implosieve therapie Ook flooding. In deze vorm van therapie wordt de cliënt als het ware overspoeld (Eng: flood = overstroming, zondvloed). Deze impotentie

impotentie Onvermogen van de man om een erectie (stijf worden van de penis) te krijgen of het onvermogen om een erectie lang genoeg te laten bestaan impulsgeleiding

impulsgeleiding Voortgeleiding van elektrische signalen (actiepotentialen) langs zenuwvezels. Actiepotentialen (impulsen) ontstaan volgens de alles-impulsgeleiding, sprongsgewijze

impulsgeleiding, sprongsgewijze Snelle manier van impulsgeleiding langs zenuwvezels met een mergschede (100 m/sec). Pulsen kunnen alleen via impulsiviteit

impulsiviteit De neiging spontaan en direct op een gebeurtenis te reageren zonder rekening te houden met de gevolgen. Soms wordt impulsiviteit gelijkgesteld in vitro-experiment

in vitro-experiment Experiment met stoffen uit levende organismen uitgevoerd buiten het organisme. Bijv. isolatie van een bepaald enzym uit een celextract in vivo-experiment

in vivo-experiment Experiment uitgevoerd in een levend organisme. In vergelijking met in vitro-experiment technisch vaak moeilijker uitvoerbaar en inademing

inademing Adembeweging van vele dieren en de mens die dient om zuurstof in de ademhalingsorganen te brengen. Bij zoogdieren en de mens via de incest

incest (bloedschande) Het voorkomen van seksuele contacten tussen bloedverwanten. Incest komt het meest voor tussen broers en zusters, vaders en incoherentie

incoherentie Het ontbreken van samenhang in de gedachtegang. Dit komt voor bij psychosen.

incompatibiliteit (biol.)

incompatibiliteit (biol.) (zelfsteriliteit) Algemeen voorkomend verschijnsel bij planten waarbij het stuifmeel van soorten met tweeslachtige bloemen incontinentie

incontinentie Het onvermogen de urine of de ontlasting naar believen op te houden. Urine-incontinentie is een normaal verschijnsel bij kleine kinderen. incubatietijd

incubatietijd (broedfase) Tijdsperiode tussen het binnendringen van ziektekiemen in het organisme en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen. indaling, testes

indaling, testes Het afdalen van de teelballen (testes) vanuit de buikholte naar de balzak. Dit is nodig, omdat het produceren van hormonen en zaadcellen indicator (biol.)

indicator (biol.) Een stof die gebruikt wordt om een bepaald proces waarneembaar te maken. Zo worden veel kleurstoffen toegepast die een kleuromslag indigestie

indigestie Lichte, voorbijgaande stoornis in de spijsvertering. Een dergelijke stoornis kan optreden bij lichte infecties van het maag-darmkanaal, bij Indische olifant

Indische olifant (Elephas maximus, E. indicus, olifantenfamilie, Elephantidae) Ook wel Aziatische o. genoemd. Groot zoogdier met een maximumg

individu

individu De mens in zijn meest zelfstandige betekenis, met een eigen, specifieke identiteit, die los staat van zijn sociale omgeving. In het dagelijks en individualiteit

individualiteit Het geheel van iemands unieke eigenschappen en persoonlijkheidstrekken. Elke persoonlijkheidstheorie benadrukt de individualiteit Individualpsychologie

Individualpsychologie Ook individuele psychologie. De benaming die Alfred Adler gebruikte voor zijn eigen opvattingen om de verschillen aan te individuatie

individuatie Het streven naar het volledig uitkristalliseren van het eigen ik. Alle mogelijkheden en talenten worden optimaal ontplooid en de verschillende indri's

indri's (familie Indriidae, onderorde halfapen) Grootste halfapen, slank met korte brede snuit en zijdeachtige vacht, grote handen en voeten. Voedsel: inductie (biol.)

inductie (biol.) Het op gang brengen van de vorming van een bepaald enzym door het wegnemen van remmende repressormoleculen in een operon. inenting

industrie- Afval afkomstig van bedrijven. Kantoor- winkel- en dienstenafval wordt meestal samen met huishoudelijk afval verwerkt. Een groot afval, radioactief

inenting (vaccinatie) Toediening van gestandaardiseerde hoeveelheden micro- organismen of hun ziekteverwekkende stofwisselingsproducten, ter verkrijging infanticide

infanticide Het al dan niet met opzet ombrengen van een kind. Dit gebeurt het vaakst door de ouders/opvoeders en vaker door de moeder dan door de infantiele encefalopathie

infantiele encefalopathie (cerebral palsy) Benaming die wordt gebruikt voor de zenuw- en spierafwijkingen bij pasgeborenen, die optreden ten gevol

infantilisme

infantilisme In feite een verkeerde benaming voor het verschijnsel immaturisme (onrijpheid) bij kinderen; hiermee bedoelt men het in ontwikkeling infarct

infarct Ieder weefselversterf ten gevolge van een onvoldoende doorbloeding en daardoor een onvoldoende toevoer van zuurstof en voedingsstoffen infectie

infectie Besmetting van een organisme met ziektekiemen (bacteriën, virussen), gevolgd door vermeerdering en plaatselijke of algemene ziekteverschijnselen. infectieziekten

infectieziekten Ziekte die van de een op de ander kan worden overgedragen, direct of via een drager die niet door de ziekte is aangetast. Dit gebeurt inferentie

inferentie Het proces waarbij van tevoren bestaande kennis en verwachtingen een sturende invloed hebben op de interpretatie van informatie uit de influent

infiltratie- Vorm van lokale (plaatselijke) anesthesie waarbij het verdovende middel in het operatiegebied wordt gespoten. Het middel verspreidt anesthesie, lokale

influent Afvalwater dat bij een zuiveringsinstallatie naar binnen wordt gevoerd.

informatie

informatie In de informatietheorie een grootheid die uitgedrukt kan worden in bit, waarbij een bit overeenkomt met een ja- (1) of nee- (0) beslissing. informatieverwerking

informatieverwerking Een centraal begrip uit de cognitieve psychologie. De mens wordt hier opgevat als een informatieverwerkend systeem. Dit wil infradiaans ritme

infradiaans ritme Een biologisch ritme waarvan een afzonderlijke cyclus langer duurt dan één dag. Het meest voor de hand liggende voorbeeld hiervan infuus

infuus Toediening van vocht in een ader of onder de huid onder invloed van de zwaartekracht. De vloeistof wordt in een fles een halve tot een meter ingeslikte voorwerpen

ingeslikte voorwerpen Scherpe, puntige en hoekige voorwerpen die worden ingeslikt, hebben andere gevolgen dan gladde, ronde. Scherpe objecten

Ingram, Vernon Martin

Ingram, Vernon Martin (geb. 1924) Duits-Amerikaans biochemicus, onderzocht de vorming van de rode bloedkleurstof (hemoglobine) tijdens de ontw

in-group/out-group Sociologisch en sociaal-psychologisch begrippenpaar. Onder in-group (ook wel: wij-groep) verstaat men een groep mensen zoals iris (biol.)

inheems

inheems Inheems noemt men dier- of plantesoorten die in een bepaald gebied van oorsprong voorkomen of zich ergens zelfstandig hebben gevestigd inhiberende postsynaptische potentiaal

inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP) Actiepotentiaal in het presynaptisch element die de afgifte van remmende (inhiberende) neurotransmitterstof inhibitie

inhibitie (neurobiol.) Remming van de prikkeloverdracht door afscheiding van inhiberende neurotransmitterstof op het synaptisch grensvlak. Alleen inhoudsanalyse

inhoudsanalyse Methode om een objectief, systematisch en kwantitatief beeld te geven van de inhoud van communicatie in woord, schrift of beeld, initiale cellen

initiale cellen De cellen van het apicaal meristeem (= groei- of vegetatiepunt) van een stengel of wortel, waar de delingsactiviteit voor de weefselgroei injectie

injectie Toediening van vloeibare of opgeloste geneesmiddelen met behulp van een spuit. Wordt o.a. gedaan wanneer het geneesmiddel snel moet werken, inktvissen

inktvissen (klasse Cephalopoda, stam weekdieren) Zwemmende weekdieren zonder uitwendige schelp, goed ontwikkelde ogen en snelle wijze van v

inktzwammen

inktzwammen (geslacht Coprinus, familie buisjeszwammen Polyporaceae) Schimmels met een bovengronds vruchtlichaam (paddestoel) met steel en inlay (audio/video)

inlay (audio/video) Het inbrengen van een tv-beeld in een deel van een ander tv-beeld.

inleiden van de bevalling

inleiden van de bevalling Het kunstmatig op gang brengen van de bevalling, vóór het spontaan beginnen van de weeën of het breken van de vliezen. innervatie

innervatie Beïnvloeding van organen door zenuwen.

Inocybe

Inocybe (geslacht van de familie buisjeszwammen) Kleine tot middelgrote, op de grond groeiende paddestoelen, hoed vezelig gestreept of geschubd, inprenten

inprenten (stempeling, imprinting) Leerproces bij jonge dieren dat onomkeerbaar is en gebonden aan een bepaalde korte periode in de eerste levensuren insecten

insecten (klasse Insecta, stam geleedpotigen) Met ca. 900.000 soorten de grootste klasse van het dierenrijk. Leven op het land, in de bodem en in het insectenbestrijding, biologische

insecten, gevleugelde (onderklasse Pterygota, klasse insecten) Insecten die vleugels bezitten of deze in de loop van de evolutie verloren hebben. insecten, sociale

insecten, sociale (statenvormende insecten) Insecten die in grote familiegroepen (staten) leven. Binnen een staat komen de dieren in verschillende insecticiden

insectenbestrijding, biologische Bestrijding van schadelijke insecten met biologisch verantwoorde methoden, bijv. door met feromonen mannetjes insecteneters

insecteneters (orde Insectivora, klasse zoogdieren) Meestal vrij kleine dieren met tal van primitieve kenmerken; staan waarschijnlijk nog dicht bij insecten, gevleugelde

insecticiden Middelen om ongewenste insecten te bestrijden. De werking berust meestal op blokkering van de overdracht van prikkels in het zenuwstelsel insertie

insertie Tussenvoeging; mutaties in het DNA van chromosomen kunnen worden veroorzaakt doordat in de bestaande vaste volgorde van nucleotidebasen inslaapdroom

inslaapdroom Een droom die onmiddellijk na het inslapen optreedt. De voor andere dromen zo kenmerkende snelle oogbewegingen achter gesloten inslaapstoornis

inslaapstoornis Een vorm van slapeloosheid waarbij het voornaamste probleem bestaat uit het niet in slaap kunnen vallen.

instinct

instinct Erfelijk vastgelegde 'drijfveer' van een soort, vastgelegd in een mechanisme dat gevoelig is voor specifieke impulsen (zowel inwendige als uitwendige) instructie, geprogrammeerde

instructie, geprogrammeerde Een leerprocedure die gebaseerd is op de ; binnen het behaviorisme geopperde ; veronderstelling dat het verwerven instrumenteel handelen

instrumenteel handelen Menselijk handelen dat wordt ingegeven door rationele overweging, en dat gericht is op verwezenlijking van een specifiek

insulineshocktherapie

insulineshocktherapie Psychiatrische behandeling, waarbij met behulp van insuline een hypoglykemisch coma wordt opgewekt. Ontstond toen het insulinoom

insulinoom Meestal goedaardig gezwel van de bèta-cellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Leidt tot toegenomen insulineproductie. intake

intake De eerste fase van het hulpverleningsproces. De intake is een eerste gesprek tussen de hulpverlener(s) en een cliënt. In dit gesprek proberen de inteelt

inteelt Voortplanting van organismen door paring met nauw verwante individuen, bijv. de zelfbevruchting van lagere organismen en sommige hogere integratie (fysiol.)

integratie (fysiol.) Het verwerken van in het centraal zenuwstelsel binnenkomende signalen; zowel uitwendige als inwendige prikkels worden samengenomen integratie, psychologische

integratie, psychologische Het streven naar psychisch evenwicht. Een geïntegreerde persoon weet zowel zijn innerlijke gesteldheid als bepalende intellectualisering

intellectualisering Een afweermechanisme dat optreedt wanneer het ego de eigen rol te sterk benadrukt. Het ego probeert als het ware gevaarlijk geachte intellectuele ontwikkeling

intellectuele ontwikkeling De verandering van verstandelijke vermogens gedurende de levensloop.

intelligentie

intelligentie De vaardigheid goed problemen op te kunnen lossen, goed te kunnen leren of veel te weten. Het is zoiets als verstandelijk vermogen of intelligentiequotiënt

intelligentie, artificiële (AI) Ook kunstmatige intelligentie. 1. Het onderzoeksgebied dat ideeën formuleert met behulp waarvan computers tot intelligent intensive care unit

intelligentiequotiënt (IQ) Een cijfermatige aanduiding voor iemands intellectuele vermogens. Het getal wordt berekend door een deling van de men

intelligentietest

intelligentietest Iedere test die pretendeert intelligentie te meten. De eerste intelligentietest is ontworpen door de Franse psycholoog Binet omstreeks intelligentie, artificiële

intensive care unit (ICU) Ziekenhuisafdeling voor patiënten die door de ernst van hun situatie (bijv. acuut hartinfarct) een zeer intensieve verpleging intentiebeweging

intentiebeweging De aanzet tot een handeling, die niet verder wordt voltooid, doordat de neiging (intentie) tot die handeling (nog) niet sterk genoeg intentionaliteit

intentionaliteit Betrekking hebbend op iets. Dit lijkt een fundamentele eigenschap van mentale inhouden. Gedachten gaan ergens over, bijvoorbeeld interactie, symmetrische en complementaire

interactie, symmetrische en complementaire Twee vormen van interactie die binnen de systeemtheorie onderscheiden worden. Symmetrische interactie interactionisme, dualistisch

interactionisme, dualistisch De veronderstelling dat lichaam en geest twee kwalitatief verschillende eenheden zijn, die wel wederzijds invloed op intercalair meristeem

intercalair meristeem Groeizone zoals die voorkomt bij eenzaadlobbige planten. De stengel van eenzaadlobbige planten zoals grassen bestaat uit knopen intercellulaire holten

intercellulaire holten (intercellulaire ruimten) Holten tussen de cellen van een weefsel. Bij dieren en de mens gevuld met vloeistof en van belang bij interessetest

interessetest Een test waarmee de persoonlijke belangstelling kan worden onderzocht. Het vaakst wordt gebruik gemaakt van de beroepeninteressetest.

interfasciculair cambium

interfasciculair cambium Secundair delingsweefsel (meristeem) gelegen tussen de vaatbundels en ontstaan doordat mergstraalcellen weer vermogen interfase

interfase De periode tussen het eind van een mitotische of meiotische celdeling en het begin van de volgende.

interferentie (psychol.)

interferentie (psychol.) Belemmering. 1. De storende invloed op de herinnering die veroorzaakt wordt doordat verschillende geheugeninhouden elkaar interleukinen

interleukinen Stoffen die zorgen voor de communicatie tussen de cellen die betrokken zijn bij de afweerreactie van het lichaam tegen een indringer intermediaire filamenten

intermediaire filamenten Draden in het cytoplasma van de cel, nog fijner dan de microtubuli en microfilamenten, die alle celorganellen verbinden

internaliseren

internaliseren 1. Ook verinnerlijken. Het volledig in de eigen persoonlijkheid opnemen en als vanzelfsprekend en juist gaan beschouwen van culturele Internationale Eenheid

Internationale Eenheid (IE) Hoeveelheid van een stof die een gelijke biologische werking heeft als een standaardpreparaat. Gebruikt voor vitaminen, interne geneeskunde

interne geneeskunde (inwendige geneeskunde) Medisch specialisme dat zich bezighoudt met ziekten en afwijkingen van de interne organen, d.w.interne milieu

interne milieu Directe omgeving van cellen in een organisme; voor een goed functioneren dient dit zo constant mogelijk gehouden te worden (homeostase).

internodium

internodium (lid) Deel van de stengel, gelegen tussen twee nodiën (bladknopen).

interoceptor

interoceptor Zintuigcel die gevoelig is voor veranderingen die binnen het lichaam plaatsvinden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen mechanische interseksen

interseksen Gewervelde dieren en mensen die zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken bezitten. Ontstaan door chromosomale afwijkingen interspecifiek

interspecifiek Tussen soorten onderling. Voorbeelden zijn: interspecifieke agressie, concurrentie.

interstitiële fauna

interstitiële fauna De kleinste bodemdieren (diameter ??1 mm) die de vrije ruimten tussen zandkorrels als leefgebied benutten, maar die te klein zijn interveniërende variabele

interval- Een meetschaal waarbij de verschillende waarden in verhouding staan tot de verschillen van de afgezette variabelen. Men neemt bijvoorbeeld schaamlippen

interveniërende variabele Het gedrag van mensen wordt niet alleen bepaald door invloeden vanuit de omgeving. De reactie op een stimulus wordt interventiewaarde

interventie, paradoxale Een techniek die vooral gebruikt wordt binnen de systeemtherapie. De cliënt krijgt daarbij een opdracht, waarvan het eigenlijk interview

interventiewaarde Toetsingsnorm in geval van bodemverontreiniging. Indien deze norm wordt overschreden, dan is de bodem ernstig verontreinigd. interventie, paradoxale

interview Een van tevoren voorbereid vraaggesprek met als doel informatie te verkrijgen. Er zijn meestal twee gesprekspartners van wie de één (de in

intine

intine Binnenste van de twee lagen waaruit de celwand van de pollenkorrel bestaat. De intine is de eigenlijke celwand, zelf weer opgebouwd uit twee intramurale hulpverlening

intramurale hulpverlening (lett: hulpverlening binnen de muren) Iedere vorm van hulpverlening waarbij de hulpvrager wordt opgenomen in een instell

intrapsychisch

intrapsychisch Een verzamelnaam voor alle processen die zich binnen de geest afspelen. De term wordt soms in navolging van Sigmund Freud specifiek intraspecifiek

intraspecifiek Tussen individuen van een enkele soort, bijvoorbeeld intraspecifieke concurrentie, agressie.

intra-uteriene vruchtdood

intra-uteriene vruchtdood (mors in utero) Het afsterven van de foetus in de baarmoeder ná de 16de week van de zwangerschap en voordat de bevalling

introjectie

introjectie 1. Een afweermechanisme waarbij iemand de eigenschappen van een ander aan zichzelf toedicht. Dit komt vaak overeen met het inruilen intron

intron Betekenisloos stukje DNA (d.w.z. geen erfelijke informatie bevattend) in een gen. De hoeveelheid van dergelijke stukjes verschilt per gen. Sommige introspectie

introspectie (lett: het naar binnen kijken) Het bij jezelf nagaan wat je voelt en ervaart. In de psychologie werd introspectie vooral in de beginperiode introversie tegenover extraversie

introversie tegenover extraversie (lett: het naar binnen tegenover het naar buiten gericht zijn) Dit begrippenpaar werd o.a. gebruikt door Carl Gustav intuïtie

intuïtie Het onmiddellijk kennen, voortvloeiend uit een geestelijke aanschouwing. Als bron van kennis staat intuïtie tegenover het verstandelijke en invaginatie

invaginatie 1. De instulping van weefsel dat oorspronkelijk aan het oppervlak van het embryo lag tot een inwendige holte, de oerdarm. Dit proces vindt invaliditeit

invaliditeit Het te kort schieten van lichamelijk of geestelijk functioneren. Kan ontstaan door langdurige ziekten, ongevallen, ouderdom of aangeboren invasievogel

invasievogel Vogelsoort die in sommige jaren in flinke aantallen in een bepaald gebied overwintert en in andere jaren geheel afwezig is. Soms blijft inversie (biol.)

inversie (biol.) Omkering van de genenvolgorde in een bepaald deel van een chromosoom. Het betreffende gedeelte is bij een breuk van het chromosoom inversie (meteorologie)

inversie (meteorologie) (ook: temperatuurinversie) Situatie waarin met het toenemen van de hoogte de temperatuur van de lucht stijgt. Normaal ge

inwendige bloeding

inwendige bloeding Bloeding op niet direct zichtbare plaats in het lichaam; meestal betreft het bloedingen in de borstkas- of buikholte. Het belangrijkste inwonerequivalent

inwonerequivalent (IE) Het vervuilende vermogen van het afvalwater dat gemiddeld door één persoon uit een normaal huishouden in een jaar wordt in-group/out-group

iris (biol.) (regenboogvlies) Het achter het hoornvlies van het oog gelegen gekleurde vlies, met in het midden de donkere pupil. De iris bestaat uit een iriscopie

iriscopie Alternatieve onderzoeksmethode waarmee stoornissen in het menselijk lichaam zouden kunnen worden opgespoord aan de hand van abnormale irisontsteking

irisontsteking (iritis, iridocyclitis, regenboogvliesontsteking) Ontsteking van de iris al of niet gepaard gaand met een ontsteking van het straalvormig irissen

irissen (plantengeslacht van de lissenfamilie) Planten met regelmatige bloemen, waarvan de buitenste bloemdekbladen zijn terug geslagen en de binnenste ironie

ironie (Gr.: eirooneia = verdraaiing) Spottende humor (door geveinsde onwetendheid). Het op komische wijze afkeuren van iets door het belachelijk Isaacs, Susan Sutherland

Isaacs, Susan Sutherland 1885-1948) Engels psychologe en pedagoge. Speelde een belangrijke rol in de vernieuwing van het Britse basisonderwijs ischias

ischias Heftig stekende en uitstralende pijn in één been, veroorzaakt door irritatie van of druk op de nervus ischiadicus, de grote heupzenuw die langs ISF

ISF International Softball Federation, de organisatie die zich wereldwijd bezighoudt met softbal.

iso-enzymen Enzymen met een van het gangbare type afwijkende bouw, die echter wel dezelfde werking vertonen. De verschillen in bouw zijn in dit IUCN

isogameten

isogameten Geslachtscellen van lagere planten (schimmels en wieren) die wat vorm en afmeting betreft, niet te onderscheiden zijn in mannelijk en isolatie

isolatie (biol.) Ecologische isolatie is het verschijnsel dat een van twee onderling concurrerende soorten zich aan de concurrentie onttrekt door een i

isolecithaal ei

isolecithaal ei Ei (van zoogdieren) waarbij het dooiermateriaal gelijkmatig over het ei is verdeeld.

isotonisch

isotonisch 1. Een oplossing met een gelijk aantal opgeloste deeltjes als een andere oplossing, d.w.z. met dezelfde osmotische waarde. 2. Spiercontractie isotopentherapie

isotopentherapie Bestraling met straling afkomstig van radioactieve isotopen. Men maakt hierbij gebruik van het feit dat sommige elementen vooral iso-enzymen

IUCN (International Union for Conservation of Nature and Natural Resources) In 1965 opgerichte internationale organisatie die zich bezighoudt met ivoor

ivoor Materiaal waaruit o.a. de slagtanden van olifanten bestaan; voornamelijk tandbeen, dat 57% calciumfosfaat bevat. Het beste komt uit Afrika en Ivoren Kruis

Ivoren Kruis Nederlandse vereniging die het bevorderen van de mond- en tandhygiëne tot doel heeft; propageert vooral andere voedingsgewoonten jaargast

jaargast Vogelsoort die het hele jaar in een bepaald gebied kan worden aangetroffen, maar er niet of slechts zelden broedt.

jaarling

jaarling Een paard dat één jaar oud is, ook enter genoemd. In de hippische taal verjaart ieder paard op 1 januari.

jaarringen

jaarringen Bij planten: afwisselend licht- en donkergekleurde ringen in hout, ontstaan door het verschil in groeisnelheid in de lente/zomer (grote, lichtgekleurde jaarvogel

jaarvogel 1. Vogelsoort die in een bepaald gebied broedt en er het hele jaar kan worden aangetroffen, hetzij als standvogel, als zwerfvogel of als trekvogel.

jacana's

jacana's (jassana's, familie Jacanidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Ralachtige vogels met zeer lange tenen en nagels (spanwijdte tot 20 cm, even jachthonden

jachthonden Honden met een sterke jachtdrift en een uitstekend reukvermogen. Men onderscheidt brakken (lopende honden) en staande honden; verderapporteerhonden, jachtluipaarden

jachtluipaarden (onderfamilie Acinonychinae, familie katachtigen) Sterk afwijkende katachtigen. Slechts één soort, de cheeta (Acinonyx jubatus).

Jacob, François (geb. 1920) Frans bioloog, hoogleraar cellulaire genetica aan het Collège de France, Parijs (eigen leerstoel 1964). Ontving in 1965 jactatio

Jacobson, orgaan van

Jacobson, orgaan van Een met reukepitheel beklede uitstulping van de neusholte bij amfibieën, reptielen en bij veel zoogdieren. Bij hagedissen en Jacob, François

jactatio 1. In de kinderpsychiatrie de onwillekeurige, ritmische hoofdbewegingen die aan het invallen van de slaap kunnen voorafgaan en in ernstige jaguar

jaguar (Panthera onca, familie katachtigen) Op panter lijkend roofdier uit wouden en struiksteppen van Zuid-Amerika. Verschilt van panter door grotere jaguarundi

jaguarundi (wezelkat, Herpailurus yagouarundi, familie katachtigen) Kleine, ongevlekte katachtige uit de bosranden van Zuid-Amerika met marterachti

jak

jak (Bos mutus, onderfamilie runderen) Ca. 2 m lang rund met forse gedraaide hoorns, donkerbruine vacht, lang behaarde staart en van de buik afhangende jakhals

jakhals (Canis aureus, familie hondachtigen) Middelgrote hondachtige, gewicht 7-14 kg, vacht met gevarieerde kleur. Kleiner dan de wolf, met kortere jaloersheidswaan

jaloersheidswaan Ook ontrouwwaan. Het al te onredelijke idee dat de partner vreemdgaat. De persoon met jaloersheidswaan wordt bovendien geplaagd jaloezie

jaloezie Het verlangen naar bezit, eigenschappen, enz. van een ander. In gematigde vorm komt dit bij ieder mens wel eens voor. Van een pathologische James, William

James, William (1842-1910) Amerikaans psycholoog, fysioloog en filosoof. Geïnspireerd door het denken van Peirce werkte hij de methode van het Janet, Pierre Marie Félix

Janet, Pierre Marie Félix (1859-1947) Frans psychiater en neuroloog, hoogleraar aan het Collège de France (1902-37). Hield zich bezig met de bestu

Janssens, Franciscus Alphonsius Ignatius Maria

Janssens, Franciscus Alphonsius Ignatius Maria (1863-1924) Belgisch bioloog. In zijn 'Théorie de la chiasmatypie' (1901) beschrijft hij de voor jan-van-genten

jan-van-genten (familie Sulidae, orde pelikaanachtigen) Grote, meestal zwartwitte zeevogels (enkele bruinige soorten) met krachtige spitse snavel met Japanse kwee

Japanse kwee (Chaenomeles japonica, rozenfamilie) Fijngedoornde struik met matgroene bladeren en oranjerode bloemen (doorsnede twee cm) in

Japanse nachtegaal

Japanse nachtegaal (Chinese nachtegaal, Leiothrix lutea, familie vliegenvangers) Levendige, fraai zingende, sociaal levende vogel. Voedsel: insecten. jarosiet

jarosiet Afvalproduct van de winning van zink uit zinkertsen, dat ijzer en zware metalen als cadmium, lood, zilver en antimoon bevat. Ondanks het jasmijn

jasmijn (geslacht Jasminum, olijffamilie) Heesters met drietallige bladeren, gele trompetvormige bloemen met zesslippige bloemkroon. Vrucht een bes. Javaanse neushoorn

Javaanse neushoorn (Rhinoceros sondaicus, familie neushoorns) Neushoorn waarvan de sterk geplooide huid uit pantserplaten lijkt te bestaan, versierd Javamens

Javamens Type mens, ook Meganthropus pelojavanicus genoemd, waarvan skeletresten zijn gevonden op Java door de Nederlandse paleontoloog Jellinek, Elvin M.

Jellinek, Elvin M. (1890-1963) Canadees arts en pionier op het gebied van studie van alcoholisme. Toonde het verband aan tussen het ontstaan van jeneverbessen

jeneverbessen (geslacht Juniperus, cipresfamilie) Naaldbomen met afstaande bladeren in kransen van drie; een tot drie zaadbeginsels aan het uiteinde Jenner, Edward

Jenner, Edward (1749-1823) Brits arts. Ontdekte in 1796 de mogelijkheid van inenting tegen pokken door aan te tonen dat de inhoud van de blaasjes Jerne, Niels Kaj

Jerne, Niels Kaj (1911-1994) Deens immunoloog. Jerne studeerde natuurkunde in Leiden en medicijnen in Kopenhagen, waar hij in 1951 promoveerde. jetlag

jetlag Verschijnsel waarbij, als gevolg van een lange vliegreis, het ritme voor bepaalde lichaamsfuncties (slapen, waken en eten), verschoven is ten opzichte jeugdherinneringen

jeugdherinneringen Herinneringen aan de eigen jeugd. Deze zijn in de regel zeer fragmentarisch en vaak verbonden aan emotionele gebeurtenissen. jeugdkleed

jeugdkleed Verenkleed van juveniele vogels met karakteristieke tekening en kleur dat het donskleed vervangt. Veel vormen, meeuwen bijv., hebben jeugdpsychologie

jeugdpsychologie Een aanduiding voor het deel van de ontwikkelingspsychologie dat zich vooral bezighoudt met jeugd tussen de twaalf en twintig jeuk

jeuk (pruritus) Onaangenaam symptoom van vele (huid)ziekten, dat ontstaat doordat een groot aantal zenuwen tegelijkertijd in lichte mate worden geprikkeld. jicht

jicht (podagra, arthritis urica) Stofwisselingsstoornis, waarbij zich met name in de gewrichten urinezuurkristallen ophopen. Jicht is een van de meest jodiumtinctuur

jodiumtinctuur Oplossing van 2% jodium en 2,5% natriumjodide in mengsel van ongeveer gelijke delen ethanol en water. Bruinrode vloeistof met desinfecterende Johannsen, Wilhelm Ludvig

Johannsen, Wilhelm Ludvig (1857-1927) Deens plantkundige en geneticus, een der grondleggers van de erfelijkheidsleer. Formuleerde de theorie Johnson, Virginia Eshelman

Johnson, Virginia Eshelman (geb. 1925) Amerikaans psychologe. Verrichtte samen met W.H. Masters baanbrekend werk op het gebied van de menselijke Jolly, Frederic

Jolly, Frederic (1844-1904) Duits arts. Hij was achtereenvolgens privaatdocent te Würzburg (1871), directeur van een kliniek voor zenuwzieken, hoogleraar judasboom

judasboom (Cercis siliquastrum, caesalpinafamilie) Plant met toefjes purperen bloemen op stam en takken (cauliflorie); na de bloei brede, eironde jujube

jujube Roodbruine vrucht van de Zizyphus jujuba (wegedoornfamilie), die voorkomt van het Middellandse-Zeegebied tot Japan. Het zoete vruchtvlees Junghuhn, Franz Wilhelm

Jung, Carl Gustav

Jung, Carl Gustav (1875-1961) Zwitsers psychiater. De grondlegger van de analytische psychologie, die hij deels onafhankelijk, maar gedurende enige Jussieu, Antoine Laurent de

Junghuhn, Franz Wilhelm (1809-1864) Duits-Nederlands natuuronderzoeker. Officier van gezondheid in het Nederlands-Indische leger. Eervol ontslag

Jussieu, Antoine Laurent de (1748-1836) Frans botanicus, telg uit een bekende familie van botanici. Schreef 'Genera plantarum' (1789), een gezaghebb

jute

jute Vezel afkomstig van de bast van de juteplant (Corchorus capsularis en Corchorus olitorius). De vezels worden gestroopt, gewassen, gedroogd juveniel

juveniel Dier dat het volwassen stadium nog niet bereikt heeft. Bijna uitsluitend gebruikt voor vogels en zoogdieren. Vaak aan verenkleed, vacht of juveniel hormoon

juveniel hormoon Een hormoon dat bij insecten een rol speelt bij vervellingen naar een volgend larvestadium.

kaaimansnoeken

kaaimansnoeken (orde Lepisosteiformes, klasse beenvissen) Snoekachtige vissen met een stevig pantser van niet overlappende, geglazuurde, onder

kaak (biol.)

kaak (biol.) Onderdeel van de schedel, bestaande uit twee botstukken: een boven- en onderkaakbeen. De vorm van beide kaakbeenderen bepaalt of kaakabces

kaakabces Abces in de kaak ter plaatse van een tandwortel, doorgaans het resultaat van een wortelpuntontsteking. De bacteriën komen via een cariësplek kaakboog

kaakboog (mandibulaire boog) De eerste viscerale boog van het embryo bij gewervelde dieren.

kaakgewricht

kaakgewricht Gepaard synoviaal gewricht tussen de onderkaak en de slaapbeenderen; maakt beweging van de onderkaak mogelijk. Doordat de gewrichtskom kaakholte

kaakholte Aan weerszijden van de neus, in de bovenkaak gelegen neusbijholte. Ontsteking van het slijmvlies ervan (kaakholteontsteking; sinusitis maxillaris) kaakholteontsteking

kaakholteontsteking Vorm van bijholteontsteking, waarbij het slijmvlies van de kaakholte ontstoken raakt. De kaakholte is een van de neusbijholten, kaaklozen

kaaklozen (superklasse Agnatha, onderstam gewervelde dieren) Primitieve, palingachtige waterdieren met zuigmond; geen kaken en een kopskelet dat kaakontwrichting

kaakontwrichting Het losraken van boven- en onderkaak uit het kaakgewricht. Het kaakgewricht is het enige normale gewricht dat uit de kom kan schieten kaakvissen

kaakvissen (familie Opisthognathidae, orde baarsachtigen) Kleine vissen met een grote bek, één brede doorlopende rugvin en lange buikvinnen. Leven kaalheid

kaalheid (alopecia) Al dan niet plaatselijk verlies van haar. Kaalheid kan ontstaan door een groot aantal huidziekten aan de hoofdhuid. De hoofdhuid kaardebolfamilie

kaardebolfamilie (Dipsacaceae, orde meekrapachtigen Rubiales) Planten met tweeslachtige bloemen in hoofdjes, omgeven door een omwindsel. Bloe

kaardebollen

kaardebollen (geslacht Dipsacus, kaardebolfamilie) Stekelige planten met schotelvormige kelk zonder tanden of borstels. Omwindsel met acht groeven. kaasjeskruidfamilie

kaasjeskruidfamilie (Malvaceae, orde malveachtigen Malvales) Kruidachtige of houtige planten met verspreide bladeren met steunblaadjes. Bloemkroon kaasvliegen

kaasvliegen (familie Piophilidae, onderorde vliegen) Kleine, glanzende insecten, waarvan de larven vooral eiwitrijk voedsel eten. Elf soorten in Nederland kabeljauwachtigen

kabeljauwachtigen (schelvisachtigen, orde Gadiformes, klasse beenvissen) Bijna uitsluitend in zee levende vissen, waarbij de vinnen lange vinzomen kabeljauwen

kabeljauwen (schelvissen, onderorde Gadoidei, orde kabeljauwachtigen) Grote groep kabeljauwachtigen, verdeeld over drie kleine families (diepzeeschel

kafje

kafje Kleine schubachtige blaadjes die de aartjes van grassen en cypergrassen omgeven. De grassen bezitten aan de basis doorgaans twee kelkkafjes, kagoes

kagoes (ralkraanvogels, familie Rhynochetidae, orde rallen) Slechts één soort: de niet vliegende kagoe (Rhynochetos jubatus), grijze vogel met zwartwitte Kahler, ziekte van

Kahler, ziekte van (multipel myeloom) Vorm van kanker waarbij de witte bloedcellen in het beenmerg, die de antistoffen vormen, een ongeremde groei kaketoes

kaketoes (onderfamilie Cacatuinae, orde papegaaien) Flinke vogels, tot 80 cm, met opvallende kuif, vaak anders gekleurd dan de rest van het verenkleed, kakkerlakken

kakkerlakken (orde Blattaria, klasse insecten) Afgeplatte insecten met verbreed halsschild dat de kop aan de bovenzijde bedekt; leerachtige voorvleugels Kalanchoë

Kalanchoë (geslacht van de vetplantenfamilie) Planten met glanzendgroene of viltachtige, ovale, kruisgewijs staande blaadjes, die vlezig zijn als bescherming kale jonker

kale jonker (Cirsium palustre, composietenfamilie) Flinke distel met talrijke, smalle, stekelige bladeren; stengel stekelig gevleugeld. Veel kleine, paarse kalenderrekenen

kalenderrekenen De vaardigheid om binnen enkele seconden te kunnen zeggen op welke dag bijvoorbeeld 27 december 1963 viel. Er bestaan twee kalfziekte

kalfziekte (melkziekte) Ziekte bij rundvee, gekenmerkt door een sterke verlaging van het calciumgehalte van het bloed. Verschijnselen: gebrek aan eetlust, kalkammonsalpeter

kalkammonsalpeter Kunstmeststof met stikstofgehalte 22-28%. Wordt vaak vermengd met superfosfaat; werkt niet verzurend op de bodem.

kalknagel

kalknagel Nagel die verdikt is door ophoping van afgestorven celmateriaal onder het nagelbed. Meestal komt de kalknagel voor aan de grote teen. De kalkoenen

kalkoenen (onderfamilie Meleagridinae, familie fazanten) Grote hoenders met glanzende veren; blauwe, onbevederde kop met huidplooien en rode

kalksponzen

kalksponzen (klasse Calcispongea of Calcarea, stam sponzen) Sponzen die in zee leven met drie- of vierstralige skeletnaaldjes van kalk, bezitten geen kalmoes

Kalm, Peter (Per Kalm; 1715-1779) Zweeds botanicus en leerling van Linnaeus, bekend door de reis die hij naar Noord-Amerika maakte op zoek naar kalotte

kalmerings- Sociaal gedrag gericht op het geruststellen van een ander individu, vooral in situaties die tot ambivalent gedrag aanleiding geven. gedrag, ritueel

kalmoes (Acorus calamus, aronskelkfamilie) Plant met kruipende wortelstok, afgeplatte stengel en lijnvormige bladeren, dichtbloemige bloeikolf in Kalm, Peter

kalotte Anatomische term voor een klein sterk deel in de bovenschedel. De kalotte is vaak het enige schedeldeel dat bij archeologische opgravingen kameel

kameel (Camelus ferus, familie kamelen) Grootste evenhoevig dier, tot 650 kg, met twee bulten. Net als dromedaris goed aangepast aan droge extreme kameelhalsvliegen

kameelhalsvliegen (orde Raphidides, superorde netvleugeligen) Insekten waarbij het voorste deel van het borststuk sterk verlengd is (hals). Leven kamelen

kamelen (familie Camelidae, enige levende familie uit suborde eeltpotigen, Tylopoda, uit de orde evenhoevigen) Hoefdieren die lopen op de laatste kameleons

kameleons (familie Chamaeleonidae, onderorde hagedissen) Boombewonende reptielen met zeer lange tong die in de mond wordt opgerold en uitgestoken kamerfibrilleren

kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren) Levensgevaarlijke hartritmestoornis waardoor er geen bloed meer door het hart wordt rondgepompt. Onder normale kamerfladderen

kamerfladderen (ventrikelfladderen) Hartritmestoornis, waarbij zeer snel (ca. 200 maal per minuut), maar regelmatig prikkels worden gevormd in de kamerlinde

kamerlinde (Sparmannia africana, lindenfamilie) Forse plant met heldergroene, behaarde bladeren en grote witte bloemen, waarvan de meeldraden kamerplanten

kamerplanten Planten die zich binnenshuis kunnen handhaven, meestal ontstaan door kruising en selectie uit wilde voorouders; groeien vaak beter kamillen

kamillen (geslachten Anthemis en Matricaria, composietenfamilie) Kleine kruiden met gele buisbloemen en soms witte lintbloemen, geveerde bladere

kamperfoeliefamilie

kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae, orde meekrapachtigen Rubiales) Kruiden of heesters met tegenoverstaande bladeren, bijna alle geslachten zonder

kamschelpen

kamschelpen (kamoesters, familie Glycymeridae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met een stevige ronde schelp (maximaal 10 cm), oppervlak glad kamvissen

kamvissen (orde Ctenothrissiformes, klasse beenvissen) Enige soort: kamvis (Macristium chavesi), op haring lijkende vis zonder schubben, sterk vergrote kanalisatie

kanalisatie 1. Bevaarbaar maken van delen van een rivier voor (grotere) schepen. O.a. door uitdiepen, aanbrengen van beschoeiing tegen afslag door kanaries

kanaries (geslacht Serinus, onderfamilie distelvinken) Olijfgroene of grijsbruine zangvogels met fel gekleurd verenkleed in het broedseizoen. Voedsel: kandelaartje

kandelaartje (Saxifraga tridactylites, steenbreekfamilie) Kruidachtige plant, tot 10 cm, met vaak rood gekleurde blaadjes en witte bloemetjes van ca. kaneelboom

kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum, laurierfamilie) Struik met bloempluimen in de bladoksels, twaalf meeldraden. Sterk geurend door aanwezigheid kangoeroeratten

kangoeroeratten (onderfamilie Potoroinae, familie kangoeroes) Op ratten gelijkende buideldieren, zo groot als een konijn, staart behaard, sterke snijtanden. kangoeroes

kangoeroes (familie Macropodidae, orde buideldieren) Buideldieren met kleine kop en bovenlijf, lendestreek krachtig ontwikkeld; sterk verlengde kanker

kanker Een verzameling aandoeningen met als gemeenschappelijk kenmerk de aanhoudende, ongebreidelde productie van cellen. Onder normale omstandigheden kapokboom

kapokboom (Ceiba pentandra, kaasjeskruidfamilie) Grote boom met roomwitte, kleine bloemen in dichte groepen langs de takken, vijf bundeltjes van Kaposi-sarcoom

Kaposi-sarcoom Zeldzame vorm van kanker van de huid. Er ontstaan rood-paars tot bruine knobbeltjes, die soms een wratachtig oppervlak hebben. kappa-effect

kappa-effect Het verwarren van tijd en ruimte. Dit effect treedt met name bij kinderen op. Als de proefleider een geblinddoekt proefpersoon in zijn kappertjesfamilie

kappertjesfamilie (Capparaceae, orde klaprozen Rhoeadales) Kruidachtige of houtige planten met viertallige bloemen en veel meeldraden, gesteeld kapucijnapen

kapucijnapen (rolapen, onderfamilie Cebinae, familie grijpstaartapen) Kleine apen uit Zuid-Amerika, verdeeld in twee sterk verschillende geslachte

karakter

karakter De eigenschappen die een persoon eigen zijn. Het woord karakter is afgeleid van het Griekse charassoo, dat stempel of inkerving betekent. karakterstoornis

karakterstoornis Zodanig hinderlijke karaktertrekken dat het leven van de persoon in kwestie er ernstig door wordt verstoord. Vrijwel iedereen heeft karbouw

karbouw (huisbuffel, Bubalus arnee bubalis, familie holhoornigen) Huisdiervorm van de waterbuffel, goedmoedig en met grote werkkracht. Vooral kardinaalsmutsachtigen

kardinaalsmutsachtigen (orde Celastrales, klasse tweezaadlobbigen) Heesters of kleine bomen met kleine regelmatige bloemen met één krans van kardinaaltetra's

kardinaaltetra's (onderfamilie Cheirodontinae, onderorde karperzalmpjes) Vissen met maar één rij tanden in de bovenkaak. Bekende vertegenwoordigers kardinalen

kardinalen (onderfamilie Cardinalinae, familie gorzen) Kleurrijke zangvogels met dikke snavel. Om kleur en zang gewilde volièrevogels. 17 geslachten karper (Cyprinus carpio, familie karpers) Flinke vis met 3 rijen keeltanden, 2 baarddraden, uiteenlopende kleuren, veelal met goud- of roestkleurige karperachtigen

karperachtigen (orde Cypriniformes, klasse beenvissen) Vissen met een reeks kleine beentjes tussen zwemblaas en gehoororgaan, in functie vergelijkbaar karpers

karpers (familie Cyprinidae, orde karperachtigen) Soortenrijkste vissenfamilie. De dieren bezitten weinig keeltanden en vermalen het voedsel tegen karperzalmen

karperzalmen (suborde Characoidei, orde karperachtigen). Vissen, bijna alle met tanden in de bek die qua vorm en aantal sterk uiteen kunnen lopen; karwij

karwij (kummel, Carum carvi, schermbloemenfamilie) Plant met dubbel geveerde bladeren en acht- tot zestienstralige schermen met witte bloemen; kastanjes

kastanjes Bomen behorend tot de beukenfamilie (tamme kastanjes) en de paardenkastanjefamilie (paardenkastanjes); grote gelijkenis tussen de zaden, kasuarissen

kasuarissen (familie Casuariidae, suborde kasuarisvogels) Grote, weerbare loopvogels, tot 85 kg, met sterke poten met drie tenen; slagpennen gereduceerd kasuarisvogels

kasuarisvogels (suborde Casuarii, orde loopvogels) Grote loopvogels met los verenkleed; vleugelbeenderen en schoudergordel sterk gereduceerd. kat

kat (Felis domesticus, familie katachtigen) Huisdier dat waarschijnlijk afstamt van de wilde kat (Felis silvestris). Door kruisingen en gerichte fok ontsto

katabolisme

katabolisme (dissimilatie) Afbraakreacties bij de stofwisseling waarbij complexe stoffen worden omgezet in eenvoudige producten en waarbij energie katachtigen

katachtigen (familie Felidae, orde roofdieren) Roofdieren met korte ronde kop, brede snuit, goed ontwikkelde ogen en tastzin, scherpe intrekbare klauwen katadrome trek

katadrome trek Periodieke trek van zoetwaterdieren naar zout water om zich voort te planten, bijv. paling, Chinese wolhandkrab.

kataplexie

kataplexie Het door heftige emoties niet meer in staat zijn zich te bewegen, doordat de spieren niet meer aangespannen kunnen worden. Dit kan zowel kater (med.)

kater (med.) (hang over) Onplezierige nawerking van te veel alcoholgebruik. Verschijnselen: beginnen na vier tot zes uur en uiten zich in een onrustige katje

katje (amentum) Aarvormige bloeiwijze van ongesteelde eenslachtige bloemen; een mannelijk k. valt na de bloei in zijn geheel af. Komt o.a. voor bij katoen

katoen (geslacht Gossypium, kaasjeskruidfamilie) Lage struiken met handvormig gelobde bladeren en vrij grote bloemen, vijfhokkige groene openspringende katten

katten (geslacht Felis, familie katachtigen) Roofdieren met puntige oorschelpen. De wilde kat (F. silvestris) komt met één ondersoort voor in West-Eu

kattenkruiden

kattenkruiden (geslacht Nepeta, lipbloemenfamilie) Planten met meestal brede eironde bladeren, duidelijk tweelippige bloemen in gesteelde schijnkransen, kattenstaartfamilie

kattenstaartfamilie (Lythraceae, orde myrteachtigen Myrtales) Kruiden met gedeeltelijk vergroeide kelk en kroon; meestal dubbel zoveel meeldraden kattenziekte

kattenziekte Besmettelijke virusziekte die voorkomt bij alle katachtigen. Symptomen: koorts, braken, diarree, gebrek aan eetlust. Sterftepercentage katvissen

katvissen (familie Ictaluridae, orde meervallen) Langgerekte, cilindervormige vissen met vier paar baardharen, korte rugvin en brede aarsvin. Oorspronkelijk Katzenelson, Judah Leib Benjamin

Katz, Sir Bernard

Katz, Sir Bernard (geb. 1911) Duits-Brits fysioloog, hoogleraar aan het University College te Londen (1952-78). Ontving in 1970 met J. Axelrod en kauries

Katzenelson, Judah Leib Benjamin (1846-1917) Russisch (Hebreeuws) schrijver en arts. Nog voor hij medicijnen ging studeren aan de Militaire

kauries (familie Cypraeidae, klasse slakken) Roofzuchtige, vrijlevende slakken uit tropische wateren. Voedsel: koralen en sponzen. Bekend: pantserslak

kauw

kauw (Corvus monedula, geslacht kraaien) Vrij kleine kraai met zwart verenkleed met grijze nek en oorstreek. Zeer algemene cultuurvolger in Europa kauwspieren

kauwspieren Spieren die zorgen voor bewegingen van de onderkaak. Zijn enerzijds bevestigd aan de bovenkaak, jukbeen en verschillende delen van KCA

KCA (klein chemisch afval) Gevaarlijke afvalstoffen die uit het huishouden afkomstig zijn (voor ca. 50% bestaande uit verfresten, voorts oplosmiddelen, keel

K-complex Plotselinge pieken in de hersengolven, zoals die geregistreerd worden op een elektro-encefalogram. Deze treden op tijdens slaapstadium label

keel (keelholte, farynx) Achter de mond gelegen gemeenschappelijke deel van het spijsverteringskanaal en de luchtwegen. De keelholte begint achter keelontsteking

keelontsteking (pharyngitis) Ontsteking van het slijmvlies van de keel en de omringende lymfklieren. Bij de acute keelontsteking is er sprake van een keerkringvogels

keerkringvogels (familie Phaëthontidae, orde pelikaanachtigen) Overwegend witte vogels met zeer lange middelste staartveren; poten kort, ver achter keeshonden

keeshonden Vierkant gebouwde honden met een spitse snuit, recht opstaande oorschelpen, dik afstaand nekhaar en een ruige staart die over de rug kegeltjes

kegeltjes Lichtgevoelige zintuigcellen in het netvlies van het oog. De kegeltjes registreren kleur en fijne details en kunnen alleen bij helder licht werken. Keith, Arthur

Keith, Arthur (1865-1955) Engels anatoom en fysisch antropoloog. Verrichtte veel onderzoek naar tand- en schedeltypen bij fossielen en moderne mensen. keizersnede

keizersnede Bevalling via een snede (sectio) in de buikwand. In bepaalde situaties is al, voordat er weeën zijn, bekend dat de bevalling waarschijnlijk kelk (biol.)

kelk (biol.) (bloemkelk, calix) Buitenste van de twee kransen bloembekleedsels; verschilt in vorm en kleur van de kroon. De kelkbladen (sepalen) zijn kelkwormen

kelkwormen (stam Endoprocta, onderafdeling holtedieren) Kleine, voornamelijk in zee levende, dieren bestaande uit een steel die aan de ondergrond keloïd

keloïd (littekengezwel) Litteken dat woekerachtig groeit, zodat het boven de omliggende huid uitsteekt. Normaliter ontstaat er, wanneer een wond geneest, kelp

kelp Op rotsen groeiende wiervegetaties, vooral van grote soorten bruinwieren; vormen belangrijke broed- en schuilplaats voor talrijke dieren. Vroeger kemphaan

kemphaan (Philomachus pugnax, snippenfamilie) Vogels waarvan de wijfjes klein zijn en onopvallend bruin gekleurd; mannetjes, vooral tijdens het kenaf

kenaf (deccajute, Hibiscus cannabinus, kaasjeskruidfamilie) Kruidachtige plant uit Afrika, tegenwoordig in veel tropische landen gekweekt om de bastvezels Kendall, Edward Calvin

Kendall, Edward Calvin (1866-1972) Amerikaans biochemicus, van 1914-1951 hoofd van de biochemische afdeling van de Mayo-kliniek in Rochester, Kendrew, John Cowdery

Kendrew, John Cowdery (geb. 1917) Engels moleculair bioloog, bepaalde in 1957 de zogenaamde secundaire structuur van het eiwit myoglobine, kensoort

kensoort Plantesoort die gebruikt wordt om een vegetatietype te kunnen determineren. Het nadeel van de meeste kensoorten is dat ze doorgaans erg Kerckring, plooien van

Kerckring, plooien van Dwarse plooien van het slijmvlies van de dunne darm. Ter vergroting van het oppervlak. Bedekt met darmvlokken.

kerkuilen

kerkuilen (familie Tytonidae, orde uilen) Nogal afwijkend gebouwde uilen; gezichtssluier hartvormig, nagels van middenteen met kam, weinig of geen kernenergiewetgeving

kern, generatieve Een van de twee kernen die ontstaan na mitose van de reeds haploïde celkern van een stuifmeelkorrel; beweegt zich door de pollenbuis kern, vegetatieve

kern, vegetatieve Een van de twee kernen die ontstaan na de mitose van de celkern van een stuifmeelkorrel; is haploïd en vormt een microscopisch kers

kernenergiewetgeving De Kernenergiewet van 1963 (in werking getreden in 1970) regelt de toepassing van kernenergie en de bescherming tegen hi

kernequivalent

kernequivalent Gebied in de cel van bacteriën en blauwwieren dat qua functie vergelijkbaar is met de celkern van hogere plantegroepen, aangezien kernhout

kernhout Dode, binnenste laag van houtweefsel. Bevat looistoffen en harsen; daardoor duurzaam. Houtvaten in k. zijn dichtgedrukt door het omringende kernicterus

kernicterus Ernstige vorm van geelzucht bij pasgeborenen, waarbij het bilirubine zich opstapelt in bepaalde hersencellen en deze beschadigt. Meestal kernlichaampje

kern-item Examenvraag of item in een studietoets, dat betrekking heeft op een essentieel onderdeel van het geleerde en van een gemiddelde moeilijkheidsgraad kern, celkern,

kernlichaampje (nucleolus) Klein organel in de celkern; bevat hoog gehalte RNA en zorgt voor de aanmaak van ribosomen en transport-RNA (t-RN

kernmembraan

kernmembraan Dubbel membraan om de celkern, waarin zich poriën bevinden via welke stoffen uitgewisseld kunnen worden met het cytoplasma van kernversmelting

kernversmelting (karyogamie) Versmelting van de twee haploïde kernen, afkomstig van twee verschillende individuen, bij de bevruchting. Bij schimmels kern-item

kers (Prunus avium, rozenfamilie) Boom met rimpelige bladeren en witte bloemen met één stijl en een bovenstandig vruchtbeginsel; steenvrucht. Gekweekt kerstroos

kerstroos (Helleborus niger, ranonkelfamilie) Giftige plant met witte bloemen die vroeg in het voorjaar in bossen bloeit, zeldzaam. Uit Midden-Europa kervels

kervels (geslacht Anthriscus, schermbloemenfamilie) Kruiden met fijn ingesneden bladeren, gesnavelde vruchtjes zonder oliegangen. 25 soorten in Keuringsdiensten van waren

Keuringsdiensten van waren (officieel: Inspecties gezondheidsbescherming) Regionale diensten, ressorterend onder het ministerie van VWS, belast kevers

kevers (orde Coleoptera, klasse insecten) Insecten waarbij het voorste vleugelpaar verhard is tot een dekschild dat de achtervleugels en het achterlijf keverslakken

keverslakken (klasse Polyplacophora, stam weekdieren) Weekdieren met een plat, ovaal lichaam aan de rugzijde voorzien van acht soms fraai gekleurde Khorana, Har Gobind

Khorana, Har Gobind (geb. 1922) Indiaas-Amerikaans biochemicus. Werkzaam op gebied van eiwitsynthese en bereiding van co-enzym A; synthetise

kiekendieven

kiekendieven (onderfamilie Circinae, familie havikachtigen) Middelgrote roofvogels met een smalle staart; vleugels slanker dan van buizerden, maar kielslakken

kielslakken (superfamilie Atlantoidea, Heteropoda, klasse slakken) Doorzichtige, op de rug zwemmende slakken, voorste deel van de voet sterk zijde

kiem

kiem (embryo) Plantaardig embryo. Bevindt zich bij hogere planten samen met reservevoedsel in een zaadje. Ontwikkelt zich tot een nieuw individu kiembladen

kiembladen Drie verschillende weefsels waaruit embryo's van dieren en de mens zijn opgebouwd na de gastrulatie: buitenblad (ectoderm), waaruit kieming

kieming De ontwikkeling van de jonge plant uit het zaad. In het kiemwit en de zaadlobben zitten de reservestoffen voor de eerste groeifase, zowel energierijke kiemremstoffen

kiemremstoffen Stoffen in de zaadhuid die de kieming van het zaad voorkomen. Werkzaam zijn abscisinezuur, cumarine, mosterdolie, alkaloïden, aromatische kiemrust

kiemrust Rustperiode die afgerijpte verse zaden van veel plantesoorten doormaken. Meestal kiemen ze niet onmiddellijk, maar blijven in rust tot het kiemschijf

kiemschijf Deel van dooierrijke embryo's waar celdeling plaatsvindt en de kiembladen ontstaan. Ligt op de dooier (die zich niet deelt) en is daarvan kies

kies Gebitselement met een min of meer vlakke bovenkant met afgeronde knobbels. Te onderscheiden in valse kiezen (premolares), waarmee het voedsel kiespijn

kiespijn Over het algemeen het gevolg van cariës (tandbederf). Hierdoor ontsteekt de tandpulp (pulpa) of de wortels komen gedeeltelijk bloot te liggen. kieuw

kieuw Gepaard ademhalingsorgaan van ongewervelde waterdieren als borstelwormen, weekdieren, geleedpotigen en sommige insecten en van vissen kieuwspleetalen

kieuw, fysische

kieuw, fysische Luchtbel die door sommige waterinsecten aan het achterlijf mee onder water wordt genomen en die dient voor de ademhaling. Het kieuw, uitwendige

kieuw, uitwendige Veervormig aanhangsel buiten het lichaam met de functie van (extra) ademhalingsorgaan. Bij sommige lagere dieren en bij de larven kievieten (biol.)

kieuwspleetalen (orde Synbranchiformes, klasse beenvissen) Tot 1,5 m lange, aalvormige vissen met een spleetvormige kieuwopening onder de kop.

kievieten (biol.) (onderfamilie Vanellinae, familie plevieren) Middelgrote, levendige vogels met opvallende roep, vaak met doorn aan de vleugelhoe

kiezelwieren

kiezelwieren (diatomeeën, klasse Bacillariophyceae, rijk eencelligen) Eencellige, geelbruine tot groengele wieren met verkiezelde celwand, die uit tw

kiezen (biol.)

kiezen (biol.) Gebitselementen van zoogdieren die onderscheiden worden naar functie en bouw: knip-, scheur- en maalkiezen. Maalkiezen worden weer kikkerbeetfamilie

kikkerbeetfamilie (waterkaardefamilie, Hydrocharitaceae, orde waterweegbreeachtigen Alismatales) Kruidachtige, ondergedoken of drijvende waterplanten kikkerproef

kikkerproef (Konsuloff-test; melanoforenreactie) Verouderde zwangerschapsreactie, waarbij men gebruik maakt van groene kikkers. Verwijdering van kikkers

kikkers (kikvorsen, familie Ranidae, orde kikkers en padden) Amfibieën waarvan de wervel voor het heiligbeen gewoonlijk aan beide zijden hol is. kikkers en padden

kikkers en padden (orde Anura, Salientia, klasse amfibieën) Kleine tot middelgrote dieren met gedrongen lichaam en grote achterpoten, die zich springend kikkervisje

kikkervisje (dikkopje, donderkopje, donderpadje) Larve van amfibieën, meestal donker gekleurd en met uitwendige kieuwen. Larvestadium duurt meestal kinaboom

kinaboom (geslacht Cinchona, walstrofamilie) Bomen met slanke stammen, vrij grote bladeren, kleine roze of geelachtige bloemen, doosvrucht met kindergeneeskunde

kindergeneeskunde (pediatrie) Medisch specialisme dat zich bezighoudt met kinderen op alle gebieden van de interne geneeskunde. Apart specialisme, kinderloosheid

kinderloosheid Het al dan niet opzettelijk kinderloos blijven van een huwelijk of van een andere relatie die is aangegaan tijdens de vruchtbare levensperiode kindermishandeling

kindermishandeling Elke vorm van lichamelijke of emotionele geweldpleging die kinderen overkomt, door toedoen of nalaten van ouders en verzorgers. kinderpsychologie

kinderpsychologie Een aanduiding voor het deel van de ontwikkelingspsychologie dat zich vooral bezighoudt met kinderen tussen nul en twaalf jaar.

kinderverlamming

kinderverlamming (polio; poliomyelitis) Virusinfectie op jeugdige leeftijd waarbij griepachtige verschijnselen en soms verlammingen optreden. Omdat kinderziekten

kinderziekten Infectieziekten die bijna uitsluitend op de kinderleeftijd voorkomen, aangezien ze zo besmettelijk zijn dat iedereen die er voor het eerst kinesiologie

kinesiologie Wetenschap die zich bezighoudt met menselijke bewegingen. Besteedt o.a. aandacht aan de bouw van spieren en skelet en de mechanica kinkhoest

kinkhoest (pertussis) Luchtweginfectie die voorkomt in de kinderleeftijd en veroorzaakt wordt door een bacterie. De incubatietijd bedraagt één à twee Kinsey, Alfred Charles

Kinsey, Alfred Charles (1894-1956) Amerikaans zoöloog, beroemd geworden door zijn omvangrijke statistische onderzoekingen op het gebied van kip

kip (huishoen, gekweekte vorm van het Bankiva-hoen Gallus gallus, onderfamilie fazanten) Vogel, al sinds lang voor onze jaartelling gehouden als kippenborst

kippenborst (pectus carinatum) Misvorming van de borstkas, waarbij het borstbeen naar voren lijkt uit te steken. In feite is het ribkraakbeen aan weerszijden kippenvel

kippenvel Verschijnsel, waarbij de menselijke huid lijkt op die van een geplukte kip doordat de haarzakjes als kleine puntjes zichtbaar zijn. Berust op kiwi (vrucht)

kiwi (vrucht) (Actinidia chinensis, fam. Actinidiae) Ronde of langwerpige, bruinbehaarde vrucht, ca. 7 cm lang. Vruchtvlees zachtgroen van kleur; bevat kiwiachtigen (vogel)

kiwiachtigen (vogel) (suborde Apteryges, orde loopvogels) Plompe vogels met vier tenen, slechte ogen en goed ontwikkeld reukorgaan. Twee families, klapmuts

klapmuts (blauwrug, Cystophora cristata, zeehondenfamilie) Blauw- of donkergrijs zoogdier met onregelmatige vlekken en een soort blaas op de kop klapperrat

klapperrat (badjing, Callosciurus notatus, familie eekhoorns) Eekhoorn met prachtig gekleurde vacht, legt geen voorraad aan en houdt geen droogteslaap. klaproosfamilie

klaproosfamilie (Papaveraceae, orde klaprozen Rhoeadales) Kruidachtige planten, vaak met melksap in de stengel, regelmatige bloemen, veel meeldraden klapvoet

klapvoet Voet die niet naar boven kan worden bewogen in het enkelgewricht en derhalve bij het lopen met een klap op de grond terechtkomt. In rust klasse (biol.)

klasse (biol.) (classis) Taxonomische eenheid waarin een aantal verwante orden worden bijeengebracht. De wetenschappelijke naamgeving is niet aan klauwaapjes

klauwaapjes (dwergaapjes, familie Callithricidae, infraorde breedneusapen) Aapjes zo groot als rat of eekhoorn; naakte, grote oren, soms met haarp

klauwieren

klauwieren (familie Laniidae, orde zangvogels) Kleine vogels, soms zo groot als een lijster, met roofvogelachtig uiterlijk door haakvormige snavel klavers

klavers (geslacht Trifolium, vlinderbloemenfamilie) Kruiden met gele, rode en witte bloemen, die veel honing bevatten, in min of meer bolvormige klaverzuringfamilie

klaverzuringfamilie (Oxalidaceae, orde reigersbekken Geraniales) Meestal kruiden met drietallige bladeren zonder steunblaadjes, vijftallige bloem, Klebs, Georg Albrecht

Klebs, Georg Albrecht (1857-1918) Duits plantkundige, hoogleraar te Bazel (1887), Halle (1898) en Heidelberg (1907). Bestudeerde systematiek kleerluis

kleerluis (Pediculus humanus var. corporis) Tussen de kleding levende bloedzuigende mensenluis, die alleen om zich te voeden op de huid vertoeft. kleptomanie

kleptomanie Psychische afwijking, waarbij de patiënt de drang heeft te stelen, niet omdat hij behoefte heeft aan de dingen die hij steelt - hij weet er kleurconstantie

kleurconstantie Het verschijnsel dat voorwerpen, ondanks veranderende lichtomstandigheden, de indruk wekken dat zij een min of meer constante kleurenblindheid

kleurenblindheid Aangeboren afwijking van de kegeltjes in het netvlies, waardoor geen kleuren kunnen worden onderscheiden. Ca. 8% van de mannen kleurensymboliek

kleurensymboliek Het toekennen van een symbolische betekenis aan kleuren. Hierop berust bijvoorbeeld het dragen van kleding van een bepaalde kleurenwaarneming

kleurenwaarneming Het vermogen om verschillende golflengten van licht als kleurverschillen te onderscheiden. Aangetoond bij gewervelde dieren, kleurwisseling

kleurwisseling (kleurverandering) Vermogen van dieren om hun kleur aan te passen bij verandering van de omgeving en/of als gevolg van een inwendig kleuter

kleuter Benaming voor een kind van ca. 4-6 jaar. Kenmerkend voor deze periode zijn de lichaamsgroei in de lengte, de verfijning van lichamelijke vaardigheden kleuterdagverblijf, medisch

kleuterdagverblijf, medisch Daginrichting voor kinderen van 1½-6 jaar, die in hun lichamelijke, geestelijke of maatschappelijke ontwikkeling zijn klieren

klieren (glandulae) Organen die karakteristieke vloeistoffen produceren en afscheiden. De afgescheiden stoffen worden geproduceerd in speciale kliercellen, klieren, endocriene

klieren, endocriene (hormoonklieren) Klieren zonder afvoergang die de geproduceerde vloeistoffen afgeven aan het bloed (of de lichaamsvloeistof), klieren, exocriene

klieren, exocriene Klieren met een afvoergang die de geproduceerde vloeistoffen afgeven aan de huid (buitenkant van het organisme) of het spijsverteringskanaal, klierepitheel

klierepitheel Epitheelweefsel, ontstaan uit een van de drie kiembladen tijdens de embryonale ontwikkeling; vervult behalve de algemene functie van klierharen

klierharen Haarachtige celstructuren bij planten die stoffen afscheiden als etherische olie, mierenzuur, nectar of enzymen die eiwitten kunnen afbreken kliermaag

kliermaag Deel van de maag van krokodillen, sommige vissen en vogels, waarin de slokdarm uitmondt; produceert maagsap, waardoor vertering van klieving

klieving Eerste celdelingen van een bevruchte eicel of een deel daarvan; celdeling wordt niet gevolgd door celgroei, zodat de omvang van het ei gelijk klimaatverandering

klimaatverandering De verandering van het klimaat op de aarde als gevolg van natuurlijke of menselijke oorzaken. De laatste miljoenen jaren wordt klimbaarzen

klimbaarzen (familie Anabantidae, onderorde labyrintvissen) Zoet- en brakwatervissen, tot 30 cm, met vrij hoog lichaam en lange rugvin. Komen voor klimbuideldieren

klimbuideldieren (familie Phalangeridae, orde buideldieren) Plantenetende, boombewonende buideldieren; sommige muisachtig of eekhoornachtig

klimkersfamilie

klimkersfamilie (Tropaeolaceae, orde reigersbekken Geraniales) Kruidachtige klimplanten met grote, schildvormige bladeren en bloemen waarvan klimop

klimop (geslacht Hedera, klimopfamilie) Groenblijvende plant die in het najaar bloeit met groenige bloemschermen; de zwarte bessen (steenvruchten) klimopfamilie

klimopfamilie (Araliaceae, orde schermbloemigen Umbelliflorae) Heesters en klimplanten met tweeslachtige, regelmatige, vijftallige bloemen in schermen; klimplanten

klimplanten Planten met soepele, kruidachtige of pas later verhoutende stengel die zich slechts met behulp van steunpunten kunnen oprichten. De meeste Klinefelter, syndroom van

Klinefelter, syndroom van Geheel van verschijnselen als gevolg van een afwijkende samenstelling van de geslachtschromosomen (XXY i.p.v. XY)

klinische psychologie

klinische psychologie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met afwijkend gedrag dat ; hetzij door de persoon zelf, hetzij door zijn omgeving klipdassen

klipdassen (orde Hyracoidea, klasse zoogdieren) Plompe dieren (40-50 cm), lijken op grote marmotten. Niet verwant met knaagdieren, wel met hoefdieren. klipvissen

klipvissen (familie Chaetodontidae, orde baarsachtigen) Opvallend gekleurde, zijdelings afgeplatte vissen. Groot verschil tussen jeugdkleed en volwassen klissen

klissen (klitten, geslacht Arctium, composietenfamilie) Planten met ongedeelde bladeren; alleen buisbloemen, purper of blauw en alle even groot, bloembodem klokjesfamilie

klokjesfamilie (Campanulaceae, orde klokjesachtigen Campanulales) Kruidachtige planten met meestal blauwe, klokvormige, regelmatige, vijftallige

klompvoet

klompvoet (horrelvoet, pes equivarinus) Aangeboren afwijking in de stand en vorm van de voet. De hiel is opgetrokken, de voet is naar binnen gedraaid kloppende vacuolen

kloppende vacuolen (contractiele vacuolen) Blaasvormige celorganellen bij zoetwatereencelligen waardoor het organisme overtollig water, dat door kluisvrucht

kluisvrucht Meerzadige, droge vrucht die uiteenvalt in hokjes, die op hun beurt open kunnen springen. Het geslacht wolfsmelken bijv. bezit driekluizige, kluten

kluten (familie Recurvirostridae, orde steltlopers en meeuwvogels) Opvallend getekende vogels met lange, buigzame snavels die bij de vier geslacht

klysma

klysma (darmspoeling; lavement) Het inbrengen van een kleine hoeveelheid vloeistof in de endeldarm; geschiedt met behulp van een spuit. De vloeistof knaagdieren

knaagdieren Knaagdieren (orde Rodentia) zijn zowel in soorten als in absoluut aantal de talrijkste zoogdieren. Bovendien planten ze zich spreekwoordelijk Kneipp, Sebastian

Kneipp, Sebastian (1821-97) Duits r.-k. geestelijke en natuurgenezer. N.a.v. een ernstige ziekte, waarvan hij genezen zou zijn door regelmatig baden kneu

kneu (Acanthis cannabina, familie vinken) Bruinachtig grijze vogel, 13 cm, rood op kruin en borst. Kleur in de broedtijd versterkt. Leven in West-Europa kneuzing

kneuzing (contusie) Verscheuring van inwendig weefsel door een stomp letsel, waarbij de huid intact blijft. De weefselverscheuring gaat samen met knie

knie Gewricht tussen het dijbeen (femur) enerzijds en het scheenbeen (tibia) anderzijds. Het kuitbeen (fibula) naast het scheenbeen is voor het gewricht kniegewrichtsaandoeningen

kniegewrichtsaandoeningen Aandoeningen van het kniegewricht. Slijtage (artrose) treedt op latere leeftijd op, vooral bij mensen die vroeger kniele

kniepeesreflex

kniepeesreflex Reflex, bestaande uit samentrekking van de vierhoofdige dijbeenspier als reactie op een tik op de pees ervan. Een afwijkende kniepeesreflex knieschijf

knieschijf (patella) Plat, rond bot met een doorsnede van ongeveer 5 cm dat zich aan de voorkant van de knie bevindt. De knieschijf ligt in de pees van Knight, Thomas Andrew

Knight, Thomas Andrew (1759-1838) Brits botanicus, trachtte wetenschappelijk tot grotere opbrengst in landbouw en veeteelt te komen. Knight on

kniptorren

kniptorren (familie Elateridae; orde kevers). In rottend hout levende kevers, die op hun rug liggend omhoog kunnen springen met behulp van een speciaal knipvlies

knipvlies (derde ooglid) Vlies gelegen achter de gewone oogleden bij reptielen en vogels. Kan vanaf de binnenste hoekpunt over het oog worden getrokken knoflook

knoflook (Allium sativum, leliefamilie) Bolgewas met langgesteelde, witte tot roodachtige bloemen. Bol samengesteld uit kleine bolletjes (bijbolletjes, knol

knol Opgezwollen deel van stengel of wortel dat reservevoedsel bevat. Twee soorten: stengelknol met bladschubben (bijv. bij aardappel en krokus) en knolselderij

knolselderij Variëteit van selderij, gekweekt om de knol die wordt gebruikt als groente of als kruid in soepen en sauzen. Ook het blad wordt als zodanig knoop (biol.)

knoop (biol.) (nodium) Verdikt deel van de stengel, aanhechtingsplaats van het blad.

knoopkruid

knoopkruid (echt k. Centaurea jacea, composietenfamilie) Kruidachtige, overblijvende plant met lancetvormige bladeren en ei- tot bolvormige hoofdjes knopkruiden

knopkruiden (geslacht Galinsoga, composietenfamilie) Planten met kleine, alleenstaande hoofdjes van gele buis- en witte lintbloemen; kelk bestaat knoprust

knoprust Rustperiode van blad- of bloemknoppen. Okselknoppen van planten met apicale dominantie blijven in rust doordat abscisinezuur tijdelijk

knoptaxusfamilie

knoptaxusfamilie (Cephalotaxaceae, klasse naaldbomen) Heesters met naaldvormige, verspreid staande bladeren met een harsgang; zaadknoppen twee knopvorming

knopvorming Wijze van ongeslachtelijke voortplanting. Voorkomend bij gisten: de kern deelt zich, een klompje protoplasma met een van de twee kernen knorhanen

knorhanen (ponen, familie Triglidae, orde pantserwangigen) Fraai gekleurde vissen (tot 75 cm), die geluid kunnen voortbrengen door de zwemblaas knotssprietkevers

knotssprietkevers (superfamilie Clavicornia, orde kevers) Gewoonlijk kleine kevertjes, waarbij de eindleden van de antennen vaak knotsvormig zijn. knotwilg

knotwilg Schietwilg (Salix alba), waarbij de bovenkant van de stam sterk gezwollen is door het jaarlijks verwijderen van de takken (knotten). Op de koala

koala (buidelbeer, Phascolarctos cinereus, familie klimbuideldieren) Een der bekendste buideldieren; model voor de teddybeer. Stevig, flink dier, to

Koch, Heinrich Hermann Robert (1843-1910) Duits arts/bacterioloog. Met Pasteur is hij de belangrijkste grondlegger van de bacteriologie. Hij ontdekte

Koch, Robert

Koch, Robert (1843-1910) Duits arts en bacterioloog, een der grondleggers van de bacteriologie. Beschreef technieken voor fixeren, kleuren en fotograferen koe

Kocher, Emil Theodor

Kocher, Emil Theodor (1841-1917) Zwitsers chirurg. In 1909 Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde voor zijn fysiologisch, pathologisch en chirurgisch Koch, Heinrich Hermann Robert

koe Vrouwelijk individu van verschillende, vooral grote diersoorten. O.a. bij runderen, olifanten, walvissen, zeekoeien e.d.

koeantilopen

koeantilopen (onderfamilie Alcelaphinae, familie holhoornigen) Dieren zo groot als edelherten met gedraaide of S-vormig gebogen, middelgrote hoorns. koekoeken

koekoeken (familie Cuculidae, orde koekoeksvogels) Meestal onopvallend gekleurde vogels, soms met fel gekleurde snavel. Snavel iets omlaag gebogen, koekoeksvogels

koekoeksvogels (orde Cuculiformes; klasse vogels) Middelgrote vogels aangepast aan het leven in bomen. Klemvoeten met buitenteen naar achteren Koelreuter, Joseph Gottlieb

Koelreuter, Joseph Gottlieb (1733-1806) Duits botanicus; directeur van de botanische tuinen in Karlsruhe. Bekend door zijn experimenten waarin koelwater

koelwater Water voor het afkoelen van machines e.d. Vooral elektrische centrales hebben enorme hoeveelheden koelwater nodig. Daarom zijn ze meestal koemelkallergie

koemelkallergie Aangeboren vorm van lactose-intolerantie die meestal tussen het eerste en tweede levensjaar weer verdwijnt. De baby is overgevoelig koeskoezen

koeskoezen (geslacht Phalanger, familie klimbuideldieren) Aapachtige buideldieren die 's nachts actief zijn; tanghand met eerste en tweede vinger koevogels

koevogels (gesl. Molothrus; familie troepialen) Zangvogels, met vinkachtige snavel. Lijken in grootte en trekgedrag op de gewone spreeuw: vormen koffervissen

koffervissen (familie Ostraciontidae, orde tetrodonten) Vissen met een drie-, vier- of vijfkantig pantser (koffer) van hoekige beenplaten over vrijwel koffieplanten

koffieplanten (geslacht Coffea, walstrofamilie) Heesters tot 15 m (op plantages tot 3 m) met tegenoverstaande, spitse bladeren en witte, geurige bloemen koffie, arabicakoffie,

Koffka, Kurt (1886-1941) Duits-Amerikaans psycholoog en een der grondleggers van de Gestaltpsychologie. Hoogleraar te Giessen (1911-24) en te kogelbloemfamilie

kogelbloemfamilie (Globulariaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Halfheesters en kruiden met kogelronde, op composieten gelijkende, violetblauwe

kogelvissen

kogelvissen (familie Tetraodontidae, orde tetrodonten) Vissen met een leerachtig, taaie, ongeschubde huid met puntige, holle stekels; maag staat in Köhler, Georges Jean Franz

Köhler, Georges Jean Franz (1946-1995) Duits moleculair bioloog en immunoloog. Köhler deelde in 1984 met Niels K. Jerne en César Milstein Köhler, Wolfgang

Köhler, Wolfgang (1887-1967) Duits-Amerikaans psycholoog en een der grondleggers van de Gestaltpsychologie. Hoogleraar te Berlijn (1921) en Kohnstamm-'test'

Kohnstamm-'test' Een techniek die gebruikt kan worden bij hypnose-inductie en om een verdieping van de hypnose te bewerkstelligen. De proefper

kokerjuffers

kokerjuffers (schietmotten, orde Trichoptera, superorde netvleugeligen) Insekten met (soms gereduceerde) behaarde vleugels; waterbewonende larven kokervrucht

kokervrucht Meerzadige, eenhokkige, droge doosvrucht, die langs één naad openspringt (bijv. bij de dotterbloem).

kokkels

kokkels (familie Cardiidae, stam weekdieren) Meest voorkomende schelpdieren van West-Europa met twee stevige, brede, ovale, geribde schelphelften kokken

kokken (cocci) Bolvormige bacteriën. Verschillende soorten: diplokokken, die twee aan twee liggen, waaronder de pneumokokken, die longontsteking kokospalm

kokospalm (Cocos nucifera, familie palmen) Sierlijke boom met rechte, onvertakte stam en een kroon van grote geveerde bladeren; bloemen in kolfvormige kolendampvergiftiging

kolendampvergiftiging (koolmonoxidevergiftiging) Vergiftiging met koolmonoxide (CO), dat vrijkomt bij de onvolledige verbranding van veel gass

Kolff, Willem Johan

Kolff, Willem Johan (geb. 1911) Nederlands-Amerikaans internist. Construeerde in 1943 als eerste een kunstnier. Promoveerde in 1946 te Groningen kolibries

kolibries (orde Trochiliformes, klasse vogels) Kleine tot zeer kleine vogels met grote ogen, meestal lange snavel en tong, sterk ontwikkelde vliegspieren. koliek

koliek Aanval van zeer hevige, krampende pijn, door krampachtige bewegingen van glad spierweefsel, bijvoorbeeld in het maag-darmkanaal of in de Kölliker, Rudolf Albert

Kölliker, Rudolf Albert (1817-1905) Zwitsers-Duits histoloog en embryoloog. Toonde aan dat mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen, spier- en

kolonie (biol.)

kolonie (biol.) 1. Groep waterdieren of plantaardige organismen, waarbij de individuen aan elkaar zijn vastgegroeid (kolonievormers). Komt voor bij kolonievorming

kolonievorming Bij bepaalde waterdieren voorkomende groepsvorming, waarbij de individuen meestal aan elkaar vast zijn gegroeid. Komt o.a. voor komijn

komijn (Cuminum cyminum, schermbloemenfamilie) Onbehaarde plant met dubbel geveerde bladeren en witte, roze of purperrode bloemen. Afkomstig komkommers

komkommers (orde Cucurbitales, klasse tweezaadlobbigen) Kruiden met grote, verspreid staande, meestal behaarde bladeren zonder steunblaadjes kommabacteriën

kommabacteriën (vibrionen) Gebogen, staafvormige bacteriën, waartoe o.a. behoren de verwekkers van de cholera (Vibrio cholerae). Ontdekt door kompasoriëntatie

kompasoriëntatie Het vermogen om een bepaalde kompaskoers te volgen, zonder hulp van landschapskenmerken. Kan bijv. door oriëntatie op de zon. konijn

konijn (Oryctolagus cuniculus, familie hazen) Dier met lange oren, knaagtanden en lange achterpoten. Beweegt hippend, behalve op de vlucht. Graaft koningin (biol.)

koningin (biol.) Vruchtbaar vrouwtje in een nest (kolonie of staat) van sociaal levende insecten, die zorgt voor de voortplanting door het leggen van koninginnenkruid

koninginnenkruid (Eupatorium cannabinum, composietenfamilie) Plant, tot 1,5 m hoogte, met tegenoverstaande, vaak driedelige bladeren en roze bloemen koningsvarenfamilie

koningsvarenfamilie (Osmundaceae, klasse varens) Landvarens met in het jeugdstadium spiraalvormig opgerolde, dubbelgeveerde bladeren, die onder koningsvissen

koningsvissen (orde Lampridiformes, klasse beenvissen) Veelvormige vissen met uitstulpbare kaken. Vier onderorden met zes families, w.o. Lampridae

kool

kool (geslacht Brassica, kruisbloemenfamilie) Planten met meestal blauwgroene stengelbladeren met hartvormige voet, geelwitte, gele, soms roodbruine koolhydraatchemie

koolhydraatchemie Het gebruik van planten (dat wil zeggen koolhydraten) als grondstof voor de industrie (bijvoorbeeld vlas of hennep als grondstof koolmees

koolmees (Parus major, familie echte mezen Paridae) Geel met zwarte, algemene vogel, totale lengte 14 cm; leeft in terreinen met boomgroei, voorkeur koolmonoxide

koolmonoxide (CO) Het gas dat ontstaat bij onvolledige verbranding van allerlei organische stoffen. De giftigheid van koolmonoxide berust op het koolstofkringloop

koolstofkringloop Opslag, omzetting en recirculatie van koolstofverbindingen in het milieu. Een belangrijke schakel vormen de levende organismen, koolvissen

koolvissen (geslacht Pollachius, familie kabeljauwen) Vissen met een onderkaak die naar voren steekt, kleine of geen baardharen. Bekend: koolvis koolwitje

koolwitje (Pieris brassicae, orde vlinders) Geelwitte trekvlinder met zwarte tekening, vliegsnelheid 2 m/s. De geel-zwarte rupsen leven op koolsoort

koolzaad

koolzaad (Brassica napus, kruisbloemenfamilie) Plant met blauwgroene, soms behaarde bladeren en bleek- of heldergele bloemen. Vermoedelijk afkomstig koornaarvissen

koornaarvissen (orde Atheriniformes, klasse beenvissen) Zeer uiteenlopende vissen. Drie onderorden: vliegende vissen, tandkarpers en aarvissen, w.koorts

koorts (febris) Lichaamstemperatuur boven de 38°C. Temperaturen tussen 37,5-38°C worden 'verhoging' genoemd. Met lichaamstemperatuur wordt koortsthermometer

koorts- Vloeistofthermometer voor het meten van de lichaamstemperatuur. Uitgevoerd als maximumthermometer. Daartoe is het reserv

koortsthermometer Maximum thermometer voor het meten van de lichaamstemperatuur. De in de endeldarm gemeten temperatuur is het meest betro

koortsuitslag

koortsuitslag (herpes labialis, koortslippen, koortsblaasjes) Uitslag in het gezicht, veroorzaakt door een van de herpesvirussen, het herpes- simplexvirus Kopland, Rutger

Kopland, Rutger (eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker; geb. 1934) Nederlands psychiater en dichter. In zijn van grote technische vaardigheid getuigende Koplik, vlekjes van

Koplik, vlekjes van Kleine witte vlekjes op het wangslijmvlies tegenover de onderste ware kiezen. Komen voor in het eerste stadium van mazelen; koppeling (biol.)

koppeling (biol.) Het op eenzelfde chromosoom liggen van genen, die daardoor gezamenlijk overerven. Uit overkruisings percentages kan worden afgeleid kopvoorn

kopvoorn (meun, Leuciscus cephalus, geslacht voorns) Flinke voorn, tot 60 cm, met grote kop en vrij grote schubben. Leeft in Europa en Klein-Azië koraalslangen

koraalslangen (geslachten Micrurus, Micruroides en Leptomicrurus, familie cobra-achtigen) Vrij kleine, giftige slangen, meestal koraalrood met gele koralen

koralen (onderklasse Madreporaria, klasse bloemdieren)Holtedieren die bijna alleen in poliepvorm voorkomen en een uitwendig skelet vormen van korenbloem

korenbloem (Centaurea cyanus, composietenfamilie) Plant met blauwe, soms roze of witte buisbloemen in hoofdjes, vruchten met haarkroon, prikkelbare korfje

korfje (corbicula) 1. Kale plek omgeven door stijve haren op de achterpoten van sommige bijen, waarin het dier tijdens de vlucht het stuifmeel bijeenborstelt korhoen

korhoen (Lyrurus tetrix, onderfamilie ruigpoothoenders) Flinke vogel, tot 1200 gram, met witte vleugelspiegel en onderstaartdekveren. Mannetjes donker Kornberg, Arthur

Korn, Alejandro

Korn, Alejandro (1860-1936) Argentijns medicus en filosoof. Met Korn kreeg de filosofie in Argentinië een eigen gezicht. Bestreed het dogmatische koro

Kornberg, Arthur (geb. 1918) Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Saint Louis (1953-59) en aan Stanford University (vanaf 1959). Ontving in 1959 kornoeljefamilie

kornoeljefamilie (Cornaceae, orde schermbloemigen Umbelliflorae) Houtige gewassen en kruiden met meestal enkelvoudige, kruisgewijs staande blade

koro Een geestelijke stoornis die alleen Chinese mannen schijnt te treffen. Het voornaamste symptoom is de ziekelijke angst dat de penis in de buik Korsakov, syndroom van

Korsakov, syndroom van Psychische stoornis, gekenmerkt door inprentings- en geheugenstoornissen (niet goed weten waar men is, met wie men spree

korsthagedissen

korsthagedissen (familie Helodermatidae, suborde hagedisachtigen) Giftige hagedissen met opvallende waarschuwingskleuren, brede kop, korte kracht

korstmossen

korstmossen (afdeling Lichenes) Symbiose tussen een schimmel (meestal een zakjeszwam) en een (meestal eencellig) blauw- of groenwier. Korstmossen kortademigheid

kortademigheid (dyspneu, benauwdheid) Het gevoel te weinig lucht te krijgen, veelal samenhangend met een te laag zuurstofgehalte in het bloed. Bij kortedagplanten

kortedagplanten Planten die om in bloei te komen een minimum aantal uren donker nodig hebben, bijv. voorjaarsplanten en herfstplanten (chrysant). kortschildkevers

korte-termijn- (Eng: short-term memory of STM) Ook primair geheugen. Dat deel van het geheugen dat informatie voor kortere tijd vasthou

kortschildkevers (superfamilie Staphylinoidea, orde kevers) Kevers met gewoonlijk verkorte dekschilden. Groot aantal kleinere families en één grote kortsprieten

kortsprieten (onderorde Caelifera, orde sprinkhanen) Sprinkhanen met korte, stevige antennen en een kort legapparaat dat ook als graaforgaan wordt kosmopoliet

kosmopoliet 1. Plant of dier dat over de gehele wereld voorkomt, althans op voor de betreffende soort geschikte plaatsen. Kosmopolitisme komt van koudbloedige dieren

koudbloedige dieren (poikilotherme dieren) Dieren waarbij de lichaamstemperatuur weinig verschilt van die van de omgeving. Grootste verspreiding Kovalevski, Aleksander Onoefrijevitsj

Kovalevski, Aleksander Onoefrijevitsj (1840-1901) Russisch embryoloog. Hij ontdekte overeenkomsten in ontwikkelingstadia van het lancetvisje

kraagcellen

kraagcellen (choanocyten) Bekleden de inwendige holte van sponzen. Ze bezitten een bekervormige kraag van protoplasma met een centrale flagel, kraaiachtigen

kraaiachtigen (familie Corvidae, orde zangvogels) Middelgrote vogels met meestal onopvallend verenkleed; sommige soorten bont gekleurd. Tot de kraaien

kraaien (geslacht Corvus, familie kraaiachtigen). Meestal zwarte vogels, vaak met witte tekening op nek of romp; flinke snavel met lange borstels rond kraaiheidefamilie

kraaiheidefamilie (Empetraceae, orde heideachtigen) Kleine, meestal tweehuizige heesters met altijd groene bladeren met opgerolde rand, lange meeldraden kraakbeen

kraakbeen Schijnbaar homogeen steunweefsel bestaande uit kraakbeencellen (chondrocyten) en een tussenstof met o.a. collagene en elastische vezels. kraakbeenvissen

kraakbeenvissen (klasse Chondrichthyes, superklasse vissen) Vissen met een skelet van kraakbeen, geen schubben maar huidtandjes. Twee onderklassen: kraambed

kraambed (puerperium) Periode vlak na de bevalling. Vroeger kregen kraamvrouwen het advies een week of langer in bed te blijven. Tegenwoordig kraambedpsychose

kraambedpsychose (puerperaal psychose, post-natale psychose) Psychotische reactie in het kraambed door de grote hormonale veranderingen, bloedverlies, kraamvrouwenkoorts

kraamvrouwenkoorts Infectie van de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen, meestal in de eerste week na de bevalling, gepaard gaande met koorts kraamzuivering

kraamzuivering (lochia) Na de bevalling optredende vochtafscheiding uit de vagina; kan zes weken aanhouden. Het vocht is afkomstig van de wond kraanvogelachtigen

kraanvogelachtigen (orde Gruiformes, klasse vogels) Zeer ongelijksoortige vogels, variërend van kraanvogels en trappen tot meerkoeten en kwartelachtige kraanvogels

kraanvogels (familie Gruidae, orde kraanvogelachtigen) Grote, statige vogels met lange hals en poten. Verenkleed overwegend grijs, aan de kop vaak krabben

krabben (kortstaartkreeften, onderorde Brachyura, orde tienpotigen) Hoogst ontwikkelde kreeftachtigen, achterlijf gereduceerd of geheel afwezig. Le

krabspinnen

krabspinnen (familie Thomisidae, orde spinnen) Spinnen, 5-7 mm, die geen web bouwen. Positie van poten en wijze van voortbewegen doen aan die Kraepelin, Emil

Kraepelin, Emil (1856-1926) Duits psychiater, hoogleraar te Dorpat, Heidelberg en München. Trachtte als eerste tot een classificatie van psychische kramp

kramp Plotselinge, ongecontroleerde en meestal pijnlijke samentrekking (spasme) van een spier. De spieren zelf voelen hard aan en uit onderzoek is krankzinnigheid

krankzinnigheid Term die aangeeft dat iemand een psychische aandoening heeft, waardoor de persoon in kwestie niet in staat is de consequenties van kransslagaders

kransslagaders (coronairarteriën) Slagaders die uit de aorta, de grote lichaamsslagader die zuurtsofrijk bloed vervoert, ontspringen en het hart zelf kransvaten

kransvaten (coronaire vaten) Bloedvaten die bloed naar de hartspier toevoeren (kransslagaders) of ervan afvoeren (kransaders). De hartspier heeft een Krause, lichaampje van

Krause, lichaampje van Ovale of bolvormige receptoren, waarschijnlijk voor het waarnemen van koudeprikkels. Vooral gelegen in het slijmvlies va

Krebs, Edwin Gerhard

Krebs, Edwin Gerhard (geb. 1918) Amerikaans biochemicus, als hoogleraar verbonden aan de University of Washington te Seattle (1957-66 en 1977

Krebs, Hans Adolf

Krebs, Hans Adolf (1900-1981) Duits-Brits biochemicus, hoogleraar te Oxford (1954-1967). Onderzocht de moleculaire stofwisseling en stelde de kreeftachtigen

kreeftachtigen (klasse Crustacea, stam geleedpotigen) Gesegmenteerde dieren die zich van andere geleedpotigen onderscheiden door o.a. het bezit kreeften

kreeften (langstaartkreeften, suborde Astacura, orde tienpotigen) Kreeften met lang staartstuk en scharen. Twee belangrijkste families: rivierkreeften kreeften, hogere

kreeften, hogere (onderklasse Malacostraca, klasse kreeftachtigen) Kreeftachtigen met meestal 19 segmenten. Monddelen bestaan uit drie paar extrem

krekels

krekels (superfamilie Grylloidea, orde sprinkhanen) Bruine of zwarte, vrij kleine insecten met lange kopsprieten en stevige poten, laatste paar fungeert krekelsprinkhanen

krekelsprinkhanen (superfamilie Gryllacridoidea, suborde langsprieten) Primitieve sprinkhanen met grote kop, kunnen geen geluid maken en zijn krenteboompjes

krenteboompjes (geslacht Amelanchier, rozenfamilie) Heesters met witte tot roze bloemen in trossen, eetbare vruchten. Rood verkleurende bladeren

Kretschmer, Ernst

Kretschmer, Ernst (1888-1964) Duits psychiater; hoogleraar te Marburg (1926-46) en Tübingen (1946-59). In zijn 'Körperbau und Charakter' (1921) krill

krill (walvisaas) Kleine kreeftachtigen (de belangrijkste soort is Euphausia superba) die in enorme aantallen deel uitmaken van het dierlijke plankton. kringloopwinkel

kringloop, biogeochemische

kringloop, biogeochemische (stofkringloop) Cyclisch proces waarbij minerale elementen worden uitgewisseld tussen organismen en hun milieu. Van kringspier

kringloopwinkel Winkel waar men reeds gebruikte materialen en producten verkoopt.

kringspier Kringvormige spier, gelegen om een opening die erdoor kan worden afgesloten. Niet bevestigd via pezen. Voorbeelden: kringspier om de kristalkegel

kristalkegel 1. Bij zoetwatermossels: geleiachtig staafje dat in een uitstulping van de maag ligt en wordt rondgedraaid door de trilharen in de maagwand. kritische psychologie

kritische psychologie Tak van de psychologie die de verhouding tussen de aard van wetenschappelijke kennis en de aard van maatschappelijke ver

kroep, pseudokroep,

Krogh, Schack August Steenberger (1874-1949) Deens arts en zoöloog, verbonden aan het laboratorium van Bohr en hoogleraar zoöfysiologie te krokodillen

krokodillen (orde Crocodylia, klasse reptielen) Hagedisachtige reptielen met een pantser van ten dele verbeende hoornschilden om het lichaam; achterpoten krokussen

krokussen (geslacht Crocus, lissenfamilie) Planten met regelmatige bloemen, bloemdekslippen rechtopstaand, bloemdek klokvormig met lange buis, krolsheid

krolsheid Bronst bij katachtige dieren, bij wilde soorten in het voorjaar, bij de huiskat meermalen per jaar. Katers schreeuwen en 'zingen' en plaatsen kronkeldarm

kronkeldarm (ileum) Laatste ca. drie-vijfde deel van de dunne darm, zonder duidelijke overgang aansluitend op de nuchtere darm. Sterk gekronkeld. kroon (biol.)

kroon (biol.) 1. (corolla) Binnenste van de twee kransen bloembekleedsels, verschilt in vorm en kleur van de kelk. De kroonbladen (petalen) zijn meestal kroon (tandheelk.)

kroon (tandheelk.) Kunstmatige vervanging van een geheel of gedeeltelijk verloren gegane tandkroon. Soms van goud; voor snij- en hoektanden wordt kroosvarenfamilie

kroosvarenfamilie (Azollaceae, orde watervarens Hydropteridales) Drijvende waterplanten met echte wortels, kleine blaadjes die uit twee delen be

krop

krop 1.(ingluvies) Verwijd, rekbaar deel van de slokdarm bij zaadetende vogels en roofvogels, waarin voedsel wordt opgeslagen en geweekt in door kruiden

kruiden 1. Planten met een kruidachtige, niet verhoute stengel. 2. Planten of plantedelen die al dan niet na bewerking worden gebruikt als geneesmiddel, kruidje-roer-mij-niet

kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudica, mimosafamilie) Plant met gestekelde stengel, dubbelgeveerde bladeren die bij aanraking of verwarming tegen kruidkersen

kruidkersen (geslacht Lepidium, kruisbloemenfamilie) Planten met meestal witte bloemen en eenzadige hauwtjes. Veel soorten algemeen in West-Europa, kruidnagel

kruidnagel Bloemknop van de kruidnagelboom (Syzygium aromaticus). Als specerij gebruikt bij de bereiding van rode kool, soepen, gestoofd vlees,

kruinligging

kruinligging Afwijkende ligging van het kind in de baarmoeder, waarbij de kruin (i.p.v. het achterhoofd) voor de bekkeningang ligt. Normale bevalling kruipen

kruipen (dierk.) Eenvoudigste wijze van voortbeweging op het land, waarbij het lichaam een golfbeweging maakt en de poten (indien aanwezig) afwisselend kruipsporen

kruipsporen Fossiele indrukken in geologische lagen, achtergelaten door (kruipende) organismen die zelf volledig verdwenen kunnen zijn.

kruisbes

kruisbes (klapbes, Ribes uva-crispa, steenbreekfamilie) Heester met gestekelde takken, ronde bladeren en stelen zacht behaard, groenachtige tot vuilpurperen kruisbestuiving

kruisbestuiving (xenogamie, allogamie) Bestuiving door stuifmeel dat afkomstig is van bloemen van een andere plant van dezelfde soort. Verdient kruisbloemenfamilie

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae, Cruciferae, orde klaprozen Rhoeadales) Meestal kruidachtige planten; bladeren verspreid, scherp van smaak, geen kruisdistels

kruisdistels (geslacht Eryngium, schermbloemenfamilie) Distelachtige planten met bloemen in hoofdjes, vruchten met schubjes en knobbeltjes en st

kruising (biol.)

kruising (biol.) Vereniging van twee individuen die genetisch verschillend zijn, waarbij de geslachtscellen samensmelten. In de natuur alleen vruchtbare kruisingen, reciproque

kruising, dihybride Kruising van twee organismen waarbij men let op de overerving van twee erfelijke eigenschappen. Uit deze kruising kan worden kruising, monohybride

kruising, monohybride Kruising van twee organismen waarbij met let op de overerving van één erfelijke eigenschap; alle andere worden buiten beschouwing kruiskruiden

kruisingen, reciproque Twee kruisingen van twee individuen (A en B); de eerste kruising met eicellen A en zaadcellen B; de tweede kruising met eicellen kruising, dihybride

kruiskruiden (geslacht Senecio, composietenfamilie) Kruiden, struiken of bomen met gedeelde bladeren, gele buisbloemen en soms lintbloemen in hoofdjes kruisproef

kruisproef Proef waarbij rode bloedcellen van een bloedgever worden gevoegd bij serum van degene die het bloed zal krijgen om na te gaan of er geen kruisvereniging

kruisvereniging In Nederland instelling voor algemene maatschappelijke gezondheidszorg, met nadruk op wijkverpleging, gezinshulp, verstrekking kubuskwallen

kubuskwallen (orde Carybdeida of Cubomedusae, onderafdeling holtedieren) Kleine kwallen met een kubusvormig lichaam, meerdere tentakels op kudde

kudde Groep dieren (vrouwtjes mannetjes en jongen) van eenzelfde soort, die zich in elkaars directe nabijheid ophouden, maar waarbij geen groepsidentiteit Kuhn, Richard

Kuhn, Richard (1900-1967) Duits biochemicus, hoogleraar te Heidelberg. Isoleerde, helderde de structuur op en synthetiseerde tal van natuurstoffen, kuit

kuit 1. Vrijwel rijpe eieren van vissen. Van sommige soorten wordt k. door de mens gegeten. De kuit van steuren wordt verwerkt tot kaviaar. 2. Verdikte Külpe, Oswald

Külpe, Oswald (1862-1915) Duits psycholoog en filosoof. Assistent van Wilhelm Wundt, daarna hoogleraar te Würzburg (1894), Bonn (1909) en München kunstgewricht

kunst- Synthetisch, gewoonlijk uit minerale delfstoffen bereide meststoffen. Worden ingedeeld naar de erin aanwezige zouten (kalimeststof, meststoffen, natuurmeststoffen,

kunstgewricht Van metaal of kunststof vervaardigd gewricht (of een combinatie van beide), dat ingebracht kan worden wanneer het oorspronkelijke kunstmatige ademhaling

kunstmatige ademhaling (beademen) Het kunstmatig in stand houden van de ademhaling wanneer spontane ademhalingsbewegingen niet meer optreden. kunstmatige inseminatie

kunstmatige inseminatie (KI) Methode waarbij zaad via een speciale spuit in de baarmoederhals wordt gebracht. Op deze manier is bevruchting zond

kunstmest

kunstmest Synthetisch bereide preparaten die de vruchtbaarheid van de bodem (eventueel ook van water) kunnen verhogen. Bevatten vooral minerale kunstnier

kunstnier (dialyseapparaat) Machine die de bloedzuiverende werking van de nieren overneemt, wanneer deze niet voldoende hun taak uitvoeren. Als kunstoog

kunstoog (oogprothese) Kunstmatige oogbol van plastic of glas, ter vervanging van een ontbrekend oog. Uitsluitend esthetisch nut; kan niet bewegen.

kunstverlossing

kunstverlossing Bevalling die plaatsvindt via een vacuümextractie, tangverlossing of keizersnede. Een bevalling is in principe een natuurlijk proces, kurk

kurk (felleem) Plantaardig weefsel waarvan de celwanden zijn verkurkt door de afzetting van kurkstof (suberine). Wordt gevormd als beschermlaag, kurkcambium

kurkcambium (fellogeen) Delingsweefsel dat bij houtige gewassen ontstaat uit de schorslaag van de stengel (soms ook uit de epidermis zelf). Vormt kurkeik

kurkeik (Quercus suber, orde napjesdragers) Boom met zware, ruwe stam en grillig gevormde takken, die dikke kurklagen kan vormen als van de jonge kwakken

kwakken (geslacht Nycticorax, familie reigers) Gedrongen, middelgrote reigers, die 's nachts actief zijn. Soort die over de hele wereld voorkomt: kwak

kwakzalverij

kwakzalverij Delict dat bestaat uit het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst, d.w.z. zonder het daartoe door de wet vereiste diploma.

kwal

kwal Niet-larvaal, vrijzwemmend holtedier. Bij hydrozoën en schijfkwallen is de kwal meestal de geslachtelijke generatie (meduse) in een generatiewisseling kwalitatieve methoden

kwalitatieve methoden Ook zachte methodologie. Sociaal wetenschappelijke technieken waarvan de gebruikers zich afzetten tegen de vaak geponeer

kwantitatieve methoden

kwantitatieve methoden Ook kwantificeren en harde methodologie. Technieken waarmee feitelijke gegevens cijfermatig gerangschikt en/of statistis

kwartels

kwartels (geslachtengroep Coturnicini, onderfamilie veldhoenders) Kleine fazantvogels met lange, spitse vleugels en korte staart, geen sporen aan de

kwashiorkor

kwashiorkor Ernstige toestand van ondervoeding door een tekort aan eiwitten en vitaminen (vooral in tropisch Afrika bij kinderen tussen één en vier kwastsnoeken

kwastsnoeken (familie Polypteridae, klasse beenvissen) Groenbruine vissen met een langgerekt lichaam met ruitvormige harde schubben, rugvin in kwastvinnigen

kwastvinnigen (onderorde Crossopterygii, onderklasse spiervinnigen) Uitgestorven gewaande vissen, die worden beschouwd als verwant aan de voorouder

kweekgrassen

kweekgrassen (geslacht Elytrigia, grassenfamilie) Kruidachtige planten met kruipende wortelstok en zittende, meerbloemige, zijdelings samengedrukte kweekproef

kweekproef Laboratoriumproef om aan te tonen of een ziekte door een bacterie, en zo ja welke, wordt veroorzaakt. Materiaal van de patiënt waarin kween

kween Onvruchtbaar ongeslachtelijk vrouwelijk dier met neiging tot het ontwikkelen van mannelijke eigenschappen. Bij koeien ontstaat een kween kwikstaarten

kwikstaarten (geslachten Dendronanthus en Motacilla, familie piepers en kwikstaarten) Kleine, slanke vogeltjes met lange staart waarmee ze voortdurend kwispeldans

kwispeldans Dans die door honingbijen wordt uitgevoerd om een voedselbron op meer dan 100 m afstand aan te duiden. De bijen beschrijven een 8 kyfose

kyfose Achterwaartse verkromming van de wervelkolom. Bij een duidelijk zichtbare verkromming op borst- of schouderhoogte spreekt men van een KZ-syndroom

KZ-syndroom (concentratiekampsyndroom, ook existentieel emotioneel stress-syndroom of EES genoemd) Complex van verschijnselen dat ontstaat K-complex

label Een radioactief merkteken, bijvoorbeeld een isotoop van waterstof, dat kan worden aangebracht in een stof die wordt opgenomen en ingebouwd labeling

labeling Merken van een substantie met een radioactieve stof, waarna de substantie tijdens een proces kan worden gevolgd. Wordt onder andere toegepast laboratorium, bacteriologisch

laboratorium, bacteriologisch Laboratorium voor onderzoek op het gebied van de bacteriologie. In het laboratorium van een ziekenhuis spoort men laboratorium, cytologisch

laboratorium, cytologisch Laboratorium voor onderzoek op het gebied van de cytologie. In het laboratorium van een ziekenhuis onderzoekt men cellen

laboratorium, serologisch

laboratorium, serologisch Laboratorium voor het onderzoek van o.i.v. ziekteverwekkers (bijv. bacteriën) gevormde antistoffen. Aantonen van (stijgi

labyrintvissen

labyrintvissen (onderorde Anabantoidei, orde baarsachtigen) Zoetwaterbewoners met een extra ademhalingsorgaan: het labyrint. Kunnen daardoor in Lacan, Jacques Marie Émile

Lacan, Jacques Marie Émile (1901-1981) Frans psychiater en psychoanalyticus, die wordt gerekend tot het structuralisme. Lacan beschouwt niet Lacaze-Duthiers, Félix-Joseph Henri de

Lacaze-Duthiers, Félix-Joseph Henri de (1821-1901) Frans dierkundige. Bestudeerde bouw en ontwikkeling van ongewervelde zeedieren en benadrukte lactose

lactose (melksuiker) Disaccharide opgebouwd uit een molecule glucose en een molecule galactose, met ?-1-4-glucosidische binding. Komt voor in lactose-intolerantie

lactose-intolerantie (melk-intolerantie) Aandoening waarbij melk(producten) niet verdragen worden. Verschijnselen: groenachtige, schuimende en lacto-vegetarisme

lacto-vegetarisme Vorm van vegetarisme waarin het nuttigen van melk, kaas en eieren is toegestaan. Geeft minder kans op gebrek aan essentiële aminozuren lacunair bloedvaatstelsel

lacunair bloedvaatstelsel Open bloedvaatstelsel, bekend van ongewervelde dieren. Er wordt een stroming opgewekt in de bloedvloeistof of hemolymfe

lagentheorie

lagentheorie De opvatting dat de menselijke geest is opgedeeld in verschillende deeleenheden. Het bekendste voorbeeld van een dergelijke theorie Laguna, Andrés

Laguna, Andrés (1499-1560) Spaans schrijver, humanist en medicus. Woonde geruime tijd in Metz en Keulen, waar hij als een geleerd man bekend Laing, Ronald David

Laing, Ronald David (1927-1989) Brits psychiater. Laing studeerde geneeskunde en specialiseerde zich als psychiater. Hij interesseerde zich vooral Laios-motief

Laios-motief Hiermee worden door moderne psychoanalytici de agressieve neigingen van de vader ten opzichte van het nageslacht aangeduid. Laios lamantijnen

lamantijnen (geslacht Trichechus, familie lamantijnachtigen Trichechidae, orde zeekoeien) Donkergrijze dieren met een dikke huid, lengte 2-4 m, g

Lamarck, Jean Baptiste de

Lamarck, Jean Baptiste de (1744-1829) Frans bioloog. De Lamarck is vooral bekend geworden door zijn evolutietheorie, al is deze later geheel overs

lama's

lama's (geslacht Lama, orde eeltpotigen Tylopoda) Middelgrote zoogdieren, tot 75 kg, met rechte kop, grote ogen met lange wimpers aan het bovenlid, Lameere, Auguste

Lameere, Auguste (1864-1942) Belgisch entomoloog, hoogleraar te Brussel (1890). Verbeterde de classificatie van talrijke insectenorden; organiseerde lamel

lamel Dunne weefsellaag, zoals bijv. de lamellen van paddestoelen (plaatjes) of kieuwlamellen van vissen.

lampionplanten

lampionplanten (geslacht Physalis, nachtschadefamilie) Planten met eironde tot driehoekige bladeren; kelk klokvormig tijdens de bloei, zwelt na de lancetvisjes

lancetvisjes (familie Branchiostomidae, stam chordadieren) Hoogst ontwikkelde ongewervelde dieren. Men neemt aan dat l. en gewervelde dieren landfarming

landfarming Methode van biologische grondreiniging, waarbij met olie verontreinigde grond in een dunne laag over een akker wordt verspreid. Vervolgens landlongslakken

landlongslakken (orde Stylommatophora, onderklasse longslakken) Slakken met of zonder huis; twee paar tentakels, het voorste als tastorgaan, het landpissebedden

landpissebedden (onderorde Oniscoidea, orde pissebedden) Landdieren die van rottend plantaardig materiaal leven en vooral in vochtige omgeving Landsteiner, Karl

Landsteiner, Karl (1868-1943) Oostenrijks patholoog; hoogleraar te Wenen en New York. Ontdekte in 1901 het ABO-systeem (de drie verschillende landwantsen

landwantsen (onderorde Geocorisa, orde wantsen) Wantsen die op of vlak bij water leven; antennen langer dan de kop, hechtorganen aan de poten, langedagplanten

langedagplanten Planten die om in bloei te komen een minimum aantal uren licht nodig hebben, bijv. planten die in gematigde streken in de late lente Langerhans, eilandjes van

Langerhans, eilandjes van Groepjes cellen in de alvleesklier zonder contact met het afvoersysteem. In 1869 beschreven door de Duitse anatoom en Langley, John Newport

lange-termijn- (Eng: long-term memory of LTM) Ook permanent of secundair geheugen. Het deel van het geheugen waarin informatie geheugen, lexicaal

Langley, John Newport (1852-1925) Engels fysioloog. Hij studeerde aanvankelijk wiskunde en geschiedenis aan St. John's College te Cambridge, langoesten

langoesten (familie Palinuridae, orde tienpotigen) Kreeften met lange staart, zeer lange antennen, geen scharen, extremiteiten niet op zwemmen ingericht. langoestine

langoestine (Noordse kreeft, Nephrops norvegicus, familie zeekreeften) Zeekreeft met zeer slanke schaarvingers, leeft in diep water, wordt veel gevang

langpootmuggen

langpootmuggen (familie Tipulidae, onderorde muggen) Grote, opvallende muggen met lange poten; vertonen zelfamputatie. Larven leven deels in langsprieten

langsprieten (onderorde Ensifera, orde sprinkhanen) Sprinkhanen met lange antennen, soms langer dan het lichaam, en zwaard- of sabelvormige legboor. language acquisition device

language acquisition device Ook LAD. In de taalpsychologie van Noam Chomsky wordt hiermee het aangeboren vermogen om taal te leren aangeduid. lantaarn van Aristoteles

lantaarn van Aristoteles Het kauwapparaat van zee-egels, bestaande uit vijf symmetrisch gerangschikte tanden met spieraanhechtingen.

lantaarndragers

lantaarndragers (familie Neoscopelidae, orde zalmachtigen) Grootste zalmachtigen van de diepzee, tot 1,80 m. Bezitten lichtgevende organen, meestal lantaarnvissen

lantaarnvissen (familie Myctophidae, orde zalmachtigen) Kleine tot zeer kleine diepzeevissen, bezitten een parelsnoervormige rij lichtgevende organen, lanugohaar

lanugohaar Fijn donshaar op het lichaam van de foetus, van de vijfde tot de negende maand. Soms nog bij de geboorte (met name bij premature kinderen) laparoscopie

laparoscopie Medisch onderzoek, waarbij de buikorganen worden bekeken met een speciaal instrument, de laparoscoop. Deze wordt in de buikholte lapjeskat

lapjeskat Kat met zwart-rood-wit gevlekte vacht; altijd vrouwtje want geslachtsgebonden overerving van dit kleurtype: het ene X-chromosoom bevat lapjesproef

lapjesproef Medisch onderzoek om na te gaan of en zo ja voor welke stof een patiënt allergisch is.

lapsus

lapsus Ook freudiaanse vergissing, parapraxie, faalhandeling, Fehlhandlung en Fehlleistung. In de psychoanalyse worden hiermee allerlei soorten vergissingen lariksen

lariksen (lorken, geslacht Larix, dennenfamilie Pinaceae) Naaldbomen die 's winters kaal zijn; heldergroene naalden in bosjes van 15-20; rode kege

larve

larve Jeugdstadium van diersoorten met een metamorfose. Lijkt meestal niet op het volwassen dier; bezit voorlopige, larvale organen. Dient bij lagere laryngectomie

laryngectomie Operatieve verwijdering van het strottenhoofd. Dit kan noodzakelijk zijn in het geval van kanker of na een ongeval waarbij het strottenhoofd lasogen

lasogen Acute hoornvliesontsteking ten gevolge van de blootstelling van het oog aan ultraviolette straling. Deze straling wordt onder meer bij lassen latah

latah De Maleise naam voor een overtrokken schrikreactie waarbij de persoon alles laat vallen wat hij vast heeft en tegelijkertijd schuttingtaal voor zich latentieperiode

latentieperiode Een fase in de theorie van Sigmund Freud over de psychoseksuele ontwikkeling die volgt op de oedipale fase. Dit stadium duurt ongeveer latentietijd (biol.)

latentietijd (biol.) Begrip uit de fysiologie, waarmee de tijd wordt aangeduid die verloopt tussen het moment van prikkeling van een spier of zenuw lateraal

lateraal Aan de zijde of flank gelegen.

latex

latex Het melksap van rubberbomen, waaruit natuurrubber wordt gewonnen. Ook: oplossing of emulsie van rubberachtige kunststoffen. Het aftappen lathyrus

lathyrus (geslacht Lathyrus, vlinderbloemenfamilie) Kruidachtige klimplanten met ranken en even geveerde bladeren met kleine steunblaadjes, grote laurierfamilie

laurierfamilie (Lauraceae, orde ranonkels) Tropische struiken en bomen met bloemen met vier kransen meeldraden, bloemdek twee kransen, kelk en lavendel

lavendel (geslacht Lavandula, lipbloemenfamilie) Struiken met duidelijk tweelippige bloemen met vier meeldraden. Ca. 25 soorten in mediterrane gebieden lavendelheide

lavendelheide (Andromeda polifolia, dopheidefamilie) Houtige, tot 50 cm hoge plant, die bloeit van april tot juni. Komt voor in Noord- en Midden-Laveran, Charles Louis Alphonse

Laveran, Charles Louis Alphonse (1845-1922) Frans militair arts, werkzaam bij het Institut Pasteur in Parijs (vanaf 1896). Was gezondheidsofficier lawaai

lawaai Geluid waarvan hinder wordt ondervonden. De grenzen hiervan hangen vaak af van de omstandigheden waarin men zich bevindt; in een slaapkamer lawaaidoofheid

lawaaidoofheid (industriedoofheid) Vorm van doofheid, veroorzaakt door het werken in een voortdurend lawaaiige omgeving. Het kan ook het gevolg Lawrence, William

Lawrence, William (1783-1867) Engels oogarts-chirurg. Zijn kennis en ervaring als oogchirurg legde hij vast in 'Treatise on the venereal diseases of LC 50

LC 50 Concentratie van een stof in water, waarbij na enkele dagen (meestal vier) 50% van de populatie van een voorgeschreven vissoort of ander testorganisme Leary, Timothy

Leary, Timothy (1920-1996) Amerikaans psycholoog en drugsgoeroe. Als docent aan Harvard University begon Leary begin jaren zestig te experimenteren lebferment

lebferment (rennine) Enzym in de maag van zoogdieren, dat ongezuurde melk stremt doordat onoplosbaar caseïne neerslaat. Wordt gebruikt bij kaasbereiding lebmaag

lebmaag (abomasum) Laatste deel van de maag van herkauwers, te vergelijken met de maag van andere zoogdieren. Produceert maagsap dat enzymen ledematen

ledematen (extremiteiten) Beweeglijke lichaamsdelen van gewervelde dieren (vinnen, vleugels, poten), de mens (armen en benen) en sommige lagere ledematenskelet

ledematenskelet (appendiculair skelet) Deel van skelet van gewervelde dieren en de mens, bestaande uit schoudergordel, bekkengordel en de beenderen Lederberg, Joshua

Lederberg, Joshua (geb. 1925) Amerikaans geneticus, hoogleraar aan de Stanford-universiteit in Californië (1959-1978), daarna verbonden aan de lederhuid

lederhuid (corium) Deel van de huid van gewervelde dieren en de mens, gelegen onder de opperhuid; bestaat voornamelijk uit bindweefsel. Bevat bloedvaten, Ledermüller, Martin Frobenius

Ledermüller, Martin Frobenius (1719-1769) Duits magistraat en microscopist, was raadsheer te Bayreuth en assistent-beheerder van het Natuur Historisch

leerbobbeltje

leerbobbeltje Een tijdelijke terugval tijdens een leerproces. Dit komt voor bij allerlei vormen van leren. Het leerbobbeltje is er soms voor verantwoordelijk leermoeilijkheden

leermoeilijkheden Problemen op school bij kinderen, ondanks normale intelligentie. Zij kunnen niet voldoen aan de eisen die de school stelt. Er kan leerpsychologie

leerpsychologie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met leren. De belangrijkste bijdragen op dit gebied zijn geleverd door het behaviorism

leertheorieën, cognitieve

leertheorieën, cognitieve Theorieën die leerprocessen beschouwen als het herstructureren van de reeds aanwezige kennis, ideeën, voorstellingen, e.

leesblindheid

leesblindheid (dyslexie, woordblindheid) Het onvermogen te lezen, doordat het kind niet het vermogen heeft letters samen te voegen tot een juist woordbeeld. leesbril

leesbril Bril met zwak positieve lenzen (sterkte +1 à +2 dioptrie); voor verzienden en personen met een te kort schietend accommodatievermogen. Brengt leeuw (biol.)

leeuw (biol.) (Panthera leo, familie katachtigen) Groot, geel tot bruingeel roofdier met effen vacht (vlekkenpatroon in eerste levensjaar). Geslachtsdimorfie: leeuwenbekken

leeuwenbekken (geslacht Antirrhinum, helmkruidfamilie) Kruidachtige planten met een knobbel aan de voet van de bloemkroon, vier meeldraden Leeuwenhoek, Antonie van

Leeuwenhoek, Antonie van (1632-1723) Nederlands natuuronderzoeker, die zijn vele ontdekkingen vooral dankte aan zijn eenvoudige, zelfgebouwde leeuwentanden

leeuwentanden (geslacht Leontodon, composietenfamilie) Kruidachtige planten met bladeren in een wortelrozet, hoofdjes bevatten alleen gele lintbloemen leeuweriken

leeuweriken (familie Alaudidae, orde zangvogels) Kleine bodembewoners met een onopvallend uiterlijk, maar opvallend fraaie zang. Meestal standvogels, legboor

legboor (ovipositor) Buisvormig orgaan aan het achterlijf van vrouwelijke vliesvleugelige insecten (Hymenoptera), waarmee gaatjes worden geboord leger (biol.)

leger (biol.) Schuilplaats van wild onder struiken of in het open veld; vaak niet meer dan een ondiepe kuil, waarin bij sommige soorten (bijv. hazen) legionairsziekte

legionairsziekte (oud-strijdersziekte, veteranenziekte) Infectieziekte, die zich voor het eerst openbaarde in 1976 tijdens een reünie van oud-Koreastrijders leguanen

leguanen (familie Iguanidae, onderorde hagedisachtigen) Opvallende hagedissen met zeer lange staart. Uiterlijk en levenswijze sterk lijkend op dat Leidse Diagnostische Test

Leidse Diagnostische Test (LDT) Deze test bepaalt de intelligentie en de eventuele aanwezigheid van cognitieve ontwikkelingsstoornissen. De test leishmaniasis

leishmaniasis Tropische infectieziekte, veroorzaakt door zweephaardiertjes van het geslacht Leishmania, op de mens overgebracht door zandvliegjes leliefamilie

leliefamilie (Liliaceae, orde lelieachtigen Liliales) Kruiden met enkelvoudige bladeren en bollen of wortelstokken; regelmatige tweeslachtige bloemen lelietje-der-dalen

lelietje-der-dalen (Convallaria majalis, leliefamilie) Plant met onbebladerde bloeistengel en welriekende bloemen, bessen rood. Bloeit vanaf eind mei Lemery, Nicolas

Lemery, Nicolas (1645-1715) Frans farmaceut en chemicus, werkte als apotheker in Montpellier en Parijs (vanaf 1672). Van 1681-1683 verbleef hij lemmingen

lemmingen (geslachtengroep Lemmini, onderfamilie woelmuizen) Knaagdieren met gedrongen lichaam, stompe snuit, kleine oorschelpen en dichte,

lemuren (biol.)

lemuren (biol.) (familie Lemuridae, onderorde halfapen, vormen met indri's en vingerdieren de infraorde lemurachtigen Lemuriformes) Meestal vrij lendewervel

lendewervel (lumbale wervel) Een der wervels, gelegen tussen de borst- en de heiligbeenwervels. Aantal lendewervels is variabel; bij de mens vijf en lengtegroei

lengtegroei Groei in de lengterichting van een organisme; bij dieren en de mens door celvermeerdering (celdeling); bij planten vooral door celstrekking. lengteligging

lengteligging Ligging van het kind in de baarmoeder, waarbij de lengteas van het kind overeenkomt met die van de moeder. Te onderscheiden van dwarsligging. lens

lens (ooglens) Onderdeel van het oog. De ooglens werkt net zo als het objectief van een fotocamera; er ontstaat een spiegelverkeerd, omgekeerd en verkleind lensoog

lensoog Hoogst ontwikkelde oogtype met beeldvormende lens in de gezichtsopening, die samen met andere lichtbrekende onderdelen van het oog een lenticellen

lenticellen (kurkporiën) Niet-verkurkte parenchymcellen in stengels van hogere planten, liggend in het kurkweefsel in de schors. Maken gaswisseling lepelaars

lepelaars (onderfamilie Plataleinae, familie ibissen) Meestal witte vogels met vrij lange poten, min of meer kale kop en lepelvormige snavel, waarmee lepelsteuren

lepelsteuren (familie Polyodontidae, orde steuren) Steuren met een grote bek en een groot, plat verlengstuk aan de snuit, geen schubben en beenplaten. lepra

lepra (ziekte van Hansen, melaatsheid) Infectieziekte, veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium leprae; incubatietijd 2-5 jaar. Relatief veel mense

leprozenhuis

leprozenhuis (ook: leprozerie) Ziekenhuis voor lijders aan lepra. Vooral in de Middeleeuwen in West-Europa gebouwd buiten de stadsmuur.

leptoteen

leptoteen Stadium in de eerste profase van de reductiedeling (meiose) waarin de chromosomen als lange, dunne draden te zien zijn, maar nog niet in leren

leren Elke verandering van gedrag waardoor het individu gunstiger omstandigheden schept voor zichzelf. Zulk gedrag wijkt af van het stereotiepe instinctmatige leren, latent

leren, latent Een leerproces dat niet direct tot uiting komt in gedragsveranderingen, maar verborgen blijft. De manifestatie van het geleerde gedrag vindt lesbische liefde

lesbische liefde Homoseksualiteit tussen vrouwen. Genoemd naar het eiland Lesbos, waar de dichteres Sappho woonde, die in haar gedichten spreekt lesie

lesie Beschadiging van (zenuw)weefsel door verwonding of operatie, waardoor bepaalde functies van het lichaam worden uitgeschakeld.

Lessing, Theodor

Lessing, Theodor (1872-1933) Duits psycholoog en cultuurfilosoof. In zijn hoofdwerk 'Geschichte als Sinngebung des Sinnlosen' (1916) blijkt de letale dosis

letale dosis Letale concentratie van een stof waarbij binnen een vastgestelde tijd 50% van een hoeveelheid proefdieren sterft. Bij waterdieren wordt letale factor

letale factor Erfelijke factor die de dood van het organisme tot gevolg heeft (meestal vlak na kieming of geboorte). Soms is de factor alleen letaal wanneer leucine

leucine Essentieel aminozuur, formule HOOC-CHNH2-CH2-CH-(CH3)2. Witte vaste stof, spt. 293°C, dichtheid 1293 kg/m3. Dagelijkse behoefte bij Leuckart, Karl Georg Friedrich Rudolf

Leuckart, Karl Georg Friedrich Rudolf (1822-1898) Duits dierkundige, deed onderzoek naar de systematiek van holtedieren, stekelhuidigen, wormen, leugenschalen

leugenschalen Testvragen in persoonlijkheidsvragenlijsten die opgenomen zijn met de bedoeling vast te stellen in hoeverre de onderzochte persoon leukemie

leukemie (bloedkanker) Vorm van kanker van het bloed die uitgaat van de witte bloedcellen. Er bestaan verschillende vormen van leukemie. De eerste leukemie, acute

leukemie, acute Hevig en snel verlopende vorm van leukemie, waarbij met name het aantal onrijpe voorstadia van de witte bloedcellen is toegenomen. leukemie, chronische

leukemie, chronische Langzaam verlopende vorm van leukemie, waarbij vooral het aantal rijpe witte bloedcellen is toegenomen. Frequentie neemt

leukocyten

leukocyten (witte bloedcellen), bepaalde typen bloedcellen. Zij zijn groter dan de rode bloedcellen, maar veel minder talrijk. Bij kinderen bevinden leukocyten, basofiele

leukocyten, basofiele Granulocyten waarvan de korrels in het cytoplasma zich kleuren met basische kleurstoffen. Normaal 0-1% van het totale aantal leukocyten, eosinofiele

leukocyten, eosinofiele Granulocyten waarvan de korrels in het cytoplasma zich kleuren met zure kleurstoffen. Kern bestaat uit twee lobben. Norm

leukocyten, neutrofiele

leukocyten, neutrofiele Granulocyten waarvan de korrels in het cytoplasma zich kleuren met chemisch neutrale kleurstoffen. Kern bestaat uit meer

leukoplakie

leukoplakie (letterlijk: 'witte vlek') Plaatselijke abnormale ontwikkeling van het mondslijmvlies (hyperkeratose) met een witte kleur. De oorzaak ligt leukoplast

leukoplast Pigmentloze plastide, die voorkomt in alle kleurloze delen van planten; zet de tijdens de fotosynthese gevormde suikers om in eiwit, vet leukotomie

leukotomie (lobotomie) Het doorsnijden van verbindingsbanen tussen bepaalde hersenkwabben. Deze techniek werd in 1935 door de Portugese neuroloog Leuvense Gezinsvragenlijst

Leuvense Gezinsvragenlijst (LGV) Deze vragenlijst is gebaseerd op de systeemtheorie van Minuchin en geeft een beeld van de conflictervaring in levendbarende dieren

levendbarende dieren (vivipare dieren) Dieren waarbij de volledige embryonale ontwikkeling van bevruchte eicellen in het lichaam van het vrouwelijk levensbomen (biol.)

levensbomen (biol.) (geslacht Thuja, cipresfamilie) Naaldbomen met stijve, leerachtige kegelschubben. Zes soorten met vele variëteiten, gekweekt levenscyclusanalyse

levenscyclusanalyse Methode voor het - aan de hand van procedurele afspraken - systematisch in beeld brengen van milieuaspecten van een product levensdrift

levensdrift Binnen de psychoanalyse worden hiermee alle driften aangeduid die gericht zijn op scheppende activiteit. Hieronder valt zowel de drang levensruimte

levensruimte (Eng: life space, Duits: Lebensraum) Begrip uit de veldtheorie van Kurt Lewin. De ruimte waarin alle psychische gebeurtenissen zich

lever

lever (hepar) Met een gewicht van 1,5 à 2 kg het grootste orgaan van een gezonde volwassene. De vele, uiterst belangrijke functies die de lever vervult, leveraandoeningen

leveraandoeningen Aandoeningen van de lever - het belangrijkste orgaan voor de stofwisseling - kunnen een weerslag hebben op het hele lichaam. leveratrofie, acute gele

leveratrofie, acute gele Snel optredend uitgebreid versterf van leverweefsel, waarbij de lever kleiner wordt en een gele kleur krijgt. Verschijnselen: leverbotten

leverbotten (familie Fasciolidae, klasse zuigwormen) Parasitair levende kleine wormen (enkele mm) met gastheerwisseling (vaak meerdere tussengastheren). levercirrose

levercirrose (leververbindweefseling) Het eindstadium van een aantal aandoeningen van de lever. Cirrose wordt gekenmerkt door verspreid celversterf, leverkanker

leverkanker Een in het Westen betrekkelijk weinig voorkomend kwaadaardig gezwel van de lever. Wel lijkt er in de westerse landen een stijging op leverkruiden

leverkruiden (geslacht Eupatorium, composietenfamilie) Planten met tegenoverstaande of kransstandige bladeren, weinigbloemige hoofdjes in tuilen levermossen

levermossen (klasse Hepaticae, afdeling mossen) Kleine, eenvoudig gebouwde mossen, opgebouwd uit ongedifferentieerd weefsel (thalleuze l.) of leverontsteking

leverontsteking (hepatitis) Aandoening van de lever waarbij de levercellen ontstoken en gezwollen zijn en waarbij ook versterf van levercellen kan levertraan

levertraan Olie verkregen uit de verse levers van kabeljauwen (en heilbot en haaien). Door het hoge gehalte aan vitamine A en D vroeger veel voorgeschreven Levi-Montalcini, Rita

Levi-Montalcini, Rita (geb. 1909) Italiaans-Amerikaans neuroloog. Kreeg, samen met S. Cohen, de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van

Lewin, Kurt

Lewin, Kurt (1890-1947) Duits-Amerikaans sociaal psycholoog, hoogleraar te Berlijn (1922-35) en Iowa City (1935-45). Leidde daarna het onderzoekscentrum Lewis, Edward

Lewis, Edward (geb. 1918) Amerikaans bioloog, van 1956 tot 1988 hoogleraar aan het California Institute of Technology. Lewis kreeg in 1995 samen Leydig, cel van

Leydig, cel van (interstitiële cel) Kliercel in de opperhuid van vissen en amfibieënlarven, die de huid smeert; bij de mens: cel in de testis die testosteron Leydig, Franz

Leydig, Franz (1821-1908) Duits vergelijkend anatoom. Schreef: 'Lehrbuch der Histologie des Menschen und der Tiere' (1857), waarin voor het eerst lezen, aanvankelijk

lezen, aanvankelijk Onderwijskundige term voor het eerste leesonderricht, m.n. de voorbereiding op het lezen in het voorschoolse onderwijs en het lianen

lianen Planten met een houtige stengel die niet zelfstandig rechtop kan staan. Stengel zeer buigzaam, doordat het houtweefsel in strengen is verdeeld, libellen

libellen (orde Odonata, klasse insecten) Meestal schitterend gekleurde insecten met een relatief grote kop met grote ogen, vierkant borststuk, lang staafvormig

libido

libido 1. Ook driftenergie. Het hele complex van verlangens en gevoelens dat samenhangt met seksualiteit en erotiek. Sigmund Freud omschreef het librium

librium Een benzodiazepine, dat kan worden voorgeschreven bij ziekelijke angst en spanning. Bijwerkingen zijn slaperigheid, verwardheid en vermoeidheid.

lichaam-geestprobleem

lichaam-geestprobleem Probleem in de filosofie over het al of niet gescheiden zijn van lichaam en geest. Lichaam en geest zijn door de eeuwen heen licht tropisch woud

lichaamsbeeld

lichaamsbeeld Ook lichaamsschema. 1. De manier waarop het eigen lijf ervaren wordt en de houding die ten opzichte hiervan wordt aangenomen.

lichaamsbeleving, verstoorde

lichaamsbeleving, verstoorde Het niet meer kloppen van het lichaamsbeeld. Dit komt bijvoorbeeld voor bij anorexia nervosa, waarbij ondanks de lichaamsego

lichaamsego Dat gedeelte van het ego dat betrekking heeft op de ervaring van het eigen lichaam. Oorspronkelijk een term van Sigmund Freud, die lichaamsgewicht

lichaamsgewicht Iemands gewicht, meestal uitgedrukt in kilogrammen. Meestal zijn mensen eigenlijk niet geïnteresseerd in het aantal kilo's dat ze lichaamsholte

lichaamsholte Holte binnen het lichaam van een dier, omsloten door cellagen. Bij holtedieren (Coelenterata) is een dergelijke geheel afgesloten ruimte lichaamslengte

lichaamslengte Het aantal centimeters dat men meet, staande met hielen, rug en hoofd tegen een muur, waarbij recht vooruit wordt gekeken. De gemiddelde lichaamstemperatuur

lichaamstemperatuur Temperatuur van het lichaam. Dieren worden aan de hand van de lichaamstemperatuur en de regulatie daarvan onderscheiden

lichaamsvloeistof

lichaamsvloeistof De vloeistof die de primaire lichaamsholte vult bij veel ongewervelde dieren. De functie ervan is vergelijkbaar met die van het bl

licht tropisch woud Vegetatiezone die in vergelijking met het tropisch regenwoud uit minder soorten bomen bestaat, terwijl de `bomendichtheid' ook lichten der zee

lichten der zee Bioluminescentie veroorzaakt door zoutwatereencelligen van o.a. de geslachten Ceratium en Goniaulax en de zeevonk. Deze lichten lichtmotten

lichtmotten (familie Pyralididae, onderorde hogere vlinders) Kleine tot middelgrote, glanzende, levendig gekleurde vlinders; bezitten aan het achterlijf lichtreactie

lichtreactie Onderdeel van de fotosynthese waarbij in de dubbelmembranen van bladgroenkorrels met behulp van lichtenergie water wordt gesplitst lichtschuwheid

lichtschuwheid (fotofobie) Het niet kunnen verdragen van fel licht. Komt voor als ziekteverschijnsel bij o.a. bindvliesontsteking, migraine en albinisme.

lichttherapie

lichttherapie Therapie, toegepast bij patiënten met een tijdens de wintermaanden optredende depressie. Zo'n depressie wordt waarschijnlijk veroorzaakt lid

lid (internodium) Deel van de stengel, gelegen tussen twee knopen.

lidstengfamilie

lidstengfamilie (Hippuridaceae, orde myrteachtigen Myrtales) Waterplanten met kransstandige, enkelvoudige, lijnvormige bladeren; zeer kleine bloemen liegen

liegen Het vertellen van onwaarheden. Mensen denken vaak dat zij aan anderen kunnen zien als zij liegen. Wanneer iemand vaagheden vertelt, hakkelt liervogels

liervogels (familie Menuridae, orde zangvogels) 75-100 cm grote vogels, mannetjes met sterk verlengde staart. Leven in bomen, maar zoeken op de liesbreuk

liesbreuk (hernia inguinalis) Breuk (uitstulping) van het buikvlies, met daarin eventueel een darmlis, door de spier- en peeswand van de onderbuik (lieskanaal

lieskanaal (canalis inguinalis) Dwars door de spieren van de onderbuik lopend, gepaard kanaal; bij de man eindigend bij de balzak, bij de vrouw bij Lievegoed, Bernardus Cornelis Johannes

Lievegoed, Bernardus Cornelis Johannes (1905-1992) Nederlands psychiater. Na zijn studie medicijnen, richtte Lievegoed in 1931 het Zonnehuis lieveheersbeestjes

lieveheersbeestjes (familie Coccinellidae, orde kevers) Kleine (tot 1 cm) halfbolvormige kevertjes met korte pootjes, kleine antennen en felgekleurde ligament

ligament Collageenband die een elastische verbinding vormt tussen twee botelementen ter hoogte van een gewricht. Ligamenten houden de botten op liggingsafwijking

liggingsafwijking Andere ligging dan die waarbij het hoofd van het kind zich in of boven de bekkeningang bevindt na de 32e zwangerschapsweek. De ligula

ligula Vliezig tongetje op de grens van bladschijf en -schede bij o.a. de grassenfamilie. Vorm en grootte kenmerkend voor de soort.

ligusters

ligusters (orde Ligustrales, klasse tweezaadlobbigen) Houtige planten met tegenoverstaande of kransstandige bladeren, tweeslachtige bloemen meestal lijkstijfheid

lijkstijfheid (rigor mortis) Verstijving van de spieren, die gewoonlijk een à twee uur na het overlijden intreedt. Wordt veroorzaakt door een tekort aan lijkvlekken

lijkvlekken Blauwachtige verkleuringen van de huid, die gewoonlijk een kwartier tot een half uur na het overlijden zichtbaar worden. Lijkvlekken worden lijmoor

lijmoor (glue ear) Chronische ontsteking van het slijmvlies van de holte achter het trommelvlies en van de buis van Eustachius, waardoor vocht zich lijsterbessen

lijsterbessen (geslacht Sorbus, rozenfamilie) Heesters met niet gedoornde takken, bloemen in tuilen of pluimen, onderstandig vruchtbeginsel, 1-5 stijlen. lijsters

lijsters (onderfamilie Turdinae, familie vliegenvangers) Vrij forse vogels met tamelijk grote snavel en stevige poten; meestal grondbewoners, soms levend likdoorn

likdoorn (clavus, eksteroog) Zeer plaatselijke eeltvorming, die met een pit of punt in de weefsels groeit. Door voortdurende druk op een klein huidoppervlak lilliputter

lilliputter Zeer klein mens; dwerg. Genoemd naar het land Lilliput in Gulliver's travels (1726) van Jonathan Swift (16671745).

limbisch systeem

limbisch systeem Stelsel van zenuwcentra en onderlinge verbindingen in het boven de hersenstam gelegen deel van de grote hersenen. Nauw verbonden limnologie

limnologie Wetenschap waarin de biologische, geologische, fysische en chemische aspecten van zoet en brak water worden bestudeerd.

lindenfamilie

lindenfamilie (Tiliaceae, orde malveachtigen Malvales) Bomen of struiken met regelmatige, tweeslachtige, zoet geurende bloemen in kleine, hangende Lindley, John

Lindley, John (1799-1865) Engels plantkundige. Hij volgde geen universitaire studie. Aanvankelijk was hij vertegenwoordiger in zaden te België. In Lingula

Ling, Per Henrik (1776-1839) Zweeds schrijver en grondlegger van de zgn. Zweedse gymnastiek, een op harmonieuze lichaamsbouw gerichte vorm links- en rechtshandigheid

Lingula (geslacht van de klasse armpotigen) Armpotigen met spatelvormige, gekleurde schelpen; 'levende fossielen' die al 450 miljoen jaar op aarde Ling, Per Henrik

links- en rechtshandigheid Een meestal spontane voorkeur voor het gebruik van de rechter- of linkerhand, gepaard met een grotere vaardigheid in Linnaeus, Carolus

Linnaeus, Carolus (1707-1778) Zweeds arts en botanicus. Linnaeus is voor de biologie van onschatbare betekenis geweest vanwege zijn baanbrekend lintbloemen

lintbloemen Lintvormige bloemen, alleen aan de onderzijde buisvormig vergroeid, komen voor bij de composietenfamilie. Soms alleen l. (bijv. paardenbloem); lintworm

lintworm (taenia) Een parasiet die in de darm leeft en groeit, waar zij zich voeden met vloeibaar voedsel. Zij kunnen zeer lang worden (tot max. 20 meter) lintwormen

lintworm, gewapende (varkenslintworm, Taenia solium, klasse lintwormen) Lintworm, tot 8 m lang; kleine kop met cirkelvormige zuignappen en een lintworm, ongewapende

lintworm, ongewapende (runderlintworm, Taeniarhynchus saginatus, klasse lintwormen) Lintworm, tot 10 m lang, peervormige kop met vier zuignappen, linze

lintwormen (klasse Cestoda, stam platwormen) Parasitair levende platwormen. Larve (blaasworm) komt tot ontwikkeling in een of meer tussengastheren lintworm, gewapende

linze (Lens culinaris, vlinderbloemenfamilie) Plant met behaarde, lancetvormige bladeren; blauwachtig witte bloemen in kleine trossen; peulen kaal lipbloemen

lipbloemen (orde Lamiales, klasse tweezaadlobbigen) Bomen, struiken of kruiden met vierkante of afgeplatte stengel, kruisgewijs staande bladeren; lipbloemenfamilie

lipbloemenfamilie (Labiatae, orde lipbloemen) Kruiden of heesters met enkelvoudige bladeren, vaak aromatisch (kliercellen), meestal tweeslachtige Lipmann, Fritz Albert

Lipmann, Fritz Albert (1899-1986) Russisch-Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan Harvard University (1949-1957), daarna aan de Rockefeller lipoproteïnen

lipoproteïnen Complex van een eiwit en een lipide (bijv. cholesterol). Een dergelijk complex wordt gevormd om het transport van vetten en vetzuren lipotroop hormoon

lipotroop hormoon (LPH) Een door de hypofyse afgegeven hormoon dat de mobilisatie van vrije vetzuren uit vetcellen bevordert.

Lippens, graaf Leon

Lippens, graaf Leon (1911-1986) Belgisch dierenkenner en publicist. Voornaamste figuur in de wereld van de natuurbescherming in België. Lippens Lipps, Theodor

Lipps, Theodor (1851-1914) Duits psycholoog en filosoof die de psychologie opvatte als de basis van de gehele filosofie. In Aesthetik (1903) komt lipvissen

lipvissen (Labridae, orde baarsachtigen) Vissen met een lang gestrekt lichaam, ronde schubben, kleine, dikwijls uitstulpbare bek met dikke lippen. Verschillende

lis, gele (Iris pseudacorus, lissenfamilie) Plant met zwaardvormige bladeren en grote gele bloemen. Zeer algemeen langs waterkanten en in moerassen. litteken

lisdoddefamilie

lisdoddefamilie (Typhaceae, orde schroefpalmen Pandanales) Moeras- of waterplanten met een wortelstok, lijnvormige bladeren, bloemen dicht opeen lissenfamilie

lissenfamilie (Iridaceae, orde lelieachtigen Liliales) Kruidachtige planten met wortelstok of knol, lijnvormige bladeren, bloemen voor de bloei omgeven lis, gele

litteken (cicatrix) Bindweefselvorming ter vervanging van verloren gegaan weefsel bij wonden. In elke wond ontstaat littekenweefsel. Bij snijwonden Little Albert

Little Albert De elf maanden oude proefpersoon waarmee de Amerikaanse behaviorist John B. Watson (1878-1958) een experiment uitvoerde. Het kleine Little, ziekte van

Little, ziekte van (diplegia spastica infantilis) Aangeboren (niet erfelijke) ziekte van het zenuwstelsel, waarbij aan beide lichaamshelften spastische lobeliafamilie

Lobel, Matthias de (ook: Matthias de l'Obel of Lobelius; 1538-1616) Vlaams arts, plantkundige. Hij studeerde geneeskunde en plantkunde te Mont

lobeliafamilie (Lobeliaceae, orde klokjesachtigen Campanulales) Kruiden met bladeren in een wortelrozet of verspreid, tweelippige bloemen, vijf meeldraden, Lobel, Matthias de

locomotie

locomotie Begrip uit de veldtheorie van Kurt Lewin. Het doelgerichte gedrag binnen de levensruimte wordt aangeduid met locomotie. Een persoon locus

locus of control

locus of control Ook beheersingsoriëntatie. Het subjectieve gevoel over de vraag of iemand het lot in eigen hand heeft of dat dit bepaald wordt door Loeb, Jacques

locus Plaats van een gen op een chromosoom.

Loeb, Jacques (1859-1924) Duits-Amerikaans fysioloog, broer van de patholoog Leo Loeb. Hij breidde Sachs' onderzoek naar bewegingen bij planten Loewi, Otto

Loewi, Otto (1873-1961) Duits-Amerikaans fysioloog en farmacoloog, hoogleraar te Graz (1909-39) en New York (vanaf 1939). Verrichtte o.m. onderzoek logotherapie van Victor Frankl

logotherapie van Victor Frankl Een vorm van psychotherapie waarbij de cliënt geleerd wordt zichzelf te accepteren en zichzelf te zien in relatie tot lokroep

lokroep Soortspecifiek geluidssignaal van dieren waardoor een partner wordt aangelokt of de jongen bijeen worden gehouden. Seksuele l. werkt vaak Lombroso, Cesare

Lombroso, Cesare (1835-1909) Italiaans medicus en criminoloog, die in zijn boek L'uomo delinquente (de misdadiger; 1876) de theorie van de 'geboren' long

long Ademhalingsorgaan gelegen in de borstholte van op het land levende gewervelden, dat zorgt voor gasuitwisseling (opname van zuurstof, afgifte long term memory

long term memory Benaming voor dat gedeelte van het geheugen waarin informatie ligt opgeslagen die na lange tijd nog oproepbaar is.

longaandoeningen

longaandoeningen Aandoeningen van de longen komen veel voor, vooral in vochtige en koude klimaten. Het slijmvliesoppervlak van de longblaasjes longabces

longabces Ophoping van pus in het weefsel van de long, die verschillende oorzaken kan hebben. Een longabces kan het gevolg zijn van een afsluiting longader

longader (vena pulmonalis) Ader die het bloed van de longen naar de linker hartboezem voert. Vier in getal (uit beide longen twee). In tegenstelling longblaasje

longblaasje (alveolus) Dunwandige, kleine uitstulping van de kleinste vertakking (longtrechtertje) van de bronchi in de longen van zoogdieren en de longcapaciteit

longcapaciteit Hoeveelheid lucht die de longen kunnen bevatten. Individueel zeer verschillend en o.a. afhankelijk van lichaamsbouw en conditie. Bepaling longembolie

longembolie (longinfarct) Afsluiting van een tak van een longslagader door een bloedstolsel. Het bloedstolsel ontstaat niet in de longslagader zelf, maar longfibrose

longfibrose (fibrosis pulmonum) Toename van het bindweefsel rond de haarvaatjes in de longblaasjes. De longen kunnen hun taak, het opnemen van longitudinaal onderzoek

longitudinaal onderzoek Een onderzoeksmethode waarbij kinderen of volwassenen gedurende een langere periode in hun leven worden gevolgd en longkanker

longkanker (longcarcinoom) Kwaadaardige aandoening waarbij gezwelvorming uitgaat van de longweefsels of die het gevolg is van een uitzaaiing longkruiden

longkruiden (geslacht Pulmonaria, familie ruwbladigen) Planten met lichtgroen gevlekte bladeren, bloemen eerst rood en daarna blauw. In Europa: longontsteking

longontsteking (pneumonie) Ontsteking van de aan het uiteinde van de luchtwegen gelegen longblaasjes en van het longweefsel ertussen. Meestal wordt longslagader

longslagader (arteria pulmonalis) Slagader die het bloed van de rechter hartkamer naar de longen voert. Vertakt zich direct na de oorsprong in de linker longslakken

longslakken (onderklasse Pulmonata, klasse slakken) Slakken met een schelp; goed ontwikkeld bloedvatenstelsel in manteldak, waardoor de mantelholte longvissen

longvissen (orde Dipnoi, onderklasse spiervinnigen) Vissen die ademhalen met behulp van longen; borst- en buikvinnen dienen niet voor het zwemm

lood

lood (Pb) Chemisch element (metaal) dat veel wordt toegepast in accu's, benzine en verven. Via de uitlaat van auto's verspreidt lood zich sterk in het loodsbaarzen

loodsbaarzen (familie Kyphosidae, orde baarsachtigen) Planteneters die leven boven rotsachtige bodems en koraalriffen; volgen schepen vaak in scholen. loodvergiftiging

loodvergiftiging (saturnisme) Vergiftiging door lood (Pb), een zeer giftig zwaar metaal. Dit komt o.a. voor in loodhoudende verf, in de schillen van loofbomen

loofbomen Houtige bedektzadige planten met een typische boomvorm (enkelvoudige stam en een kroon), die bladeren bezitten met een duidelijk bre

loofbos

loofbos Bos dat overwegend bestaat uit loofbomen: bomen die behoren tot de klasse van de tweezaadlobbigen. In de gematigde luchtstreken treft men look

look (geslacht Allium, leliefamilie) Planten met schermvormige bloeiwijzen, bloeistengel meestal onbebladerd, bloemdekbladen niet met elkaar vergroeid, looking-glass self

looking-glass self (gespiegeld zelfbeeld) Sociaal-psychologisch begrip, ingevoerd door de Amerikaan Charles Horton Cooley (1864-1929). De looking-look-zonder-look

look-zonder-look (Alliaria petiolata, kruisbloemenfamilie) Tweejarige, 20-120 cm hoge plant met een wortelrozet van grote, hartvormige bladeren, loonspuiter

loonspuiter Zelfstandige of employé van een loonspuiterij, die voor agrarische bedrijven het toedienen van bestrijdingsmiddelen uitvoert. In verband loopafwijkingen

loopafwijkingen Afwijkingen in het looppatroon. Deze kunnen vele oorzaken hebben, aangezien het lopen een ingewikkeld samenspel is van vele spieren loopbeen

loopbeen Deel van de poot van vogels dat direct aansluit bij de tenen, ontstaan door vergroeiing van de middenvoetsbeentjes met de onderste voetwortelbeentjes. loopkevers

loopkevers (familie Carabidae, orde kevers) Matig kleine tot flinke kevers, veelal zwart; zeer goede lopers met stevige poten en meestal jagende levenswijze. loopneus

loopneus (rhinorrhoe) Toestand waarbij er steeds een kleine hoeveelheid helder vocht uit de neus druppelt. Het slijmvlies van de neus bevat veel cellen loopoor

loopoor Etterige afscheiding uit de gehoorgang die ontstaat door het doorbreken van het trommelvlies bij een middenoorontsteking. Onder normale loopsheid

loopsheid Bronst van teven van honden, meestal tweemaal per jaar. Het dier heeft dan een grote neiging om weg te lopen, urineert vaker en verspreidt loopvogels

loopvogels (orde Struthioniformes, klasse vogels) Niet vliegende vogels, bezitten wel vleugels met veren en slagpennen; krachtig ontwikkelde poten. lordose

lordose (holle rug) Versterkte uitbochting van de wervelkolom naar voren ter hoogte van de lendewervels. Van opzij gezien vormt de wervelkolom Lorenzini, ampullen van

Lorenz, Konrad Zacharias

Lorenz, Konrad Zacharias (1903-1989) Oostenrijks etholoog. Lorenz studeerde in Wenen geneeskunde en zoölogie en was een der grondleggers van lori's (halfapen)

Lorenzini, ampullen van Elektrisch gevoelige zijlijnzintuigjes bij kraakbeenvissen en sommige beenvissen. De gevoeligheid van deze orgaantjes vo

lori's (halfapen) (familie Lorisidae, onderorde halfapen) Trage, wollig behaarde nachtdieren met stompe snuit, grote oren en nauwelijks ontwikkelde lori's (vogels)

lori's (vogels) (onderfamilie Trichoglossinae, orde papegaaien) Bonte papegaaien (overheersende kleur rood), totale lengte 12-35 cm. Voedsel: bloemen, Lotsy, Jan Paulus

Lotsy, Jan Paulus (1867-1931) Nederlands plantkundige. Bestudeerde korstmossen. Ontwikkelde een nieuwe theorie over het ontstaan der soorten LSD

LSD (lyserginezuur-diëthylamide) In 1938 voor het eerst bereide, halfsynthetische verbinding van het moederkorenalkaloïd lyserginezuur en een diëthylamidegroep; luchtgeleiding

luchtgeleiding Voortplanting van het geluid via het trommelvlies en de gehoorbeentjes naar het binnenoor. Normaal beter dan de beengeleiding; wordt luchtpijp

luchtpijp (trachea) Buisvormig deel van de luchtweg bij gewervelde dieren (behalve vissen) en de mens, dat begint onder het strottenhoofd en zich voor luchtplankton

luchtplankton (aëroplankton) Microscopisch kleine organismen of delen daarvan die in de lucht zweven (tot een hoogte van 5 km) en door de wind luchtvaartgeneeskunde

luchtvaartgeneeskunde Onderdeel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met de geneeskundige problemen die zich in de luchtvaart kunnen voordoe

luchtverontreiniging

luchtverontreiniging (luchtvervuiling) De aanwezigheid van vreemde stoffen in de lucht die schadelijk zijn voor mensen, planten, dieren of goederen. luchtverontreiniging, fotochemische

luchtverontreiniging, fotochemische (fotochemische smog) Luchtverontreiniging die ontstaat bij helder, zonnig weer, door de inwerking van zonlicht luchtverontreiniging, Wet inzake de

luchtverontreiniging, Wet inzake de Milieuwet van 1970 ter voorkoming en beperking van luchtverontreiniging. Voor het oprichten van, wijzigen luchtweefsel

luchtweefsel (aërenchym) Plantaardig weefsel dat bestaat uit parenchymcellen met grote intercellulaire holten. Komt voor in bladeren, stengels en wortels luchtwegaandoeningen

luchtwegaandoeningen Vooral kinderen maken regelmatig infecties van de bovenste luchtwegen door. Hiertoe behoren ontstekingen van de keelam

luchtwegen

luchtwegen (ademhalingswegen) Bestaan uit neus- en keelholte en de luchtpijp die zich steeds verder vertakt (bronchiën en bronchioli), waardoor een luchtwortels

luchtwortels Wortels die boven de grond uit de stengel ontspringen. Groeien meestal boogvormig naar de grond en dienen als extra verankering in de luchtzakken

luchtzakken Blaasvormige, dunwandige vertakkingen van de hoofdbronchus die aansluiten op de longen van vogels (vijf per long). Vullen de ruimten lucide droom

lucide droom Ook heldere droom. Een vorm van dromen die ongewoon helder is. Hierbij heeft de dromer zelf in de gaten dat hij droomt en hij is in Ludwig, Carl Friedrich Wilhelm

Ludwig, Carl Friedrich Wilhelm (1816-1895) Duits fysioloog, bestudeerde de nieren, ademhaling, bloedsomloop, speekselafscheiding en lymfestroming lui oog

lui oog (amblyopie) Niet corrigeerbare afname van het gezichtsvermogen, meestal in één oog. Er bestaat geen ziekte of aandoening van het oog zelf luiaards

luiaards (familie Bradypodidae, orde tandarmen) Zoogdieren (lichaamslengte 50-60 cm) die ondersteboven hangend leven in bomen van tropische luiereczeem

luiereczeem (luieruitslag) Uitslag die het gevolg is van het inwerken van irriterende lichaamseigen of lichaamsvreemde stoffen die zich in de luier van luierpijn

luierpijn Pijnreactie bij zuigelingen tijdens het verwisselen van de luier. Aanwijzing voor een hersenvliesontsteking. Wordt veroorzaakt door rekking luisvliegen

luisvliegen (familie Hippoboscidae, onderorde vliegen) Vliegen die parasiteren op vogels en sommige zoogdieren. Bekende soorten: herteluisvlieg (luizen

luizen (superorde Psocia, klasse insecten) Kleine insecten (lengte 1-6 mm) die weinig overeenkomst in bouw vertonen. Luizen komen over de hele lumbaalpunctie

lumbaalpunctie (lumbale punctie, ruggenprik) Het inbrengen van een holle naald in het wervelkanaal tussen twee lendewervels door. Via de naald kan lumen (biol.)

lumen (biol.) Inwendige holte, bijvoorbeeld van de darm.

lupines

lupines (geslacht Lupinus, vlinderbloemenfamilie) Grote planten met samengestelde, handvormige bladeren en lange, kaarsrechte bloeiwijzen. Veel lupus erythematodes

lupus erythematodes (LE, SLE = systemische lupus erythematodes) Auto-immuunziekte, voorkomend in twee hoofdvormen: lupus erythematodes Luria, Salvador Edward

Luria, Salvador Edward (1912-1991) Italiaans-Amerikaans microbioloog. Toonde spontane mutaties aan in bacteriën (1943) en bacteriofagen (1945).

Lurija, Alexander Romanovich

Lurija, Alexander Romanovich Russisch psycholoog en neuroloog (1902-1977). Lurija was samen met Lev S. Vygotsky één van de geestelijke vaders lust- en onlustgevoelens

lust- en onlustgevoelens Deze gevoelens worden in een aantal psychologische theorieën als belangrijke drijfveren van het gedrag beschouwd. Bij lust-onlustprincipe

lust-onlustprincipe De in de psychoanalyse gebruikte aanname dat mensen over het algemeen streven naar behoeftenbevrediging en lustvolle ervaringen, luteïniserend hormoon

luteïniserend hormoon (LH) Hormoon uit de hypofysevoorkwab dat de ontwikkeling van het gele lichaam in de eierstok bevordert. Is verder, samen

luzerne

luzerne (Medicago sativa, vlinderbloemenfamilie) Plant met 6-12 mm lange bloemen; peulen recht of sikkelvormig of spiraalvormig gewonden (10-Lwoff, André Michel

Lwoff, André Michel (geb. 1902) Frans bioloog, hoogleraar te Parijs, daarna leider van het instituut voor kankeronderzoek te Villejuif. Ontdekte dat lymf

lymf (weefselvocht) Uit de weefsels afkomstig vocht. Dit vocht, dat alle cellen omspoelt, komt uit de bloedstroom en wordt er continu door ververst. lymfatisch weefsel

lymfatisch weefsel Weefseltype bestaande uit losmazig bindweefsel met in het netwerk hiervan vele lymfocyten. Komt o.a. voor in de amandelen, lymfeklieren, lymfevat

lymfevat Buis via welke lymfe vanuit de weefsels naar het bloed wordt vervoerd. Lijkt qua bouw veel op een ader en loopt er meestal parallel aan. Begint lymfklier

lymfklier Filterlichaampje voor de filtratie van het weefselvocht (lymf). Een lymfklier is ca. 10-25 mm in doorsnede. Er komen enkele lymfvaten in lymfklierkanker

lymfklierkanker Woekering van cellen uit de lymfklieren. De meest bekende vorm is de ziekte van Hodgkin. Andere vormen van lymfklierkanker onderscheiden lymfklierontsteking

lymfklierontsteking (lymfadenitis) Ontsteking van een lymfklier als reactie op een infectie in de buurt ervan. Dit kan zowel een infectie door bacteri

lymfocyten

lymfocyten Witte bloedcellen met een kern die bijna het gehele cellichaam opvult. Spelen een belangrijke rol in de afweerreactie (immuunreactie) tegen lymfokinen

lymfokinen Bepaalde signaalstoffen die worden afgegeven door cellen die zijn betrokken bij de afweerreactie van het lichaam tegen een vreemde indringer. lymfstelsel

lymfstelsel Stelsel van kanalen (lymfvaten) dat weefselvocht (lymf) van alle weefsels, behalve de hersenen, afvoert. Het lymfstelsel is, in tegenstelling lymfvatontsteking

lymfvatontsteking (lymfangitis) Ontsteking van een lymfvat door een infectie in het gebied dat erdoor wordt gedraineerd. Lymfvatontsteking wordt Lynen, Feodor Felix Konrad

Lynen, Feodor Felix Konrad (1911-1979) Duits biochemicus, hoogleraar te München en directeur van het Max Planck-Institut voor celchemie. Deed lynxen

lynxen (geslacht Lynx, familie katachtigen) Langpotige katten met opvallend korte staart, bakkebaarden, lange oorschelpen met haarpluimpjes aan de Lyonet, Pieter

Lyonet, Pieter (1707-1789) Nederlands anatomisch tekenaar, maakte uiterst verfijnd en mooi illustratiemateriaal, dat hij verzorgde voor zijn eigen biologische Lysenko, Trofim Denisovitsj

Lysenko, Trofim Denisovitsj (1898-1976) Russisch landbouwkundige en bioloog. Autodidact, bekend om zijn theorie over fasen in de ontwikkeling lysine

lysine Essentieel aminozuur, formule HOOC-CHNH2-CH2-CH2-CH2-CH2NH2. Kleurloze stof, spt. 224°C. Goed oplosbaar in water. Dagelijkse behoefte lysis

lysis (cytolysis) Openbarsten en/of oplossen van cellen. Kan het gevolg zijn van bijv. de inwerking van chemicaliën, van een sterke vermenigvuldiging lysol

lysol Oplossing van zouten van cresolen; in verschillende concentraties in de handel als ontsmettingsmiddel.

lysosoom

lysosoom Celorganel in plantaardige en dierlijke cellen, bestaande uit een door een membraan omgeven blaasje met een korrelige inhoud, vooral bestaande maag

maag Gespierd gedeelte van het darmkanaal waarin voedsel kan worden opgeslagen, gekneed en vermengd met het maagsap waarin zich spijsverteringsenzymen maagaandoeningen

maagaandoeningen Aandoeningen van de maag betreffen in de eerste plaats beschadiging van het slijmvlies, zoals bij een maagzweer, of beschadiging maagbloeding

maagbloeding Bloedverlies uit beschadigd maagslijmvlies. Dit kan als complicatie optreden bij aandoeningen zoals een maagzweer of maagkanker maagdenpalmfamilie

maagdenpalmfamilie (Apocynaceae, orde gentiaanachtigen Gentianales) Kruidachtige of houtige planten met tegenoverstaande, vaak leerachtige bladeren

maagdenvlies

maagdenvlies (hymen) Plooi of ring van slijmvlies aan de ingang van de schede, die deze gedeeltelijk afsluit. Een totale afsluiting komt niet vaak voor, maagholte

maagholte (gastrale holte) Holte bij de meeste meercellige organismen waarin voedsel wordt opgeslagen en meestal vertering plaatsvindt. Staat in verbinding maagkanker

maagkanker (maagcarcinoom) Kwaadaardig gezwel van het slijmvlies of van het klierweefsel van de maagwand. Samen met darmkanker is dit een maagmond

maagmond (cardia) Bij de mens deel van de maag waar de slokdarm uitmondt. Ligt ca. 3 cm onder het middenrif en lager dan de links van de maag maagperforatie

maagperforatie Gat in de wand van de maag. Een perforatie is vrijwel steeds een complicatie van een maagzweer, waarbij de zweer zich door de hele maagsap

maagsap Vloeistof, afgescheiden door maagsapklieren in de maagwand. Bevat in een rustende maag veel slijm. Werkzaam maagsap bevat o.a. zoutzuur maagslijmvliesontsteking

maagslijmvliesontsteking (gastritis, maagcatarre) Acute ontsteking van het maagslijmvlies. Verschijnselen: misselijkheid, vage pijn en branderig gevoel maagzuur

maagzuur Zoutzuur in het maagsap. Functies: doodt vrijwel alle met het voedsel meegekomen bacteriën, denatureert eiwitten, zodat de eiwitsplitsende maagzweer

maagzweer (ulcus pepticum, ulcus ventriculi) Slijmvlieszweer die ontstaan is door de inwerking van maagzuur. Zo'n zweer (ulcus) kan voorkomen maandverband

maandverband Verband van sterk absorberend materiaal (watten, celstof, kunstvezel) voor het opvangen van menstruatiebloed. In de handel in de maanillusie

maanillusie Term die verwijst naar het feit dat de schijnbare middellijn van de maan groter lijkt wanneer de maan laag boven de horizon staat dan wanneer maanvissen

maanvissen 1. (familie Molidae, orde tetrodonten) Grote vissen (tot 3 m, gewicht tot een ton) met schijfvormig lichaam (een derde deel is kop), gee

maanvlinders

maanvlinders (geslacht Actias, familie nachtpauwogen) Zachtgroene vlinders met roodachtige oogvlekken en lange staarten aan de achtervleugels. maarts viooltje

maarts viooltje (Viola odorata, viooltjesfamilie) Viooltje met wortelstok, eironde bladeren en welriekende bloemen, meestal violet, soms roze of wit. macao

macao (Ara macao, orde papegaaien) Papegaai, overheersende kleur rood. Leeft in de oerwouden van Zuid-Amerika.

Mach-banden

Mach-banden Bij de waarneming van een geleidelijke overgang van een donker naar een licht vlak treedt de volgende optische illusie op: we zien naast Macleod, Colin Munro

Machiavellianismeschaal

Machiavellianismeschaal Schaal die meet in hoeverre iemand bepaalde aspecten van de machiavellistische persoonlijkheid bezit. Dit wil zeggen of

Macleod, Colin Munro (1909-1972) Canadees microbioloog. Hoogleraar te New York (1941-56 en 1960-63) en te Pennsylvania (1956-60). Bestudeerde

Macleod, John James Richard

Macleod, John James Richard (1876-1935) Brits arts, hoogleraar fysiologie te Cleveland (1903-18), Toronto (1918-28) en Aberdeen (vanaf 1928). macrobiotiek

macrobiotiek Voedings- en gezondheidsleer gebaseerd op het juiste evenwicht dat er tussen het yin- en yang-beginsel in ons leven dient te zijn. Berust macrofagen

macrofagen 1. Grote cellen die kunnen fagocyteren, bijv. monocyten. 2. Dieren die relatief grote prooien eten, bijv. tandwalvissen, slangen.

macrogameten

macrogameten Vrouwelijke geslachtscellen, meestal onbeweeglijk en groter dan microgameten. Komen voor bij planten, dieren en de mens.

macronucleus

macronucleus De grootste van de twee soorten celkernen die voorkomen bij bijv. pantoffeldiertjes (Paramaecium). De macronucleus regelt de stofwisselin

macropsie

macropsie Een vorm van een verstoorde waarneming, waardoor alles in de omgeving groter lijkt dan het in werkelijkheid is. Dit kan zowel een organische macrosmaten

macrosmaten Dieren die goed kunnen ruiken: de meeste zoogdieren (behalve apen en baardwalvissen), salamanders, sommige vissen en insecten. Mannelijke macrospore

macrospore Bij heterospore varens voorkomend sporetype, gevormd in macrosporangia (megasporangia). De sporen komen niet vrij, maar ontwikkelen macula

macula Een stukje zintuigepitheel in het evenwichtsorgaan, waarop een otoliet rust. De cellen van de macula bezitten zintuigharen die de otoliet dragen made

made Larve van tweevleugelige insecten, meestal wormachtig en pootloos (taak van de poten overgenomen door haren). De meeste leven in het water madeliefje

madeliefje (Bellis perennis, composietenfamilie) Plant met spatelvormige bladeren in een wortelrozet, bloeistengel onbebladerd, bloemhoofdje met maden

maden 1. Naam van larve van veel vliegen (zonder kop en poten). 2. Synoniem voor de aarsmade (Enterobius vermicularis), een draadwormpje dat MAD-waarde

MAD-waarde Maximaal aanvaardbare dosis van ioniserende straling die niet schadelijk is voor de mens.

maggiplant

maggiplant (lavas, Levisticum officinale, schermbloemenfamilie) Forse plant met geveerde bladeren en gele bloemschermen. Niet wild bekend. Gekw

magisch denken

magisch denken Een vorm van denken gekenmerkt door het leggen van niet-logische en empirisch onjuiste verbanden. Bij kinderen is magisch denken magnetiseur

magnetiseur (strijker) Alternatief geneeskundige die patiënten tracht te genezen door handoplegging en/of strijkende bewegingen langs het lichaam magnolia's

Magnol, Pierre (1638-1715) Frans plantkundige en arts, hoogleraar te Montpellier (1694). Bestudeerde de plantenwereld in de Provence. Gebruikte magot

magnolia's (geslacht Magnolia, tulpenboomfamilie) Heesters waarbij de grote, bekervormige, sneeuwwitte tot donkerpurperen bloemen voor de bladeren Magnol, Pierre

magot (Macaca sylvana, familie meerkatten) Tamelijk slanke aap zonder staart, dichte vacht. Leeft in groepen in bomen, op de grond of op rotsen in Mahonia

Mahonia Geslacht van zuurbesfamilie. Heesters met blijvende, oneven geveerde, leerachtig gestekelde bladeren; bloemen in korte, tot pluimen verenigde maïs

maïs (Zea mays, grassenfamilie) Landbouwgewas met brede bladeren langs een rechtopstaande stengel, mannelijke bloemen in een eindelingse pluim, makaken

makaken (geslacht Macaca, familie meerkatten) Stevig gebouwde, gedrongen apen met krachtige ledematen, vacht aan de rugzijde geel- of olijfbrui

makreelhaaien

makreelhaaien (familie Isuridae, orde haaien) Haaien met een lang, gestroomlijnd lichaam en spitse snuit; eerste rugvin groot, andere vinnen klein; makrelen

makrelen (familie Scombridae, onderorde makreelachtigen Scombroidei) Baarsachtige vissen met grote kop en spitse snuit, kleine of ontbrekende schubb

malabsorptie

malabsorptie Het niet goed opnemen van voedingsstoffen door de darmwand. De oorzaak hiervan kan zijn dat er een verteringsstoornis is, waardoor malaria

malaria (moeraskoorts) Infectieziekte veroorzaakt door de parasiet Plasmodium en overgebracht door de steek van een mug. Ruim 140 miljoen mensen, maligne melanoom

maligne melanoom Zeer kwaadaardige vorm van huidkanker. Verschijnselen: moedervlek die duidelijk gaat groeien, donkerder van kleur wordt, gaat Malpighi, lichaampje van

Malpighi, lichaampje van Benaming voor het geheel van haarvaatjes in de nier (glomerulus), omgeven door een uitstulping van een nierbuisje (kapse

Malpighi, Marcello

Malpighi, Marcello (1628-1694) Italiaans arts, hoogleraar te Pisa, Bologna en Messina. Grondlegger van microscopisch onderzoek van plantaardige malrove

malrove (Marrubium vulgare, lipbloemenfamilie) Tot 60 cm hoge plant met ovale tot ronde, behaarde bladeren. Bloeit van juni tot september, met witte mamba's

mamba's (geslacht Dendroaspis, familie cobra-achtigen) Grote, boombewonende gifslangen, zeer gevreesd (mede wegens hun snelheid) en meestal mammoetbomen

mammoetbomen Uitzonderlijk grote bomen in loofbossen in het westen van Noord-Amerika, behorend tot het geslacht Sequoia (moerascipresfamilie). mammoeten

mammoeten (geslacht Mammonteus, familie olifanten) Uitgestorven olifanten die vanaf de late ijstijd tot ca. 10.000 v.C. voorkwamen in grote kudden mammografie

mammografie (borstfoto) Röntgenfoto van de borst(en) van de vrouw. Deze kan worden gemaakt wanneer de vrouw zelf of haar arts een knobbeltje managerziekte

managerziekte Populaire benaming voor ziekten van hart en bloedvaten (m.n. angina pectoris, hartinfarct). Naam berust op de, inmiddels onjuist gebleken, mandarijn (biol.)

mandarijn (biol.) (Citrus reticulata, wijnruitfamilie) Boom met fijnverdeelde bladeren en kleine, afgeplatte, gemakkelijk te schillen vruchten. Buitenste mandrils

mandrils (geslacht Mandrillus, familie meerkatten) Apen met grote kop en vlezige neus met naar voren gerichte neusgaten, naakte huiddelen opvallend manen (biol.)

manen (biol.) Opvallende beharing om hals, schouder en borst bij o.a. mannelijke leeuwen en op kop en de rugzijde van de hals bij o.a. paarden. Meestal manenratten

manenratten (onderfamilie Lophiomyinae, onderorde muisachtige knaagdieren) Knaagdieren met een ruige staart, zwart en wit getekende vacht. Leven manenschaap

manenschaap (Ammotragus lervia, onderfamilie bokken) Dier met lange, rechte kop, grote ogen, kleine en puntige oorschelpen, grote hoorns, geen manenwolf

manenwolf (Chrysocyon brachyurus, familie hondachtigen) Hoogbenige, bruinrode wilde hond met lange oorschelpen en een spitse snuit, zwart gelaarsde mangoboom

mangoboom (Magnifera indica, pruikeboomfamilie) Boom met een donkergroene, dichte kroon van smalle, veernervige bladeren. De vrucht (mango

mangoesten

mangoesten (ichneumons, onderfamilie Herpestinae, familie civetkatten) Kleine tot middelgrote, rond gebouwde dieren met korte poten en spitse snuit, mangrove

mangrove (ook: vloedbos) Bos langs modderige tropische en subtropische kusten, in zoutmoerassen en slibrijke rivierdelta's. De mangrovevegetatie manie

manie In samenstellingen: ziekelijke zucht tot het plegen van een bepaalde handeling, bijv. kleptomanie (diefstal plegen) of pyromanie (brandstichting). mannelijke geslachtsorganen

mannelijke geslachtsorganen Geslachtsorganen van de man. Hun taak is de productie van zaadcellen en het transport van deze spermatozoën naar mannelijkheid en vrouwelijkheid

mannelijkheid en vrouwelijkheid De mate waarin een persoon de eigenschappen, gedragspatronen en interesses bezit die als typerend voor mannen mannetjesvaren

mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas, naaktvarenfamilie) Varen met korte, krachtige bladsteel; bladschijf sterk geschubd; regelmatige, diep veerdelige mantel

mantel Dunne laag weefsel die het inwendige van weekdieren als een lap omgeeft. Naar buiten toe wordt vaak een harde schelp afgescheiden, erbinnen manteldieren

manteldieren (onderstam Tunicata, stam chordadieren) Diergroep die samen met de schedellozen de 'ongewervelde' tak van de chordadieren vormt.

mantelvisjes

mantelvisjes (klasse Copelata of Appendicularia, onderstam manteldieren) Kleine, eenvoudige, compact gebouwde, vrijlevende diertjes (lengte tot mantelzadigen

mantelzadigen (onderafdeling Chlamydospermae, afdeling zaadplanten) Tweehuizige planten met echte houtvaten, geen harskanalen, geen stamper, Mantoux, reactie van

Mantoux, reactie van Medisch onderzoek waarbij door inbrengen van gedode tuberkelbacillen in de opperhuid wordt nagegaan of het lichaam antis

manxkat

manxkat Kortharige kat met doorgezakte rug, wordt staartloos geboren en mist enkele lendewervels. Afkomstig van het Engelse eiland Man. Zeer huiselijk.

maquis

maquis (ook: macchia, Fr: kreupelhout) Droogtebestendige, altijdgroene, doornige kreupelhoutsoorten. Het zijn struiken met dikke leerachtige bladeren maraboes

maraboes (geslacht Leptoptilos, familie ooievaars) Grote, aasetende ooievaars met sterke snavel, kop en hals bijna naakt. Vlucht lijkt op die van gieren. margriet

margriet (Chrysanthemum leucanthemum, composietenfamilie) Plant met bloemhoofdjes (doorsnede 3-6 cm) met gele buisbloemen en witte lintbloemen. marihuana

marihuana Gedroogde bladeren en bloeitoppen van hennep (Cannabis sativa), gebruikt als drug. Wordt verwerkt in rookartikelen, dranken en spijzen. marmotten

marmotten Het knaagdierengeslacht Marmota uit de familie eekhoorns en marmotten van de eekhoornachtigen. De grondbewonende soorten komen Marquet, Jean

Marquet, Jean (1928-1991) Belgisch oorchirurg. Na zijn opleiding als geneesheer aan de Katholieke Universiteit van Leuven specialiseerde Marquet marsfractuur

marsfractuur Botbreuk van het tweede of derde middenvoetsbeentje, ontstaan door langdurige belasting, zoals bij een voettocht.

Marsh, Othniel Charles

Marsh, Othniel Charles (1831-1899) Amerikaans paleontoloog. Met zijn ontdekking van meer dan 1000 nieuwe fossiele gewervelde dieren en de besch

marterachtigen

marterachtigen (familie Mustelidae, orde roofdieren) Primitieve roofdieren met een langgerekt lichaam, korte poten en een taps toelopende snuit. 70 Martino, Gaetano

Martino, Gaetano (1900-1967) Italiaans medicus en politicus, was hoogleraar fysiologie en schreef enkele standaardwerken op dit gebied. Als minister Martius, Karl Friedrich Philipp von

Martius, Karl Friedrich Philipp von (1794-1868) Duits plantkundige. Hij studeerde geneeskunde aan de universiteit van Erlangen, waar hij in 1814 marxistische psychologie

marxistische psychologie Stroming in de psychologie die de maatschappelijke betrekkingen bepalend acht voor de ontwikkeling van het individu, Maslow, Abraham Harold

Maslow, Abraham Harold (1908-1970) Amerikaans psycholoog. Maslow was een belangrijk vertegenwoordiger van de humanistische psychologie. masochisme

masochisme 1. Perversie waarbij het ondergaan van pijn, wreedheid of vernedering een vereiste is voor seksuele opwinding en bevrediging. Genoemd massage

massage Onderdeel van de fysiotherapie waarbij de therapeut handelingen als drukken, rekken, kneden, strijken en kloppen uitvoert volgens een duidelijk massapsychologie

massapsychologie Wetenschap die zich bezighoudt met niet-geïnstitutionaliseerd collectief gedrag, dit in tegenstelling tot 'normaal', geïnstitutionaliseerde mastectomie

mastectomie Operatieve verwijdering van een borst in geval van borstkanker. Ook de okselklieren worden weggehaald.

Masters, William Howell

Masters, William Howell (geb. 1915) Amerikaans gynaecoloog. Onderzocht samen met V.E. Johnson (met wie hij in 1971 trouwde) voor het eerst mastoiditis

mastoiditis Ontsteking van de kleine luchthoudende ruimten in de knobbel achter het oor (processus mastoideus). Dit is een onderdeel van het wandbeen. mastopathie

mastopathie Het verschijnsel van gevoelige en pijnlijke borsten waarin soms knobbels te voelen zijn. Veel vrouwen hebben er last van voor de menstruatie. masturbatie

masturbatie (zelfbevrediging) Het bevredigen van seksuele behoeften door het prikkelen van de eigen geslachtsorganen. Lange tijd beschouwd als materialisme, psychologisch

materialisme, psychologisch De vorm waarin het materialisme tegenwoordig het meest bekend is. De moderne natuurkunde heeft aangetoond dat mathematische psychologie

mathematische psychologie De psychologie die zich bezighoudt met wiskundige ontledingen en beschrijvingen van de opbouw en het verloop van maximaal toelaatbaar risiconiveau

maximaal toelaatbaar risiconiveau Hoogste risiconiveau voor een afzonderlijke stof, waarbij het individueel sterfterisico vaak op 0,000001 per ja

Mayr, Ernst Walter

Mayr, Ernst Walter (geb. 1904) Duits bioloog met grote verdiensten op het gebied van vogeltaxonomie, evolutie en populatiegenetica. Hij was een mazelen

mazelen (morbilli) Virusinfectie die zo besmettelijk is dat men van een kinderziekte spreekt. De incubatietijd bedraagt een tot twee weken. Mazelen MC

MC (musicassette) Voorbespeelde audiocasssette. Er zijn grote kwaliteitsverschillen: goedkope ijzeroxide-(Type I-)cassettes van onbekend merk en zonder McClintock, Barbara

McClintock, Barbara (1902-1992) Amerikaans biologe. Barbara McClintock doceerde aan vele universiteiten, waaronder Cornell University in Ithaca McGurk-effect

McGurk-effect Het verschijnsel dat wat we horen afhankelijk is van wat we zien. Als bijvoorbeeld de klank ga ten gehore wordt gebracht met een close-Mead, George Herbert

Mead, George Herbert (1863-1931) Amerikaans filosoof en sociaal-psycholoog. Beïnvloed door het pragmatisme en het Duitse idealisme. Mead legd

mechanoreceptor

mechanoreceptor Een zintuig dat reageert op mechanische prikkels. Tot de mechanoreceptoren rekent men de tastzin en de verwante, maar verder Meckel, Johann Friedrich

Meckel, Johann Friedrich (1781-1833) Duits anatoom, onderzocht vooral de embryonale anatomie en haar ontwikkeling. Daarnaast is Meckel bekend meconium

meconium (darmspek) De eerste ontlasting van een pasgeborene. Groen-bruin van kleur; wordt meestal in de eerste 24 uur na de geboorte uitgescheiden.

meconiumaspiratie

meconiumaspiratie Inslikken van de eerste ontlasting (meconium). Dit inslikken treedt op wanneer tijdens de bevalling het kind te vroeg adembewegingen Medawar, Sir Peter Brian

Medawar, Sir Peter Brian (1915-1987) Brits bioloog. Medawar kreeg in 1960 de Nobelprijs voor geneeskunde samen met F.M. Burnet voor de ontdekking

mediatietherapie

mediatietherapie Een vorm van psychotherapeutische behandeling van kinderen waarbij de therapeut niet rechtstreeks het kind behandelt, maar dit Medic Alertpenning

Medic Alertpenning Door het Rode Kruis uitgegeven penning, waarop essentiële medische gegevens worden vermeld. Wordt aan een ketting om de

medinaworm

medinaworm (Dracunculus medinensis) Draadworm, die voorkomt in Afrika en het Midden-Oosten; het vrouwtje (lichaamslengte 1 m, dikte 1,7 mm) Medisch Contact

Medisch Contact Clandestiene verzetsorganisatie van Nederlandse artsen, opgericht in augustus 1941. De MC-artsen - een grote meerderheid van de mediterrane vegetatie

mediterrane vegetatie Oorspronkelijke plantengroei van het Middellandse-Zeegebied. Deze vegetatie wordt gekenmerkt door altijd groene soorten,

medusesterren

medusesterren (orde Phrynophiurida, klasse slangsterren) Stekelhuidigen met aan de basis vrij dikke armen, die zich als een varenblad vertakken (meekrap

meekrap (Rubia tinctorum, walstrofamilie) Plant met vierkante ruwe stengel en lancetvormige, kransstandige bladeren, gele bloemen, zwarte vruchten. meeldauwschimmels

meeldauwschimmels (orde Erysiphales, klasse zakjeszwammen) Schimmels die o.a. bij granen, rozen, druiven en perziken de plantenziekte meeldauw

meeldraad

meeldraad (stamen) Mannelijk voortplantingsorgaan bestaande uit helmdraad (filament), helmknop (anthere), waarin stuifmeel (pollen) wordt gevormd, meeltor

meeltor (Tenebrio molitor, familie zwartlijven) Langwerpige bruinzwarte kever zonder opvallende kenmerken. Meest bekend in larvestadium (meelworm), meercelligen

meercelligen (Metazoa) Alle dieren van het dierenrijk uitgezonderd de eencelligen. Men onderscheidt de Mesozoa (een kleine groep eenvoudige parasieten

meerjarige plant

meerjarige plant (overblijvende plant) Plant die in het eerste levensjaar (of later) bloeit en die dat vervolgens herhaalde malen doet. Van kruidachtige meerkatten

meerkatten (familie Cercopithecidae, infraorde smalneusapen) Apen met brede handen en voeten, goed ontwikkelde duim, grote wangzakken. Alles

meerkeuzetest

meerkeuzetest (multiple choice test) Test of studietoets waarbij voor de beantwoording van een vraag meerdere (meestal vier) keuzemogelijkheden meerkoeten

meerkoeten (onderfamilie Fulicinae, familie rallen) Watervogels met tenen met zwemlobben waardoor het pootoppervlak wordt vergroot; goede zwemmers meerlinggeboorte

meerlinggeboorte (meervoudige zwangerschap) De geboorte van meer dan één kind. Bij slechts ongeveer één op de tachtig zwangerschappen wordt meervallen

meervallen (orde Siluriformes, klasse beenvissen) Vissen zonder schubben, lichaam naakt of bedekt met beenplaatjes, kop met baardharen (tast- en

meervoudige persoonlijkheid

meervoudige persoonlijkheid Term uit de psychiatrie voor een extreme vorm van dissociatie als reactie op spanningen. De betrokken persoon laat meeuwen

meeuwen (zeemeeuwen, familie Laridae, onderorde meeuwachtigen, orde steltlopers en meeuwvogels) Forse vogels met rechte staart en lange, spitse megakaryocyt

megakaryocyt Grote cel met één grote of meerdere kleinere kernen, voorkomend in het beenmerg. Het is de moedercel voor de bloedplaatjes (trombocyten).

megalomanie

megalomanie Psychische stoornis, die tot de wanen wordt gerekend, waarbij betrokkene aan ziekelijke zelfoverschatting lijdt.

meidoorns

meidoorns (geslacht Crataegus, rozenfamilie) Heesters met gedoornde takken, bloemen in dichte tuilen, vijf kelk- en kroonbladeren, veel meeldraden. meikevers

meikevers (geslacht Melolontha, familiegroep bladsprietigen) kevers (22-30 mm) met bruinrode, witbestoven dekschilden, halsschild zwart met witte meiose

meiose (reductiedeling) Speciale celdeling waarbij uit een diploïde cel haploïde geslachtscellen ontstaan. Komt voor bij organismen die zich geslachtelijk meiospore

meiospore Spore die ontstaat bij meiose uit een diploïde plant. Meiosporen zijn haploïd en groeien uit tot gametofyten. Gametofyten produceren gameten Meissner, Georg

Meissner, Georg (1829-1905) Duits anatoom en fysioloog. Schreef: 'Beiträge zur Anatomie und Physiologie der Haut' (1853), waarin vermeld lichaampje Meissner, lichaampje van

Meissner, lichaampje van Ovale of cilindervormige receptor, gelegen in de lederhuid. Zeer gespecialiseerd tastorgaantje, waarmee o.a. vormen en melaena

melaena Zwarte, teerachtige ontlasting die vreemd ruikt. Melaena wijst op de aanwezigheid van bloed hoog in het maagdarmkanaal. Door de inwerking melancholie

melancholie (Gr.: melas = zwart; cholè = gal) Zwaarmoedigheid. Een van de (romantische) elementen van de mal du siècle (of spleen of Weltschmerz).

melancholisch type

melancholisch type Eén van de vier persoonlijkheidstypen waarin de Griekse arts Hippocrates (460-377 v. C.) de mensheid indeelde. Deze persoon melanoom, maligne

melanoom, maligne Kwaadaardigste en meest zeldzame vorm van huidkanker. Ongeveer 3% van alle gevallen van huidkanker betreft een melanoom.

melanotropine

melanotropine (indermedine, melatonine, melanocyten- of melanoforenstimulerend hormoon, MSH) Hormoon uit de tussenkwab van de hypofyse. melden

melden (geslacht Atriplex, ganzenvoetfamilie) Kruiden met brede, vlakke bladeren langs de stengel; eenslachtige bloemen, de mannelijke met vijfdelig melk

melk 1.(moedermelk) Vloeibaar product uit de melkklieren; bevat alle noodzakelijke bestanddelen voor de voeding van pasgeborenen. Koemelk bevat melkdistels

melkdistels (geslacht Sonchus, composietenfamilie) Kruiden met bladeren met stekelig, getande rand; gele of oranje bloemen in hoofdjes, kelk bestaat melkgebit

melkgebit Bij zoogdieren het eerste, onvolledige gebit. Het wordt in de jeugd vervangen door een volwaardig gebit dat sterker is en blijvend. Elke melkklier

melkklier Orgaan dat bij vrouwelijke zoogdieren en de mens een vloeibaar product afscheidt bestemd voor de voeding van pasgeborenen. Bij de mens melkkruiden

melkkruiden (geslacht Glaux, sleutelbloemfamilie) Plantengeslacht met één soort: melkkruid (G. maritima). Plant met dicht bebladerde stengel, bladeren melksap

melksap Ondoorzichtige, witte, soms gele of oranje vloeistof in melksapvaten bij o.a. de composieten-, klokjes-, moerbei- en klaproosfamilie. Wordt melkvloed

melkvloed (galactorroe) Chronische vochtafscheiding uit de borsten die niet het gevolg is van de normale hormonale veranderingen na een bevalling. melkzuurgisting

melkzuurgisting Anaërobe afbraak van koolhydraten door melkzuurbacterin. Er worden twee moleculen melkzuur gevormd uit een hexosemolecule. meloen

meloen (kanteloep, Cucumis melo, komkommerfamilie) Grote, ovale of ronde vrucht tot 30 cm. Kleur, afhankelijk van ras, gelig tot (grijs)groen. Vruchtvlees meltdown

meltdown Kernsmeltingsongeval bij een kernreactor, waarbij het onmogelijk is geworden om de kettingreacties op normale manier te beïnvloeden, membraan (biol.)

membraan (biol.) Dun, soepel vlies, vaak als scheidingswand tussen twee structuren. Natuurlijke of biologische membranen zijn opgebouwd uit eiwitten membraanpotentiaal

membraan, basilair Membraan in het inwendig oor waarin de zintuigcellen van de gehoorzenuw liggen. De basilaire membraan wordt door geluids

membraan, elementair

membraan, elementair Basisvorm van membraan in cellen, dikte 7-10 nm, bestaat uit eiwitten, lipiden en water. Zichtbaar met een elektronenmicroscoop membraan, halfdoorlatend

membraan, halfdoorlatend (semipermeabel membraan) Membraan dat voor bepaalde stoffen wel en voor andere niet doorlaatbaar is. De celmembraan membraan, intracellulair

membraan, intracellulair Alle membranen binnen een plantaardige of dierlijke cel (ook alle membranen om celorganellen).

membraanpotentiaal Het ladingsverschil dat altijd bestat tussen de binnen- en buitenkant van een cel.

membraantransport

membraantransport Transport van stoffen door membranen in plantaardige en dierlijke cellen. Is o.a. van belang voor de opname van voedingsstoffen membraan, basilair

menarche

menarche Tijdstip waarop eerste menstruatie optreedt, na de borstontwikkeling, de groeispurt en het ontstaan van schaambeharing. Tijdstip van optreden Mendel, Gregor Johann

Mendel, Gregor Johann (1822-1884) Oostenrijks geneticus. Dankzij jarenlange kruisingsproeven met erwtenplanten kon Mendel in 1865 de grondrege

Mendel, wetten van

Mendel, wetten van Vijf erfelijkheidswetten, opgesteld in 1865 door Gregor Johann Mendel; behoren nog steeds tot de grondbeginselen van de erfelijkheidsleer. Menière, Prosper

Menière, Prosper (1801-62) Frans arts te Parijs. Beschreef in 1861 de ziekte van Menière, een aandoening van het binnenoor.

Menière, ziekte van

Menière, ziekte van In aanvallen optredende heftige draaiduizeligheid, meestal gepaard gaand met misselijkheid en braken. Daarbij is er ook hevig meningeoom

meningeoom Goedaardig hersengezwel, uitgaande van de hersenvliezen. Ontwikkelt zich meestal tussen het 40e en 50e levensjaar. Verdringt in het meniscus (med.)

meniscus (med.) Klein halfcirkelvormig kraakbeenstukje in het kniegewricht. In elke knie zijn er twee aanwezig, die samen een soort ringstructuur meniscusbeschadiging

meniscusbeschadiging (voetbalknie) Beschadiging van één of beide hoefijzervormige kraakbeenschijven (menisci) in de knie. Meestal is er sprak

menopauze

menopauze Tijdstip waarop de laatste menstruatie van een vrouw plaatsvindt. Meestal wordt de term gebruikt voor de postmenopauze, d.w.z. de gehele mensapen

mensapen (familie Pongidae, superfamilie hominiden) Grote, staartloze apen die in lichaamsbouw en gedrag verwant zijn met de mens. Plat, onbehaard menselijke fout

menselijke fout De oorzaak van een ongeval wordt toegekend aan een persoon die verkeerd gehandeld heeft. De term is misleidend. Het voornaamste Mensendieck, Bess Marguerite

Mensendieck, Bess Marguerite (1864-1957) Amerikaanse oefentherapeute. Combineerde ideeën over bewegings- en houdingsgymnastiek tot de methode Mensendieck, methode-

Mensendieck, methode- Oefentherapie, ontwikkeld door Bess Marguerite Mensendieck (1864-1957), een Amerikaanse oefentherapeute. Zij combineerde

menstruatie

menstruatie (ongesteldheid) De normale maandelijkse afscheiding van bloed en celresten uit de baarmoeder via de schede. Dit proces is een gevolg menstruatiepijn

menstruatiepijn (dysmenorrhoe) De menstruatie gaat voor de meeste vrouwen gepaard met wat pijn. Is deze meer dan normaal dan spreekt men van menstruatiestoornissen

menstruatiestoornissen Storingen in de menstruatie komen vaak voor en kunnen op elk moment van de vruchtbare leeftijd optreden. Er kunnen afwij

mentale leeftijd

mentale leeftijd Ook verstandelijke leeftijd. Een maat voor iemands verstandelijke ontwikkeling die gebruikt wordt bij intelligentietests. Een slim kind mentale verbeelding

mentale verbeelding (Eng: mental imagery) Het denken, of meer algemeen het verwerken van informatie, met behulp van een ruimtelijke voorstelling mentale verstedelijking

mentale verstedelijking (ook: kwalitatieve urbanisatie) Het overnemen van de stedelijke normen en waarden door mensen die niet direct woonachtig

mentalisme

mentalisme De oriëntatie in de wetenschap die niet-waarneembare, slechts in introspectie aanschouwelijke objecten niet uitsluit (in tegenstelling tot merel

merel (Turdus merula, onderfamilie lijsters) Algemene zangvogel, mannetjes zwart met heldergele snavel, vrouwtjes onopvallend bruin met lichtere merg

merg 1. Plantaardig weefsel bestaande uit parenchymcellen, centraal gelegen binnen de vaatbundels in de stengel (soms ook in de wortel). De voornaamste mergschede

merg, verlengde (medulla oblongata, myelencephalon) Deel van de hersenstam, overgangsgebied van de hersenen naar het ruggenmerg. Het bevat meristeem

mergschede (myelineschede) Isolerend omhulsel van een axon (zenuwuitloper), gevormd door de binnenste membraan van de zg, cel van Schwann

mergstraal

mergstraal Plantaardig weefsel bestaande uit parenchymcellen dat straalsgewijs gelegen is in de stengel tussen de vaatbundels; vormt de verbinding merg, verlengde

meristeem Delingsweefsel in planten. Primair of apicaal meristeem (al aanwezig in de kiem van de plant) bevindt zich in stengel- en worteltoppen, Merkel, tastlichaampje van

Merkel, tastlichaampje van Platte, ovale receptor, gelegen in de onderste lagen van de opperhuid. Tastorgaantje dat vooral continue druk zou regist

merken (biol.)

merken (biol.) 1. Dieren van merktekens voorzien ten behoeve van biologisch onderzoek (bijv. naar vogeltrek). 2. Markeren (van merktekens voorzien) merrie

merrie Vrouwelijk dier bij paardachtigen (paard, ezel, zebra), kamelen en giraffen.

Merrifield, Robert Bruce

Merrifield, Robert Bruce (geb. 1921) Amerikaans biochemicus. Kreeg de Nobelprijs voor chemie van 1984 toegekend voor het ontwikkelen van een mesenchym

mesenchym Embryonaal bindweefsel dat ook nog in het volwassen individu voorkomt; bestaat uit wijdmazige cellen. Ontstaat vooral uit het mesoderm.

Mesmer, Franz Anton

Mesmer, Franz Anton (1734-1815) Oostenrijks arts, wiens therapie (mesmerisme) een combinatie was van hypnose en het geloof in geneeskrachtig

mesoblast

mesoblast (langlot) Tak waaraan zich uitsluitend bladeren ontwikkelen.

mesoderm

mesoderm (derde kiemblad) Middelste cellagen in een dierlijk embryo na de gastrulatie, waaruit zich later o.a. het bindweefsel, skelet en de spieren mesofyten

mesofyten Planten die qua bouw noch aanpassingen vertonen aan een droog, noch aan een vochtig milieu, bijv. loofbomen in gematigde streken.

mesosauriërs

mesosauriërs (orde Mesosauria, klasse reptielen) Uitgestorven reptielen. Eén geslacht bekend (Mesosaurus) uit het oudste Perm van westelijk Zuid

mesotroof

mesotroof Matig voedselrijk. Een mesotroof milieu neemt wat betreft voedselsamenstelling een tussenpositie in tussen een oligotroof (voedselarm) messenger, first en second

messenger, first en second Een verschijnsel dat aan het licht komt bij het overbrengen van chemische boodschappen in het lichaam. Als bijvoorbeeld

mest

mest Meststoffen van dierlijke herkomst. Vroeger in onze streken en ook nu nog in minder ontwikkelde landen van groot belang voor beoefening van mestcel

mestcel Bepaalde cellen behorend tot het afweersysteem (immuunsysteem). Spelen een rol bij allergische reacties. Mestcellen binden het teveel aan mestkevers

mestkevers (geslachten Copris en Geotrupes, familiegroep bladsprietigen) kevers die van uitwerpselen leven. Vertonen broedzorg: leggen mestballen mestoverschot

mestoverschot Mest die een landbouwbedrijf produceert boven de hoeveelheid die volgens wettelijke normen op dat bedrijf mag worden gebruikt. meststoffen

meststoffen Productendie plantegroei bevorderen door verhoging van de bodem- of watervruchtbaarheid. Bevatten zouten van vooral kalium, fosfor Meststoffenwet

Meststoffenwet Milieuwet van 1986 die tot doel heeft het mestoverschot terug te dringen. De hoeveelheid mest die jaarlijks mag worden geproduceerd meststoffen, kunstmeststoffen,

metabletica Door de fenomenologie geïnspireerde theorie van de Nederlandse psychiater Jan Hendrik van den Berg, die door hem ook wel historische metafase

metafase Stadium in de celkerndeling, waarin de kernwand verdwijnt en de chromosomen zich in het equatoriaal vlak rangschikken. Wanneer er na metafoor (psychol.)

metafoor (psychol.) 1. Een verhaalvorm waarbij evenals in de volkssprookjes een diepere betekenis is aangebracht, maar waarin de traditionele sprookjesfiguren metamorfose (biol.)

metamorfose (biol.) (gedaanteverwisseling) De fase waarin bepaalde diersoorten vrij plotseling van het ene ontwikkelingsstadium in het andere overgaan; metapsychologie

metapsychologie (lett: theorie van de psychologische wetenschap) 1. Door Sigmund Freud gebruikt als term voor zijn psychoanalytische theorie al

metastasering

metastasering (uitzaaiing) Proces waarbij cellen van een kwaadaardig gezwel in een ander deel van het lichaam terechtkomen en daar een zelfde gezwel meten (psychol.)

meten (psychol.) Het verrichten van handelingen waarbij veelal met behulp van een meetinstrument kwantitatieve gegevens over één of meer grootheden methaangisting

methaangisting De anaërobe omzetting van organische stoffen tot de eindproducten kooldioxide en methaan (CH4). Toegepast bij de zuivering van methylfenidaat

methylfenidaat Een stimulerende, amfetamineachtige stof die onder andere gebruikt wordt bij de behandeling van kinderen met een aandachtstekortstoornis Metsjnikoff, Ilja Iljitsj

Metsjnikoff, Ilja Iljitsj (1845-1916) Russisch bacterioloog, o.a. werkzaam bij het Institut Pasteur te Parijs. Ontwikkelde de theorie van de fagocytose Meyerhof, Otto Fritz

Meyerhof, Otto Fritz (1884-1951) Duits-Amerikaans biochemicus, directeur van het Kaiser Wilhelm-Institut für Physiologie in Heidelberg (1929-1938), mezen

mezen Drie vogelfamilies: buidelmezen (Remizidae), echte mezen (Paridae) en staartmezen (Aegithalidae uit de orde zangvogels). Klein, beweeglijk MHC

MHC (Major Histocompatibility Complex) Bepaalde groep genen bij zoogdieren die een rol spelen bij immuunreacties. Onder invloed van deze genen MHC-complex

MHC-complex (Major Histocomptability Complex) Groep genen, voorkomend bij zoogdieren, die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Michotte van den Berck, Albert Edouard

Michotte van den Berck, Albert Edouard (1881-1965) Belgisch psycholoog en hoogleraar te Leuven (vanaf 1908). Begon met studies op het gebied microbiologie

microbiologie De studie van microscopisch kleine organismen zoals bacteriën en andere eencelligen, zeer kleine meercelligen en virussen. Staat sterk microbodies

microbodies (cytosomen) Een verzamelnaam voor celorganellen in het cytoplasma van zeer kleine omvang met een enkele membraan als omhulsel. microcefalie

microcefalie Abnormaal kleine omvang van het hoofd welke gepaard gaat met ontwikkelingsstoornissen van de hersenen en geestelijke achterstand. microfagen

microfagen 1. Kleine cellen die kunnen fagocyteren, bijv. neutrofiele granylocyten. 2. Dieren die relatief kleine prooien eten, bijv. baardwalvissen, microfilament

microfilament Microscopisch kleine, draadachtige structuur, opgebouwd uit tubuline eiwitmoleculen. Zijn in alle eukaryote cellen aanwezig en spelen microgameten

microgameten Mannelijke geslachtscellen, meestal klein en vaak beweeglijk in tegenstelling tot macrogameten.

microgliacel

microgliacel Een celtype van mesodermale oorsprong met een steunende en voedende functie tussen de prikkelgeleidende cellen van het centraal zenuwstelsel. micronucleus

micronucleus De kleinste van de twee kernen die voorkomen bij eencelligen, vooral betrokken bij de geslachtelijke voortplanting.

micro-organisme (microben) Organismen die alleen met behulp van een microscoop kunnen worden waargenomen, bijv. bacteriën, andere plantaardige middendarmklier

micropsie

micropsie Een vorm van een verstoorde waarneming, waardoor alles in de omgeving kleiner lijkt dan het in werkelijkheid is. Dit kan zowel een organische micropyle

micropyle Kleine opening naar het vruchtbeginsel die vrijwel helemaal wordt omgeven door een dubbele laag van beschermend weefsel, de integumenten, microsmaten

microsmaten Dieren met een weinig ontwikkeld reukvermogen. O.a. apen, baardwalvissen, vogels en de mens.

microsomen

microsomen Kleinste, door ultracentrifugeren te scheiden deeltjes in een cel. Biochemisch kunnen cellen door centrifugeren in een aantal fracties verdeeld microspore Bij heterospore varenplanten: het kleinste van de twee sporentypen, gevormd in microsporangia. Hieruit ontwikkelen zich binnen het sporangium microtubuli

microtubuli Holle draden met een doorsnee van 20 à 30 nanometer (nm) die praktisch in alle eukaryote cellen voorkomen en een onderdeel vormen microvilli

microvilli Uitsteeksels van de celmembraan die vaak voorkomen waar cellen grenzen aan een vrije ruimte als bijvoorbeeld het darmkanaal. Veelal staan micro-organisme

midden- (mesencephalon) De middelste van de drie verdikkingen waaruit de hersenen van gewervelde dieren zijn samengesteld; het belangrijkste hersenen, tussenhersenen,

middendarmklier (hepatopancreas) Klier die enzymen produceert voor de spijsvertering in het maagdarmkanaal van vele weekdieren en geleedpotigen. middenlamel

middenlamel Eerst gevormde laag tussen twee nieuwe plantaardige cellen. Deze bestaat uit protopectine en kit de buurwanden aan elkaar. De midde

middenoor

middenoor (cavum tympani, trommelholte) Deel van het oor. Het middenoor begint bij het trommelvlies. Het bestaat uit een holte in het slaapbeen, middenoorontsteking

middenoorontsteking (otitis media) Ontsteking van het middenoor. Middenoorontsteking komt veel voor bij kinderen, meestal aan beide oren. Als middenrif

middenrif (diafragma) Scheidingsplaat tussen borst- en buikholte; bestaat uit een peesblad (in het midden) met daaromheen spierweefsel. Is bevestigd middenrifsbreuk

middenrifsbreuk (hernia diafragmatica, hiatus hernia) Opening in het middenrif, door een verzwakking van het middenrif of verwijding van een al bestaande mieren

mieren (familie Formicidae, orde vliesvleugeligen) Statenvormende, kleine, onopvallend gekleurde insecten met grote kop, twee samengestelde en mierenegels

mierenegels (familie Tachyglossidae, onderklasse eierleggende zoogdieren) Zoogdieren met een rolronde snavel, langharige vacht, karakteristieke miereneters

miereneters (familie Myrmecophagidae, orde tandarmen) Zoogdieren met lange snuit, zeer lange tong, kleine oren en ogen, goed reukvermogen. Voedsel: mierenleeuwen

mierenleeuwen (familie Myrmeleonidae, superorde netvleugeligen) Op libellen lijkende insecten; larven graven trechtervormige kuiltjes in het zand mierikswortel

mierikswortel (Armoracia rusticana, orde kruisbloemenfamilie) Onbehaarde plant met langwerpige wortelbladeren, witte bloemen, hauwtjes. Verwi

migraine

migraine Aanvallen van meestal eenzijdige pijn in het hoofd, misselijkheid en braken. Ongeveer vijf procent van de bevolking heeft hier last van. Het migratie (biol.)

migratie (biol.) (trek) De vaak massale periodieke verplaatsing van dieren naar voortplantings-, rui-, overwinterings- en voedselgebieden. Zeer algemeen mijnworm

mijnworm (Ancylostoma duodenale en Necator americanus, klasse draadwormen) Twee op elkaar lijkende wormsoorten, lengte ca. 1 cm. Leven in darm mijten

mijten (orde Acari, klasse spinachtigen) Kleine geleedpotigen met een lichaam bestaande uit drie delen; achterlijf zakvormig, meestal ongeleed. Grote Mik, Gerrit

Mik, Gerrit (1922-1991) Nederlands psychiater en politicus. Als psychiater begon Mik eind jaren zestig een open spreekuur voor probleemkinderen, miliën

miliën Kleine roomwitte huidafwijking in de vorm van puntjes, meestal voorkomend op de neus en het gezicht. Men ziet ze vaak bij pasgeborenen. Zij milieu

milieu (omgeving, medium) Er wordt onderscheid gemaakt tussen het inwendige milieu van meercellige organismen, waarin bepaalde weefsels en cellen milieubeheer

milieubeheer Geheel van maatregelen die nodig zijn om een gezond leefmilieu in stand te houden, waarbij het gehele milieu in ogenschouw wordt milieubeleid

milieubeleid (Europa) Het grensoverschrijdende karakter van de milieuproblemen en van de oorzaken daarvan vereist een internationaal milieubeleid, milieubeleid (Nederland)

milieubeleid (Nederland) Geheel van maatregelen gericht op het behoud of de verbetering van het milieu. Van een toenemend milieubewustzijn was milieubeleidsplan

milieubeleid Geheel van maatregelen gericht op behoud of verbetering van het milieu. Van een toenemend milieubewustzijn was sprake in de jaren milieubeleid (Europa)

milieubeleidsplan Nationeel, provinciaal of gemeentelijk plan met bestuurlijke mogelijkheden voor milieubehoud en milieuzorg, bijv. op het gebied milieuchemie

milieuchemie Multidisciplinaire tak van de wetenschap, die zich bezighoudt met het bestuderen van fysische, chemische en biologische processen, milieucompartimenten

milieucompartimenten Gedeelten waaruit het milieu bestaat. Bodem, water en lucht zijn de hoofdcompartimenten van het milieu. Andere compartim

Milieuconferentie

Milieuconferentie In 1992 is op wereldschaal de grootste milieuconferentie gehouden tot nu toe in Rio de Janeiro. De ministers van milieu van alle milieugeografie

milieu-effectrapport (MER) Rapport dat ondernemingen e.a. sinds 1986 (wijziging van de WABM) moeten opstellen, wanneer zij een (groot) projec

milieu-effectrapportage

milieu-effectrapportage (MER) Gehele procedure van het opstellen en beoordelen van het milieu-effectrapport en de besluitvorming en evaluatie va

milieugeografie Deelwetenschap van de geografie waarin de natuurlijke en kunstmatige processen die van invloed zijn op het milieu waarin de mens milieuheffing

milieuheffing Verbruiksbelastingen geheven op voor het milieu schadelijke activiteiten. De brandstofheffing (oorspronkelijk WABM-heffing: heffing milieuhygiëne

milieuhygiëne Geheel van maatregelen die nodig zijn om een gezond leeflmilieu in stand te houden, waarbij het in eerste instantie alleen gaat om het milieukunde

milieukunde Interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met de relatie tussen maatschappij en haar milieu en met potentiële en actuele proble

milieukwaliteitseisen

milieukwaliteitseisen Eisen waaraan de kwaliteit van het milieu moet voldoen. Deze eisen worden in de verschillende milieuwetten vastgelegd. De milieuproblemen

milieu-organisatie

milieu-organisatie Organisatie die zich inzet voor het behoud en de bescherming van het milieu op mondiaal, nationaal en of lokaal niveau. Begin militaire psychologie

milieuproblemen Er is sprake van milieuproblemen bij aantasting van de kwaliteit van het milieu of bij verstoring van de maatschappij-mens-relatie. milieuprogramma

milieuprogramma Wordt jaarlijks vastgesteld en geeft de activiteiten aan die het komende jaar moeten worden verricht ter uitvoering van het milieubeleid. milieurecht (België)

milieurecht (België) Milieuwetgeving is in België een aangelegenheid van de gewesten Vlaanderen, Wallonië en het Brussels hoofdstedelijk gewest. milieurecht (Nederland)

milieurecht (Nederland) Het milieurecht bestaat voor een groot deel uit bestuursrecht. Het bestuursrecht is het recht dat enerzijds de overheid bevoegdheden milieutoxicologie

milieutoxicologie (ecotoxicologie) Onderdeel van de toxicologie (wetenschap van de vergiften) dat zich speciaal bezighoudt met de risico's voor het milieuvergunning

milieuvergunning Vergunning op grond van de Wet Milieubeheer, die in 1993 de vergunningen op grond van de Hinderwet, de Afvalstoffenwet, de milieuverontreiniging

milieuverontreiniging Verontreiniging van de omgeving waarin we leven. Als gevolg van de explosieve toename van de bevolking, de bestaande eco

milieuzorg

milieuzorg Het geheel van organisatorische maatregelen gericht op het inzicht krijgen in, en het beheersen en verminderen van de effecten van bedrijfsactiviteiten milieuzorgsysteem

milieuzorgsysteem Een samenhangend geheel van organisatorische maatregelen gericht op het inzicht krijgen in, en het beheersen en verminderen milieu-effectrapport

militaire psychologie Ook legerpsychologie. Onderdeel van de toegepaste psychologie, waarin psychologische problemen binnen de krijgsmacht wor

miljoenpoten

miljoenpoten (klasse Diplopoda, stam geleedpotigen) Met insecten verwante dieren, waarvan het (ronde) lichaam bestaat uit twee aan twee vergroeide Milne-Edwards, Henri

Milne-Edwards, Henri (1800-1885) Frans dierkundige (Engelse vader). Het onderzoek van de ongewervelde zeedieren gaf hij een nieuwe impuls doo

Milstein, César

Milstein, César (geb. 1927) Brits-Argentijns immunoloog. Ontving in 1984 de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie voor zijn theorieën over milt

milt (lien) Grootste orgaan van het lymfstelsel, weegt ongeveer 80 gram is halfeivormig en ongeveer zo groot als een vuist. Ze ligt links boven in de miltvergroting

miltvergroting Sterke zwelling van de milt, meestal als gevolg van bepaalde ziekten. Behalve verouderde cellen worden ook bloedcellen met een abnormale miltvuur

miltvuur (antrax; bodemziekte) Ernstige infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Bacillus anthracis; incubatietijd: enkele dagen. Verschijnselen: komt mimicry

mimicry Het verschijnsel dat een diersoort (of een mannetje of vrouwtje van een diersoort) lijkt op een soort uit een andere diergroep of op een soortgenoot, mimicry van Bates

mimicry van Bates Vorm van echte mimicry waarbij eetbare weerloze dieren giftige of stekende andere dieren nabootsen. De horzelvlinder (Aegeria mimicry van Müller

mimicry van Müller Vorm van echte mimicry waarbij verschillende diersoorten een zelfde waarschuwingssignaal bezitten als bescherming tegen roofdieren.

mimicry, agressieve

mimicry, agressieve Vorm van echte mimicry waarbij niet de prooidieren, maar de roofdieren zich hebben aangepast. Wijfjes van bepaalde vuurvliegsoorten mimicry, automimicry,

mimiek

mimiek (Gr.: mimikos = nabootsend) 1 Gelaatsexpressie. Het via gelaatsuitdrukkingen zichtbaar maken van emoties. 2 Mimekunst.

mimosafamilie

mimosafamilie (Mimosaceae, orde vlinderbloemigen) Kruiden of houtige planten; bladeren verspreid, meestal dubbel geveerd, met steunblaadjes; b

minderwaardigheidscomplex

minderwaardigheidscomplex (insufficiëntiegevoelens), voortdurend aanwezig gevoel minderwaardig te zijn en tekort te schieten, ook al komt dit niet

mineerders

mineerders Insekten waarvan de larven leven in zelfgeboorde gangen in onder de opperhuid gelegen planteweefsels. Vorm van de gangen (mijnen) mineraalhuishouding

mineraalhuishouding Systeem van processen in planten, dieren en de mens dat de concentratie van de in het organisme aanwezige anorganische stoffen mineralisatie

mineralisatie Proces waarbij ingewikkelde organische stoffen door bacteriën worden afgebroken tot eenvoudige anorganische, die zo opnieuw voor mineralisatieproces

mineralisatieproces 1. Vorming van ertsen in de aardbodem. 2. Afbraak van organische tot anorganische stoffen door bacteriën, schimmels e.d. (reducenten) mineralocorticosteroïden

mineralocorticosteroïden Hormonen uit de bijnierschors, met als belangrijkste werking het reguleren van de uitscheiding van water en zouten in de

minimal brain dysfunction

minimal brain dysfunction (MBD, buitenbeentje), combinatie van een aantal gedrags- en leerstoornissen bij een overigens normaal begaafd kind. De minipil

minipil Ter voorkoming van zwangerschap gebruikt tablet die slechts kleine doses progestagene hormonen bevat. Voorkomt niet de eisprong, maar maakt mink

mink (Amerikaanse nerts, Mustela vison, familie marterachtigen) Zoogdier met lang lichaam (gewicht 500-1500 gram); korte, platte kop; geen witte Minnesota Multiphasic Personality Inventory

Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI) Deze test bepaalt verschillende persoonlijkheidsaspecten ten behoeve van de psychodiagnostiek. Minot, George Richards

Minot, George Richards (1885-1950) Amerikaans geneeskundige, hoogleraar aan de Harvard Medical School te Boston (1928-44) en tevens directeur Mirbel, Charles Francois Brisseau de

Mirbel, Charles Francois Brisseau de (1776-1854) Frans plantkundige. Mirbel was de grondlegger van de microscopische bestudering van de anatomie Mirsky, Alfred Ezra

Mirsky, Alfred Ezra (1900-1974) Amerikaans biochemicus; deed onder andere onderzoek aan eiwitten, nucleoproteïnen (DNA, RNA) en hemoglobine

miskraam

miskraam (spontane abortus) Uitdrijving van de vrucht vóór de 16de zwangerschapsweek. De geboorte van een onrijp, nog niet levensvatbaar kind mispel

mispel (Mespilus germanica, rozenfamilie) Plant met langwerpige bladeren, van onderen viltig; grote, witte bloemen; bruine vruchten (zo groot als misselijkheid

misselijkheid (nausea) Een gevoel van onpasselijkheid, dat nauw verbonden is met het verschijnsel braken. Misselijkheid en braken zijn klachten die Mitchell, Peter

Mitchell, Peter (geb. 1920) Brits biochemicus. Onderzocht de energieoverdracht in cellen; helderde de samenhang van de oxidatie- en fosforyleringsreacties mitella

mitella Driehoekige doek, gebruikt als steun voor een gewonde arm. De doek wordt hiertoe onder de arm gebracht met een punt ruim voorbij de elleboog; mitochondrium

mitochondrium (meervoud: mitochondriën) Celorganel bestaande uit twee membranen, waarvan de binnenste instulpingen vertoont: op de daardoor mitose

mitose (karyokinese, kerndeling) Deling waarbij een diploïde (2n) celkern wordt gesplitst in twee diploïde (2n) dochterkernen, die dus elk evenveel mitraalklep

mitraalklep (mitralisklep) Tweeslippige, mijtervormige klep tussen de boezem en de kamer van de linkerharthelft. Wanneer het bloed uit de linkerkamer mitraalklepafwijkingen

mitraalklepafwijkingen Afwijking van de mitraalklep, de tussen de boezem en de kamer van het linkerharthelft liggende hartklep. Ze kan vernauwd

mitralisinsufficiëntie

mitralisinsufficiëntie Hartklepziekte, waarbij de mitralisklep onvoldoende sluit, zodat bloed van de linker hartkamer teruglekt naar de boezem en de mitralisstenose

mitralisstenose Hartklepziekte waarbij de mitralisklep onvoldoende open kan, zodat de bloedstroom van de linker hartboezem naar de kamer belemmerd Mitscherlich, Alexander

Mitscherlich, Alexander (1908-1982) Duits arts en psycholoog, hoogleraar psychologie te Heidelberg (vanaf 1952) en aan de universiteit van Frank

mnemonische technieken

mnemonische technieken Methoden die het vasthouden en reproduceren van informatie in het geheugen bevorderen. Er kan een onderscheid gemaakt modderkruipers

modderkruipers (familie Cobitidae, orde karperachtigen) Zoetwatervissen met baarddraden rond de bek, schubben klein of ontbrekend. Bodembewoners moddersnoeken

moddersnoeken (orde Amiiformes, klasse beenvissen) Vissen met groot verspreidingsgebied in Jura en Krijt (zes families). Tegenwoordig nog één

moddervogels

moddervogels (slijknestbouwers, familie Grallinidae, orde zangvogels) Kraaiachtige vogels die slijknesten bouwen. Twee onderfamilies in Australië: modeling

modeling Ook observationeel leren. 1. Begrip uit de sociale leertheorie; het leren door te zien hoe iemand anders (het model) iets doet. Dit is een indirec

modelpsychose

modelpsychose Een tijdelijke psychose die kunstmatig is opgewekt door toediening van drugs, bijvoorbeeld LSD.

moder

moder Humustype dat ontstaat uit verse organische stof die door bodemdiertjes als mijten, springstaarten en miljoenpoten wordt gegeten. Het materiaal modificatie (biol.)

modificatie (biol.) Niet-erfelijke verandering in het fenotype van een organisme, veroorzaakt door o.a. aanpassingen aan het milieu. Kan weer verdwijnen modulaire verwerking van informatie

modulaire verwerking van informatie (Eng: modularity of the mind) Het idee dat informatieverwerking in de hersenen niet plaatsvindt door middel module

module Ook moduul en modulus. Binnen de artificiële intelligentie wordt hiermee een op zichzelf staand deel van een computerprogramma of computer moederkoren

moederkoren Verharde, ineengestrengelde, paarsbruine hyfen van de schimmel Claviceps purpurea in vruchtbeginsels van vooral grasachtige planten moedermelk

moedermelk Melk, geproduceerd door de vrouwelijke borstklier, die dient ter voeding van het pasgeboren kind. Moedermelk is de beste voeding voor moedervlek

moedervlek (naevus pigmentosus) Veel voorkomende huidafwijking met plaatselijke opeenhoping van pigment. Een moedervlek komt zo vaak voor moeflons

moeflons (geslacht Ovis, onderfamilie bokken) Wilde schapen van uiteenlopende afmetingen; voorhoofd gewelfd, ogen groot, oorschelpen kort en puntig. moeheid

moeheid Stoornis in de energie die niet verklaard kan worden door lichamelijke ziekten. Iedereen is op z'n tijd wel eens moe. Wanneer men dat gevoel moer (biol.)

moer (biol.) Vrouwelijk dier bij marterachtigen, hazen, konijnen en vossen en de naam die imkers (bijenhouders) geven aan een koningin.

moerasandijvie

moerasandijvie (Senecio congestus, composietenfamilie) Plant, tot 1 m hoog, met gele lint- en buisbloemen die bloeit van mei tot juli. Groeit in sommige moerascipresfamilie

moerascipresfamilie (Taxodiaceae, klasse naaldbomen) Naaldbomen met verspreide bladeren; kegelschubben in een spiraal, ieder met 2-8 zaden aan moerasplanten

moerasplanten (helofyten) Planten die in volwassen staat meestal wortelen in de bodem onder water, terwijl stengels, bladeren en bloemen geheel moerasschildpadden

moerasschildpadden (familie Emydidae, orde schildpadden) Schildpadden waarbij de schilden van rug- en buikpantser direct aan elkaar grenzen. moerasslak

moerasslak (Viviparus contectus, klasse slakken) Levendbarende zoetwaterslak met één kieuw. Leeft in stilstaand water met dichte vegetatie; voedt moerasspirea

moerasspirea (Filipendula ulmaria, rozenfamilie) Plant, tot 1,2 m hoog, met geveerde bladeren, blaadjes handvormig gespleten en gezaagd, witte bloemen moerbeifamilie

moerbeifamilie (Moraceae, orde brandnetels) Houtige planten met melksap, enkelvoudige bladeren met steunblaadjes. Bloeiwijze een tros, soms uitgegroeid moeritheriën

moeritheriën (geslacht Moeritherium, orde slurfdieren) Primitieve slurfdieren, leefden in het Eoceen in Noord-Afrika. Grootte en levenswijze leken Moermantherapie

Moerman, Cornelis (1893-1988) Nederlands arts en alternatief genezer. Moerman studeerde geneeskunde en vestigde zich in 1929 als huisarts in Vlaardingen. Mohl, Hugo von

Moermantherapie Therapie tegen kanker, ontwikkeld door de Vlaardingse arts C. Moerman (1893-1988). De behandeling is gebaseerd op het - onjuist Moerman, Cornelis

Mohl, Hugo von (1805-1872) Duits plantkundige; de grondlegger van de celtheorie in de plant. Mohl wordt beschouwd als de ontdekker en naamgever Moldenhawer, Johann Jacob Paul

Moldenhawer, Johann Jacob Paul (1766-1827) Duits botanicus, ontwikkelde de methode om cellen door rotting van elkaar te scheiden zonder hun mollen

mollen (familie Talpidae, orde insecteneters) Zoogdieren met spitse snuit en korte poten, voorpoten meestal met sterk verbrede graafvoeten, gedrongen mollusca contagiosa

mollusca contagiosa Besmettelijke virusaandoening van de huid, gekenmerkt door kleine bobbeltjes met in het midden een inzinking. Uit de inzinking molratten

molratten (familie Bathyergidae, orde knaagdieren) Plompe knaagdieren; lengte 8-33 cm; ogen, oren en staart nauwelijks ontwikkeld. Leven onderg

molsla

molsla Bladeren van de paardenbloem die onder de aarde liggen en weinig bladgroen bevatten. Delicatesse in België en Frankrijk, als verse sla gegeten. molybdeen (biol.)

molybdeen (biol.) (Mo) Chemisch element. Een metaal dat als spoorelement van belang is voor planten. Gebrek aan molybdeen uit zich bij de meeste Monboddo, James Burnett

Monboddo, James Burnett (1714-1799) Schots rechter en antropoloog. Hij studeerde te Aberdeen en Edinburgh. Hij publiceerde 'Origin and progress

mond

mond Deel van het hoofd, dat het begin vormt van het spijsverteringskanaal. Aan de voorzijde begrensd door de lippen, aan de beide zijkanten door monddelen

mond- en klauwzeer Acute infectieziekte, die vooral voorkomt bij runderen, soms ook bij varkens, geiten, schapen en de mens; kan door verschillende mond-op-mondbeademing

monddelen Gepaarde, beweeglijke kopaanhangsels van geleedpotige dieren, die dienen voor het pakken (zuigen) en verwerken van het voedsel; de mondhygiënist(e)

mondhygiënist(e) Hulpkracht van de tandarts, die zich bezighoudt met het voorkomen en genezen van tandvleesziekten en het voorkomen van tandbederf. mondslijmvliesontsteking

mond-op-mondbeademing Bij stilstand van de natuurlijke ademhaling toepasbare methode van EHBO, waarbij de hulpverlener zijn uitgeademde mongolenplooi

mondslijmvliesontsteking (stomatitis) Een ontsteking van het slijmvlies van de mond kent verschillende oorzaken. Een hiervan is besmetting door mond- en klauwzeer

mongolenplooi (epicanthus) Huidplooi, die aan de binnenkant van de ogen loopt van het bovenste naar het onderste ooglid. Komt voor bij o.a. het Mongolide mongolisme

mongolisme (syndroom van Down, mongoloïde idiotie) De meest bekende en meest voorkomende aangeboren afwijking; zo genoemd vanwege de scheve Moniz, António Caetano de Abreu Freire Egas

Moniz, António Caetano de Abreu Freire Egas (1874-1955) Portugees geneeskundige en politicus, hoogleraar te Lissabon (vanaf 1911) en tevens monnikskappen

monnikskappen (geslacht Aconitum, ranonkelfamilie) Planten met verspreide bladeren en tweezijdig symmetrische bloemen; kelk gekleurd, bovenste monniksrobben

monniksrobben (onderfamilie Monachinae, zeehondenfamilie) Primitiefste zeehonden; bovenzijde effen bruin, onderzijde vlekkerig geelwit (monnikspij), monocyten

monocyten Grootste witte bloedlichaampjes; wisselend van vorm. Normaal ca. 4% van het totaal aantal witte bloedlichaampjes. Kunnen zich amoeboïd Monod, Jacques Lucien

Monod, Jacques Lucien (1910-1976) Frans biochemicus, hoogleraar te Parijs. Onderzocht stofwisselingsprocessen en de werking van enzymen en monogaam

monogaam Het hebben van één seksuele partner. Uit onderzoek in de dierenwereld blijkt dat bij monogaam levende diersoorten het mannetje en het monogenese

monogenese Term voor de opvatting dat alle mensenrassen van een zelfde stam of oerouderpaar afstammen. Geloof in monogenese komt in veel godsdiensten monoklonale antistoffen

monoklonale antistoffen Identieke antistoffen die zijn geproduceerd door een groep identieke cellen, voortgekomen uit één cel (een zgn. kloon). Kunnen monomanie

monomanie In de psychiatrie: de aanduiding van een psychische stoornis, waarbij de patiënt beheerst wordt door één bepaald idee, vaak een waanidee. monstruositeit

monstruositeit (gedrocht) Ernstige lichamelijke misvorming bij plant, dier of mens (het individu zelf wordt ook m. genoemd); meestal aangeboren en Moore, Stanford

Moore, Stanford (1913-1982) Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan het Rockefeller Institute te New York. Onderzocht de samenstelling van suikers morele ontwikkeling

morele ontwikkeling De manier waarop oordelen over goed en kwaad bij de mens tot stand komen. 1. Een verklaring hiervoor wordt gegeven door Moreno, Jacob Levy

Moreno, Jacob Levy (1892-1974) Roemeens-Amerikaans psychiater. Studeerde te Wenen en vestigde zich in 1925 in de VS. Vooral bekend om zijn

morfine

morfine Een opium-achtige stof die in de geneeskunde als sterke pijnstiller wordt gebruikt. Daaraan zijn echter veel nadelen verbonden. Bijwerkingen morfogenen

morfogenen Een viertal door de moeder aangemaakte eiwitten bij de vorming van de eicel die, wanneer de eicel is bevrucht, bepaalde embryonale genen morfogenese

morfogenese Het proces waarbij het organisme zijn uiteindelijke en voor de soort specifieke vorm ontwikkelt. De morfogenese begint bij de bevruchte morfologie (biol.)

morfologie (biol.) (vormleer) Het onderdeel van de biologie dat de vorm en bouw der levende wezens bestudeert. Enkele onderverdelingen zijn o.a.

Morgan, Conwy Lloyd

Morgan, Conwy Lloyd (1852-1936) Engels filosoof, psycholoog en bioloog. Studeerde bij Th. Huxley. Ging van de veronderstelling uit dat de evolutietheorie Morgan, Thomas Hunt

Morgan, Thomas Hunt (1866-1945) Amerikaans geneticus, hoogleraar te New York (1904-28). Bestudeerde o.a. de erfelijkheid bij de fruitvlieg (Drosophila morning-after-pil

morning-after-pil Geneesmiddel dat na onvoldoende of mislukte anticonceptie nog tot 48 uur na de geslachtsgemeenschap zwangerschap kan voorkomen. Moro, reflex van

Moro, reflex van Reflex, bestaande uit het wijd uitspreiden van armen (en vingers), gevolgd door een naar voren bewegen ervan. Deze reflex hoort mortaliteit

mortaliteit (sterfte) Een begrip uit de populatiegenetica dat aangeeft hoeveel individuen per tijdseenheid sterven. De mortaliteit kan worden berekend morula

morula (moerbeistadium) Eerste embryonale stadium. Bestaat uit een bolletje van ongeveer 64 ongedifferentieerde cellen zonder inwendige holte. Ontstaat mosdiertjes

mosdiertjes (stam Bryozoa, onderrijk meercelligen). De stam mosdiertjes omvat ca. 4000 soorten en vormt daarmee een van de grotere stammen van mosselen

mosselen (familie Mytilidae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met een tweekleppige schelp. Hechten zich met twee draden (mosselbaarden) aan elkaar mossen

mossen (afd. Bryophyta) De mossen vormen een afdeling van het plantenrijk, min of meer op de overgang tussen lagere en hogere planten. Ze bestaan mosterd

mosterd Enkele planten behorend tot de kruisbloemenfamilie: witte m. (Sinapis alba), zwarte m. (Brassica nigra) en Sarepta m. (Brassica juncea). motivatie (biol.)

motivatie (biol.) (reactiebereidheid) De neiging tot het vertonen van een bepaald gedrag als reactie op een bepaalde stimulus. Deze is niet altijd even motivatie (psychol.)

motivatie (psychol.) 1. Begrip uit de psychologie voor de innerlijke gesteldheid (en de intensiteit daarvan) die mens of dier ertoe brengt een activiteit motluizen

motluizen (familie Aleurodidae, orde plantezuigers) Kleine (lengte ca. 2 mm), gevleugelde planteluizen; lichaam lijkt met meel bestoven. Leven aan motmots

motmots (familie Momotidae, orde scharrelaarvogels) Vogels (ongeveer zo groot als een ekster) met zachte, bruinachtig groen gekleurde veren, kop motoriek

motoriek Geheel van waarneembare, willekeurige bewegingspatronen bij mens en dier, die tot stand komen m.b.v. de dwarsgestreepte spieren.

motoriek, grove en fijne

motoriek, grove en fijne De grove motoriek heeft betrekking op grote, globale bewegingen en speelt een rol bij het zitten, staan, lopen, e.d. De fijne motorisch centrum

motorisch centrum Duidelijk begrensd gebied in de schors van de grote hersenen van waaruit via de zenuwvezels van de piramidebaan opdrachten motorische eenheid

motorische eenheid Alle spiervezels die door één zenuwvezel worden geïnnerveerd. Afhankelijk van de behoefte aan spierkracht worden meer of minder motorische eindplaat

motorische eindplaat Contactzone tussen een uiteinde van een motorische zenuwvezel en een spiervezel, ook wel neuromusculaire synaps genoemd.

motorische ontwikkeling

motorische ontwikkeling De wijze waarop lichamelijke vaardigheden zich ontwikkelen gedurende de levensloop. Dit heeft in de eerste jaren van het

motorische projectiegebieden

motorische projectiegebieden Ook motorische cortex. Delen van de cortex waarvandaan directe verbindingen bestaan met de spieren van het bewegingsappa

mozaïektest

mozaïektest Een projectietest waarmee een aantal aspecten van de persoonlijkheid bepaald kan worden. De test kan vanaf vijf jaar individueel worden mozaïekziekte

mozaïekziekte Virusziekte bij planten, waardoor op de bladeren lichte en donkergroene vlekken ontstaan. Vooral aantasting van o.a. anemonen, bonen, mucosa

mucosa Epitheelbekleding van darmkanaal en urinewegen. Het epitheel is enkelvoudig, is bezet met trilharen en bevat slijmbekercellen, die ca. drie muggen

muggen (onderorde Nematocera, orde tweevleugeligen) Slanke insecten met dunne, draadvormige antenne en lange, ranke poten; één paar vleugels, muilbroeders

muilbroeders Soorten van de cichlidenfamilie, die hun eieren uitbroeden in de keelzak van een der ouders. Na het uitkomen vluchten de jongen nog muildier

muildier Nakomeling van een vrouwelijk paard en een mannelijke ezel. Bezit de grootte en bouw van een paard, maar heeft een anders gevormde kop, muilezel

muilezel Nakomeling van een mannelijk paard en een vrouwelijke ezel. Meestal kleiner dan een muildier. Meestal onvruchtbaar. Wordt vooral gebru

muisachtige knaagdieren

muisachtige knaagdieren (onderorde Myomorpha, orde knaagdieren) Negen knaagdierfamilies; indeling in vele gevallen twijfelachtig. Bekend o.a.:

muisvogels

muisvogels (orde Coliiformes, klasse vogels) Hoofdzakelijk grijze of bruine vogels, zo groot als een vink, met een lange stijve staart en een opvallende muizen

muizen Verzamelnaam voor een groot aantal muisachtige knaagdieren met een lichaamslengte minder dan 15 cm (kunstmatige grens tussen m. en ratten). muizeoor

muizeoor (Hieracium pilosella, composietenfamilie) Overblijvende, behaarde plant met bladeren in een wortelrozet; gele lintbloemen (de buitenste mull

mull Humus gevormd op kleihoudende grond. Regenwormen zijn de belangrijkste omzetters van organisch materiaal en zorgen voor een goede vermenging Müller, Georg Elias

Müller, Georg Elias (1850-1934) Duits psycholoog, hoogleraar te Göttingen. Gaf naast Wundt belangrijke aanzet tot de ontwikkeling van de experimentele Muller, Hermann Joseph

Muller, Hermann Joseph (1890-1967) Amerikaans bioloog. Formuleerde als eerste de gen-hypothese, die ervan uitgaat dat bij het ontstaan van het

Muller, Otto Frederik

Muller, Otto Frederik (1730-1784) Deens plant- en dierkundige. Hij studeerde theologie en rechten aan de universiteit van Kopenhagen, onderwijl Müller, Paul Hermann

Müller, Paul Hermann (1899-1965) Zwitsers chemicus, directeur van het laboratorium van Geigy AG, Basel. Hij verrichtte veel onderzoek naar we

Mullis, Kary

Mullis, Kary (geb. 1944) Amerikaans biochemicus. Mullis kreeg in 1993 samen met Michael Smith de Nobelprijs voor scheikunde toegekend voor het multiple sclerose

multiple sclerose (MS) Neurologische ziekte, gepaard gaande met verval van zenuwweefsel in hersenen en ruggenmerg door onbekende oorzaak. Hierbij Münsterberg, Hugo

Münsterberg, Hugo (1863-1916) Duits psycholoog en filosoof. Studeerde o.a. bij Wundt. Door William James in 1892 naar Harvard gehaald. Helde munten (biol.)

munten (biol.) (geslacht Mentha, lipbloemenfamilie) Planten met bijna regelmatige vierspletige bloemkroon en vier vruchtbare meeldraden. Sommige Muntendam, Pieter

Muntendam, Pieter (1901-1986) Nederlands arts, promoveerde in 1936 tot doctor in de geneeskunde op het proefschrift 'De sociale betekenis van muntjakherten

muntjakherten (onderfamilie Muntiacinae, familie herten) Primitieve herten met een gewei bestaande uit zeer korte takjes, die op lange behaarde rozenstokken muren

muren (geslacht Stellaria, anjerfamilie) Planten met bladeren zonder steunblaadjes, bloemen met tweespletige tot tweedelige kroonbladen, drie stijlen, murenen

murenen (familie Muraenidae, orde alen) Grote, kleurrijke, slangachtige alen (geen buik- en borstvinnen); grote bek met lange, slanke slangetanden. Murphy, William Parry

Murphy, William Parry (1892-1987) Amerikaans geneeskundige, verbonden aan het Peter Bent Brigham Hospital te Boston en vanaf 1928 hoogleraar Murray, Joseph Edward

Murray, Joseph Edward (geb. 1919) Amerikaans plastisch chirurg, sinds 1970 hoogleraar aan Harvard Medical School in Cambridge, Mass. Murray Musaph, Herman

Musaph, Herman (1915-1992) Nederlands psychiater en seksuoloog. Musaph specialiseerde zich in de psychiatrie en de psychoanalyse, en promoveerde muskaatnoot

muskaatnoot Vrucht van de nootmuskaat.

muskus

muskus Reukstof die wordt afgescheiden door een klier (muskusklier) bij de geslachtsorganen van o.a. muskusherten en muskusratten. Belangrijkste muskusherten

muskusherten (onderfamilie Moschinae, familie herten) Kleine herten (hoogte tot 70 cm, lengte tot 1 m); mannetjes zonder gewei, met lange bovenhoektanden muskuskruidfamilie

muskuskruidfamilie (Adoxaceae, orde steenbreekachtigen Saxifragales) Planten met drietallige bladeren en bloemen in een hoofdje, steenvrucht. Bekend

muskusos

muskusos (Ovibos moschatus, onderfamilie bokken) Plomp hoefdier met grote kop en brede snuit; hoogte tot 145 cm, lengte tot 245 cm; hoorns aan muskusrat

muskusrat (bisamrat, Ondatra zibethica, onderfamilie woelmuizen) Knaagdier met korte, dikke kop, sterk ontwikkelde snorharen, gedrongen lichaam

mussen

mussen (onderfamilie Passerinae, orde zangvogels) Vogels met een dikke kegelsnavel, buitenste grote slagpennen gereduceerd, bouwen overdekte mustang

mustang Verwilderd paard uit Noord-Amerika; afstammeling van door kolonisten ingevoerde tamme paarden.

mutagenese

mutagenese Het ontstaan van erfelijke veranderingen of mutaties. Ioniserende straling, maar ook verschillende chemische stoffen, ultraviolet licht mutageniteit

mutageniteit Het vermogen van een stof om veranderingen in het erfelijk materiaal aan te brengen.

mutant

mutant Organisme dat ontstaan is door een mutatie.

mutatie

mutatie Verandering van het erfelijkheidsmateriaal DNA. De verandering is erfelijk overdraagbaar en blijvend wanneer zij optreedt in geslachtscellen. mutisme

mutisme Het niet kunnen of willen spreken. Dit kan een organische of psychische oorzaak hebben.

mutualisme

mutualisme Vorm van symbiose waarvan beide organismen duidelijk voordeel hebben. Een voorbeeld zijn mieren die bladluizen melken, d.w.z. dat muurachtigen

muurachtigen (orde Caryophyllales of Centrospermae, klasse tweezaadlobbigen) Kruidachtige planten met enkelvoudige bladeren, bloemen meestal muurbloemen

muurbloemen (geslacht Cheiranthus, kruisbloemenfamilie) Kruiden met ongedeelde, lancetvormige bladeren en afgeplatte, vierkantige hauwen. Bekende muurpeper

muurpeper (Sedum acre, vetplantenfamilie) Plant, tot 10 cm hoog, met dikke, vetachtige blaadjes die dicht opeen aan de stengel zitten en naar peper muziekpsychologie

muziekpsychologie Deelgebied van de psychologie, waarin enerzijds de zintuiglijke waarneming en de waardering van muziek en anderzijds het muzikale myasthenia gravis

myasthenia gravis Spierziekte waarbij de overdracht van de zenuwprikkel op spieren gestoord is. Verschijnselen: overmatig sterke vermoeibaarheid Mycobacterium

Mycobacterium Bacteriegeslacht. Lange slanke staafjes met een lichte neiging tot vertakken. Sommige soorten leven als saprofyt; andere als parasiet. mycologie

mycologie Deelwetenschap van de plantkunde (botanie) die zich bezighoudt met het onderzoek van schimmels.

mycorrhiza

mycorrhiza (zwamwortel) Symbiose van een hogere plant met een specifieke schimmel. De zwamdraden van de schimmel kunnen op de wortels van myeline

myeline Een vetachtige, witte substantie die rond zenuwuitlopers is gelegen. Deze stof vormt de zgn. myelineschede of mergschede en zorgt ervoor myelineschede

myelineschede (mergschede, neurilemma, schede van Schwann) Isolerende schede gelegen om de uitlopers van zeer veel zenuwcellen. De cellen van myoblast

myoblast De spiercellen van een dwarsgestreepte spier zijn ontstaan door samensmelting van een aantal myoblasten: eenkernige voorlopers van de spiercel. myocarditis

myocarditis (hartspierontsteking) Ontsteking van het hartspierweefsel (myocard). Meestal is myocarditis het gevolg van een infectie door virussen of myofibril

myofibril Dwarsgestreepte vezels met het vermogen tot samentrekking, gelegen in het sarcoplasma (cytoplasma) van de spiercel; zijn goed zichtbaar myoglobine

myoglobine Een zuurstofbindende stof met een vergelijkbare maar eenvoudiger chemische structuur dan hemoglobine. Myoglobine komt voor in spiercellen myrtefamilie

myrtefamilie (Myrtaceae, orde myrteachtigen, Myrtales) Groenblijvende struiken en bomen met dikke bladeren, bevatten een hoog gehalte aan etherische myxoedeem

myxoedeem Ophoping van een slijmachtige substantie onder de huid; kenmerkend verschijnsel van een te geringe werking van de schildklier (hypothyreoïdie). myxomatose

myxomatose Virusziekte van konijnen. Veroorzaakt woekeringen in onderhuidse weefsels; eerste symptoom meestal zwelling van de oogleden. Snel NA

NA Afkorting van noradrenaline.

naaktslakken

naaktslakken Slakken zonder uitwendige schelp. Behoren tot de zeenaaktslakken of de longslakken. Naaktslak

naaktvarenfamilie

naaktvarenfamilie (Polypodiaceae, klasse varens) Landvarens waarbij de jonge bladeren spiraalvormig zijn opgerold; aan de onderzijde van de bladeren naaktzadigen

naaktzadigen (Gymnospermae) Onderafdeling van de zaadplanten, waarvan de voortplantingsorganen (zaadknoppen en stuifmeelzakjes) zich niet in naaldbomen

naaldbomen (kegeldragers, klasse Coniferae, onderafdeling naaktzadigen) Bomen met lange, smalle bladeren (naalden), die meestal ook 's winters

naaldvissen

naaldvissen (geslacht Carapus, orde kabeljauwachtigen) Kleine vissen met een langgerekt lichaam, naar achteren spits toelopend, geen schubben, nauwelijks nabeeld

nabeeld Beeld dat nog enige tijd blijft bestaan, ook als de fysische oorzaak ervan is weggenomen. Bijv. het nalichten van een tv-buis of het blijven nabijheidspunt

nabijheidspunt (punctum proximum) Dichtst bij het oog gelegen punt dat nog scherp kan worden waargenomen. Voor jonge kinderen ligt dit op ca. nachtapen en springapen

nachtapen en springapen (onderfamilie Aotinae, familie grijpstaartapen) Kleine apen met een slank lichaam, behaarde staart (geen grijpfunctie), nagels

nachtblindheid

nachtblindheid (hemeralopie) Aandoening waarbij het oog bij weinig licht slecht kan zien, door onvoldoende functioneren van de staafjes in het netvlies. nachtbloeier

nachtbloeier Plant met bloemen die 's avonds opengaan, meestal sterk geurend, bijv. kamperfoelie en nachtorchis.

nachtdier

nachtdier Dier dat vooral 's nachts actief is. Meestal goed ontwikkelde reuk, gehoor en tastzin (o.a. grote snorharen); grote ogen met overdag nauwe, nachtegalen

nachtegalen (geslacht Luscinia, onderfamilie lijsters) Zangvogels met kleine snavel, lange vleugels en lange staart. Talrijke soorten in het noorden nachthagedissen

nachthagedissen (familie Xantusiidae, onderorde hagedissen) Grijze of bruine hagedissen, lengte 12-15 cm, kleine rugschubben, grote rechthoekige nachtmerrie

nachtmerrie Een droom, waarin de dromer gevoelens van angst en paniek heeft. In de psychoanalytische theorie wordt het verschijnsel van de nachtmerrie nachtorchissen

nachtorchissen (geslacht Platanthera, familie orchideeën) Planten met wortelstok, meestal twee bladeren en witte tot gelige bloemen met gespoorde nachtpauwogen

nachtpauwogen (zijdespinners, familie Saturniidae, orde vlinders) Levendig gekleurde, middelgrote tot grote vlinders, spanwijdte soms 25 cm; bred

nachtschadefamilie

nachtschadefamilie (Solanaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Meestal giftige kruiden of heesters met verspreide bladeren; regelmatige, meest

nachtschonefamilie

nachtschonefamilie (Nyctaginaceae, orde muurachtigen) Heesters of kruiden met een vergroeid bloemdek, dat meestal gekleurd is en de dopvruchten nachtzwaluwen

nachtzwaluwen (orde Caprimulgiformes, klasse vogels) Schemering- en nachtvogels met afgeplatte kop; brede, tot achter de ogen doorlopende snavel; Naegele, Franz Karl

na-effect De beïnvloeding van de waarneming door de directe historie. Dit treedt bijvoorbeeld op als we gedurende enige tijd strak naar kromme lijnen Neandertaler

Naegele, Franz Karl (1777-1851) Duits vrouwenarts. Ontwierp een nog steeds zeer veel gebruikte tang voor tangverlossing. Gaf een methode aan om nageboortebloeding

nageboortebloeding (hemorrhagia post partum) Bloedverlies van meer dan een halve liter voor en na de geboorte van de placenta. Het loslaten van nagebootste stoornis

nagebootste stoornis bij volmacht

nagebootste stoornis bij volmacht Ook wel Münchhausen bij volmacht of `by proxy'. Het opwekken van lichamelijke of geestelijke klachten bij een nagel

nagebootste stoornis Ook syndroom van Münchhausen. Het herhaald voorwenden of het bij zichzelf veroorzaken van lichamelijke of geestelijke kw

nagel Platte hoornen bekleding van de vinger- en teentoppen van primaten. Ontstaat, evenals de klauwen en hoeven van andere dieren, door deling nagelkruiden

nagel, ingegroeide

nagel, ingegroeide (unguis incarnatus) Ingroei van de nagel in het omliggende vlees, meestal van de teen. Door de schoenen wordt de nagel als het naloxone

nagelkruiden (geslacht Geum, rozenfamilie) Planten met geveerde bladeren; geel of roodachtige, soms oranje bloemen met veel meeldraden en stampers, nagelriemontsteking

nagelriemontsteking (omloop, paronychia) Aandoening van het gebied waar de nagel in de huid overgaat. De huid rond de nagel zwelt op en word

naloxone Een stof die de werking van opiaten, zoals morfine en heroïne, blokkeert, door zich aan dezelfde receptoren in de hersenen te binden. Naloxone nanderbaarzen

nanderbaarzen (familie Nandidae, orde baarsachtigen) 6-25 cm lange baarsvissen met een hoge rug; grote, meestal uitstulpbare mondopening; kaak, nandoes

nandoes (pampastruisen, onderorde Rheae, orde loopvogels) Vogels van ruim anderhalve meter hoog, gewicht 15-25 kg; sterke poten met drie tenen; nannofossielen

nannofossielen Fossielen van microscopisch kleine, planktonische organismen, van zowel plantaardige als dierlijke aard. Een belangrijke groep van napjesdragers

napjesdragers (orde Fagales, klasse tweezaadlobbigen) Bomen of struiken met enkelvoudige, verspreid staande bladeren met steunblaadjes; eensla

narcisme

narcisme Eigenliefde; vaak ook erotische eigenliefde. De term is afgeleid van de Griekse mythologische figuur Narcissus, die in het water zijn eigen narcissenfamilie

narcissenfamilie (Amaryllidaceae, orde lelieachtigen Liliales) Kruiden met vaak grondstandige, lijnvormige bladeren, meestal bolgewassen; regelmatige narcistische persoonlijkheid

narcistische persoonlijkheid Een in de DSM-IV classificatie opgenomen persoonlijkheid, bij wie de eigenliefde zo groot is dat er geen belangstelling

narcoanalyse

narcoanalyse Ook narcosynthese en narcotherapie. Vorm van psychotherapie waarbij de cliënt met slaapopwekkende middelen in een schemertoestand narcolepsie

narcolepsie Een weinig voorkomende ziekte waarbij onbedwingbare slaapaanvallen optreden. Dit gebeurt met name tijdens het eten, bij oplopende narwal

narwal (Monodon monoceros, onderorde dolfijnen) Dolfijn met twee tanden in de bovenkaak, waarvan bij mannetjes er één is uitgegroeid tot een lange, nastie

nastie Beweging van plantedelen, bepaald door de bouw van het plantendeel en onafhankelijk van de richting van de prikkel (vgl. tropie). Bijv. seismonastie: Nathans, Daniel

Nathans, Daniel (geb. 1928) Amerikaans chemicus en geneeskundige, hoogleraar microbiologie aan de John Hopkins University School of Medicine nationaal landschapspark

nationaal landschapspark Groot gebied met een diversiteit aan natuurlijke en culturele waarden die belangrijk zijn voor natuur- en landschapsbeho

nationaal park

nationaal park Meestal relatief groot oppervlak in een land met min of meer natuurlijke levensgemeenschappen en soms ook met cultuurlandschappen, nativisme

nativisme De veronderstelling dat bepaalde intellectuele vermogens of gedragsvormen zijn aangeboren. 1. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804)

natrium-kaliumpomp

natrium-kaliumpomp Het actieve transport van natrium- en kaliumionen door de membraan van de zenuwcel, waardoor binnen en buiten de cel een

natte droom

natte droom (pollutio nocturna) Tijdens de slaap optredende zaadlozing. Vooral in de puberteit. Is een normaal verschijnsel en zelfs onvermijdelijk natura non facit saltus

natura non facit saltus (Lat.: de natuur maakt geen sprongen) Naam voor het principe van de geleidelijkheid, een idee dat vooral door Leibniz werd natural killer cellen

natural killer cellen Natuurlijke afweercellen; soort tussenvorm tussen macrofagen en T-cellen. Gaan vreemde indringers of veranderde cellen van het natuurbescherming

Natuur- en Milieu-educatie (NME) Aandacht aan en integratie van natuur- en milieu-aspecten in het onderwijs en in bezoekerscentra en musea. Scholen

Natuur- en Vogelreservaten, De Belgische

Natuur- en Vogelreservaten, De Belgische Particuliere organisatie in België die zich bezighoudt met het verwerven en beheer van natuurreservaten. nautilussen

natuur- Meststoffen van organische herkomst. In principe kan alle plantaardige en dierlijke afval, ook menselijke, als natuurmeststof fungeren. metabletica

natuurbescherming (natuurbehoud) Alle maatregelen die door de mens worden genomen om de verscheidenheid in de natuur te behouden als react

Natuurbeschermingswet

Natuurbeschermingswet (NB-wet) Wet ter bescherming van natuurgebieden. Via deze wet wordt het mogelijk gemaakt dat gebieden worden aangewezen

natuurhars

natuurhars Vloeibare, meestal uit planten gewonnen stof die aan de lucht hardt door indamping, polymerisatie of oxidatie. Onderscheiden in in water natuurmest

natuurmest Meststoffen van organische oorsprong.

natuurmonument

natuurmonument Gebied met bijzonder natuurschoon of bijzondere biologische, geologische (enz.) elementen in het landschap dat wordt beschermd Natuurmonumenten, Vereniging tot Behoud van

Natuurmonumenten, Vereniging tot Behoud van Nederlandse vereniging, opgericht in 1906. Doel: natuurgebieden beschermen door middel van natuurreservaat

natuurreservaat Beschermd gebied waar het beheer geheel gericht is op het instand houden of ontwikkelen van een levensgemeenschap. Het is een natuurwetenschappelijk model

natuurwetenschappelijk model Het verklaringsmodel dat in de natuurwetenschappen als norm geldt en dat vooral is gestoeld op het blootleggen van Natuur- en Milieu-educatie

nautilussen (geslacht Nautilus, klasse inktvissen) Vierkieuwige inktvissen met een uitwendige gewonden schelp (diameter ca. 25 cm) die een parelmoerlaag navel

navel (plantk.) (hilum) Dunne plaats op de zaadhuid van zaden waar de navelstreng (funiculus) was vastgehecht. Vooral bij bonen goed te zien. Me

navel (umbilicus) Rond, hobbelig putje in het midden van de buikhuid bij zoogdieren en de mens. Geen functie. In feite een litteken op de plaats waar navel (plantk.)

navelbreuk

navelbreuk (hernia umbilicalis) Verzwakking van de buikwand ter plaatse van de navel, waardoor buikvlies en mogelijk ook ingewanden buiten de navelstrenginfectie

navelstrenginfectie Ontsteking van de navelstreng die meestal optreedt binnen de eerste zes dagen na de geboorte. De afgeknipte navelstreng is een navelzwijnen

navelzwijnen (pekari's, familie Tayassuidae, orde evenhoevigen) Zoogdieren met een borstelige vacht en een varkenssnuit, qua bouw gelijkend op de nazorg

nazorg Zorg voor 'ontslagen' patiënten en onder wettig toezicht geplaatsten zodra dezen weer gaan deelnemen aan het gangbare maatschappelijk leven. na-effect

Neandertaler (Homo sapiens neandertalensis) Prehistorische mens, behorend tot de Homo sapiens, uit het Midden-Pleistoceen (150.000-35.000 v.C.). necrofilie

necrofilie Een seksuele afwijking waarbij gestreefd wordt naar seksuele omgang met overledenen.

nectar

nectar Zoete vloeistof die bij vele planten wordt afgescheiden door honingklieren (nectariën). Dient om insecten en andere dieren te lokken ter bevordering nectarine

nectarine (Prunus persica, rozenfamilie) Ronde, geelrode vrucht met gladde schil en meestal iets kleiner dan de gewone perzik (waarvan het een mu

Nederlands Instituut van Psychologen

Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) Beroepsvereniging van psychologen, waarbij zich naar schatting de helft van alle Nederlandse psychologen Needham, John Turberville

Needham, John Turberville (1713-1781) Engels bioloog en rooms-katholiek geestelijke, werd in 1765 lid van de Royal Society in Londen. Needham Needham, Joseph

Needham, Joseph (1900-1995) Brits biochemicus en sinoloog. Als biochemicus bestudeerde Needham de onderlinge beïnvloeding van celgroepen

Neel, James Van Gundia

Neel, James Van Gundia (geb. 1915) Amerikaans erfelijkheidsgeleerde, bestudeerde de erfelijkheid van de mens, met name mutatiefrequenties en neerwaartse vergelijking

neerwaartse vergelijking De neiging om zichzelf te vergelijken met anderen die slechter af zijn of die minder vaardigheden hebben. Hierdoor wordt

nefridium

nefridium Uitscheidingsorgaan bij sommige meercellige ongewervelde dieren (o.a. wormen). Bestaat uit een buisvormige structuur bezet met trilharen, nefron

nefron (nierlichaampje) Microscopisch kleine structuur waarin urine wordt gevormd. Kleinste functionele eenheid van de nier. Bestaat uit glomerulus, nefrotisch syndroom

nefrotisch syndroom Verhoogde doorlaatbaarheid van het filtersysteem van de nier voor eiwit, waardoor fors eiwitverlies met de urine optreedt. Hierdoor negatieve affecttheorie

negatieve affecttheorie De opvatting dat negatieve emoties maar tot op zekere hoogte tot een toename van agressief gedrag leiden. Als de negatieve negenoog (med.)

negenoog (med.) (carbunkel, carbonkel) Groep dicht opeen gelegen steenpuisten. De aandoening ontstaat vrijwel uitsluitend in slechte hygiënische Neher, Erwin

Neher, Erwin (geb. 1944) Duits wetenschappelijk onderzoeker, sinds 1972 verbonden aan het Max-Planck-Instituut in Göttingen. Neher kreeg in 1991 nekklachten

nekklachten Klachten aan de nek komen vaak voor en kunnen uiteenlopende oorzaken hebben. Spanning heeft vaak zijn weerslag op de nek evenals nekkramp

nekkramp Zeer besmettelijke vorm van hersenvliesontsteking, die wordt veroorzaakt door de bacterie Neisseria meningitides. De overdracht vindt plaats nekton

nekton Alle in water levende dieren die zich zwemmend kunnen voortbewegen; kunnen zich dus, in tegenstelling tot plankton, onafhankelijk van de nematociden

nematociden Bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden tegen aaltjes en draadwormen (klasse Nematoda).

neobehaviorisme

neobehaviorisme (lett: nieuw behaviorisme) Een uit het behaviorisme voortgekomen stroming die er voor kiest om meer te bestuderen dan de relaties neodarwinisme

neodarwinisme Moderne evolutietheorie gebaseerd op die van C.R. Darwin: door mutaties en recombinatie van genen ontstaan erfelijke variaties, die neotenie

neotenie (pedogenesis) Verschijnsel dat een dier bepaalde larvale (of jeugdige) kenmerken het hele leven blijft behouden, maar als volwassen dier wel nerts

nerts (Mustela lutreola, familie marterachtigen) Zoogdier met lang lichaam; korte platte kop; witte bovenlip (in tegenstelling tot de mink = Amerika

nerven

nerven Vaatbundels in de bladschijf, meestal sterk vertakt; geven stevigheid aan het blad en zorgen voor aanvoer van water en zouten en afvoer van nervositeit

nervositeit Ook zenuwachtigheid. Een toestand van gejaagdheid, onrust en een vergrote prikkelbaarheid. De neiging sterk emotioneel te reageren heeft nest

nest Geboorte- en verblijfplaats voor de jongen bij vele diersoorten. Wordt meestal gebouwd door het wijfje, soms door beide partners, soms uitsluitend nestblijvers

nestblijvers Diersoorten waarvan de jongen bij geboorte (of na het uitkomen van de eieren e.d.) zo weinig ontwikkeld zijn dat ze enige tijd in het nest nestvaren

nestvaren (Asplenium nidus, naaktvarenfamilie) Landvaren met ongedeelde bladeren in wijde trechtervormige bundels; bladeren tot 1 m lang en 15 nestvlieders

nestvlieders Diersoorten waarvan de jongen bij de geboorte (of na het uitkomen van de eieren) zo ver ontwikkeld zijn dat ze het nest snel kunnen verlaten. netelcel

netelcel Kliercel in de huid en vooral op de tentakels van neteldieren. Produceert een gif dat dient ter afweer en voor het vangen van een prooi. Verschillende neteldieren

neteldieren (stam Cnidaria, onderafdeling holtedieren) Solitair levende of kolonievormende holtedieren, bezitten netelcellen in de huid en vooral op neten

neten Eieren van de hoofd- en schaamluis. Zij plakken vast aan de haren doordat hun klieren een product afscheiden dat hard wordt.

netmaag

netmaag (muts, reticulum) Tweede voormaag van herkauwers; binnenkant bekleed met een netwerk van rechtopstaande slijmvliesranden. Ontvangt netvleugeligen

netvleugeligen (superorde Neuroptera, onderklasse gevleugelde insecten) Insekten met ragdunne doorzichtige vleugels (twee paar), waarin een netwerk netvlies

netvlies (retina) De binnenste weefsellaag van de oogbol. Bedekt met 6 cm2 ongeveer driekwart van het binnenoppervlak van de oogbol. Het netvlies netvliesaandoeningen

netvliesaandoeningen (retinopathie) Aandoeningen van het netvlies, meestal ten gevolge van een ziekte die het hele lichaam aandoet. Meestal zijn netvliesloslating

netvliesloslating (ablatio retinae) Het loslaten van een deel van het netvlies van het eronderliggende vaatvlies. Meestal ontstaat eerst een scheur in het neuraal netwerk

neuraal netwerk Netwerk van zenuwcellen, of een met behulp van de computer gemaakte imitatie daarvan. Het laatste bestaat uit een reeks processoren neurale plaat

neurale plaat Verdikt deel in het ectoderm aan de toekomstige rugzijde van een embryo van gewervelde dieren en de mens tijdens het neurulastadium; neuralgie, amputatieneuralgie,

neurasthenie

neurasthenie Een verouderde term voor dysthymie. Freud rangschikte neurasthenie onder de actuele neurosen, omdat de oorzaak volgens hem gelegen neuroblast

neuroblast Ongedifferentieerde cel in het embryo van dieren en de mens, die later zenuwcel (neuron) wordt.

neuro-endocriene cel Neurosecretorische cel die bij stimulatie geen elektrische prikkel op zenuw- of spiercellen overdraagt, maar waaruit neurohormonen neurula

neuroglia

neuroglia Het weefsel in de hersenen bestaande uit gliacellen.

neuroleptica

neuroleptica Een verzameling psychofarmaca die met elkaar gemeen hebben dat zij de hersendelen onder de cortex remmen. Dit is merkbaar door een neurolinguïstisch programmeren

neurolinguïstisch programmeren (NLP) Een van oorsprong psychotherapeutische techniek die tot doel heeft de communicatie te verbeteren. De techniek neurologie

neurologie 1. De wetenschap die de functie, structuur en ziekten van het zenuwstelsel betudeert. 2. In engere zin: het specialisme dat zich bezighoudt neuromast

neuromast Zijlijnzintuigje dat bij prikken, vissen en amfibieën voorkomt. Neuromasten dienen voor waarneming van andere bewegende dieren in de neuromodulator

neuromodulator Chemische stoffen die een regulerende werking hebben op de prikkeloverdracht tussen verschillende zenuwen, maar die toch niet neuropathie

neuropathie Verzamelnaam van zenuwaandoeningen die niet door een ontsteking worden veroorzaakt. Beschadiging van één zenuw kan worden veroorzaakt neuropeptiden

neuropeptiden (hersenhormonen) Peptiden (korte eiwitten opgebouwd uit enkele tot ca. 100 aminozuren) die in de hersenen worden geproduceerd neuropsychologie

neuropsychologie De wetenschap die de samenhang tussen het centraal zenuwstelsel en het menselijk of dierlijk gedrag bestudeert. De hersenen wo

neurose

neurose Uitingen van psychisch afwijkend functioneren, zonder lichamelijke oorzaak. Een neurose verhindert degene die eraan lijdt te functioneren neurosecretie

neurosecretie Vorming en afscheiding van stoffen door zenuwcellen. Deze kan men dus beschouwen als zenuwcellen met tevens de eigenschap van neuroticisme

neuroticisme Een dimensie in de persoonlijkheid die betrekking heeft op emotionaliteit. Het begrip is afkomstig van de psycholoog Hans Jürgen Eysenck, neuroticismetest

neuroticismetest Een test die neuroticisme meet. Een voorbeeld is de Delftse Vragenlijst. Deze test kan groepsgewijs vanaf vijftien jaar worden afgenomen. neurotransmitter

neurotransmitter (prikkeloverdrachtsstof) Chemische stof die zorgt voor de prikkeloverdracht van de ene zenuwcel naar de andere of naar spiercellen. neuro-endocriene cel

neurula Stadium in de embryonale ontwikkeling van bevruchte eicellen van gewervelde dieren en de mens, waarin neurale plaat en neurale buis worden neus

neus (nasus) Onderdeel van de luchtwegen die dient voor de reuk en bevochtiging van de ingeademde lucht. Gelegen boven het harde verhemelte van neusamandel

neusamandel (adenoïd) Orgaan dat lijkt op lymfklierweefsel achter in de neus, boven het zachte verhemelte. Door vergrote neusamandelen kan de neusberen

neusberen (coati's, geslacht Nasua, orde roofdieren) Kleine enigszins marterachtige dieren met een lange, tot slurf uitgegroeide neus en een lange geringde neusbijholte

neusbijholte (sinus paranasalis) Met lucht gevulde holte in een schedelbot rond de neus. Staat in open verbinding met de neus, terwijl de slijmvliesbekleding neusbijholteontsteking

neusbijholteontsteking (sinusitis, bijholteontsteking) Ontsteking van een of meer bijholten van de neus. De neusbijholten zijn holten in de schedel, neushaaien

neushaaien (familie Scapanorhynchidae, orde haaien) Haaien met een zeer lange, schoffelvormige snuit en uitstulpbare mond; lengte tot 4,3 m; snavelvormige, neusholte

neusholte Holte boven het harde verhemelte, zetel van de reukzin, voorkomend bij gewervelde dieren en de mens; staat bij vissen via uitwendige neusopeningen neushoornkevers

neushoornkevers (onderfamilie Dynastinae, familie bladsprietkevers) Bruinzwarte kevers waarvan de mannetjes een grote, gekromde hoorn op de neushoorns

neushoorns (familie Rhinocerotidae, orde onevenhoevigen) Plompe, sterke dieren met een dikke bijna onbehaarde huid, lange kop, korte hals, dikke neushoornvogels

neushoornvogels (familie Bucerotidae, orde scharrelaarvogels) Vogels met een reusachtige, maar licht geconstrueerde snavel, vaak nog met een hoornvormig neuspoliepen

neuspoliepen Weke, gesteelde verdikkingen die uitgaan van de slijmvliezen. De glazig blauwgrijze poliepen bestaan uit goedaardig weefsel, maar kunnen neusschelp

neusschelp (concha nasalis) Uiterst dun botuitsteeksel van de (benige) zijwand van de neus. Aan elke zijde drie in getal (bovenste, middelste en onderste neusspraak

neusspraak Articulatiestoornis, waarbij de neusklanken (m, n, ng) niet-nasaal worden uitgesproken (gesloten-neusspraak) of waarbij de mondklanken neustussenschot

neustussenschot (septum nasi) Scheidingswand ongeveer in het midden van de neus, waardoor deze verdeeld wordt in twee neusholten. Opgebouwd neustussenschot, scheef

neustussenschot, scheef (septumdeviatie) Een zodanige vorm van het neustussenschot dat het inwendige gedeelte van de neus links en rechts niet neutralisering

neutralisering 1. Een van de afweermechanismen die in de psychoanalytische theorie, met name in de ego-psychologie, onderscheiden worden. Neutralisering nevelpanter

nevelpanter (Neofelis nebulosa, familie katachtigen) Roofdier met brede snuit en plompe kop, vrij korte poten, vacht lichtgeelgrijs met zwartbruine Newport, George

Newport, George (1803-1854) Brits bioloog. Newport was een onvermoeibaar onderzoeker van de embryologie van insecten en amfibieën. Hij ontdekte niche

niche Ruimte, tijd en functie die een plante- of diersoort binnen een ecosysteem inneemt; omvat alle biotische en abiotische factoren die voor het leven Nicolle, Charles Jules Henri

Nicolle, Charles Jules Henri (1866-1936) Frans bacterioloog, directeur van het Institut Pasteur te Tunis (1902-32). Ontving in 1928 de Nobelprijs nicotine

nicotine Heterocyclische verbinding met twee stikstofbevattende ringen; behoort tot de alkaloïden. Kleurloze vaste stof; dichtheid 1008 kg/m3; spt.

nidatie

nidatie (innesteling van de eicel) Proces waardoor een bevruchte eicel van enkele dagen oud zich kan gaan voeden met de via het baarmoederslijmvlies nier

nier (ren) Het belangrijkste orgaan van het urinewegstelsel. Behalve dat de nieren schadelijke stoffen uitscheiden, helpen zij de bloeddruk op peil houden nieraandoeningen

nier- Allotransplantie van een nier. Eerste geslaagde orgaantransplantatie. Aanvankelijk werden alleen nieren gebruikt van levende familieleden, transplantatie, vrije

nier- Dialyse met behulp van een kunstnier om het bloed van patiënten met een onvoldoende nierwerking te zuiveren. De oplossing (spoelvloeistof) diapauze

nier, wandelende (nephrotose, ren mobilis) Niet stabiele ligging van de nier, doordat deze zijn kapsel heeft verlaten. Normaal liggen de nieren stevig nieskruiden

nieraandoeningen Aandoening van één of beide nieren, die voor de uitscheiding van afvalproducten verantwoordelijk zijn. Dergelijke aandoeningen nierbekkenontsteking

nierbekkenontsteking (pyelonefritis, pyelitis) Ontsteking van het nierbekken en meestal ook van het nierweefsel. De ontsteking volgt meestal op een nierbiopsie

nierbiopsie Diagnosetechniek voor het onderzoek naar nierziekten. Bij een nierbipopsie prikt men de nier aan, dwars door de huid heen (percutaan). nierbuisje

nierbuisje (tubulus renis) Op het kapsel van Bowman aansluitend kanaaltje; onderdeel van het nierlichaampje (nefron). Bestaat uit een gekronkeld lopend niercyste

niercyste De aanwezigheid van een met vloeistof gevulde holte (cyste) in het nierweefsel. Vaak is er slechts één niercyste, hoewel er soms verscheidene niergezwellen

niergezwellen Niergezwellen kunnen goed- of kwaadaardig zijn. De goedaardige gezwellen zijn van weinig betekenis, omdat ze zelden klachten geven. nierinsufficiëntie

nierinsufficiëntie (nierfalen) Onvoldoende nierwerking, waardoor een verminderde uitscheiding van afvalstoffen plaats heeft, zodat tenslotte niervergiftiging nierkanker

nierkanker Kwaadaardig gezwel van de nier. Twee soorten: Grawitz-tumor (op middelbare en oudere leeftijd) en Wilms-tumor (bij zeer jonge kinderen).

nierletsel

nierletsel (niercontusie) Beschadiging van de nier als gevolg van een van buitenaf inwerkende kracht. Bij een gezonde nier zal het geweld nogal groot nierontsteking

nierontsteking (nefritis) Ontsteking van het nierweefsel; wanneer vooral de glomeruli zijn aangetast, spreekt men van glomerulonefritis, bij ontsteking niersteenvergruizer

niersteenvergruizer (lithotryptor) Apparaat waarmee nierstenen in de nieren, de urinewegen of de blaas kunnen worden verpulverd. Hierbij wordt nierstenen

nierstenen Aanwezigheid van steenvormige neerslag in de nierkelken of het nierbekken van moeilijk in urine oplosbare stoffen. Het merendeel van niertransplantatie

niertransplantatie Als er sprake is van ernstige nierinsufficiëntie en dialyse noodzakelijk is om in leven te blijven, kan een niertransplantatie het leven niervergiftiging

niervergiftiging (uremie) Complex van verschijnselen dat wordt veroorzaakt door ophoping van afvalstoffen in het bloed, die normaal met de urine nier, wandelende

nieskruiden (geslacht Helleborus, ranonkelfamilie) Giftige, sterk ruikende kruiden met verspreide bladeren; bloemen regelmatig en ongespoord; kelkbladen niet-herkauwers

niet-herkauwers (onderorde Non-ruminantia, orde evenhoevigen) Hoefdieren niet zo gespecialiseerd op plantaardig voedsel; geen plooikiezen, maag niezen

niezen Reflex die optreedt bij prikkeling van het slijmvlies van de neus (bijv. door een stofdeeltje of slijm). Lijkt veel op hoestreflex. Begint met een nigellen

nigellen (geslacht Nigella, ranonkelfamilie) Kruiden met verspreide bladeren; bloemen regelmatig en ongespoord; kelkbladen blauw of blauwachtig Nightingale, Florence

Nightingale, Florence (1820-1910) Brits verpleegster. Kreeg bekendheid als 'Lady with the lamp', de dame die 's avonds met een lamp de ronde deed nijlpaarden

nijlpaarden (familie Hippopotamidae, orde evenhoevigen) Zwaargebouwde, logge zoogdieren met korte poten, vier tenen met zwemvliezen; bruinachtige, nijlsnoeken

nijlsnoeken (orde Mormyriformes, klasse beenvissen) Zijdelings afgeplatte, donker gekleurde vissen die zich kunnen oriënteren met behulp van een nikkel

nikkel Chemisch element, symbool Ni, atoomnummer 28; behoort tot de nevenreekselementen. Hard, op ijzer lijkend metaal; dichtheid 8900 kg/m3; Nilsson-Ehle, Herman

Nilsson-Ehle, Herman (1873-1949) Zweeds erfelijkheidsgeleerde. Toonde met kruisingsproeven bij cultuurplanten (haver, tarwe) als eerste aan dat nimfkruidfamilie

nimfkruidfamilie (Najadaceae, orde waterweegbreeachtigen Alismatales) Ondergedoken, kruidachtige waterplanten met bladeren in schijnkransen, bloemdek

nimmerzatten

nimmerzatten (geslacht Ibis, familie ooievaars) Ooievaars met een kromme, geelachtige snavel, zwarte staart, gezicht kaal. Totale lengte ca. 1 m. Dr

Nirenberg, Marshall Warren

Nirenberg, Marshall Warren (geb. 1927) Amerikaans biochemicus, directeur biochemische genetica van het National Institute of Health te Bethesda nitraat

nitraat Zout van salpeterzuur (HNO3), dat vooral wordt gebruikt als meststof (stikstof) in de landbouw. Het spoelt in de bodem gemakkelijk uit en komt nitraten

nitraten Verbindingen die het nitraation NO3

nitrificatie Oxydatieproces waarbij ammoniak, een basische stof, wordt omgezet in nitriet en vervolgens in nitraat, waardoor een zuurder milieu ontstaat. nitrofiele planten

nitrofiele planten Stikstofminnende planten. Gedijen goed op stikstofrijke gronden als mesthopen, akkers, wegbermen, kapvlakten en plaatsen die druk niveautest

niveautest Een algemene term voor psychologische tests die de algemene, differentiële of specifieke begaafdheid van een proefpersoon meten.

nivellering van flora en fauna

nivellering van flora en fauna Het verschijnsel dat de soortenrijkdom aan planten en dieren in een gebied afneemt. Vaak speelt hierbij eutrofiëring NMP+

NMP+ (Nationaal milieubeleidsplan plus) In 1990 verschenen vervolg op het eerste NMP, het in 1989 verschenen plan van de rijksoverheid waarin NMR-spectroscoop

NMR-spectroscoop Instrument voor het meten van de energie waarbij het magnetisch moment van atoomkernen van richting kan omkeren (kernspi

NOAEC

NOAEC (No Observed Adverse Effect Level) Maximale concentratie van een stof in het omringend medium, zoals water, waarbij het testorganisme NOAEL

NOAEL (No Observed Adverse Effect Level) Maximale dosis van een stof die ook op lange termijn aan testorganismen kan worden toegediend, zonder Nobelprijs

Nobelprijs Prijs die sinds 1901 jaarlijks wordt verleend voor ontdekkingen op het gebied van de natuurkunde, scheikunde en geneeskunde/fysiologie, nodiën

nodiën (bladknopen) Aanhechtingspunten van de bladeren op de stengels van planten. Tussen de bladknopen inliggende kale stengelgedeelten worden nomenclatuur

nomenclatuur (Wetenschappelijke) naamgeving. Naamlijst, -register.

nomenclatuur, binaire

nomenclatuur, binaire (binominale nomenclatuur) Wetenschappelijke naamgeving van plante- en diersoorten, gebaseerd op de aanpak van C. Linnaeu

nomothetisch persoonlijkheidsonderzoek

nomothetisch persoonlijkheidsonderzoek Psychologisch onderzoek, dat gericht is op 1. het vinden van algemene wetmatigheden, waarmee individuele nonsenssyllable

non-disjunctie Het niet uiteenwijken van een chromosomenpaar tijdens de reductiedeling, waardoor twee van de vier gevormde geslachtscellen een non-verbaal

nonsenssyllable Een aantal letters achter elkaar die een uitspreekbaar woord vormen zonder betekenis, dat ook niet lijkt op bestaande woorden. Dit non-disjunctie

non-verbaal Zonder woorden. Alle communicatievormen waar geen woorden aan te pas komen. Hieronder valt bijvoorbeeld de lichaamshouding en non-verbale intelligentie

non-verbale intelligentie Dat deel van de intelligentie dat niets te maken heeft met de taalvaardigheid. Dit wordt ook wel performale intelligentie genoemd non-verbale test

non-verbale test Een test waarbij in principe geen beroep gedaan wordt op taalbeheersing. De proefpersoon krijgt de opdracht handelingen uit te voeren. noordkaper

noordkaper (Eubalaena glacialis, familie walvissen) Baardwalvis, totale lengte tot 18 m, op de punt van de bovenkaak een hoornige knobbel (muts nootmuskaatfamilie

nootmuskaatfamilie (Myristicaceae, orde ranonkels) Heesters en bomen met eenslachtige bloemen (een- of tweehuizig), openbarstende vruchten, zaden nootvrucht

nootvrucht Droge, eenzadige, niet openspringende vrucht, waarin het zaad niet met de vruchtwand is vergroeid, bijv. walnoot, hazelnoot.

noradrenaline

noradrenaline Hormoon uit het bijniermerg, dat een vaatvernauwende werking heeft en als neurotransmitter werkzaam is.

Northrop, John Howard

Northrop, John Howard (1891-1987) Amerikaans natuurkundige, onder andere werkzaam aan het Rockefeller Institute for Medical Research in Prince

nosografie

nosografie Systematische beschrijving, identificatie en classificatie van ziekten. De Duitse arts en psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) was een van Nostradamus

Nostradamus (Michel de Nostre-Dame; 1503-1566) Frans arts en astroloog. Beïnvloed door de kabbala schreef hij astrologische werkjes, waaronde

notenhout

notenhout Vrij hard, sterk en taai hout van okkernoten. Wordt gebruikt voor betimmeringen, meubelen, muziekinstrumenten e.d.

NREM- (normale slaap) Slaap waarin geen snelle oogbewegingen optreden. Kan op grond van het elektro-encefalogram worden onderverdeeld slagader

NREM-slaap

NREM-slaap Ook Non-REM-slaap. NREM is de afkorting van non-rapid eye movements. Dit zijn de slaapstadia 1 tot en met 4, waarin geen snelle nucellus

nucellus Het weefsel van de zaadknop dat de embryozak direct omgeeft. Buiten de nucellus liggen de integumenten die zich tot de uiteindelijke zaadhuid nuchtere darm

nuchtere darm (jejunum) Tussen de twaalfvingerige darm en kronkeldarm gelegen deel van de dunne darm. Dankt zijn naam aan het feit dat hij na nucleïnezuur

nucleïnezuur (kernzuur) Macromoleculair bestanddeel van celkernen, bestaande uit een groot aantal aaneengeschakelde nucleotiden (polynucleotide), nucleoplasma

nucleoplasma Deel van het cytoplasma dat ligt binnen de celkern. De celkern wordt afgescheiden van de rest van het celvocht door een kernmembraan nucleotide

nucleotide Bouwsteen van een nucleïnezuur, opgebouwd uit één suikermolecule, één base en één fosforzuurmolecule. Een eenheid van een suiker- nummulieten

nummulieten Foraminiferen waarvan de vorm en afmetingen overeenkomen met die van munten (Lat.: nummus = munt). Kenmerkend als fossielen Nüsslein-Volhard, Christiane

Nüsslein-Volhard, Christiane (geb. 1942) Duits wetenschappelijk onderzoekster, als zodanig voornamelijk werkzaam aan het Max-Planck-Instituut nutatie (biol.)

nutatie (biol.) Verschijnsel dat plantedelen tijdens de groei een spiraal beschrijven. Berust op ongelijke groeisnelheid van verschillende delen van de Nuttin, Jozef

Nuttin, Jozef (1909-1988) Belgisch psycholoog. In 1938 werd hij priester gewijd. Na zijn studie werd hij in 1941. docent en in 1946 hoogleraar in nymf

nymf Jong larvaal stadium bij insecten met onvolledige gedaanteverwisseling (metamorfose), waarin het dier nog vrij sterk verschilt met het volwassen nymfomanie

nymfomanie (andromanie) Seksuele stoornis bij vrouwen, waarbij continu of aanvalsgewijs een onverzadigbare geslachtsdrift bestaat, die de gehele nystagmus

nystagmus Onwillekeurige, snelle bewegingen van de oogbol; horizontaal, verticaal of ronddraaiend. Normaal verschijnsel, wanneer men vanuit een obionen

O-benen (genua vara) Toestand waarbij bij gestrekte benen de enkels elkaar raken maar er ruimte tussen de knieën blijft. O-benen zijn het gevolg van paaien

obionen (geslacht Halimione, ganzenvoetfamilie) Kruiden, soms met van onderen houtige stengel; gaafrandige, vlakke, brede bladeren; vrucht met twee objectconstantie

object-bezetting Begrip uit de psychoanalyse, die de vorm van bezetting die zich uit in het richten van de aangeboren seksuele energie (libido) op voorwerpen object-libido

objectconstantie 1. Objectpermanentie. 2. Het verschijnsel dat voorwerpen die met het oog waargenomen worden, een constante vorm, grootte en kleur objectpermanentie

object-libido Term van Sigmund Freud voor dat gedeelte van het geheel van seksuele en erotische verlangens (libido) dat op anderen gericht is. Deze observatie

objectpermanentie Ook objectconstantie. Het besef dat voorwerpen blijven bestaan als zij buiten het waarnemingsveld terecht zijn gekomen. Dit begrip object-bezetting

observatie Directe en systematische waarneming van het gedrag van onderzochte personen. Er kunnen daarbij twee technieken onderscheiden worden:

observatietest

observatietest Een test waarbij de proefleider de proefpersoon zo nauwkeurig mogelijk gadeslaat. De proefleider vult de test in. Een observatietest obsessie

obsessie Ook dwangvoorstelling. Een visuele voorstelling die iemand niet van zich af kan zetten (dwangfenomeen).

obsessief-compulsieve persoonlijkheid

obsessief-compulsieve persoonlijkheid Een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door het star navolgen van regels. Dit kan verschillende vormen obsessief-compulsieve stoornis

obsessief-compulsieve stoornis Ook obsessief-compulsieve neurose. Een in de DSM- IV-classificatie opgenomen psychische stoornis, die gekenmerkt obstipatie

obstipatie (constipatie, verstopping, hardlijvigheid) Het verscheidene dagen uitblijven van de ontlasting, waarbij de ontlasting hard en droog is en slechts occipitaalkwab

occipitaalkwab Het aan de achterzijde gelegen deel van de cerebrale hemisfeer.

ocellus

ocellus (enkelvoudig oog) Zeer klein, onbeweeglijk gezichtszintuig met weinig zintuigcellen van ongewervelden; bij volwassen insecten drie tussen ocelotten

ocelotten (geslacht Leopardus, familie katachtigen) Kleine katachtigen met een fraai gekleurde en getekende vacht, brede voeten en stevige nagels (

Ochoa, Severo

Ochoa, Severo (1905-1993) Spaans-Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan New York University (1954-75). Onderzocht enzymreacties in de citroen- ochronose

ochronose Blauwige verkleuring van kraakbeen (o.a. gewrichtskraakbeen) en harde oogrok door afzetting van het pigment alkapton; leidt op latere octopus

octopus Algemene naam en geslachtsnaam voor inktvissen met acht armen. Octopus

oedeem

oedeem (waterzucht) Toename van de hoeveelheid vocht in de ruimte tussen de cellen van de weefsels. Dit vocht komt daar terecht, doordat het door oedipale fase

oedipale fase 1. De periode in de psychoseksuele ontwikkeling waarin het Oedipus- complex een belangrijke rol speelt. In deze fase (ongeveer van Oedipus-complex

Oedipus-complex Een complex dat is genoemd naar de figuur in de Griekse mythologie die zijn vader doodde en met zijn moeder trouwde. In de oedipale oefenspel

oefenspel Spel bestaande uit het voortdurend herhalen van nieuw verworven gedragingen. Wordt met name in de eerste twee levensjaren beoefend, oefentherapie

oefentherapie (heilgymnastiek) Onderdeel van de fysiotherapie, bestaande uit lichaamsbewegingen ter verbetering van de functie van spieren en gewrichten, oehoes

oehoes (geslacht Bubo, orde uilen) Meestal grote uilen met grote oorpluimen en opvallende gele ogen. Grootste uil van Europa: oehoe (B. bubo), bekend oerdarm

oerdarm (archenteron) De holte die in het embryo van gewervelde dieren ontstaat bij het gastrulatieproces. Deze holte staat alleen via de oermond in oerinsecten

oerinsecten (onderklasse Apterygota, klasse insecten) Insecten zonder vleugels (ook niet rudimentair aanwezig), die geen gedaanteverwisseling doormaken. oermond

oermond De ronde opening in het embryo van gewervelde dieren tijdens de gastrulatie. Via deze opening verplaatst een gedeelte van de cellen zich oerpaardjes

oerpaardjes (geslacht Hyracotherium, familie paardachtigen) Kleine dieren, tot 30 cm hoog, die worden beschouwd als de gemeenschappelijke voorouders oerschreeuwtherapie

oerschreeuwtherapie (Eng: primal scream therapy) Een door Janov bedachte vorm van therapie om neurosen te behandelen. De cliënt beleeft onde

oervarens

oervarens (klasse Psilophytinae, afdeling varenplanten) Fossiele landvarens bestaande uit een stengel, geen wortels en bladeren. Groeiden 380 miljoen oervogels

oervogels (onderklasse Archaeornithes, klasse vogels) Fossiele vogels uit het Boven-Jura, combineerden kenmerken van reptielen en vogels. Bekend:

oesters

oesters (familie Ostreidae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met onregelmatige schelpen die vastgehecht aan een stevige ondergrond in kolonies oestiti's

oestiti's (penseelaapjes, geslacht Callithrix, familie klauwaapjes) Gedrongen, bontgekleurde aapjes met haarkwasten op de oren. Haarkleur en tekeni

oestrogeen en progesteron

oestrogeen en progesteron De vrouwelijke geslachtshormonen. Zij worden geproduceerd in de eierstokken onder invloed van de gonadotrope hormonen, oestrogenen

oestrogenen (estrogenen) Vrouwelijke geslachtshormonen, vnl. geproduceerd in de follikels en gele lichamen van de eierstok. Wekken bij vrouwelijke ogentest van Spiegel

ogentest van Spiegel Een door H. Spiegel ontworpen methode die gebruikt kan worden om de diepte van hypnose te meten. De gehypnotiseerde proe

ogentroosten

ogentroosten (geslacht Euphrasia, helmkruidfamilie) Kruidachtige halfparasieten met witte of lila bloemkroon, meestal gele vlek op de onderlip, bovenlip Ogino-Knaus, methode van

Ogino-Knaus, methode van Rekenmethode om te bepalen gedurende welke dagen van de menstruatiecyclus seksuele onthouding nodig is om zwangerschap Ohsawa, George

Ohsawa, George (eig. Sakurazawa Nyoiti; 1893-1966) Japans geneeskundige, grondlegger van de macrobiotiek. Introduceerde deze in het Westen okapi

okapi (Okapia johnstoni, familie giraffen) Flink dier, lengte 2,30 m, schouderhoogte 1,55 m, vacht aan de rugzijde donkerbruin, zwarte buik, gestreepte okkernootfamilie

okkernootfamilie (walnootfamilie, Juglandaceae, orde Juglandales) Middelgrote bomen met verspreid staande samengestelde bladeren en eenslachtige

okselknop

okselknop Groeipunt in de bladoksel van bloeiende planten, vlak boven de aanhechting van de bladvoet. Bij bedektzadigen komen ze in alle bladoksels oleander

oleander (Nerium oleander, maagdenpalmfamilie) Altijd groene rechtopstaande heester met lancetvormige, leerachtige, glanzend groene bladeren, v

olfactometrie

olfactometrie Ook odorimetrie. Tak van wetenschap die zich bezighoudt met de vraag in hoeverre gassen in staat zijn voor geurgewaarwordingen te olie

olie Aanduiding voor enigszins stroperige, niet met water mengbare vloeistoffen (onder andere aardolie, smeerolie en etherische olie).

oliegewassen

oliegewassen Gewassen die gekweekt worden om er plantaardige oliën uit te winnen (gewoonlijk uit de zaden). Hiertoe behoren in onze streken zonnebloem, oliekevers

oliekevers (blaarkevers, honingkevers, familie Meloidae, orde kevers) Veelal zwart met geel getekende kevers; imago's zijn planteneters. Meestal een

oliepalm

oliepalm (Elaeis guineensis, familie palmen) Tot 20 m hoge palm; belangrijk cultuurgewas in Afrika en Azië. Gekweekt om de vruchten; uit de vruchtwand olifanten

olifanten (familie Elephantidae, orde slurfdieren) Grootste levende landdieren (gewicht tot 7500 kilo) met een slurf, slagtanden en zuilvormige poten. olifantstandjes

olifantstandjes (familie Dentaliidae, klasse tandschelpen) In zee levende weekdieren waarvan de schelp lijkt op de slagtand van een olifant. Schelp oligodendrocyten

oligodendrocyten Een type gliacel uit het centraal zenuwstelsel. Deze cellen zijn gewoonlijk verbonden met neuronen en fungeren dan als een soort oligohalien

oligohalien Aanduiding voor waterdieren die alleen zeer lage zoutgehaltes verdragen. Daarnaast zijn er dieren die zeer grote schommelingen in zoutgehalte oligosaproob

oligosaproob Biologische kwalificatie voor zoet oppervlaktewater dat géén of slechts een geringe hoeveelheid organisch afval bevat, zodat er weinig oligotroof

oligotroof Voedselarm. Het ontbreken van voedingsstoffen (vooral fosfaten en nitraat) in het milieu. Een oligotroof milieu komt vooral voor in gebieden olijffamilie

olijffamilie (Oleaceae, orde ligusters) Bomen en struiken met tweetallige bloemen in trosvormige bloeiwijzen; vrucht een bes, steenvrucht of gevleugelde olijfwilgen

olijfwilgen (geslacht Elaeagnus, duindoornfamilie) Heesters met zilverglanzende schubben of sterharen aan de onderkant van de bladeren; bloemkelk olm (dierk.)

olm (dierk.) (Proteus anguineus, orde salamanders) Kleurloze salamander die zich niet verder ontwikkelt dan het larvestadium (neotenie); langgerekt ombervissen

ombervissen (familie Sciaenidae, orde baarsachtigen) Baarsvissen, lengte tot 1,50 m, maken brommend geluid door spiertrillingen, terwijl de zwemblaas omkering in het tegendeel

omkering in het tegendeel Een afweermechanisme waarbij het ego poogt negatieve gevoelens te vervangen door hun tegendeel. Via dit proces kan ommatidium

ommatidium (lensoogje, facet) Zeer klein enkelvoudig gezichtszintuig, waaruit het samengesteld oog (facetoog) van insecten en andere geleedpotigen omnibustest

omnibustest Een verzamelnaam voor tests die gebruikt worden om snel grote groepen mensen te onderzoeken, bijvoorbeeld om sollicitanten te selecteren. omwindsel

omwindsel (anthodium, involucrum) Krans van schutblaadjes onder een bloem of bloeiwijze, zoals bijv. bij composieten.

omwindseltje

omwindseltje (involucella) Omwindsel van een schermpje bij een samengesteld scherm.

On the origin of species

On the origin of species Volledig: 'On the origin of species by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life' onbewuste, het

onbewuste, het Een belangrijk begrip in de psychologie en de psychoanalyse, dat voor het eerst centraal werd gesteld door Sigmund Freud. Hij zette onchocerciasis

onchocerciasis (onchocercosis) Tropische wormziekte, veroorzaakt door wormen van het geslacht Onchocerca; vooral in West-Afrika ernstige volksziekte. oncogenen

oncogenen Potentieel kankerverwekkende genen, voorkomend in het DNA, waarin onder invloeden van buitenaf (bijv. straling of chemische stoffen) onderbeen

onderbeen (crus) Boven de voet gelegen deel van de achterste ledematen van gewervelde landdieren en de mens, waarin aan de binnenzijde het scheenbeen onderdrukking

onderdrukking 1. inhibitie. 2. In de psychoanalytische theorie het bewust uitschakelen van als ongewenst ervaren gedachten, gevoelens en impulsen. onderkoeling

onderkoeling (hypothermie, ondertemperatuur) Lichaamstemperatuur die beneden het normale peil ligt. Gemiddeld ligt de normale temperatuur op onderlip

onderlip (labium) Onderste deel van het kauwapparaat van duizendpoten, miljoenpoten en insecten, bestaande uit hard materiaal. Vaak voorzien van

onderontwikkelde zwangerschap

onderontwikkelde zwangerschap Achterblijven van de groei van de zwangere baarmoeder ten opzichte van de voor de zwangerschapsduur geldende ondersoort

ondersoort (geografisch ras, subspecies) Geografisch variatietype van een soort. Ontstaat als delen van een populatie zich weinig of niet meer vermengen. ondervoeding

ondervoeding (marasmus) Situatie waarin het lichaam gebrek heeft aan een of meer (of alle) noodzakelijke voedingssstoffen. Ondervoeding komt het onderwijsangsttest

onderwijs, buitengewoon Ook speciaal onderwijs. De vormen van scholing die zijn aangepast aan de bijzonderheden van het kind. Er zijn bijvoorbee

onderwijsangsttest Term die wordt gebruikt voor twee soorten psychologische tests: 1. De tests die de angst voor het geven van onderwijs meten. 2. onderwijspsychologie

onderwijspsychologie Specialisatie binnen de psychologie die zich richt op het (modelmatig) ontwikkelen van een zo optimaal mogelijk onderwijsleerproces, onderwijs, buitengewoon

oneiroïde delirante toestand

oneiroïde delirante toestand Een soort droomtoestand die optreedt tijdens het wakkere functioneren, waarbij werkelijkheid en fantasie volledig door onevenhoevigen

onevenhoevigen (orde Perissodactyla, klasse zoogdieren) Hoefdieren met een oneven aantal tenen aan elke voet (aan de hand soms een even aantal), ongedaan maken

ongedaan maken Ook ontkenning en onderdrukking. Een afweermechanisme waarbij het ego bewust probeert een onwelkome gebeurtenis volledig

ongeslachtelijke sporen

ongeslachtelijke sporen (conidiën) Eencellige sporen, gevormd door bepaalde cellen aan het uiteinde van schimmeldraden bij bepaalde schimmels ongewervelde dieren

ongewervelde dieren (ongewervelden, Invertebrata) Alle dieren van het dierenrijk, behalve de gewervelde dieren. Hiertoe behoort 95% van alle soorten. onkruiden

onkruiden Al die gewassen die bij de teelt van cultuurgewassen ongewenst zijn. Door betere zaadwinningsmethoden en chemische onkruidbestrijding ONO-installatie

ONO-installatie (Ontgiften, Neutraliseren, Ontwateren) Installatie voor het behandelen van afvalstoffen die in water zijn opgelost (m.n. zure, neutrale ontgifting

ontgifting (detoxificatie) Het afbreken of onwerkbaar maken van giftige stoffen in levende organismen. De giftige stoffen kunnen van nature ontstaan onthouden

onthouden Het vasthouden van informatie uit het geheugen. Er kan bij onthouden een onderscheid gemaakt worden tussen herinnering en herkenning.

ontkenning van de werkelijkheid

ontkenning van de werkelijkheid Met dit begrip wordt in de psychoanalytische theorie een afweermechanisme van het ego aangeduid: een te pijnlijke ontlasting, bloed in de

ontlasting, bloed in de De aanwezigheid van helder rood bloed bij de ontlasting komt voor bij aandoeningen van het laatste deel van de dikke darm ontmaagding

ontmaagding (defloratie) Verscheuring van het maagdenvlies tijdens de eerste geslachtsgemeenschap van de vrouw. Niet zelden is het maagdenvlies ontogenese

ontogenese De ontwikkeling van een mens als individu. Ontogenese staat tegenover fylogenese: de ontwikkeling van de mens als soort.

ontsluiting

ontsluiting Het open gaan van de baarmoedermond tijdens het geboorteproces; bij een doorsnede van ca. 10 cm (volkomen ontsluiting) kan het kind ontspanningstherapie

ontspanningstherapie Ook relaxatietherapie. Een vorm van psychotherapie die erop gericht is de cliënt tot rust te laten komen. Binnen de psychoanalyse ontsteking (med.)

ontsteking (med.) Reactie die optreedt wanneer één of meer lichaamscellen worden beschadigd. Op de plaats van de weefselbeschadiging komt de ontwenningsverschijnselen

ontwenningsverschijnselen Ook abstinentie- en onthoudingsverschijnselen. Onplezierige of zelfs levensgevaarlijke lichamelijke en psychische reacti

ontwijkende persoonlijkheid

ontwijkende persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis, waarbij de relaties met anderen verstoord worden ontwikkelingsbiologie

ontwikkeling, intellectuele De verandering van verstandelijke vermogens gedurende de levensloop.

ontwikkelingsbiologie Specialisatie binnen de biologie die zich bezighoudt met de embryogenese en ontogenese, de ontwikkeling van het embryo u

ontwikkelingspsychologie

ontwikkelingspsychologie Wetenschap die de ontwikkeling van de mens van geboorte tot dood (in het bijzonder die tot volwassenheid) tot studie hee

ontwikkelingspsychopathie

ontwikkelingspsychopathie Een gedragsstoornis die zich al in de eerste levensjaren manifesteert en ook in alle daaropvolgende levensfasen manifest

ontwikkelingsstoornis

ontwikkelingsstoornis 1. (foetale groeivertraging) Aandoening van de vrucht tijdens de zwangerschap, veroorzaakt door schadelijke invloeden, zoa

ontwikkelingstest

ontwikkelingstest Tests die gebruikt worden om te meten hoe het gesteld is met de geestelijke voortgang van baby's en kleuters. De test meet de algemene ontwikkeling, intellectuele

ontwrichting

ontwrichting (luxatie) Het door een val of ongeval van elkaar afschuiven van botuiteinden in een gewricht. Is dit slechts gedeeltelijk het geval, dan spreekt onvruchtbaarheid

onvruchtbaarheid Het onvermogen van twee partners een zwangerschap tot stand te brengen na ten minste een jaar van regelmatige geslachtsgemeenschap oöcyt

oöcyt Vrouwelijke geslachtscel bij dieren in het ovarium. Ontstaat uit het oögonium. Door reductiedeling ontstaat uit de oöcyt de eicel.

oog

oog Hoog ontwikkeld orgaan van slechts 25 mm doorsnede door middel waarvan we kunnen zien. Het oog herbergt veel ingewikkelde structuren. Lichtstralen oogaandoeningen

oog, derde Deel van de hersenen (pariëtaal orgaan) dat vooral ontwikkeld is bij prikken, hagedissen, de brughagedis en de coelacanth. Bouw en uitstulping ooi

oogaandoeningen Alle stoornissen in het zien, veroorzaakt door aangeboren oogafwijkingen, oogletsel of indirecte oorzaken (bijv. suikerziekte). Deze oögamie

oögamie Vorm van anisogamie: bevruchting van een grote onbeweeglijke eicel door een kleine beweeglijke mannelijke geslachtscel. Komt voor bij oogkamer

oogkamer Ruimte in het voorste deel van de oogbol, gevuld met een heldere kleurloze vloeistof (kamerwater). Onderverdeeld in voorste oogkamer, oogkas

oogkas (orbita) Trechtervormige benige ruimte, waarin de oogbol (ingebed in vetweefsel en bevestigd aan zes oogspiertjes) is gelegen. Via de opening oogkleur

oogkleur Kleur van dat deel van de oogbol, dat men door het hoornvlies heen kan zien (m.u.v. de oogpupil); wordt bepaald door de hoeveelheid pigment ooglens

ooglens Lens in het oog van de mens, gewervelde dieren en hoog ontwikkelde weekdieren, waarmee een beeld op een netvlies wordt gevormd. Door ooglid

ooglid (palpebra) Aan boven- en onderkant voor de oogbol gelegen huidplooi; bevat aan de vrije rand twee tot drie rijen gekromde haren (wimpers). ooglidinstulping

ooglid, derde (knipvlies) Vlies gelegen achter de gewone oogleden bij reptielen en vogels. Kan vanaf de binnenste hoekpunt over het oog worden getrokken oögonium

ooglidinstulping (entropion) Het naar binnengedraaid zijn van het onderooglid. De oogharen komen in aanraking met het hoornvlies en kunnen dit ooglidrandontsteking

ooglidrandontsteking (blefaritis) Ontsteking van de rand van de oogleden. Er bestaat een chronische ontsteking van de ooglidrand met roodheid, zwelling, oogliduitstulping

oogliduitstulping (ectropion) Toestand waarbij het onderooglid naar beneden gezakt is, weg van de oogbol. Oogliduitstulping ontstaat door verlies ooglid, derde

oögonium (plantk.) Vrouwelijk geslachtsorgaan bij wieren en hogere schimmels. Bestaat uit één cel die een grote onbeweeglijke eicel bevat. (dierk.) oogontstekingen

oogontstekingen Ontstekingen van het oog worden gekenmerkt door roodheid, vaak door pijn of door het gevoel dat er zand in het oog zit, door overgevoeligheid oogpupil

oogpupil (pupil) Ronde opening in het midden van het regenboogvlies. Doorsnede is afhankelijk van de hoeveelheid licht: in zonlicht ca. 2 mm, bij oogrokken

oogrokken Drie concentrische vliezen aan de buitenkant van de oogbol. Van buiten naar binnen: harde oogrok, vaatvlies en netvlies. Doorsnede van oogrokontsteking

oogrokontsteking (scleritis) Ontsteking van de harde oogrok (sclera), het buitenste omhulsel van de oogbol. Er kan sprake zijn van een oppervlakkige oogspiegel

oogspiegel (oftalmoscoop) Instrument waarmee van buitenaf het netvlies kan worden bekeken. Eenvoudigste oogspiegel: spiegel met een gat in het oogspierverlamming

oogspierverlamming (oftalmoplegie) Gehele of gedeeltelijke uitval van één of meer spieren die het oog in de oogkas bewegen. De oorzaak kan liggen oog, derde

ooi Vrouwelijk schaap. Hoorns ontbreken of zijn kleiner dan die van de ram. Indien aanwezig niet spiraalvormig gewonden, maar naar achteren gebogen.

ooievaars

ooievaars (familie Ciconiidae, orde reigerachtigen) Middelgrote tot grote vogels met lange hals, snavel en poten (stelten), grote brede vleugels. Eten ooievaarsbeet

ooievaarsbeet Rode vlekken in de nek vlak bij de haargrens, op de oogleden of de neusrug van de pasgeborene. Volgens het volksgeloof zouden he

ooievaarsbekfamilie

ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae, orde reigersbekken) Kruiden met hand- of veernervige, gelobde of gedeelde bladeren, vaak bezet met klierharen; oor

oor Het zintuigorgaan dat ons in staat stelt geluiden te kunnen horen. Het oor kan functioneel gesproken in drie onderdelen worden verdeeld: het uitwendige ooraandoeningen

ooraandoeningen Aandoeningen van het gehoororgaan kunnen ruwweg in vijf groepen worden verdeeld: doofheid, oorpijn (vaak als gevolg van een oorpijn

oorpijn Pijn in het oor kan afkomstig zijn uit het oor zelf, maar ook het gevolg zijn van aandoeningen elders in het hoofd. Vaak is ernstig tandbederf oorrobachtigen

oorrobachtigen (superfamilie Otarioidea, onderorde zeeroofdieren) Grote zoogdieren met sterk ontwikkelde roeispaanachtige vinpoten, kleine oorsch

oorschelpen (plantk.)

oorschelpen (plantk.) (orde Auriculariales, klasse steeltjeszwammen) Schimmels met stekelige, schelpvormige afgeplatte vruchtlichamen (paddestoelen)

oorsmeer

oorsmeer (cerumen) Gelige, bittere massa in de gehoorgang, bestaande uit talg, opperhuidschilfers, stofdeeltjes en een door speciale oorsmeerkliertjes oorsmeerprop

oorsmeerprop (cerumen) Ophoping van oorsmeer in de gehoorgang, die soms kan leiden tot slechthorendheid. Een oorsmeerprop ontstaat meestal door oorspeekselklier

oorspeekselklier (glandula parotis) Grootste, dubbelzijdig aangelegde speekselklier, gelegen vlak voor het oor aan de buitenkant van de onderkaken. oorspiegel

oorspiegel (otoscoop) Instrument voor het bekijken van het uitwendig oor en het trommelvlies. Eenvoudigste type: spiegel met een gat in het midden, oorsuizen

oorsuizen (tinnitus) Het horen van geluiden in het oor of hoofd die niet afkomstig zijn van een uitwendige geluidsbron. Oorzaak van oorsuizen kan oorvissen

oorvissen (familie Kneriidae, orde zandvissen) 4-15 cm lange vissen met een ondiepe gleuf tussen kop en romp; kleine, ronde schubben; kaakranden oorwormen

oorwormen (orde Dermaptera, klasse insecten) Insekten met een grote (voor de mens geheel ongevaarlijke) tang aan het achterlijf, voorste paar vleugels Oost-Indische kers

Oost-Indische kers (Tropaeolum majus, klimkersfamilie) Klimplant met langgesteelde, cirkelronde, van onderen grijsgroene bladeren; geel-oranje oot

oot (Avena fatua, grassenfamilie) Tot 1,20 m hoge plant die veel lijkt op gekweekte haver, maar kleinere aartjes heeft. Plaatselijk algemeen op wintergra

open been

open been (ulcus cruris) Zweer aan het onderbeen, ontstaan door het tekort schieten van de aderen ter plaatse. Dit treedt vooral op bij mensen met spataderen. open rug

open rug (spina bifida) Aangeboren afwijking van wervelkolom en ruggenmerg, die ontstaat in de vierde week van de zwangerschap door een sluitingsdefect Openbare Onderstand, Commissie van

Openbare Onderstand, Commissie van (COO) Tot 1977 in elke Belgische gemeente bestaande instelling, belast met de bijstand aan behoeftigen operationaliseren

operationaliseren Het zo goed mogelijk omzetten van theoretische begrippen in concrete, waarneembare kenmerken. Dit is noodzakelijk bij het doen operationele definitie

operationele definitie De grootheden die voorkomen in een definitie zijn gewoonlijk abstract en als zodanig niet rechtstreeks meetbaar. In de operationele operon

operon Een reeks van opeenvolgende genen in het DNA die de code vormen voor enzymen die behoren tot één stofwisselingsproces. In de reeks onderscheidt ophryssen

ophryssen (geslacht Ophrys, familie orchideeën) Orchideeën met een onder de grond verdikte stengel met meer dan twee bladeren; vorm van de bloem opiaten

opiaten 1. Stoffen, zoals opium, morfine en heroïne, die een pijnreducerende en kalmerende werking hebben. Zij binden zich aan speciale receptoren opinieonderzoek

opinieonderzoek Onderzoek naar meningen van (grote) groepen mensen. Meestal wordt een klein gedeelte van de groep (steekproef) ondervraagd aan opioïden

opioïden 1. De door het lichaam zelf gemaakte opiaten. 2. Een synoniem voor alle opiaten.

opossums

opossums (geslacht Didelphis, familie buidelratten Didelphidae) Agressieve, vraatzuchtige buideldieren ongeveer zo groot als een kat; borstelige vacht; opperhuid

opperhuid (epidermis) Bij hogere planten: eenlagig dekweefsel aan de buitenkant van wortels, stengel en bladeren zonder intercellulaire holten; meestal oppervlaktevergroting

oppervlakte- Vorm van lokale anesthesie waarbij het verdovende middel direct op het te verdoven gebied wordt aangebracht (besproeiing

oppervlakte-actieve stoffen

oppervlakte-actieve stoffen Stoffen die de hechte band tussen de watermoleculen verstoren en de oppervlaktespanning verlagen. Allerlei synthetische

oppervlaktevergroting Proces waarbij een voorwerp een groot oppervlak krijgt ten behoeve van een betere uitwisseling van materie tussen het voor

opponeerbaarheid

opponeerbaarheid Verschijnsel dat de duim tegenover de vingers kan worden geplaatst. Komt voor bij primaten en de mens. Bij primaten is ook de oprisping

oprisping (boer; ructus) Het via slokdarm, keel en mondholte vrijkomen van lucht uit de maag. Na een overvloedige maaltijd en bij baby's direct na oproller

oproller (Glomeris marginata, onderklasse miljoenpoten) 7-20 mm lange geleedpotige met stevig gepantserde rugzijde die zich bij gevaar kan oprollen optimumkromme

optimumkromme Grafische voorstelling van de intensiteit van een levensproces, gemeten bij een reeks van temperaturen. Er is een minimum, een optimum optomotorische reactie

optomotorische reactie Oriëntatie van dieren in een bepaalde ruimte, aan de hand van de in die ruimte heersende lichtverdeling. Wanneer het dier opvliegingen

opvliegingen (opstijgingen, vapeurs, hot flushes) Hinderlijke hitteverschijnselen die tijdens de overgang optreden. Ze treden soms ook op bij jongere opvoedbaarheid / onopvoedbaarheid

opvoedbaarheid / onopvoedbaarheid Het vermogen resp. onvermogen beïnvloed te worden door opvoeding en onderwijs in een door de opvoeder oraal karakter

oraal karakter 1. In de psychoanalytische theorie: volwassen gedragspatronen die gekenmerkt worden door een fixatie op de orale fase. Deze fixatie orale fase

orale fase (oraal = de mond betreffend) De eerste fase van de psychoseksuele ontwikkeling, die globaal de eerste achttien maanden omvat. Voor pasgeborenen orang-oetan

orang-oetan (Pongo pygmaeus, familie mensapen) Roodachtig behaard dier, lengte 120-190 cm, zeer lange armen (spanwijdte 250 cm). Vrouwtjes orchideeën

orchideeën (orde Orchidales, klasse eenzaadlobbigen) Grootste orde bloeiende planten. Grote variatie in vorm, kleur en grootte (2 mm- 38 cm) van orchissen

orchissen (geslacht Orchis, familie orchideeën) Kruiden met een niet verdikte stengel met meestal meer dan twee groene bladeren; gespoorde, zelden orde (biol.)

orde (biol.) (ordo) Taxonomische eenheid waarin een aantal verwante families worden bijeengebracht. De wetenschappelijke naam is meestal niet aan orgaan (biol.)

orgaan (biol.) Groep levende cellen of weefsels die een structurele eenheid vormt en binnen een organisme een specifieke functie vervult. Heeft een orgaanneurose

orgaanneurose Stoornis in de functie van een orgaan, zonder aantoonbare afwijkingen in de weefsels. Veel voorkomend: hartneurose met verschijnselen organiciteitstest

organiciteitstest Een psychologische test die bedoeld is om op te sporen of de oorzaak van bepaalde klachten in een organisch defect in de hersenen organisatiepsychologie

organisatiepsychologie Tak van de psychologie die zich richt op de samenwerking van mensen en groepen in organisaties. Gestreefd wordt de organ

organisatiestress-test

organisatiestress-test Een psychologische test die bedoeld is om uit te vinden hoeveel stress de leden van een organisatie ervaren. De Vragenlijst organische stoffen

organische stoffen Alle koolstofverbindingen die door organismen worden gevormd. Men kent ook talloze synthetische koolstofverbindingen die industrieel organische vervuiling

organische vervuiling Vervuiling van lucht, water of grond met materialen die van levende organismen afkomstig zijn. Verontreinigingen van natuurlijke organisme

organisme Levend wezen. Organismen kunnen worden onderverdeeld in vijf rijken: Monera (prokaryotische organismen), Protista (eencelligen), Fungi

orgasme

orgasme Ook klaarkomen, climax en acme. De met de hoogste seksuele lustgevoelens gepaard gaande omslag van maximale seksuele spanning naar orgasmestoornis

orgasmestoornis Het niet optreden van een orgasme tijdens seksueel contact met de partner of bij zelfbevrediging. Het vermogen om tot dit hoogtepunt oriëntatiereflex

oriëntatiereflex (Eng: startle response) Ook schrikreflex. Een reactie op nieuwe, ingewikkelde en onverwachte prikkels, die eruit bestaat dat het lopende oriëntatievermogen

oriëntatievermogen Vermogen van vele dieren om zich in hun omgeving te oriënteren, zowel in rust als in beweging. Mechanisme van oriëntatievermogen originaliteit

originaliteit (oorspronkelijkheid) Het hebben van eigen ideeën, die niet voortkomen uit navolging van anderen. Vóór de Romantiek berustte de schrijfconventie ornitischiërs

ornitischiërs (orde Ornitischia, onderklasse archosauriërs) Reuzenreptielen uit het Jura en Krijt. Bouw van het bekken vertoont overeenkomst met d

orthodontie

orthodontie Deelgebied en specialisme van de tandheelkunde, dat zich bezighoudt met het voorkomen en behandelen van een afwijkende stand van orthopedie

orthopedie (Gr.: orthos = rechtop; pais = kind) Tak van de geneeskunde die zich bezighoudt met afwijkingen van het steun- en bewegingsapparaat (orthoptist

orthoptist Paramedisch assistent van de oogarts die zich vooral bezighoudt met onderzoek en niet-operatieve behandeling van scheelzienden. In Nederland ortolaan

ortolaan (Emberiza hortulana, familie gorzen) Kleine zangvogel die in vele milieus kan leven (o.a. in tuinen). Vroeger veel gevangen en met gierst os

os Gecastreerde stier. In onze streken tegenwoordig vooral gehouden voor de mesterij, elders nog als trekdier.

Oscillatoria

Oscillatoria Geslacht uit de afdeling blauwwieren. Cellen van de celdraden meestal breder dan lang. Draden maken spiraalvormige of heen en weer Osgood, Charles Egerton

Osgood, Charles Egerton (geb. 1916) Amerikaans psycholoog en linguïst, hoogleraar universiteit van Connecticut (1946-49) en Illinois (sinds 1952

osmoreceptoren

osmoreceptoren Groepen zintuigcellen die gevoelig zijn voor de osmotische waarde van het bloed; als de osmotische waarde stijgt, wordt de hypothalamus osmoregulatie

osmoregulatie De handhaving van de balans tussen alle osmotisch werkzame stoffen binnen het dierlijke organisme. Vaak is het inwendige milieu osmotische waarde

osmotische waarde De osmotische druk van een oplossing wanneer water als oplosmiddel wordt gebruikt. Hoe geconcentreerder een oplossing is, ossentongen

ossentongen (geslacht Anchusa, familie ruwbladigen) Kruiden met trechter- of trompetvormige, meestal purperviolette of blauwe, niet knikkende bloemen osteogenesis imperfecta

osteogenesis imperfecta (beenbreekziekte) Aangeboren botaandoening die gepaard gaat met grote breekbaarheid van de botten. De oorzaak is gelegen

osteologie

osteologie Wetenschap die zich bezighoudt met de bouw van het skelet; de algemene osteologie bestudeert de algemene eigenschappen van de beenderen, osteomalacie

osteomalacie (beenverweking) Botstofwisselingsstoornis bij volwassenen, verwant met rachitis ofwel Engelse ziekte. Beide aandoeningen worden osteon

osteon Cilindrische eenheid in de beenderen van gewervelde dieren en de mens. Bestaat uit concentrische lagen beenweefsel in compact been, gegroepeerd osteoporose

osteoporose (botontkalking) Aandoening waarbij de botafbraak groter is dan de botaanmaak, zodat de totale hoeveelheid botweefsel afneemt. In tegenstelling Osterhout, Winthrop John Vanleuven

Osterhout, Winthrop John Vanleuven (1871-1964) Amerikaans fysioloog, hoogleraar Harvard University (1913-25). Onderzocht fotosynthese en Othello-syndroom

Othello-syndroom Een pathologische jaloezie die gericht is op een vermeende relatie van de geliefde of partner met een derde. Deze obsessie kan leiden otosclerose

otosclerose Botafwijking in het kapsel van het binnenoor, die aanleiding geeft tot het vastgroeien van één van de gehoorbeentjes. Dit heeft slechthorendheid otters

otters (onderfamilie Lutrinae, familie marterachtigen) Waterroofdieren met langgerekt lichaam; dichte, voor water ondoordringbare vacht; lange, ronde otterspitsmuizen

otterspitsmuizen (familie Potamogalidae, orde insecteneters) Vrij kleine dieren met een langgerekt lichaam en lange, stompe snuit. Lijken weinig op Otto, Rudolf

Otto, Rudolf (1869-1937) Duits protestants theoloog, o.a. hoogleraar systematische theologie te Marburg. In zijn belangrijke godsdienstpsychologische ouderdomsbepaling

ouderdomsbepaling Onderzoek naar de leeftijd of bestaansduur van organismen, gesteenten, voorwerpen e.d. Biologische en geologische methoden ouderdomsslechthorendheid

ouderdomsslechthorendheid (presbyacusis) Met het ouder worden toenemende slechthorendheid; betreft vooral het horen van hoge tonen, terwijl ouderdomsverziendheid

ouderdomsverziendheid (presbyopie) Het normaal optredende verlies van accommoderend vermogen bij toenemende ouderdom. Het accommoderend ovaal venster

ovaal venster 1.(foramen ovale) Bij het embryo aanwezige opening in het tussenschot tussen rechter en linker hartboezem; gaat normaliter direct na ovenvogels

ovenvogels (goudkopzangers, familie Furnariidae, orde zangvogels) Onopvallend gekleurde, schuwe boom- of grondvogels die in allerlei biotopen overbemesting

over- en underachievement Het leveren van een prestatie (achievement) die boven, resp. beneden de verwachting ligt. In de psychologie vooral gebru

overbemesting Toepassing van kunstmest of dierlijke mest in hogere gehalten dan milieutechnisch verantwoord is. Relatief veel van de toegevoegd

overbevruchting

overbevruchting (superfoetatie) Bevruchting van een eicel in een menstruatiecyclus volgend op een cyclus waarin reeds bevruchting had plaatsgevonden. overbezwangering

overbezwangering (superfecundatie) Bevruchting van twee eicellen in dezelfde menstruatiecyclus, waarbij de zaadcellen afkomstig zijn van verschillende overdracht Term die wordt gebruikt in de psychoanalytische therapie. De analysand beleeft de gevoelens ten opzichte van centrale figuren uit zijn jeugd overdragen kind

overdragen kind (serotien kind) Kind dat langer dan 42 weken in de baarmoeder is gebleven. Wanneer de bevalling na 42 weken zwangerschap nog overerving, geslachtsgebonden

overerving, geslachtsgebonden Overerving van eigenschappen die gelegen zijn op de geslachtschromosomen van dieren en de mens. De gevolgen overerving, intermediaire

overerving, intermediaire (onvolledige dominantie) Overerving van eigenschappen, waarbij het fenotype van een heterozygote nakomeling ligt tussen

overgang (med.)

overgang (med.) (climacterium), de periode van geleidelijke vermindering van de werking van de eierstokken. Dit leidt het einde van de voortplantingsfunctie overgewicht

overgewicht (zwaarlijvigheid, vetzucht, obesitas, adipositas) Overschrijding van het normale gewicht met meer dan 20%. Deze situatie is meestal het overkruising

overkruising (crossing-over) Verschijnsel dat tijdens de profase van de meiose I twee chromatiden van een chromosomenpaar over elkaar komen te overlijden

overlijden In het BW en de Wet op de lijkbezorging worden een aantal zaken rond het overlijden geregeld. Direct na het overlijden moet een arts een overspannenheid

overspannenheid (neurasthenie, emotionele hyperesthesie) Stoornis in de stemming gekenmerkt door tobberigheid, somberheid, snel uit het evenwicht oversprongbeweging

oversprongbeweging Een onverwachte beweging die buiten de context van de gedragsketen optreedt waarvoor ze oorspronkelijk ontwikkeld werd.

overspronggedrag

overspronggedrag Gedrag van dier en mens in conflictsituaties dat ogenschijnlijk niet met die situatie te maken heeft. Vaak bij intern conflict tussen over- en underachievement

Owen, Ray David

Owen, Ray David (geb. 1915) Amerikaans bioloog, hoogleraar aan het California Institute of Technology (1953-83). Deed erfelijkheidsonderzoek oxidatie (biol.)

oxidatie (biol.) Een door enzymen gereguleerde en gecontroleerde afbraak ('verbranding') van energierijke verbindingen, bijvoorbeeld suikers. Daarbij oxidatieve fosforylering

oxidatieve fosforylering Het proces waarbij de uit oxidatie vrijkomende energie deels wordt opgeslagen in ATP (door koppeling van fosfaat en ADP)

oxytocine

oxytocine Hormoon dat vanuit de hypofyseachterkwab aan het bloed wordt afgegeven en o.a. weeën opwekt aan het eind van de zwangerschap en de ozon

ozon (O3) Gas dat o.a. in de stratosfeer op 25 tot 35 km boven het aardoppervlak ontstaat uit zuurstof, door inwerking van ultraviolet licht met een kleinere ozonlaag

ozonlaag Deel van de atmosfeer dat zich op 50-55 km hoogte bevindt. Het is een onderdeel van de stratosfeer. De in deze laag aanwezige ozon (O3) O-benen

paaien Paring bij vissen, waarna in het water bevruchting plaatsvindt. Aantal eieren en zaadcellen meestal groot. Vele soorten paaien elk jaar op dezelfde paalworm

paalworm (Teredo navalis, klasse tweekleppigen) Wormvormig schaaldier, lengte 20-40 cm, voorste deel bedekt door een schelp, waarmee het dier paard

paard (Equus caballus, familie paardachtigen) Hoogbenig, snel dier; benen eindigen in één teen omgeven door een ronde hoef; huid kort behaard; staart paardachtigen

paardachtigen (onderorde Hippomorpha, orde onevenhoevigen) Tegenwoordig nog slechts één familie, paardachtigen (Equidae). Middelgrote tot grote paardantilopen

paardantilopen (onderfamilie Hippotraginae, familie holhoornigen) Middelgrote tot grote antilopen met een slank lichaam en hoog op de poten; hoor

paardenbloemen

paardenbloemen (geslacht Taraxacum, composietenfamilie) Planten met gave of getande bladeren in een wortelrozet, gele lintbloemen in een hoofdje. paardenhaarwormen

paardenhaarwormen (klasse Nematomorpha, stam ronde wormen) Wormen, lengte tot 1 m, dikte ca. 1 mm. Leven meestal opgerold en in elkaar ge

paardenhorzels

paardenhorzels (familie Gasterophilidae, onderorde vliegen) Grote, harige vliegen die niet steken. Wijfje legt eieren tussen de haren van paarden (paardenkastanjefamilie

paardenkastanjefamilie (Hippocastanaceae, orde Sapindales) Bomen of struiken met grote, handvormig samengestelde bladeren, grote pluimvorm

paardenstaart (med.)

paardenstaart (med.) (cauda equina) Bundel zenuwvezels, ingebed in hersen-ruggenmergsvocht gelegen in het wervelkanaal, onder het ruggenmerg.

paardenstaarten (biol.)

paardenstaarten (biol.) (Equisetaceae, enige recente familie uit de orde paardenstaarten Equisetales) Kruidachtige planten, gemiddelde hoogte 50 paardenvliegen

paardenvliegen (geslacht Tabanus, familie dazen) Grote (tot 2,5 cm), niet behaarde vliegen die zich voeden met het bloed van warmbloedige dieren pacemaker

pacemaker (gangmaker) Apparaatje, dat wordt aangebracht onder de huid van de borst om de hartfrequentie te regelen. Bestaat uit een generator die pachyteen

pachyteen Stadium in eerste profase van de reductiedeling (meiose) waarin de paring (synapsis) van de homologe chromosomen volledig is. Elk paar Pacini, lichaampje van

Pacini, lichaampje van Uit concentrische lagen opgebouwde, ovale receptor, die reageert op druk of uitrekking. Komt o.a. voor in onderhuids bindweefsel, pad

pad De weg naar een directory. Een pad is bijvoorbeeld C:\SPECTRUM\SPECTRUM.EXE.

padden

padden (familie Bufonidae, orde kikkers en padden) Amfibieën met een meestal ruwe, wrattige huid met talrijke slijmklieren; tamelijk korte achterpoten. paddestoelen

paddestoelen De duidelijk ontwikkelde vruchtlichamen (basidiocarpen) van bepaalde schimmels, meestal bovengronds en vaak bestaand uit een hoed paddevissen

paddevissen (kikvorsvissen, orde Batrachoidiformes, klasse beenvissen) Van achteren slanke, van voren brede vissen met een platte, grote kop, drie Paget, James

Paget, James (1814-1899) Brits chirurg. Beschreef o.a. de tepelziekte van Paget (Pagets disease of the nipple), een zeldzame vorm van borstkanker, Paget, ziekte van

Paget, ziekte van 1. Zeldzame vorm van borstkanker, met als eerste verschijnsel eczeem rond de tepel; voor het eerst beschreven door James Paget Painter, Theophilus Shickel

Painter, Theophilus Shickel (1889-1969) Amerikaans dierkundige. Bestudeerde chromosomen. Identificeerde (1933) genen d.m.v. speciale banden PAK's

PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen); groep organisch chemische verbindingen die opgebouwd zijn uit koolstof- en waterstofatomen Palade, George Emil

Palade, George Emil (geb. 1912) Roemeens-Amerikaans geneeskundige, hoogleraar in Boekarest (1940-45), aan het Rockefeller Institute in New paleoantropologie

paleoantropologie Tak van wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de ontstaansgeschiedenis van de mens. De onderzoeksobjecten paleobiologie

paleobiologie Grensgebied tussen geologie (in het bijzonder de paleontologie) en de biologie, waarin men met name aan de hand van fossielen de biologische palissadeparenchym

palissadeparenchym Weefsel bestaande uit één of enkele dicht aaneengesloten lagen van langgerekte parenchymcellen met veel bladgroenkorrels; palissander

palissander Hout van verschillende soorten van het geslacht Dalbergia uit de vlinderbloemenfamilie. Kleur en structuur afhankelijk van de soort. Zeer

Pallas, Peter Simon

Pallas, Peter Simon (1741-1811) Duits bioloog en geoloog, studeerde medicijnen in Berlijn, Göttingen en Leiden. Pallas werd in 1768 hoogleraar palliatieve behandeling

palliatieve behandeling Medische behandeling, die onaangename ziekteverschijnselen verlicht, maar de ziekte niet geneest. Voorbeeld: pijnstillende palmboomfamilie

palmboomfamilie (Buxaceae, orde kardinaalsmutsachtigen) Houtige planten met leerachtige, kruisgewijs staande bladeren en eenslachtige bloemen, palmeekhoorns

palmeekhoorns (geslachtengroep Funambulini, familie eekhoorns) Grond- en boomeekhoorns die vooral palmvruchten en -noten eten, maar ook andere

palmen

palmen (familie Arecaceae of Palmae, palmorde Arecales)Bomen, klimplanten of lianen met meestal onvertakte stengel, geen secundaire diktegroei; palmrollers

palmrollers (palmmarters, rolmarters, onderfamilie Paradoxurinae, familie civetkatten) Katachtige dieren met korte poten en een dikke, lange, beweeglijke palolowormen

palolowormen (geslacht Eunice, klasse borstelwormen) Gelede wormen uit de Grote Oceaan die o.a. leven tussen koralen. In de voortplantingstijd,

palynologie

palynologie Pollen en sporen zijn goed resistent tegen verrotting en verwering door de cutineachtige buitenste wand (exine) en kunnen daarom in vrij panda's

panda's (familie Ailuridae, orde roofdieren) Dieren met een wollige vacht, behaarde voetzolen en een zesde vinger. Voedsel: bamboespruiten, knollen, Pander, Christiaan Heinrich

Pander, Christiaan Heinrich (1794-1865) Russisch embryoloog, anatoom, paleontoloog. Was een pionier in de embryologie. Hij ontdekte in de embryonale

pangen

pangen Oude benaming voor erffactor, ingevoerd door Hugo de Vries. Later verkort tot gen.

paniekstoornis

paniekstoornis Een aandoening die gepaard gaat met hevige angstaanvallen die meestal zo'n tien minuten duren. Tijdens de angstaanval komen hartkloppingen, panoramische levensschouw

panoramische levensschouw Het verschijnsel dat men, met de dood voor ogen, het gehele leven in enkele ogenblikken als in een film aan zich voorbij

panseksualisme

panseksualisme Aanduiding voor opvattingen en theorieën die al het menselijke gedrag trachten te verklaren uit seksuele drijfveren. Meestal wordt panters

panters (luipaarden, geslacht Panthera, familie katachtigen) Katachtige roofdieren die kunnen brullen en bij het uitademen snorren; eten liggend en pantoffeldiertjes

pantoffeldiertjes (geslacht Paramaecium, klasse trilhaardiertjes) Eencelligen met een grote en een kleine kern, voedselvacuolen en kloppende vacuolen; pantsermeervallen

pantsermeervallen (familie Callichthyidae, orde meervallen) Vissen met een pantser van twee rijen, V-vormig gerangschikte beenplaatjes, buikzijde pantservissen

pantservissen (klasse Ostracodermata, superklasse kaaklozen) Uitgestorven op vissen gelijkende dieren met een koppantser, rest van het lichaam bedekt pantserwangigen

pantserwangigen (orde Scorpaeniformes, klasse beenvissen) Kleine tot middelgrote vissen met een grote, vaak met beenelementen bepantserde kop; pantserwieren

pantserwieren (afdeling Pyrrophyta, rijk eencelligen) Meestal eencellige wieren met een korte zweephaar (roerfunctie) en een lange (voortbeweging); papaja

papaja (Carica papaya, fam. Caricaceae) Groene tot geelgroene, enigszins peervormige vrucht soms wel tot 50 cm lang. Lichtgeel tot oranje vruchtvlees papegaaiduikers

papegaaiduikers Vier soorten alkachtige zeevogels met hoge, smalle, kleurige snavels; ingedeeld in drie geslachten uit de familie alken. Meest bekend:

papegaaien

papegaaien (orde Psittaciformes, klasse vogels) Kleine tot flinke vogels met dikke, gekromde snavel, die door extra gewrichten zeer beweeglijk is; papegaaieziekte

papegaaieziekte (psittacose, ornithose) Infectieziekte, veroorzaakt door het virus-achtig organisme Chlamydia psittaci. Komt vooral bij papegaaien, papegaaivissen

papegaaivissen (familie Scaridae, orde baarsachtigen) Vissen met snavelvormig samengegroeide tanden om algen van rotsen te grazen en stukken papierbloem

papierbloem (Xeranthenum annuum, composietenfamilie) Plant, tot 60 cm hoog, grijsviltig behaard, purperen bloemen in hoofdjes met papierachtige papil

papil verhevenheid in het oppervlak, bijv. smaakpapillen.

paprika

paprika (Capsicum annuum, nachtschadefamilie) Gekweekte plant, 50-80 cm hoog, met hoekige, groene of rode vruchten, die veel vitamine C bevatten. papyrus

Pap-test Microscopisch onderzoek van een uitstrijkje van de baarmoederhals op eventuele afwijkende cellen. Wordt gedaan voor vroegtijdige opsporing parabiose

papyrus (Cyperus papyrus, cypergrassenfamilie) Uit tropisch Afrika afkomstige plant die in de Oudheid in de Nijldelta groeide. De Egyptenaren bewerkten Pap-test

parabiose 1. In de plantkunde: gemeenschap van verschillende soorten als saprofieten levende micro-organismen, waarbij de ene soort de stofwisselingsproducten paradijsvissen

paradijsvissen (onderfamilie Macropodinae, familie labyrintvissen) Lange, slanke zoetwatervissen, 4-10 cm. De mannetjes bouwen een schuimnest paradoxale koude en warmte

paradoxale koude en warmte De gewaarwording van koude of warmte, doordat een willekeurige prikkel inwerkt op de specifieke koude- of warmtereceptor

parafasie

parafasie Een spraakstoornis waarbij tijdens het spreken af en toe de verkeerde woorden uit de mond rollen. Dit kan veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging.

parafilie

parafilie Ook seksuele afwijking of seksuele deviatie. Vormen van seksueel gedrag die tegen de heersende maatschappelijke normen en waarden in g

parageusie

parageusie Een hallucinatie met betrekking tot de smaakwaarneming.

Paragonimus westermani

Paragonimus westermani Zuigworm (ca. 8-16 mm lang), waarvan de volwassen vorm parasiteert in o.a. de longen van mens, hond, kat en varken. paragrafie

paragrafie Een schrijfstoornis waarbij tijdens het schrijven onbedoeld misplaatste woorden worden gebruikt. Dit kan veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging. paralalie

paralalie Een spraakstoornis waarbij gedurende het spreken steeds onbedoelde klanken worden geuit. Dit kan veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging.

parallellisme (psychol.)

parallellisme (psychol.) 1. Psychofysisch parallellisme. Een klassieke opvatting over het lichaam-geestprobleem. Stof en geest worden hier gezien paramedisch beroep

paramedisch beroep Beroep dat te maken heeft met de geneeskunde. In Nederland geeft de wet op de paramedische beroepen (1963) grondregels paranoïde persoonlijkheid

paranoïde persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis, waarbij de relaties met anderen verstoord worden paranoot

paranoot Langwerpig, driekantig zaad van de Bertholletia excelsa, een boom uit Zuid-Amerika. Ca. veertien zaden in de grote, houtige vruchten die paranormaal

paranormaal Verschijnselen waarvoor de gebruikelijke verklaringen te kort schieten. Voorbeelden zijn helderziendheid en psychokinese.

paranormale verschijnselen

paranormale verschijnselen Verschijnselen van buitengewone aard, die onderwerp van studie van de parapsychologie zijn. Men onderscheidt paragnostis

paraphimosis

paraphimosis (Spaanse kraag) Aandoening die kan ontstaan wanneer een penisvoorhuid die relatief te nauw is (voorhuidvernauwing), niet over de paraplegie

paraplegie Verlamming van de onderste lichaamshelft: beide benen, de onderrug, de spieren van de blaasuitgang en de anus. Meestal ontstaat een dergelijke parapluplantje

parapluplantje (Cyperus alternifolius, cypergrassenfamilie) Bekende kamerplant met schermvormig uitgespreide, grasachtige bladeren aan het uiteinde parapraxie

parapraxie De kleine foutjes en vergissingen die gemaakt worden. Voorbeelden zijn misstappen, versprekingen, weglatingen en andere kleine ongelukjes. Parapsychological Association, The

Parapsychological Association, The (PA) Een in 1957 door J.B. Rhine opgerichte organisatie, met als hoofddoel het stimuleren van de samenwerking parapsychologie

parapsychologie Een weinig geaccepteerde tak binnen de psychologie, die zich bezighoudt met paranormale fenomenen. Een probleem voor de serieuze parasiet

parasiet Organisme dat leeft in of op een organisme van een andere soort (gastheer) en daaraan schade berokkent variërend van een minder ernstige parasiet, facultatieve

parasiet, facultatieve Parasiet die kan leven op dood organisch materiaal (als saprofiet) en ten koste van een levend organisme, bijv. schimmels die parasiet, inwendige

parasiet, inwendige (endoparasiet) Parasiet die in de gastheer leeft, bijv. darmparasieten en maagwormen.

parasiet, obligate

parasiet, obligate Parasiet die uitsluitend kan leven ten koste van een levend organisme, bijv. warkruid en verschillende schimmels en bacteriën die parasiet, uitwendige

parasiet, uitwendige (ectoparasiet) Parasiet die op het oppervlak van de gastheer leeft, bijv. luizen en teken.

parasitisme

parasitisme Samenleving van twee organismen van verschillende soort, waarbij het ene organisme in (endoparasiet) of op (ectoparasiet) een organisme parathormoon

parathormoon Hormoon dat wordt geproduceerd door de bijschildklieren in de hals. Het regelt de hoeveelheid calcium en fosfor in het bloed door deze paratyfus

paratyfus Infectie door de bacteriesoorten Salmonella paratyphi. Meestal is er sprake van de vorm die tot de darm beperkt blijft, met gastro- enteritisklachten parelessence

parelessence Suspensie van de glanslaag van visschubben, bijv. van haringachtigen en voornachtigen. Vooral de alver is een bekende leverancier. parelhoenders

parelhoenders (onderfamilie Numidinae, familie fazanten) Middelgrote hoendervogels uit Afrika. Meestal gespikkeld verenkleed, krachtige poten, parelmoer

parelmoer (paarlemoer) Binnenste laag van schelpen van weekdieren met een speciale glans en weerschijnkleuren. Bestaat uit dunne laagjes aragoniet. parelmosselen

parelmosselen (familie Margaritiferidae, klasse tweekleppigen) Schelpdieren met stevige schelpkleppen, kunnen parels vormen. Oorspronkelijk in

pareloesters

pareloesters (geslacht Pinctada, klasse tweekleppigen) Schelpdieren met vlakke schelpen, belangrijkste leveranciers van parels. Komen voor in alle parels

parels Organische edelstenen, opgebouwd uit laagjes organische stof (conchine) en kalk (aragoniet). Ontstaan als gevolg van een afweerreactie tegen parenchym

parenchym Plantaardig weefsel, bestaande uit regelmatige cellen van ongeveer gelijke grootte met een dunne celwand, die het vermogen tot delen behouden. pariëtaalkwab

pariëtaalkwab Het aan de achter/bovenzijde gelegen deel van de cerebrale hemisfeer.

paring

paring 1. De geslachtelijke vereniging van een vrouwelijk en mannelijk dier, eventueel gevolgd door een bevruchting van de eicel door een zaadcel. parkieten

parkieten Verzamelnaam voor wat kleinere papegaaiachtigen, vooral behorend tot de geslachtengroep platstaartparkieten (Platycercini) en wassnavelpapegaaien

Parkinson, ziekte van (paralysis agitans) Op oudere leeftijd veel voorkomende chronische ziekte van het zenuwstelsel met vooral stoornissen in houding parodontitis

parkinsonmiddelen

parkinsonmiddelen Ook anti-parkinsonmiddelen. Medicijnen die ingezet kunnen worden tegen de ziekte van Parkinson. Zij verlichten de symptomen, Parkinson, ziekte van

parodontitis (paradontose) Ontsteking van het weefsel rond een tandwortel. Ophoping van bacteriën, voedselresten en tandplak tussen tand en tandvlees parodontium

parodontium Geheel van weefsel dat steun geeft aan de gebitselementen in de kaken. Bestaat uit het bot rond de tandkassen, het aan de buitenkant van parodontose

parodontose Degeneratie van het parodontium. Verschijnselen: begint meestal op middelbare leeftijd; gebitselementen gaan losstaan en vallen uit. parthenocarpie

parthenocarpie Vruchtontwikkeling bij planten zonder dat er bevruchting heeft plaatsgevonden. Komt voor bij o.a. paardebloemen en bananen en parthenogenesis

parthenogenesis (parthenogenese) Voortplanting door middel van onbevruchte vrouwelijke geslachtscellen. Komt voor bij planten (bijv. de paardebloem), participatie

participatie Het deelnemen aan iets. Participatie zal waarschijnlijk optreden als de hieraan verbonden risico's laag ingeschat worden en de eraan verbonden partus immaturus

partus immaturus Geboorte vóór de 29e zwangerschapsweek. Vroeger altijd dodelijk voor het kind; tegenwoordig kunnen een immatuur geboren kinderen partus serotinus

partus serotinus Geboorte na de 42e zwangerschapsweek. Naarmate de overschrijding van de normale zwangerschapsduur groter is, loopt de foetus pasgeborene

pasgeborene Zoogdier en mens in de eerste periode na de geboorte (bij de mens de eerste vier weken). Zeer kwetsbaar. Gaat ademhalen na het doorbreken passiebloemfamilie

passiebloemfamilie (Passifloraceae, orde cistusachtigen) Klimplanten en lianen met diep ingesneden bladeren en grote steunbladen. Grote bloemen; passief-agressieve persoonlijkheid

passief-agressieve persoonlijkheid Een type persoonlijkheid die weigert zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leven. Tegelijkertijd pathologie

pathologie (ziektenleer) Wetenschap die zich bezighoudt met de oorzaken, het verloop en de indeling van ziekten en de daarbij in het lichaam optredende patrijzen

patrijzen (geslacht Perdix, familie fazanten) Middelgrote hoenderachtigen die in open terreinen leven (heiden, venen en cultuurlandschappen). Standvogels. patroonherkenning

patroonherkenning (pattern recognition) Eigenschap van intelligente systemen (mensen, dieren, computers) om (ingewikkelde) patronen in een blik Pauling, Linus Carl

Pauling, Linus Carl (1901-1994) Amerikaans chemicus. Pauling was van 1931 tot 1964 hoogleraar aan het California Institute of Technology te Pasadena. Pauly, August

Pauly, August (1850-1914) Duits dierkundige. Hij was een expert in de pathologische anatomie van vogels en gaf voorts colleges in de praktische aspecten pauwen

pauwen (onderfamilie Pavoninae, familie fazanten) Grote hoendervogels op hoge poten; mannetjes met fraai gekleurde, zeer lange staartdekveren die Pavlov, Ivan Petrovitsj

Pavlov, Ivan Petrovitsj (1849-1936) Russisch fysioloog, hoogleraar te Sint-Petersburg in de farmacologie en de fysiologie. Pavlov verrichtte zijn gehele PCB's

PCB's (polychloorbifenylen) Koolstofverbindingen die ontstaan door chlorering van bifenyl. Worden op grote schaal toegepast in de industrie en techniek. pecannoot

pecannoot Langwerpige vrucht van de Carya pecan, een boom uit de okkernootfamilie, met een hoekige dop en smakelijk vruchtvlees. Aangeplant

pectinen

pectinen Polysacchariden, opgebouwd uit galacturonzuureenheden (afgeleid van galactose). Het zijn gelatineachtige stoffen, die een rol spelen als bindingsmateriaal pedagogische psychologie

pedagogische psychologie Vorm van toegepaste psychologie, gericht op het bestuderen van de psychologische aspecten van opvoeden en leren. Vanuit

pederastie

pederastie De seksuele omgang van een volwassen man met kinderen van hetzelfde geslacht. Pederastie is een voorbeeld van pedofilie.

Pedersen, Charles J.

Pedersen, Charles J. (1904-1989) Noors-Amerikaans chemicus. Kreeg samen met D.J. Cram en J.M. Lehn de Nobelprijs voor chemie van 1987 toegeke

pedicure

pedicure Beroep gericht op het verzorgen van voeten; voornaamste taak is het onbloedig behandelen van eelt en likdoorns. Zowel in Nederland als pedofilie

pedofilie Een zeer sterke aantrekkingkracht voelen tot kinderen. Seksuele gevoelens spelen daarbij een rol, maar ook interesse in de gevoels- en denkwereld pedogamie

pedogamie Vorm van conjugatie waarbij versmelting plaatsvindt van de kernen van twee dochtercellen van dezelfde cel.

peen

peen (Daucus carota, schermbloemenfamilie) Behaarde plant met dubbel- tot drievoudig geveerde bladeren met langwerpige slippen, witte of roze bloemen. Peers, Willy

Peers, Willy (geb. 1924) Belgisch vrouwenarts, hoogleraar aan de ULB. Peers werd op 17 januari 1973 gearresteerd op beschuldiging vele honderden pees

pees Witte, uit taaie bindweefselvezels opgebouwde band, die een spier verbindt met een bot. Van enige grote, platte spieren (bijv. de oppervlakkig peesletsel

peesletsel Letsel van een pees. Er treedt bewegingsbeperking op, die gepaard gaat met pijn ter plaatse van het letsel. Bij een totale verscheuring van peesschedeontsteking

peesschedeontsteking (tendovaginitis) Ontsteking van het bindweefselomhulsel van een pees. Meestal is een peesschedeontsteking het gevolg van

Pekelharing, Cornelis Adrianus

Pekelharing, Cornelis Adrianus (1848-1922) Nederlands arts; promoveerde op de bepaling van ureum in bloed en weefsels (1874). Leraar aan de pelikaanachtigen

pelikaanachtigen (orde Pelecaniformes, klasse vogels) Grote watervogels met poten met zwemvliezen, en lange snavels. Voedsel: vooral vis. Zes families: pelikanen

pelikanen (familie Pelecanidae, orde pelikaanachtigen) Grote watervogels met lange, brede vleugels en een reusachtige snavel; ondersnavel met uiterst pellagra

pellagra Ziekte veroorzaakt door een tekort aan nicotinezuur(amide). Verschijnselen: bruine, schilferige huid, ontstekingen van tong en mondslijmvlies, pemphigus

pemphigus (blaarziekte) Ernstige huidziekte die gepaard gaat met blaarvorming over het hele lichaam. De symptomen zijn grote blaren en spontane Pena, Pierre

Pena, Pierre (ca. 1530-ca. 1600) Frans plantkundige en arts. Er is weinig exacte informatie over zijn leven. Hij studeerde waarschijnlijk geneeskunde penhorens

penhorens (familie Turritellidae, klasse slakken) Slakken met meestal geel gevlekte, dunne, torenvormige schelp met veel windingen die langzaam penicilline

penicilline Oudst bekende antibioticum; in 1928 beschreven door A. Fleming, in 1941 gezuiverd en voor therapeutisch gebruik beschikbaar gekomen. penis

penis Deel van het mannelijk geslachtsorgaan dat bij copulatie in het vrouwelijk geslachtsorgaan wordt gebracht, waarna inwendige bevruchting kan penisgezwel

penisgezwel Een gezwel in de penis zelf komt zeer zelden voor. Veel vaker is het gezwel gelokaliseerd op de eikel of aan de binnenzijde van de voorhuid. penisnijd

penisnijd In de psychoanalyse wordt deze term gebruikt voor de (onbewuste) jaloezie die bij vrouwen en meisjes ontstaat wanneer ze ontdekken dat penissymbool

penissymbool Volgens Freud bestaat er een keur van voorwerpen die bijvoorbeeld in dromen als zinnebeeld gebruikt worden voor het mannelijke lid. penningkruid

penningkruid Lysimachia nummularia, sleutelbloemfamilie) Kruipende plant met ronde bladeren en grote gele bloemen. Groeit in onze streken op vochtige pens

pens (rumen) Eerste voormaag van herkauwers waarin het voedsel, afkomstig uit de slokdarm, door bacteriën en eencelligen wordt aangetast (vooral penseelschimmels

penseelschimmels (geslacht Penicillium, klasse zakjeszwammen) Schimmels bestaande uit een stelsel van schimmeldraden waarop lange, rechtopsta

penseelvissen

penseelvissen (familie Hemiodontidae, orde karperachtigen) Zijdelings afgeplatte zoetwatervissen, tot 15 cm lang, vinnen meestal kleurloos en doo

pentosefosfaatcyclus

pentosefosfaatcyclus Afbraak van glucose door directe oxydatie; dit proces komt voor naast de citroenzuurcyclus. Uit glucose wordt eerst, ten koste penwortel

penwortel Hoofdwortel van een plant, die dikker is dan de andere wortels en vrijwel recht naar beneden gaat. Vooral bekend bij suikerbiet, paardebloem peperachtigen

peperachtigen (familie Piperaceae, orde Piperales) Kruiden, struiken en slingerplanten met vaak vlezige bladeren en kleine bloemen. Tien geslachten peperboompjesfamilie

peperboompjesfamilie (Thymelaeaceae, orde Thymelaeales) Kleine struiken met sterk geurende bloemen zonder bloemkroon. Ca. 50 geslachten met pepermunt

pepermunt (Mentha piperita, lipbloemenfamilie) Plant met lila bloemen in hoofdjes of schijnaren. Bevat pepermuntolie die door destillatie uit de bladeren peppil

peppil Populaire benaming voor pil die gebruikt wordt ter onderdrukking van vermoeidheid. Bevat amfetamine of daarvan afgeleide stoffen.

peptidasen

peptidasen (proteasen) Eiwitsplitsende enzymen die een of twee aminozuren van een eiwit afsplitsen. Uitgescheiden door darmsapklieren.

perceptie, auditieve Het waarnemen van geluiden.

perceptieslechthorendheid

perceptieslechthorendheid Slechthorendheid door een stoornis in het eigenlijke zintuigorgaan in het binnenoor (orgaan van Corti) of de hersenen. perceptie, auditieve

perceptuele afweer

perceptuele afweer Het verhogen van de drempel voor onaangename stimuli voordat deze tot het bewustzijn doordringen. Dit komt bijvoorbeeld aan perceptuele sensitisatie

perceptuele sensitisatie Ook perceptuele vigilantie. Het verlagen van de waarnemingsdrempel voor aangename stimuli, zodat minder sterke prikkels

perchloorethyleen

perchloorethyleen (tetrachlooretheen, per) Koolstofverbinding. Kleurloze vloeistof met karakteristieke geur; dichtheid 1624 kg/m3; kookpunt: 121°peren

peren (geslacht Pyrus, rozenfamilie) Houtige planten met eironde, gezaagde bladeren en tot drie cm grote, witte bloemen in schermvormige trossen; pericarditis

pericarditis Ontsteking van het pericard, het hartspierzakje. Deze ontsteking kan het gevolg zijn van een infectie met een virus of een bacterie of een pericykel

pericykel (pericambium) Eén cellaag dik weefsel tussen de centrale cilinder (stele) en de endodermis van de wortel, waaruit zich kurkweefsel en zijwortels periderm

periderm Secundair beschermend weefsel dat is afgeleid van het kurkcambium (fellogeen) en bij beschadiging de epidermis vervangt in stengels en perikaryon

perikaryon Endoplasmatisch reticulum bij dierlijke cellen.

perilymfe

perilymfe De vloeistof die het binnenoor (labyrint) omhult en isoleert van de uitholling in het rotsbeen.

perineum

perineum Het tussen anus en uitwendige geslachtsorganen gelegen gebied. Bestaat uit huid, onderhuids bindweefsel en spieren.

perineumruptuur

perineumruptuur Inscheuren van het weefsel tussen de schede en de anus (perineum). Dit gebeurt meestal tijdens een bevalling bij de geboorte van periodieke onthouding

periodieke onthouding Onbetrouwbare methode van anticonceptie, die berust op seksuele onthouding gedurende de dagen van de menstruatiecyclus peristaltiek

peristaltiek Zich golfvormig voortbewegende samentrekkingen en ontspanningen van een gespierde holle buis (bijv. darm, eileider, urineleider). Treedt peristoom

peristoom (plantk.) Rand van tandjes rond de opening in het sporenkapsel van bladmossen die bij droog weer uiteenwijken, zodat de sporen kunnen permeabiliteit (biol.)

permeabiliteit (biol.) Doorlaatbaarheid, bijvoorbeeld voor water of bepaalde ionen.

pernicieuze anemie

pernicieuze anemie Bloedarmoede die berust op een tekort aan vitamine B-12. Deze vitamine is een van de bouwstenen van rode bloedcellen. Een peroxysomen

peroxysomen Celorganellen die net als glyoxysomen gerekend worden tot de 'microbodies'; ze bezitten enzymen die nodig zijn voor de glycolaatstofwisseling perseveratie

perseveratie Dwangmatige herhalingen in de gedachtengang die nergens toe leiden.

persistentie

persistentie De weerstand die synthetische koolstofverbindingen bieden aan biologische afbraak. Veel bestrijdingsmiddelen worden moeilijk afgebr

personalistische psychologie

personalistische psychologie Stroming in de psychologie waarin de nadruk wordt gelegd op de studie van de mens als uniek individu. In het bijzonder personeelspsychologie

personeelspsychologie Tak van de psychologie die menselijke prestaties in het werk probeert vast te stellen en te voorspellen. Daarnaast wordt personeel personificatie

personificatie 1. (persoonsverbeelding) Belichaming, incarnatie als persoon. Een vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen of abstracte begrippen persoonlijkheid

persoonlijkheid Een moeilijk te definiëren begrip dat staat voor de eigenschappen van een persoon. Het woord persoonlijkheid stamt af van het Latijnse persoonlijkheidsleer

persoonlijkheidsleer Ook persoonlijkheidspsychologie en soms personologie. De systematische bestudering van de persoonlijkheid.

persoonlijkheidsstoornis

persoonlijkheidsstoornis 1. Een stoornis in de persoonlijkheid die niet alleen voor de betrokkene zelf, maar ook voor diens omgeving lastig is. Dit persoonlijkheidstest

persoonlijkheidstest Psychologische test voor het maken van een persoonlijkheidsbeoordeling, meestal toegespitst op typerende gedragswijzen. Hiertoe persoonlijkheidstheorieën

persoonlijkheidstheorieën Een theoretisch kader waarbinnen normaal en abnormaal gedrag en de mogelijkheden tot verandering van ongewenst gedrag persoonlijkheidstrekken

persoonlijkheidstrekken Duurzame eigenschappen die een persoonlijkheid in meer of minder sterke mate kan bezitten. 1. De Amerikaanse psycholoog persoonlijkheidsvragenlijst

persoonlijkheidsvragenlijst Lijst met een door een proefpersoon te beantwoorden groot aantal schriftelijke vragen die betrekking hebben op eigenscha

perspectief (alg.)

perspectief (alg.) De waarneming van de ruimtelijke samenhang van voorwerpen op verschillende afstanden van de waarnemer. Hierbij spelen een perspiratio insensibilis

perspiratio insensibilis Onmerkbare afgifte van water uit het lichaam. Geschiedt door verdamping aan het huidoppervlak en via de uitgeademde luch

Perthes, ziekte van

Perthes, ziekte van Een groeistoornis van de gewrichtskop van het dijbeen ter hoogte van de heup. Het is één van de vormen van osteochondritis. Perutz, Max Ferdinand

Perutz, Max Ferdinand (geb. 1914) Oostenrijks-Brits biochemicus, hoogleraar te Cambridge. Onderzocht eiwitten en de vorming daarvan; stelde me

perversie

perversie het altijd of alleen dan bereiken van een orgasme wanneer er juist geen 'normaal' genitaal contact plaatsvindt. Perversie is een enigszins verouderd perzik

perzik (Prunus persica, rozenfamilie) Boom met roze bloemen, oorspronkelijk uit China. In vele variëteiten gekweekt om de grote, smakelijke, sappige pessarium

pessarium (vrouwenring) Ringvormig voorwerp dat in de vagina wordt aangebracht en steun geeft bij een verzakking van vagina en/of baarmoeder. pest

pest Infectie met de bacterie Yersinia pestis, die op de mens wordt overgebracht door een beet van de rattevlo. Pest komt nog voor in India, Pakistan, pesticiden

pesticiden Bestrijdingsmiddelen. Deze term omvat herbiciden, fungiciden, nematociden, insecticiden enz.

pestvogels

pestvogels (familie Bombycillidae, orde zangvogels) Ongeveer spreeuwgrote vogels. Drie onderfamilies met 5 geslachten en 8 soorten. Bekend geslacht: peterselie

Peter's principle In iedere hiërarchische organisatie zullen de werknemers opklimmen tot het niveau waarop zij onbekwaam zijn. Deze wet is opgesteld petit-mal-insult

peterselie (Petroselinum crispum, schermbloemenfamilie) Plant met van onderen drievoudig geveerde en van boven drietallige bladeren, geelachtig Peter's principle

petit-mal-insult (absence) Epileptische aanval, gekenmerkt door een kortdurend bewustzijnsverlies van maximaal 1 minuut. De patiënt verstart midden Pettenkofer, Max Joseph von

Pettenkofer, Max Joseph von (1818-1901) Duits chemicus en hygiënist, was aanvankelijk apotheker en werd in 1853 hoogleraar medicinale chemie petting

petting Amerikaanse term voor vrijen, meestal met betrekking tot het uit de jaren vijftig bekende patroon van heimelijk seksueel contact tussen jongens petunia's

petunia's (geslacht Petunia, nachtschadefamilie) Kruidachtige planten met eironde bladeren, alleenstaande bloemen met trechtervormige bloemkroon peul

peul Eenhokkige, langs twee naden openspringende, meestal meerzadige doosvrucht met dubbele zaadlijst en schijnbaar één rij zaden. Komt voor bij peulvruchten

peulvruchten Tuinbouwgewassen uit de vlinderbloemenfamilie, waarvan de eetbare vrucht een meerzadige peul is. De meeste peulvruchten zijn afk

peuter

peuter Benaming voor een kind van ca. 1 tot 4 jaar. Leert in deze periode o.m. lopen en wordt zindelijk. Mede daardoor gaat het zichzelf steeds meer Pfeiffer, ziekte van

Pfeiffer, ziekte van (klierkoorts, mononucleosis infectiosa) Besmettelijke ziekte, die wordt veroorzaakt door het zgn. Epstein-Barr-virus. Dit virus Pflüger, Eduard Friedrich Wilhelm

Pflüger, Eduard Friedrich Wilhelm (1829-1910) Duits fysioloog. Hij studeerde geneeskunde te Marburg en Berlijn (onder andere bij J. Müller en phi-fenomeen

phi-fenomeen Ook stroboscopische beweging. De waarnemingsillusie dat verschillende statische beeldjes lijken te bewegen als zij elkaar snel opvolgen. phylum

phylum (fylum, stam) Taxonomische eenheid in het dierenrijk waarin een aantal verwante klassen zijn bijeengebracht. De wetenschappelijke naam is Physiologus

Physiologus (Gr.: physiologos = natuurvorser) Een in de Vroege Middeleeuwen populair-theologisch allegorisch werk, dat merkwaardigheden uit de pia mater

pia mater Binnenste der drie hersenvliezen. Zacht vlies met vele bloedvaten. Sluit overal nauw aan op het oppervlak van hersenen en ruggemerg.

Piaget, Jean William Fritz

Piaget, Jean William Fritz (1896-1980) Zwitsers zoöloog en psycholoog, hoogleraar te Genève en Parijs en directeur van het Institut J.J. Rouseau pibloktoq

pibloktoq Ook Arctische hysterie. Een bij Eskimo's voorkomende geestelijke stoornis, die wel wat weg heeft van latah. Het betreft hier een aanval die pica (psychol.)

pica (psychol.) Pica is een Latijns woord voor ekster. In de psychiatrie wordt deze term gebruikt voor de ziekelijke neiging om niet eetbare dingen, Pickwick-syndroom

Pick, ziekte van Een vorm van dementie die zich al op vrij jonge leeftijd ontwikkelt en waarbij sprake is van een ernstige achteruitgang van verstandelijke piekervaring

Pickwick-syndroom Geheel van verschijnselen dat voorkomt bij en waarschijnlijk het gevolg is van extreem overgewicht; voor het eerst beschreven Pick, ziekte van

piekervaring Het boven zichzelf uitstijgen, waardoor de grenzen met de wereld vervagen. Het voorkomen van dit mystieke, harmonieuze en intens plezierige piepers

piepers Enkele geslachten die met de kwikstaarten de vogelfamilie Motacillidae vormen. Slanke, meestal bruin gestreepte en gevlekte vogels die zich Pieter Baan Centrum, Het

Pieter Baan Centrum, Het Psychiatrische observatiekliniek van het gevangeniswezen, gevestigd te Utrecht. De naam is ontleend aan de oprichter en

pietermannen

pietermannen (familie Trachinidae, orde baarsachtigen) Roofvissen met giftige stekels op de kieuwdeksel en de eerste rugvin. Leven langs de kusten pigment

pigment In de natuur voorkomende kleurstof veelal opgehoopt in speciale pigmentcellen. Bij planten zijn bijv. lichtgevoelige pigmenten aanwezig in pigmentatiestoornissen

pigmentatiestoornissen Ziekten waarbij de normale pigmentverdeling in het lichaam is verstoord. Dit kan een tekort of teveel aan pigment zijn, maar pigmentlaag

pigmentlaag Binnenste laag van het netvlies, waarin het pigment is geconcentreerd in speciale cellen. Het pigment kan zich bij belichting van het netvlies pijlstaartroggen

pijlstaartroggen (familie Dasyatidae, orde roggen) Kraakbeenvissen met giftige stekel; stekel blijft na steek in de wond achter, maar kan weer aangroeien. pijlstaartvlinders

pijlstaartvlinders (familie Sphingidae, orde vlinders) Grote, fors gebouwde vlinders met zeer lange roltong (tot 28 cm). Van belang voor bestuiving pijlstormvogels

pijlstormvogels (onderfamilie Procellariinae, familie stormvogels) Vogels, tot 55 cm, met lange, slanke vleugels en een vrij lange, fijne snavel. Broedgebied pijlwormen

pijlwormen (stam Chaetognatha) 1-10 cm lange dieren met een doorschijnend, torpedovormig lichaam met vinnen. Ca. 40 soorten leven in zee (belangrijk pijn

pijn Onaangename sensatie die vaak ontstaat door weefselbeschadiging, maar waarvan de oorzaak soms ook geheel onbekend is. Bij pijn door weefselbeschadiging pijnappelklier

pijnappelklier (epifyse) Klein uitgroeisel van het dak van de tussenhersenen (diëncephalon) bij gewervelde dieren. De pijnappelklier produceert het pijngrens

pijngrens Grens voor geluidssterkte waarboven geluiden als pijnlijk worden ervaren. Deze grens ligt bij 120 dB in het midden van het toongebied.

pijnlijke geslachtsgemeenschap

pijnlijke geslachtsgemeenschap (dyspareunie) Het optreden van pijn tijdens de geslachtsgemeenschap. Deze pijn kan optreden bij het binnenkomen pijnstillend middel

pijnstillend middel (analgeticum) Geneesmiddel waarmee pijn kan worden bestreden. Twee grote groepen: 1. opiaten, waarvan de werking berust op

pijnwaarneming

pijnwaarneming Ook pijnperceptie en nociceptie. De ervaring van pijn is van vitaal belang voor het overleven. Het is een acuut waarschuwingssignaal pijnzin

pijnzin Gewaarwording van pijn is voor mens en dier van belang, omdat het een waarschuwende functie heeft. Net zo goed als door 'beloning' kan gedrag pijpbeen

pijpbeen Langwerpig, min of meer cilindrisch bot met in het midden een met geel beenmerg gevulde holte. Tot de pijpbeenderen behoren de botten pijpbloemfamilie

pijpbloemfamilie (Aristolochiaceae, orde pijpbloemen Aristolochiales) Vooral slingerplanten met verspreide bladeren en zak- of mutsvormige bloemen. pijpestrootje

pijpestrootje (Molinia caerulea, grassenfamilie) Tot 1 m hoog gras, bloeit van juli tot september met smalle, hoge, donkere pluimen; zodevormend pika's

pika's (fluithazen, geslacht Ochotona, orde haasachtigen) Haasachtigen met roodbruine en grijze vacht, staart niet zichtbaar; korte, afgeronde oorschelpen; pikorde

pikorde (Eng: pecking order) De dominantiehiërarchie. De term werd in 1935 voor het eerst gebruikt door T. Schjelderup-Ebbe om de hiërarchie bij pil

pil 1. Met de hand bereide toedieningsvorm van een geneesmiddel, bestaande uit werkzame stoffen en hulpstoffen (meestal droppoeder en zoethoutpoeder). pillendraaiers

pillendraaiers (geslacht Scarabaeus, bladsprietigen) Mestkevers die een aantal vrijwel ronde mestballen naar het nest rollen; in één wordt het ei gelegd pilvarenfamilie

pilvarenfamilie (Marsileaceae, orde watervarens) Moeras- of waterplanten met kruipende stengels en sporendoosjes aan de voet van de bladeren. Jonge pimpernel

pimpernel (geslacht Sanguisorba, rozenfamilie) Kruidachtige planten met geveerde bladeren en kleine bloemen zonder bloemkroon met vier kelkslippen, pimpernootfamilie

pimpernootfamilie (Staphyleaceae, orde Sapindales) Bomen of heesters met tegenoverstaande bladeren en ronde, op erwten lijkende vruchten. Vijf Pinel, Philippe

Pinel, Philippe (1745-1826) Frans arts; was van mening dat geesteszieken zonder tot dan toe gebruikelijke barbaarse middelen (als dwangbuizen, purgatie, pinguïns

pinguïns (orde Sphenisciformes, klasse vogels) Vogels die niet kunnen vliegen maar prima kunnen zwemmen. Torpedovormig lichaam; glad, waterdicht pinocytose

pinocytose De opname van microscopisch kleine vloeistofdruppels door levende cellen. Komt o.a. voor bij sommige eencelligen (Protozoa), slijmzwammen pioenen

pioenen (geslacht Paeonia, ranonkelfamilie) Kruidachtige planten of struiken met verspreide bladeren en zeer grote, ongespoorde bloemen met leerachtige pioniervegetatie

pioniervegetatie Eerste begroeiing op een terrein dat tot voor kort onbegroeid was. Bestaat uit één of meer plantesoorten die een grote tolerantie hebben piramidaal systeem

piramidaal systeem Onderdeel van het zenuwstelsel dat dient voor het tot stand brengen van bewuste bewegingen. Omvat de cellichamen in een bepaald piraya's

piraya's (piranja's, familie Serrasalmidae, orde karperachtigen) Beenvissen met zware kaken en scherpe, stevig verankerde tanden die een doorlopende pisbuisontsteking

pisbuisontsteking (urethritis) Ontsteking van de pisbuis. Er wordt onderscheid gemaakt tussen pisbuisontsteking door gonorroe en gewone pisbuisontsteking. pisbuisvernauwing

pisbuisvernauwing (urethrastenose) Een vernauwing van de pisbuis, waarbij de urinelozing ernstig kan worden belemmerd. Er bestaan verschillende pissebedden

pissebedden (orde Isopoda, onderklasse hogere kreeften) Hoog ontwikkelde kreeften, waarvan vele soorten aan het landleven zijn aangepast. Meestal pitvrucht

pitvrucht Vlezige vrucht met een dunne buitenste laag (schil) en een vlezige middenlaag, waarbij de zaden liggen opgesloten in een leerachtig klokhuis, pityriasis rosea

pityriasis rosea Onschuldige huidaandoening, gekenmerkt door het bestaan van typerende plekjes, 'medaillons', die van binnen geel zijn met een rode pityriasis versicolor

pityriasis versicolor Weinig jeukende, oppervlakkige schimmelinfectie van de huid, gekenmerkt door roze tot bruine plekjes. De aandoening wordt plaag

plaag Het massaal optreden van door de mens als schadelijk ervaren organismen. Een dergelijke explosieve ontwikkeling van bepaalde planten of dieren plaatjeszwammen

plaatjeszwammen (onderorde Agaricales, klasse steeltjeszwammen) Schimmels met duidelijke vruchtlichamen (paddestoelen), die vlezig zijn, breekb

plaatkieuwigen

plaatkieuwigen (onderklasse Elasmobranchii, klasse kraakbeenvissen) Vissen met aan weerszijden ten minste vijf kieuwspleten en kieuwen, meesta

placebo

placebo Een als geneesmiddel gepresenteerde stof die geen werkzame bestanddelen bevat. Placebo's kunnen bijvoorbeeld alleen onschadelijk zetmeel placenta

placenta (moederkoek, nageboorte) Orgaan dat rijk is aan bloedvaten en dient voor de uitwisseling van voedingsstoffen, ademhalingsgassen en afbraakproducten placenta accreta

placenta accreta (vastzittende moederkoek) Het niet geboren worden van de placenta binnen 1 uur na de geboorte van het kind. De moederkoek scheurt placenta praevia

placenta praevia (voorliggende placenta) Ligging van de placenta in de baarmoederrand, waardoor deze bij de bevalling als eerste geboren zou worden. placentabarrière

placentabarrière Doordat in de moederkoek de bloedvaten van de moeder en die van het kind gescheiden zijn, kunnen onder normale omstandigheden placentaloslating

placentaloslating (solutio placentae, moederkoekloslating) Loslating van de placenta van de baarmoederwand gedurende de zwangerschap. Ze ontstaat Placodermi

Placodermi Klasse van uitgestorven, van kaken voorziene, vaak gepantserde vissen. Ze kwamen voor in het Devoon en werden tot 10 meter lang.

plakken

plakken Gegevens bijv. vanuit het klembord in een toepassing plaatsen.

plankton

plankton Alle levende organismen die in het water zweven of drijven en niet of nauwelijks zelfstandig kunnen bewegen; zij zijn onderworpen aan waterstromingen. plankton, dierlijk

plankton, dierlijk (zoöplankton) Plankton bestaande uit dierlijke organismen. Consumenten van plantaardig plankton. Hoofdvoedsel voor vele hogere plankton, plantaardig

plankton, plantaardig (fytoplankton) Plankton bestaande uit plantaardige organismen. Zeer belangrijk als producent van organische stof (fotosynthese; plant

plant Een- of meercellig organisme, opgebouwd uit eukaryote cellen en, in tegenstelling tot dieren, meestal in staat tot foto- of chemosynthese, d.w.z. plantehaar

plant, eenhuizige (monoecie) Plant waarop mannelijke en vrouwelijke (eenslachtige) bloemen voorkomen, bijv. elzen.

plant, eenjarige

plant, eenjarige (annuel) Plant die in één jaar of in één seizoen kiemt, zich ontwikkelt, bloeit, zaden geeft en afsterft, bijv. afrikaantjes en klaprozen.

plant, tweehuizige

plant, tweehuizige (dioecie) Plant die óf alleen mannelijke, óf alleen vrouwelijke bloemen draagt, bijv. wilgen en populieren.

plant, tweejarige

plant, tweejarige Plant die de levenscyclus binnen twee jaar voltooit. Het eerste jaar wordt een wortelrozet van bladeren gevormd en reservevoedsel

plantehaar (trichoom) Levend of dood, een- of meercellig, dun uitsteeksel op de opperhuid van planten. Van groot belang zijn brandharen (verdediging planteneters

planten, dagneutrale Planten waarvoor de daglengte niet bepalend is voor de bloei. Dit in tegenstelling tot kortedag- en langedagplanten.

planteneters (herbivoren) Dieren die plantaardig voedsel eten. Komen voor in alle diergroepen. Plantenetende zoogdieren bezitten meestal een aangepast plantengemeenschap

plantengemeenschap (fytocoenose, plantengezelschap) De (concrete) vegetatie in een bepaald gebied. Een plantengemeenschap bestaat meestal u

plantengeografie

plantengeografie (fytogeografie) Wetenschap waarin men de verspreiding van wilde plantesoorten over het aardoppervlak onderzoekt. Mondiaal onderscheidt plantenrijk

plantenrijk (regnum plantarum) Taxonomische eenheid waarin de ongeveer 400.000 soorten planten zijn ondergebracht. De soorten worden door systematici plantenveredeling

plantenveredeling Kweekmethode met als doel verbetering van cultuurgewassen. In het bijzonder wordt hierbij gelet op opbrengst, kwaliteit en resistentie Plantenziektekundige Dienst

Plantenziektekundige Dienst Organisatie, opgericht in 1899, gevestigd te Wageningen, belast met het voorkomen en bestrijden van plantenziekten planten, dagneutrale

planteras

planteras (cultivar, cultuurvariëteit) Resultaat van kruisingen van één of meer wilde plantesoorten met bepaalde gewenste eigenschappen (bijv. resistentie plantetumors

plantetumors (plantenkanker) Planteziekten waarbij celwoekeringen optreden. Men onderscheidt tumors en kanker. Een tumor woekert door ook als planteziektenkunde

planteziektenkunde (fytopathologie) Wetenschap waarin men de bestrijding van planteziekten bestudeert. Tot de planteziekten rekent men zowel ziekten plantezuigers

plantezuigers (planteluizen en cicadeachtigen, orde Homoptera, klasse insecten) Insekten met een steeksnuit, geheel vliezige voor- en achtervleugels plant, eenhuizige

plasmacellen

plasmacellen Geheel volwassen, geactiveerde B-lymfocyten. Scheiden antistoffen uit. Plasmacellen hebben een uitgebreid endoplasmatisch reticulum; plasmastroming

plasmastroming Beweging van het protoplasma in de cel, mede onder invloed van buitenaf (licht, chemicaliën e.d.). Meestal ongericht, maar bij eencellige plasmiddel

plasmiddel (diureticum) Geneesmiddel dat de uitscheiding van water en zout door de nieren bevordert. Vooral toegepast bij oedeem en ook bij de behandeling plasmiden

plasmiden Kleine DNA-moleculen in bacteriën die zich zelfstandig vermenigvuldigen. Ze bestaan uit een ringvormige DNA-dubbelstreng. Vaak bevatten plasmodesmata

plasmodesmata Dunne protoplasmadraden met een diameter van ca. 30-60 nm die via een porie in de celwand van de ene (hogere) plantecel naar de plasmolyse

plasmolyse Het loslaten van de celinhoud van de celwand bij plantecellen. Treedt bij levende cellen (meestal reversibel) op als gevolg van uitdroging plastide

plastide Korrelvormig celorganel in plantecellen met eigen DNA en vaak met pigment. Ontstaat uit een proplastide: hoeveelheid protoplasma omgeven plaswekker

plaswekker Een apparaat dat gebruikt wordt tegen bedplassen. Het wordt gemaakt in verschillende uitvoeringen, maar de essentie ervan is dat er een plataanfamilie

plataanfamilie (Platanaceae, orde toverhazelaars Hamamelidales) Grote bomen met een afschilferende bast en handlobbige bladeren; eenslachtige platonische liefde

platonische liefde 1. Een belangrijk onderdeel van de ideeënwereld van Plato. Liefde of Eros vatte hij op als het streven van de ziel naar echte, mooie platschelpen

platschelpen (familie Tellinidae, klasse tweekleppigen) Platte weekdieren met grote voet; schelp rond tot ovaal, soms snavelvormig uitlopend, lengte platvissen

platvissen (orde Pleuronectiformes, klasse beenvissen) Sterk afgeplatte vissen met twee ogen naast elkaar op de bovenliggende zijde, die meestal duidelijk platvoet

platvoet (pes planus) Voet waarvan de voetboog is doorgezakt, zodat de hele voetzool de grond raakt. Normaal is er een welving van de voet; de binnenkant platwormen

platwormen (stam Platyhelminthes, onderrijk meercelligen) Tweezijdig symmetrische dieren die opgebouwd zijn uit drie lagen cellen: entoderm, ectoderm pleinvrees

pleinvrees (agorafobie) Ziekelijke angst voor grote, open ruimten. Evenals andere fobievormen te herleiden tot een neurotische projectie van innerlijke plesiosauriërs

plesiosauriërs (orde Plesiosauria, klasse reptielen) Uitgestorven reptielen uit Jura en Krijt. Leefden in zee. Breed en plat lichaam met tot spanen uitgegroeide plevieren

plevieren (familie Charadriidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Vogels met een vrij gedrongen lichaam, lange poten en een dikke, middelmatig plomberen

plomberen Het opvullen van een in het lichaam ontstane holte (meestal in een gebitselement) met een kneedbaar materiaal.

pluimstaartapen

pluimstaartapen (onderfamilie Petheciinae, familie grijpstaartapen) Apen met een dikke pels bestaande uit haren die zijdelings kunnen worden uitgez

pluimvee

pluimvee Vogelsoorten die worden gehouden om vlees en eieren, soms ook het dons. Vooral kippen, maar ook eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders pneumothorax

pneumo-encefalografie Röntgenologisch onderzoek van de hersenen waarbij als contrastmiddel lucht wordt gebruikt. De lucht wordt ingebracht via

pneumothorax (klaplong) Situatie waarin zich lucht tussen de long en de binnenzijde van de borstkas bevindt. In deze ruimte, de pleuraholte, is onder pneumo-encefalografie

poelslakken

poelslakken (familie Lymnaeidae, klasse slakken) Zoetwaterslakken met een vrij stevige schelp, vorm afhankelijk van het biotoop. Alleseters. Bekende poema

poema (Puma concolor, familie katachtigen) Flink roofdier met kleine, ronde kop en opvallend slank lichaam; lange, ronde staart; vacht uiteenlopend poes

poes Vrouwtjeskat. Meermalen per jaar bronstig (krols). Pas nadat zij gedekt is, vindt de ovulatie plaats, zodat paring vrijwel altijd tot een nest met poetsgedrag

poetsgedrag Gedrag van veel dieren (vooral vogels) met als doel het reinigen van verenkleed of vacht. Vaak geritualiseerd in conflictsituaties. Bij eenden pokken

pokken (variola) Virusinfectie met het pokvirus dat de mens als enige bron heeft. Hierdoor is het mogelijk geweest het virus uit te roeien. In 1980 is polariteit

polariteit Elke stroombron (juister: spanningsbron) heeft op de ene pool een teveel aan elektronen en op de andere pool een tekort. Er is verschil in p

poliep (biol.)

poliep (biol.) Vastzittende vorm van holtedieren, meestal de ongeslachtelijke generatie in een generatiewisseling met vrijzwemmende kwallen. Uit de poliep (med.)

poliep (med.) Gesteeld gezwel van slijmvlies. Kan overal waar zich slijmvlies bevindt optreden, bijv. in neus, baarmoeder, blaas of endeldarm, en kan polikliniek

polikliniek Afdeling van een ziekenhuis waar patiënten, zonder opgenomen te worden, onderzocht en behandeld kunnen worden met gebruikmaking politieke psychologie

politieke psychologie Onderdeel van de politicologie, waarin de machts- en gezagsverhoudingen tussen mensen onderling centraal staan. Onderwer

politiepsychologie

politiepsychologie Onderdeel van de toegepaste psychologie, waarin psychologische problemen in het werk van de politie worden benaderd vanuit pollen

pollen (stuifmeel) Mannelijke haploïde stadia in de levenscyclus van bedekt- en naaktzadigen. Pollenkorrels ontstaan door reductiedeling uit pollenmoedercellen. pollenanalyse

pollenanalyse Ouderdomsbepaling door middel van de analyse van stuifmeelkorrels. Men onderzoekt type en aantal van de stuifmeelkorrels (pollen) pols

pols 1. Grensgebied tussen arm en hand. 2. Na elke samentrekking van het hart optredende verwijding van de grote slagaders. Begint in de aorta en plant polycythemie

polycythemie Verhoging van het aantal rode bloedcellen. De functie van rode bloedcellen is het vervoeren van zuurstof. Een polycythemie kan ontstaan polyfenie

polyfenie (pleiotropie) Veelzijdige werking van één gen. Soms bepaling van duidelijk verwante eigenschappen (bijv. pigmentvorming in verschillende polymerie

polymerie (polygenie) Zelfde 'optellende' werking van verschillende genen. De kolfkleur van maïs bijv. wordt bepaald door meer dan één gen. Bij de polymorf pervers

polymorf pervers Een bewust provocerende karakterisering van de veelzijdige seksuele instelling van kinderen, die gegeven werd door Sigmund Freud. polymorfie

polymorfie Verschil in uiterlijk tussen dieren van dezelfde soort, meestal samenhangend met hun functie. In een kolonie van staatkwallen vindt men polymyalgia rheumatica

polymyalgia rheumatica Spieraandoening die vooral bij wat oudere vrouwen voorkomt. Er ontstaat meestal plotseling hevige pijn in de spieren ron

polyneuritis

polyneuritis Aandoening van verschillende zenuwen tegelijkertijd, waarbij de verschijnselen symmetrisch zijn, aan de benen duidelijker dan aan de polyploïdie

polyploïdie In meer dan tweevoud voorkomen van alle chromosomen in de celkern. Komt spontaan in de natuur voor bij enkele dieren en bij vele planten. polyposis coli

polyposis coli De aanwezigheid van verschillende darmpoliepen, voornamelijk in de dikke darm (colon). Meestal bedoelt men hiermee de familiaire polysacchariden

polysacchariden (meervoudige suikers) Polymeren opgebouwd uit suikereenheden. Vele komen in de natuur voor als bouwmateriaal of reservevoedsel, polysaproob

polysaproob Sterk verontreinigd met organische stoffen, aanduiding van de kwaliteit van zoet water; het wordt gekenmerkt door zuurstoftekort en de polysoom

polysoom Groep ribosomen met één mRNA molecuul, waarbij elk ribosoom een eiwitketen vormt met informatie uit het ene mRNA-molecuul.

pompoenen

pompoenen (geslacht Cucurbita, komkommerfamilie) Planten met ranken en grote bladeren, meestal grote gele bloemkroon. Twaalf soorten, w.o. de Pontederiaceae

Pontederiaceae Familie van de orde lelieachtigen (Liliales). Omvat waterplanten met wortelstok, vergroeid bloemdek en drie lange en drie korte meeldraden. pony's

pony's Paarden met een schouderhoogte tot 147 cm. Verschillende rassen, waarvan de Welsh pony zich het meest heeft verspreid (ideaal rijpaard voor poolkernen

pool, animale (generatieve pool) Dooierarm deel van een telolecithaal ei; plaats waar de delingen van de eicel plaatsvinden. Het dooierrijke deel noemt poortader

poolkernen De twee centraal in de embryozak gelegen kernen, beide haploïd. Ze versmelten tot secundaire embryozakkern en vervolgens met een van poolvossen

poolvossen (geslacht Alopex, familie hondachtigen) Zoogdieren die uiterlijk op vossen lijken, maar hoger op de poten staan; bouw van schedel en tanden pool, animale

poortader (vena portae) Korte (bij de mens 2-3 cm), dikke ader, die het zuurstofarme bloed uit maag, milt, alvleesklier en darm afvoert en de in de darm pop

pop (pupa) Stadium in de volledige gedaanteverwisseling van insecten; geen voedselopname en geen of geringe beweeglijkheid. Ontstaat uit een larv

poppers

poppers Hard drug. Chemische bereiding, amylnitriet of butylnitriet. Wordt gesnoven. In de jaren zeventig populair geworden, met name onder homoseksuele populatie (biol.)

populatie (biol.) Groep organismen van dezelfde soort die een ruimtelijke en tijdelijke eenheid vormen en zich in het algemeen binnen de populatie populieren

populieren (geslacht Populus, wilgenfamilie) Snelgroeiende, tweehuizige loofbomen; bladeren verschijnen na de bloei. Vele soorten op vochtige terreinen porfyrineringsystemen

porfyrineringsystemen Groep biologische pigmenten, waartoe o.a. hemoglobine, cytochromen en chlorofyl behoren. De porfyrinering wordt gevormd

Porter, Rodney Robert

Porter, Rodney Robert (1917-1985) Brits biochemicus, verbonden aan het Institute for Medical Research te Londen (1949-1960), hoogleraar immuno

Portielje, Anton Frederik Johan

Portielje, Anton Frederik Johan (1886-1965) Nederlands dierkundige en journalist. Vanaf 1906 werkzaam bij Artis, o.a. als hoofd van de voorlichtingsdien

Portmann, Adolf

Portmann, Adolf (geb. 1897) Zwitsers bioloog. Ontwikkelde een nieuwe antropologie waarin de gedachte centraal staat dat de mens uniek is, zich niet posteleinfamilie

posteleinfamilie (Portulacaceae, orde muurachtigen) Kruidachtige planten met vaak vlezige, tegenoverstaande bladeren; doosvruchten. Bekend: postelein

postmenopauze

postmenopauze Levensperiode van de vrouw na de menopauze, waarin zij niet meer menstrueert. Gaat gepaard met lichamelijke veranderingen (o.postsynaptische membraan

post-natale depressie Toestand van ernstige neerslachtigheid in de periode na de bevalling (partus). Eigelijk kan dan ook beter van post-partumdepressie potentie

postsynaptische membraan De membraan van de cel die tegenover een axonuiteinde is gelegen, ervan gescheiden door de synaps, een spleetvormige posttest

posttest Ook eindtoets. Toets of test die een leerling ten behoeve van onderwijskundig onderzoek afgenomen wordt na voltooiing van (een onderdeel posttraumatische stress-stoornis

posttraumatische stress-stoornis (PTSS, ook: post traumatic stress disorder, PTSD) Een psychisch ziektebeeld uit de DSM-IV-classificatie dat ontstaat post-natale depressie

potentie 1. Het vermogen van de man om de coïtus zowel lichamelijk te volbrengen als hem lustvol te beleven. 2. Meer algemeen: een vermogen dat potto

potto (Perodicticus potto, familie lori's) Zeer trage, wollig behaarde halfaap met stompe snuit, grote oren nauwelijks ontwikkelde staart. Nachtdier uit potvissen

potvissen (cachelots, familie Physeteridae, orde walvissen) Tandwalvissen met een plompe kop. Drie soorten: twee soorten dwerg-p. (geslacht Kogia)

Pouchet, Felix Archimede

Pouchet, Felix Archimede (1800-1872) Frans natuurhistoricus. Pouchet studeerde geneeskunde te Rouaan en Parijs en was directeur van het Musée power test

power test Een test waarbij geen tijdslimiet geldt. De proefpersoon kan in principe aan een opgave doorwerken totdat deze af is. De speed test, oftewel Praag, Henri van

Praag, Henri van (1916-1988) Nederlands parapsycholoog. Van Praag was na de voltooiing van drie studies (filosofie, pedagogiek en theologie) na prachtkevers

prachtkevers (familie Buprestidae, orde kevers) Kevers met vaak felle, metaalachtig glanzende kleuren en vergroeid voor- en middenborststuk. De prachtvinken

prachtvinken (familie Estrildidae, orde zangvogels) Meestal vrij kleine, sociaal levende vogels met een stevige snavel; enkele soorten met insectenetersnavel. prairiehonden

prairiehonden (geslacht Cynomys, familie eekhoorns) Grondeekhoorns die in familieverband in grote ondergrondse kolonies leven in prairiegebieden. precipiteren

precipiteren Het neerslaan of doen neerslaan van zich in oplossing bevindende stoffen, bijvoorbeeld van eiwitten.

predator

predator Jagend dier dat prooi vangt en doodt om aan voedsel te komen. Komt voor in alle diergroepen. Van belang voor de handhaving van het biologisch predictie, klinische versus statistische

predictie, klinische versus statistische Twee manieren waarop psychologen komen tot een voorspelling over de toekomst van cliënten. Deze voorspellingen preformatie

preformatie De opvatting dat een uitgroeiende kiem alle vastgelegde ontwikkelingen doormaakt. Een gepreformeerde eicel bevat in het klein alle complete prei

prei (Allium porrum, leliefamilie) Grijsgroene plant met schermvormige bloeiwijze aan een lange stengel, die tot aan het midden brede, lijnvormige prematuur kind

prematuur kind Kind dat ter wereld komt na een zwangerschapsduur tussen 28 en 38 weken. Hoe vroeger het kind geboren is, hoe sterker de uiterli

premenstrueel syndroom

premenstrueel syndroom (PMS) Een aantal verschijnselen die optreden voorafgaand aan de menstruatie. Deze worden veroorzaakt door de maandelijks

pre-operationeel denken

pre-operationeel denken De manier van denken die kenmerkend is voor de pre-operationele fase.

pre-operationeel stadium

pre-operationeel stadium Ook pre-operationele periode. In de theorie van Jean Piaget is dit de leeftijdsperiode tussen twee en zeven jaar. De voornaamste priapisme

prepuberteit

prepuberteit Begrip uit de psychoanalytische ontwikkelingstheorie voor de kortdurende opleving van driftmatige impulsen uit de prefallische periode, preseniele dementie

preseniele dementie Verzamelnaam voor een aantal degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel, die leiden tot een vroegtijdige geestelijke aftakeling. prestatie

prestatie (Eng: achievement) Het goed uitvoeren van iets. In de psychologie wordt wel verondersteld dat mensen een meer of minder grote behoefte prestatiemotivatie

prestatiemotivatie (Eng: need for achievement, nAch) Ook prestatiedrang. De behoefte om iets heel goed te doen. Dit speelt met name in de theorie prestatieniveautest

prestatieniveautest (capaciteitentest) Psychologische test waarmee vaardigheden of kennisinhouden worden gemeten. In tegenstelling tot persoonlijkheidstests prestatietest

prestatietest Ook prestatieniveautest. Hiermee wordt gemeten tot welke maximale verrichting de proefpersoon in staat is onder de gegeven testomstandigheden. presuicidaal syndroom

presuicidaal syndroom Kenmerkende periode voorafgaande aan zelfmoord of een zelfmoordpoging. Wordt gekenmerkt door drie symptomen: een presynaptisch

presynaptisch De kant van een synaps waar de prikkeloverdracht begint. Als in een axon een prikkel aankomt, dan wordt vervolgens een neurotransmitter presynaptische membraan

presynaptische membraan Celmembraan van het verdikte uiteinde van een axon voor de synaptische spleet.

pretest

pretest Ook voortoets. Toets of test die een leerling afgenomen wordt voordat hij een bepaald onderwijsprogramma gaat volgen. Het doel is zijn kennis Preyer, Thierry William

Preyer, Thierry William (1841-1897) Engels-Duits fysioloog, deed onderzoek aan hemoglobine, gas in bloed en zintuigfysiologie en stelde in 1876

priapisme Abnormaal langdurige, vaak pijnlijke erectie, die geen lustgevoelens verwekt. Komt voor bij o.a. leukemie, neurologische afwijkingen, stoornissen Prichard, James Cowles

Prichard, James Cowles (1786-1848) Brits geneesheer en etnoloog (volkenkundige); beroemd door zijn 'Natural history of man' (1843) waarin hij prikkel

prikkel (stimulus) Plotselinge verandering in een bestaande toestand die bij een organisme een reactie tot gevolg kan hebben. Kan afkomstig zijn uit prikkelbaarheid

prikkel, adequate Prikkel waar een bepaald zintuig specifiek op reageert, bijv. licht voor het oog en geluid voor het oor.

prikkel, inadequate

prikkel, inadequate Prikkel die eigenlijk geen reactie van een zintuig kan oproepen maar dat in bepaalde omstandigheden wel doet. Een harde vuistslag prikken

prikkelbaarheid Vermogen van (delen van) een organisme om op een prikkel te reageren, als deze een drempelwaarde overschrijdt. P. neemt vaak af prikkel, adequate

prikken (lampreien, negenogen, familie Petromyzontidae, klasse rondbekken) Meest primitieve gewervelde dieren; lijken op alen; geen kaken maar prikpil

prikpil Populaire benaming voor injectie van een progestageen ter voorkoming van zwangerschap. Hoeft slechts eens per drie maanden te worden toegediend; primacy effect

primacy effect Ook begineffect. Het verschijnsel dat de eerste woorden uit een serie relatief beter onthouden worden dan die uit het midden van de primaire celwand

primaire celwand Eerste celwand die bij een celdeling door de dochtercellen tegen de middenlamel aangelegd wordt. Heeft een structuur die lijkt op primaire instituties

primaire instituties (primary institutions) Term van de Amerikaanse psychoanalyticus Kardiner voor de relatief onveranderlijke denk- en gedragswijzen primaire productie

primaire productie Een ecologisch begrip dat de plantaardige productie van organische stof in een ecosysteem aanduidt. De planten gebruiken zonne-primaten

primaten (aapachtigen, orde Primates, klasse zoogdieren) Zoolgangers, meestal met vijf tenen en vingers, duim en grote teen (behalve bij de mens) priming

priming Het voorbereiden op een mentale operatie. Wanneer bijvoorbeeld een visuele stimulus eerst een keer wordt aangeboden (de priming), wordt

primitiefstreep

primitiefstreep Groeve die ontstaat in het ectoderm van de kiemschijf van een embryo, als voorstadium van de vorming van de neurale buis.

principe

principe (Lat.: `begin', `grond') Een grondbeginsel. Een voorbeeld van een dergelijk principe is het Peter's principle. Datgene waaruit een samenstel prisoners' dilemma

prisoners' dilemma Een situatie waarin twee medeplichtigen aan een misdrijf bij een verhoor voor de keuze worden gesteld te bekennen of te ontkennen. probleemoplossingsproces

probleemoplossingsproces Denkproces dat vereist is voor het oplossen van problemen; verschillende denkvormen, zowel analytisch, logisch denken procambium

procambium Primair deelweefsel van planten, gelegen vlak onder de top (het groeipunt). Ontwikkelt zich tot primair vaatbundelweefsel en wordt daarom producent (biol.)

producent (biol.) Autotroof organisme, meestal groene plant. Staat aan de basis van een voedselketen en samen met andere planten aan de basis van productief denken

productief denken Vorm van denken waaruit iets nieuws voortkomt, bijvoorbeeld een nieuwe oplossing voor een probleem. De uitkomst is soms alleen proefdieren

proefdieren Dieren die voor velerlei experimenten gebruikt worden. In de geneeskunde zijn ze van belang voor het bestuderen van ziekten en het testen proefpersoon

proefpersoon De persoon wiens gedrag tijdens een experiment bestudeerd wordt. Proefpersoon wordt vaak afgekort tot pp en proefpersonen tot ppn.

profase

profase Stadium in de celkerndeling; het chromatine spiraliseert zodat de chromosomen zichtbaar worden. Deze zijn gesplitst in twee chromatiden die progestagenen

progestagenen (progestatieven) Stoffen met een met progesteron vergelijkbare werking. Gebruikt als voorbehoedmiddel, bij stoornissen in de menstruatiecyclus, progesteron

progesteron Vrouwelijk geslachtshormoon, dat wordt geproduceerd in het gele lichaam van de eierstok en in de placenta. Brengt het baarmoederslijmvlies projectie (psychol.)

projectie (psychol.) 1. Een afweermechanisme met behulp waarvan bedreigende gevoelens, driften en ideeën worden toegeschreven aan iemand ande

projectiegebieden

projectiegebieden Delen van de cortex waarvandaan directe verbindingen bestaan met de spieren van het bewegingsapparaat (het motorische projectiegebied) projectietest

projectietest Ook projectieve test. Een test waarbij de proefpersoon zo spontaan mogelijk moet reageren op ongestructureerd materiaal (inktvlekken, prolactine

prolactine (lactotroop hormoon, LTH) Hormoon uit de hypofysevoorkwab dat de melksecretie bij de moeder stimuleert na de geboorte van een kind. proliferatie (biol.)

proliferatie (biol.) Groei als gevolg van celdeling.

promiscuïteit

promiscuïteit 1. Vrij seksueel verkeer, zonder regels die de partnerkeuze in bepaalde banen leiden. Totale promiscuïteit komt in geen enkele samenleving prooi

prooi Levend dier dat een predator als voedsel dient; maakt deel uit van een voedselketen. Meestal vallen vooral zieke en zwakke dieren ten prooi aan propositie (filos.)

propositie (filos.) Uitspraak die waar of onwaar kan zijn. In de propositielogica worden de proposities geformaliseerd. Singuliere proposities zijn uitspraken proprioceptie

proprioceptie De via de zintuigen in de spieren tot stand komende waarneming van de eigen lichaamshouding. Dit gebeurt meestal zo automatisch dat proprioceptor

proprioceptor Receptor die reageert op prikkels die in het lichaam zelf ontstaan en die te maken hebben met de lichaamshouding. Door proprioceptoren proscopie

proscopie (voorschouw) Helderziendheid, waarbij indrukken worden opgedaan uit de nabije of verre toekomst, die volstrekt niet uit het heden kunnen prostaat

prostaat (voorstanderklier) Onderdeel van de inwendige mannelijke geslachtsorganen. De prostaat is een kleine klier die direct onder de blaas ligt en prostaatkanker

prostaatkanker Kwaadaardig gezwel in de voorstanderklier. Deze vorm van kanker komt zeer regelmatig voor bij mannen van 60 jaar en ouder. Evenals prostaatontsteking

prostaatontsteking (prostatitis) Ontsteking van de voorstanderklier. Bij een prostaatontsteking die een snel verloop heeft, is de ziekteverwekker meestal prostaatvergroting

prostaatvergroting (prostaathypertrofie) Vergroting van de voorstanderklier. De vergroting kan op allerlei manieren veroorzaakt worden, maar de meest prostaglandines

prostaglandines Weefselhormonen die in tegenstelling tot 'gewone' hormonen niet in speciale klieren worden gevormd, maar in het weefsel waarin

prot(h)rombine Een eiwit dat de voorloper is van het enzym t(h)rombine, dat het bloedstollingsproces katalyseert.

proteolyse

proteolyse Afbraak van eiwitmoleculen tot aminozuren onder invloed van eiwitsplitsende enzymen (proteasen).

proterandrie

proterandrie (protandrie) Vorming van eerst mannelijke en daarna vrouwelijke geslachtscellen bij tweeslachtige organismen. Bij sommige planten van prothallium

prothallium Voorkiem van varens en verwante planten, d.w.z. de haploïde generatie. Meestal een klein, nauwelijks gedifferentieerd groen plantje, met prothese

prothese Kunstproduct dat een verloren gegaan lichaamsdeel vervangt. Kan aan de buitenkant of in het lichaam (endoprothese, bijv. kunstmatige dijbeenkop, protogynie

protogynie (proterogynie) Vorming van eerst vrouwelijke en daarna mannelijke geslachtscellen bij tweeslachtige organismen. Bij vele windbloemen protonema

protonema De voorkiem van mossen, d.w.z. de haploïde generatie, bestaande uit een klein groen draadje dat groeit uit de spore. Aan de protonema protoplasma

protoplasma Cytoplasma, kern en celorganellen met de celmembraan. Bevat ca. 90% water en verder vooral eiwitten. Samenstelling en structuur wisselen prototype

prototype Een `exemplaar' dat de eigenschappen van een bepaalde categorie in zich verenigt. Een prototype van het begrip vogel moet bijvoorbeeld protozoën

protozoën (onderrijk Protozoa) Dierlijke eencellige organismen, in het bezit van een echte celkern (eukaryoot). Grote verschillen in bouw en levenswi

proturen

proturen (orde Protura, onderklasse oerinsecten) Kleine, blinde bodemdiertjes zonder ogen en voelsprieten, tastzin in de voorste poten; geen uitwendige prot(h)rombine

pro-virus Virus in het latente stadium, d.w.z tijdelijk ingebouwd in het erfelijk materiaal van de gastheercel.

provitamine

provitamine Stof die zelf fysiologisch inactief is, maar in het lichaam wordt omgezet in een vitamine. Bijv. caroteen is het provitamine van vitamine proximaal

proximaal Het dichtst bij oorsprong of aanhechting liggend.

proximale stimulus

proximale stimulus De fysieke kwaliteiten van een prikkeling van de zintuigen. Het gaat daarbij om de lichtstralen die het oog bereiken of de trillingen pro-virus

pruikeboomfamilie

pruikeboomfamilie (Anacardiaceae, orde wijnruitachtigen, Rutales) Bomen en heesters met regelmatige bloemen, steenvrucht of nootje. In onze strek

pruim

pruim (Prunus domestica, rozenfamilie) Boom met brede bladeren en bovenstandig vruchtbeginsel met één stijl. In veel variëteiten gekweekt om de Prusiner, Stanley B.

Prusiner, Stanley B. (geb. 1942) Amerikaans hoogleraar in de neurologie en de biochemie. Is verbonden aan de University of California in San Francisco, Przjevalski, Nikolaj Michajlovitsj

Przjevalski, Nikolaj Michajlovitsj (1839-88) Russisch ontdekkingsreiziger. Bracht Centraal-Azië in kaart. Ontdekte het przewalskipaard (Equus przewalskii

pseudo- (laryngitis subglottica) Ernstige benauwdheid door ontsteking en daarmee gepaard gaande zwelling van het onder de stembanden gelegen Krogh, Schack August Steenberger

pseudo-artrose (schijngewricht) Onvolledige verkalking van het eerstgevormde bindweefsel (zachte callus) tussen twee gebroken bothelften, waardoor Psilocybe mexicana

pseudodementie

pseudodementie Het schijnbaar dement zijn van een ouder persoon, terwijl in werkelijkheid geen sprake is van een achteruitgang van verstandelijke pseudokroep

pseudokroep Ontsteking en zwelling van de slijmvliezen onder de stembanden bij kinderen, met heesheid, blaffende hoest en een moeilijke, hoorbare pseudologie

pseudologie Ook pseudologia phantastica. De ziekelijke neiging tot het fantaseren over ; meestal seksuele ; ervaringen en avontuurlijke belevenissen. pseudopsychologie

pseudopsychologie Pseudowetenschap op het terrein van de psychologie.

pseudowetenschap

pseudowetenschap Een diskwalificerende aanduiding voor bepaalde manieren van kennisverwerving waarbij niet strikt volgens de wetenschappelijke pseudo-artrose

psi-fenomenen

psi-fenomenen Paranormale verschijnselen waarvoor langs wetenschappelijke weg geen verklaring gevonden kan worden. Voorbeelden zijn helder

psi-hitting en psi-missing

psi-hitting en psi-missing Een begrippenpaar uit de parapsychologie. Psi-hitting en psi-missing treedt op bij proefpersonen die gevraagd worden een

Psilocybe mexicana Paddestoel van de klasse steeltjeszwammen, klein met kleverige hoed en brede plaatjes, dunne steel zonder ring, sporen donkerlila psilocybine

psilocybine Een stof met een vergelijkbare werking als LSD. Het kan gewonnen worden uit bepaalde paddestoelen.

psoriasis

psoriasis (schilferziekte) Huidziekte, gekenmerkt door het bestaan van rode vlekken met een zilverwitte schilfering, die vooral voorkomen op het hoofd, psychalgie

psychalgie De ervaring van pijn zonder dat er een aanwijsbare lichamelijke oorzaak is. De pijn heeft bij psychalgie een psychische oorzaak of ze is psychasthenie

psychasthenie Een door de Franse arts en psycholoog Pierre M.F. Janet (1859-1947) geïntroduceerde term voor een `zwakke zenuwgesteldheid'. Janet psyche (psychol.)

psyche (psychol.) De menselijke geest of ziel. Het woord is afgeleid van het Griekse psuchè, dat (levens)adem, leven, geest of ziel betekent.

psychedelica

psychedelica (bewustzijnsverruimers) Verzamelnaam voor drugs (o.a. LSD) met een bewustzijnsverruimende werking, d.w.z. dat ze meer van het innerlijk psychiatrie

psychiatrie Van oorsprong een medisch specialisme dat zich richt op het herkennen en zo mogelijk voorkomen en behandelen van psychische stoornissen. psychiatrisch maatschappelijk werk

psychiatrisch maatschappelijk werk Vorm van ingebouwd maatschappelijk werk binnen het kader van de geestelijke gezondheidszorg (psychiatrische psychiatrische instelling

psychiatrische instelling Instellingen waar patiënten met psychiatrische stoornissen voor behandeling terecht kunnen. Psychiatrische patiënten kun

psychisch trauma

psychisch trauma 1. Psychische beschadiging door een pijnlijke of angstaanjagende gebeurtenis, die de persoon plotseling overkomt en die hij niet psychische aandoeningen

psychische aandoeningen (geestesziekten) Alle aandoeningen van de geest (psyche). Net als bij lichamelijke ziekten, wordt ook voor psychische psychische energie

psychische energie In het dagelijks spraakgebruik een vage, meestal figuurlijk gebruikte term. Er wordt mee aangeduid, of zogenaamd verklaard, dat psychoactieve middelen

psychoactieve middelen Ook psychotrope middelen. Stoffen die stemming, bewustzijn of gewaarwordingen beïnvloeden. Het is een zeer algemene psychoanalyse

psychoanalyse 1. Naam voor de theorie van Sigmund Freud en zijn medewerkers en volgelingen. In strikte zin kan niet van 'de' theorie van Freud worden psychoanalyticus

psychoanalyticus Een gediplomeerd psychotherapeut die zijn cliënten op een soortgelijke manier als Freud behandelt.

psychoanalytische theorie

psychoanalytische theorie Persoonlijkheidstheorie ontwikkeld door Sigmund Freud. Hierin wordt grote betekenis gehecht aan onbewust verlopende psychochirurgie

psychochirurgie Het trachten te veranderen van psychische processen door middel van snijden in het brein. Deze methode is altijd zeer omstreden geweest, psychodiagnostiek

psychodiagnostiek De tak van de psychologie die zich bezighoudt met het vaststellen wat er aan de hand is met individuen of groepen. Als het gaat psychodrama

psychodrama Een vorm van groepstherapie waarbij de verschillende leden door middel van rollenspelen hun persoonlijke problemen moeten uitbeelden. psychodynamische therapieën

psychodynamische therapieën De psychotherapieën die uitgaan van de veronderstelling dat veel emotionele en gedragsstoornissen voortvloeien uit psychodysleptica

psychodysleptica (hallucinogenen) Psychofarmaca die abnormale psychische verschijnselen veroorzaken (o.a. LSD, mescaline, marihuana). Vooral psychofarmaca

psycho-endocrinologie

psycho-endocrinologie De tak van de psychologie die zich primair bezighoudt met de rol die hormonen spelen bij denken, voelen en gedrag. Endoc

psychofarmaca Medicijnen die werkzaam zijn in het brein. De komst van deze medicijnen heeft de psychiatrie ingrijpend veranderd. Zo kunnen bijvoorbeeld psychofarmacologie

psychofarmacologie De tak van wetenschap die de werking van psychofarmaca bestudeert. Hier werken (neuro)psychologen, medici, biologen en psychofysica

psychofysica De psychologiebeoefening zoals die werd voorgestaan door de Duitser Gustave Theodore Fechner (1801-1887). Het onderwerp van onderzoek psychofysiologie

psychofysiologie Tak van de psychologie die zoekt naar de stoffelijke basis van psychische processen. Dit doet de fysiologische psychologie eveneens. psychogene amnesie

psychogene amnesie Een geheugenstoornis waarbij gebeurtenissen vergeten worden die te maken hebben met heftige emoties.

psychogenetica

psychogenetica Ook genetische psychologie. De tak van psychologie die het aandeel van erfelijke factoren in allerlei aspecten van het menselijk functioneren psychogeriatrie

psychogeriatrie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met verzorgingbehoevende ouderen. Hierbij is primair aandacht voor de gebreken die

psychogerontologie

psychogerontologie Tak van de psychologie die als onderzoeksonderwerp de ouder wordende mens heeft. Hierbij gaat het om de ontwikkelingen w

psychohistory

psychohistory Geschiedschrijving die gebruik maakt van met name de Freudiaanse psychologie om de onderbewuste motieven van historische individuen psychokinese

psychokinese (PK) (lett: bewegen door de ziel) Het zonder stoffelijk contact in beweging brengen van een voorwerp door wilskracht. Dit verschijnsel psycholinguïstiek

psycholinguïstiek Ook taalpsychologie. Tak van wetenschap die taal bestudeert als een onderdeel van het menselijk gedrag. Binnen dit gebied werken psychologie

psychologie (lett: zielkunde) In de meest ruime zin kan psychologie worden opgevat als het streven van de mens om zichzelf en zijn medemens te leren psychologie, cognitieve

psychologie, cognitieve Een tak van de psychologie die zich er primair op richt duidelijkheid te verkrijgen over de manier waarop mensen informa

psychologisch krachtveld

psychologisch krachtveld Ook psychologisch veld. Begrip uit de veldtheorie van de Duits- Amerikaanse psycholoog Kurt Lewin (1890-1947). Hierin psychologisch laboratorium

psychologisch laboratorium Psychologisch instituut waar experimenteel onderzoek wordt verricht. De term stamt uit de begintijd van de experimentele

psychologisch selectieonderzoek

psychologisch selectieonderzoek Onderzoek dat in de bedrijfspsychologie gedaan wordt bij de selectie van personeel. Er wordt hierbij gebruik gemaakt psychologische test

psychologische test Ook test. Een systematische meetprocedure met het doel een uitspraak te doen over bepaalde gedragskenmerken. Een testresultaat psychometrie

psychometrie Ook psychometrica. Tak van de psychologie die zich bezighoudt met het getalsmatig beschrijven van (aspecten van) het menselijk functioneren. psychomotorische therapie

psychomotorische therapie Vorm van psychotherapie waarbij men via verschillende bewegingstechnieken tracht zich meer bewust te worden van psychoneurose

psychoneurose 1. Een neurose die Freud op grond van de wijze waarop zij ontstaat, onderscheidde van de actuele neurose. Deze psychische stoornis psychonomie

psychonomie Ook psychologische functieleer. Een tak van de psychologie die op zoek is naar de wetmatigheden waaraan het menselijk functioneren psychopaat

psychopaat Strafrechtelijke benaming voor een delinquent met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestvermogens.

psychopathie

psychopathie 1. Karakterstoornis waarbij vooral de omgeving de last ondervindt, de betrokkene zelf veel minder. Het geweten is slecht ontwikkeld, psychopathologie

psychopathologie (lett: ziekteleer van de geest) De psychopathologie onderzoekt de oorzaken, de symptomen en het verloop van psychische stoornissen. psychose

psychose Toestand waarin waarnemingen en ideeën niet aan de werkelijkheid kunnen worden getoetst. Iedereen neemt de realiteit wel eens verkeerd psychosen, endogene

psychose, affectieve Psychose waarbij vooral de stemming gestoord is; gaat doorgaans niet gepaard met een gestoorde beleving van de betrokkene psychose, manisch-depressieve

psychose, manisch-depressieve (cyclische psychose) Affectieve psychose, waarbij fasen van een manische en (veel vaker) depressieve stemming psychosociale stadia

psychosen, endogene Psychosen die (volgens een inmiddels zeer omstreden theorie) een gevolg zijn van een erfelijke aanleg.

psychosen, exogene

psychosen, exogene Psychosen die een gevolg zijn van oorzaken van buiten het lichaam. Bijv. psychosen die optreden als begeleidend verschijnsel psychose, affectieve

psychosociale stadia De stadia in de psychosociale ontwikkeling van de mens. De bekendste theorie, die van de Amerikaanse psychoanalyticus Er

psychosomatische geneeskunde

psychosomatische geneeskunde Benaderingswijze van patiënten waarbij rekening wordt gehouden met zowel lichamelijke als psychische factoren psychosomatische onvruchtbaarheid

psychosomatische onvruchtbaarheid Onvruchtbaarheid of bij herhaling mislukte zwangerschap ten gevolge van innerlijke conflicten of problemen, psychosomatische ziekten

psychosomatische ziekten Aandoeningen die met lichamelijke afwijkingen gepaard gaan (soma = lichaam), maar waarvan de oorzaak vooral op het psychostimulantia

psychostimulantia De farmacologische benaming voor de amfetaminen. Deze geneesmiddelen kunnen gebruikt worden ter bestrijding van bepaalde

psychosynthese

psychosynthese Vorm van psychotherapie, ontwikkeld door de Italiaanse psychiater Roberto Assagioli (1888-1974) als een aanvulling op de psych

psychotherapie

psychotherapie Elke vorm van psychologische behandeling van psychische aandoeningen. Het toedienen van psychofarmaca of elektroshocktherapie psychoticisme

psychoticisme De neiging tot psychotisch gedrag. Psychoticisme is een persoonlijkheidsdimensie die door de Britse psycholoog Hans Jürgen Eysenck psychotroop

psychotroop Invloed hebbend op de menselijke geest (psychoactieve middelen).

Pteranodon

Pteranodon Geslacht van uitgestorven vliegende reptielen uit het Boven Krijt. Vleugelwijdte ca. 8 m, geen staart, snavelvormige bek zonder tanden.

pterodactyloïden

pterodactyloïden (onderorde Pterodactyloidea) Uitgestorven vliegende reptielen uit het Krijt, geen staart, gereduceerd gebit. Vaak uitstekende kam PTSD

PTSD Afkorting van post traumatic stress disorder.

puberteit

puberteit De ontwikkelingsperiode die volgt op de kinderjaren. Bij meisjes wordt het begin van deze periode gemarkeerd door de eerste menstruatie puberteit, vertraagde

puberteit, vertraagde Geslachtsrijpheid die nog niet is opgetreden bij meisjes van 13 à 14 jaar en bij jongens van 14 à 15 jaar. De oorzaak ervan kan puberteit, voortijdige

puberteit, voortijdige (pubertas praecox) Toestand waarbij geslachtsrijpheid optreedt vóór het 8e jaar bij het meisje en vóór het 10e jaar bij de jongen. pubescentie

pubescentie 1. Het begin van de puberteit. 2. De gehele puberteit.

puff

puff Actief deel van een chromosoom in verband met m-RNA en eiwitsynthese. Met behulp van een microscoop zichtbaar als opgezwollen deel van puist

puist (pustel) Met etter gevuld blaasje in de huid. Doorsnede kan variëren van 1 mm tot 1 cm. Berust vaak op een bacteriële infectie.

puitalen

puitalen (familie Zoarcidae, orde kabeljauwachtigen) Levendbarende slijmvissen met een doorlopende vinzoom. Leven in koudere of gematigde zeeën. pulmonaalklep

pulmonaalklep Uit drie halvemaanvormige gedeelten bestaande hartklep op de overgang van rechter hartkamer naar longslagader. Sluit de doorgang pulmonaalklepafwijkingen

pulmonaalklepafwijkingen Afwijking in de hartklep die de afscheiding vormt tussen de rechter hartkamer en de longslagader. Deze pulmonaalklep pulmonaalstenose

pulmonaalstenose Hartklepziekte waarbij de pulmonaalklep onvoldoende open kan, zodat er onvoldoende bloed door de longslagader naar de longen pulpitis

pulpitis Ontsteking van de tandpulpa (bindweefsel met bloedvaten binnenin de tand of kies). Verschijnselen: hevige pijn, vaak kloppend en uitstralend punctie

punctie Weinig ingrijpende chirurgische ingreep, waarbij met een holle naald een met vocht gevulde lichaamsruimte wordt aangeprikt, waarna het vocht pupilreflex

pupilreflex Reflex bestaande uit het kleiner worden van de pupil bij een grotere lichttoevoer, door samentrekking van kringspieren in de iris (het regenboogvlies). purinen

purinen Heterocyclische stikstofbasen. Bekend zijn adenine en guanine, die beide bestaan uit een vijfhoekige en een eraan gekoppelde zeshoekige ring putter

putter (distelvink, Carduelis carduelis, familie vinken) Kleine vink met fraai verenkleed (ook de wijfjes): helder geel op de vleugels, helder rood op puzzle box

puzzle box Ook problem box en Skinner-box. Een doos die gebruikt wordt om het leergedrag van dieren te bestuderen. Het proefdier wordt in een afgesloten pyelografie, intra-veneuze

pyelografie, intra-veneuze (IVP) Röntgenologische onderzoekmethode om afwijkingen van de nieren en de urinewegen op te sporen. Op een gewone pyknisch type

pyknisch type Persoonlijkheidstype uit de typologie van Ernst Kretschmer. Het pyknisch type is kort en dik en houdt van gezelligheid. Volgens Kretschmer pylorospasme

pylorospasme (maagportiervernauwing, pylorusstenose, congenitale pylorushypertrofie) Vernauwing van de maaguitgang door een krampachtige samentrekking pylorus

pylorus (maagportier) Sluitspier van de maag naar de darm. De pylorus bestaat uit een groot aantal circulair verlopende spiervezels en fungeert als pomp pyrodruivezuur

pyrodruivezuur (2-oxopropaanzuur) Koolstofverbinding met formule: CH3COCOOH; behoort tot de gesubstitueerde carbonzuren. Pyrodruivezuur

pyrofyt

pyrofyt Aanduiding voor planten (ook mossen) die bij voorkeur groeien op plaatsen waar de vegetatie regelmatig door brand wordt gereduceerd.

pyromanie

pyromanie Een dwangmatige neiging om dingen in brand te steken. Dit gedrag kan niet bewust onderdrukt worden, maar schenkt in tegenstelling tot python

python Onderfamilie Pythoninae uit de familie reuzenslangen van de slangen. Het zijn veelal zeer grote wurgslangen die alleen in de Oude Wereld voorko

Q10

Q10 Temperatuurcoëfficiënt. Verhouding van de reactiesnelheden van chemische reacties bij T° + 10°C en bij T° (waarbij T° = uitgangstemperatuur). QSAR

Q-koorts Infectieziekte, veroorzaakt door het micro-organisme Coxiella burnetii (familie Ricketsiaceae); incubatietijd 2-4 weken. Verschijnselen: koorts, raaf (biol.)

QSAR (Quantitative Structure-Activity Relationship) Methode om de (vaak moeilijk vast te stellen) milieuchemische of ecotoxicologische werking quadriplegie

quadriplegie (tetraplegie) Verlamming van alle vier de ledematen. Meestal is de oorzaak een ongeval, maar een quadriplegie kan ook het gevolg zijn querulantisme

querulantisme De ziekelijke neiging om tegen een werkelijk of vermeend onrecht te blijven strijden. Het onrecht wordt niet rationeel bestreden en Q-koorts

raaf (biol.) (Corvus corax, familie kraaien) Grootste kraai met forse, aan de bovenzijde sterk gebogen snavel, hees stemgeluid, snavelbasis bezet met raaigrassen

raaigrassen (geslacht Lolium, grassenfamilie) Aargrassen met twee- of meerbloemige aartjes, alleenstaand, zittend of kort gesteeld; tweeslachtige bloemen. raapzaad

raapzaad (Brassica rapa, kruisbloemenfamilie) Plant met heldergele bloemen, hauwen met lange snavel. Waarschijnlijk afkomstig uit het Middellandse-rabarber

rabarber (geslacht Rheum, duizendknoopfamilie) Planten met vlezige wortelstok, waarop grote gegolfde bladeren met halfronde bladstelen, die gekookt raderdiertjes

raderdiertjes (klasse Rotatoria, stam ronde wormen Aschelminthes) Microscopisch kleine diertjes met doorschijnend lichaam (kop, romp en voet), va

radiale symmetrie

radiale symmetrie Symmetrie, waarbij het lichaam, ongeacht welke doorsnede door het middelpunt wordt gemaakt, in twee spiegelbeeldige helften radijs

radijs (Raphanus sativus, kruisbloemenfamilie) Eenjarige plant met witte of licht violette bloemen, hauwen. Een variëteit wordt gekweekt om de kleine radiobiologie

radiobiologie De tak van wetenschap die de invloeden van ioniserende straling op levende organismen bestudeert.

radiodiagnostiek

radiodiagnostiek Onderzoek met behulp van röntgenstraling (röntgendiagnostiek), geluidsgolven (echografie) of een combinatie van magnetische en radiologie

radiologie Medisch specialisme dat zich bezighoudt met het onderzoek en de behandeling van patiënten m.b.v. straling. Omvat röntgendiagnostiek, radiometafoor

radiometafoor Ook radarmetafoor. De vergelijking van de menselijke geest met een radio (of radar). Deze vergelijking is bijvoorbeeld gebruikt in de radula

radula De rasptong van weekdieren, bezet met een aantal dwarsrijen van kleine chitineuze tanden, waarmee algen van de bodem worden geschraapt raket (biol.)

raket (biol.) (geslacht Sisymbrium, kruisbloemenfamilie) Kruidachtige, behaarde planten met geelachtige bloemen; niet stengelomvattende, gedeelde rallen

rallen (hoentjes, koeten, familie Rallidae, orde kraanvogelachtigen) Land- en watervogels met forse, korte, stompe snavel en meestal zwart of donker

ram (biol.)

ram (biol.) Mannelijk schaap. Hoorns spiraalvormig gewonden.

rameh

rameh (chinagras, Boehmeria nivea, brandnetelfamilie) Tropische plant, oorspronkelijk uit China, waarvan de bastvezels r. leveren: een kostbare, sterke rammenas

rammenas (Raphanus sativus, kruisbloemenfamilie) Eenjarige plant met witte of licht violette bloemen, hauwen. Een variëteit wordt gekweekt om Ramón y Cajal, Santiago

Ramón y Cajal, Santiago (1852-1934) Spaans histoloog, hoogleraar aan de universiteit van Madrid. Ontving in 1906, samen met C. Golgi, de Nobelpr

randomiseren

randomiseren Het via het toeval, bijvoorbeeld door middel van loting, tot stand laten komen. Een onderzoeker kan bijvoorbeeld zijn proefpersonen rank

rank Plantedeel waarmee een klimplant zich omhoog slingert en zich aan steunpunten vasthecht. Kan een omgevormd blad zijn (bladrank; bijv. bij p

Rank, Otto (eig. Otto Rosenfeld; 1884-1939) Oostenrijks psychoanalyticus, volgeling en medewerker van Sigmund Freud. Medeoprichter (1912) van ranonkelfamilie

rankpootkreeften

rankpootkreeften (onderklasse Cirripedia, klasse kreeftachtigen) Schaaldieren met lange, dunne uit leden bestaande poten; hermafrodiet, maar toch Rank, Otto

ranonkelfamilie (Ranunculaceae, orde ranonkels) Kruid- achtige of houtige planten met meestal verspreide bladeren en gevarieerde bloembouw, kelk ranonkels

ranonkels (orde Ranales, klasse tweezaadlobbigen) Kruidachtige of houtige planten vaak met sterke geur of smaak en schadelijk of giftig. Vaak met ransuil

ransuil (Asio otus, familie uilen) Kleine, slanke ooruil met lange oorpluimen en oranje ogen. Jaagt 's nachts vanuit stilstand of in de vlucht op vooral Ranvier, knoop van

Ranvier, knoop van Insnoering die op regelmatige afstanden voorkomt in de myelineschede, die het axon van zenuwcellen isoleert. Alleen bij deze Ranvier, Louis Antoine

Ranvier, Louis Antoine (1835-1922) Frans anatoom en histoloog, hoogleraar te Parijs (1886). Vooral onderzoekingen naar het zenuwstelsel. Knopen ras (biol.)

ras (biol.) (variëteit) Term die bij voorkeur niet in de biologische systematiek wordt gebruikt, maar vooral in de veeteelt en fokkerij en plantenteelt en rasindeling

rasindeling Ordening van menselijke rassen aan de hand van bepaalde criteria. Men onderscheidt de typologische rasindeling, waarbij wordt geordend rasveredeling

rasveredeling Alle in de landbouw en veeteelt toegepaste technieken ter verbetering van planten- en dierrassen (grotere opbrengst, betere resistentie ratelaars

ratelaars (geslacht Rhinanthus, helmkruidfamilie) Kruidachtige halfparasieten met zuigwortels waarmee voedsel wordt onttrokken aan andere planten, ratelslangen

ratelslangen (geslacht Crotalus, familie groefkopadders) Gifslangen met een ratel aan de punt van de staart bestaande uit hoornige huidringen die overblijven Rathke, Martin Heinrich

Rathke, Martin Heinrich (1793-1860) Duits anatoom en embryoloog, hoogleraar in Koningsbergen (1835). Beschreef als eerste de kieuwbogen in rationalisatie

rationalisatie Rechtvaardiging van gedrag door er andere, meer rationele redenen dan de werkelijke voor aan te voeren. In de psychoanalyse geldt rationalisatie rationeel-emotieve therapie

rationeel-emotieve therapie (RET) Een vorm van psychotherapie, zoals die ontwikkeld werd door de Amerikaan Albert Ellis. Rationeel is alles dat ratten

ratten (geslacht Rattus, onderorde muisachtige knaagdieren) Knaagdieren met een lengte van 15-30 cm en meestal een iets langere staart. Vacht verschillend rattenkoning

rattenkoning Aantal (3-32) zwarte ratten waarvan de lange staarten in een vaste knoop zijn verenigd. De dieren zijn meestal ongeveer van dezelfde Rauwolfia serpentina

Rauwolfia serpentina Plant uit de maagdenpalmfamilie, groeit vooral in tropisch Azië. De wortel bevat tal van rauwolfia-alkaloïden, o.a. reserpine: Raynaud, fenomeen van

Ray, John

Ray, John (1627-1705) Engels botanicus en zoöloog, verzamelde planten in West-Europa en beschreef deze aan de hand van natuurlijke indelingscriteria reactieve inhibitie

Raynaud, fenomeen van Aandoening van de kleine slagadertjes in de vingers, die zich aanvalsgewijs vernauwen zodat de doorbloeding van de vinge

reactieve inhibitie Begrip uit de leertheorie van de Amerikaanse psycholoog Clark Leonard Hull (1884-1952). Het is de neiging van een organisme reageerbuisbevruchting

reageerbuisbevruchting (in-vitrofertilisatie, IVF) Moderne techniek ter behandeling van bepaalde vormen van onvruchtbaarheid. Aanvankelijk werd

realisme (filos.)

realisme (filos.) (Lat.: res, `ding', `werkelijkheid') De verzamelnaam voor wijsgerige stromingen waarin ervan wordt uitgegaan dat er onafhankelijk realiteitsprincipe

realiteitsprincipe De noodzaak het gedrag aan te passen aan de eisen die de buitenwereld stelt. Iemand kan niet zomaar doen wat hij wil, omdat de consequenties reality testing

reality testing Het nagaan of de eigen ideeën met de werkelijkheid overeenstemmen. Reality testing maakt het mogelijk een onderscheid te maken tussen reanimatie

reanimatie (resuscitatie) Het weer tot leven wekken van iemand die klinisch dood is, d.w.z. dat hij geen merkbare ademhaling of hartwerking meer vertoont. Réaumur, René Antoine Ferchault de

Réaumur, René Antoine Ferchault de (1683-1757) Frans wetenschapper. Gaf een beschrijving van de natuurlijke hulpbronnen en industrieën in recentheidseffect

recentheidseffect (Eng: recency effect) Het verschijnsel dat de laatste woorden uit een serie relatief beter onthouden worden dan die uit het midden

receptor

receptor Deel van een organisme dat gevoelig is voor prikkels en in staat is deze om te zetten in een elektrisch signaal dat via aanvoerende (sensorische) receptorpotentiaal

receptorpotentiaal De potentiaalverandering die optreedt bij stimulering van een zintuigcel. Indien de cel niet wordt geprikkeld, is er een potentiaalverschil recessief

recessief Ondergeschikt, niet dominant (dominantie). In de biologie: de erfelijke eigenschappen die zich niet manifesteren als zij gepaard gaan met recessieve eigenschap

recessieve eigenschap Eigenschap waarvan het bepalende allel in heterozygote toestand wordt overheerst door het andere (dominante) allel. Rece

rechtvaardigheidsgeloof

rechtvaardigheidsgeloof De bij veel mensen heersende overtuiging dat de wereld een rechtvaardige plaats is waarin iedereen krijgt wat hem toekom

recidivisme

recidivisme Ook herhaling. Het herhalen van strafbare feiten nadat een persoon al eens veroordeeld is geweest door een rechter. De recidivist kan een reciproque inhibitie

reciproque inhibitie Oorspronkelijk een fysiologische term voor het verschijnsel, dat het opwekken van de ene reflex gepaard gaat met de onderdrukking Recklinghausen, ziekte van Von

Recklinghausen, ziekte van Von 1. (ostitis fobrosa cystica generalisata) Vergevorderd stadium van hyperparathyreoïdie, waarbij in de botten cysten recombinant DNA-techniek

recombinant DNA-techniek ('genetische manipulatie'). Richting in de moleculaire biologie die zich bezighoudt met het kunstmatig samenvoegen van recombinatie (biol.)

recombinatie (biol.) Het ontstaan van nieuwe genenvolgordes in de geslachtscellen. Bij de vorming van geslachtscellen zoeken eerst de homologe chromosomen rectoscopie

rectoscopie Het bekijken van het slijmvlies van de endeldarm. Geschiedt met een rectoscoop, een ca. 30 cm lange buis met aan begin of einde een lichtbron, rectumverzakking

rectumverzakking (rectumprolaps) Het via de anus naar buiten komen van rectumslijmvlies (onvolledige prolaps) of slijmvlies en rectumwand (volledige recycling

recycling (kringloopproductie) Proces waarbij grondstoffen worden geproduceerd uit afvalstoffen. Dit proces is bekend uit de natuur, waar producenten, recycling, aluminium

recycling, aluminium Aluminium kan - mits voldoende gezuiverd - telkens weer worden gerecycled, wat met name om energieredenen interessant is

recycling, glas

recycling, glas Glas is één van de eenvoudigste materialen om te hergebruiken. Gebroken afvalglas kan na reiniging aan de 'smelt' in de glasfabriek recycling, kunststof

recycling, kunststof Kunststoffen (plastics) kunnen, afhankelijk de samenstelling, op verschillende wijzen worden hergebruikt. Als het afval uit één recycling, papier

recycling, papier Papier kan worden hergebruikt voor de fabricage van o.m. karton en kringlooppapier. Door de resten drukinkt heeft kringlooppapier recycling, rubber

recycling, rubber De voornaamste bron van gebruikt rubber wordt gevormd door oude autobanden. In Nederland worden jaarlijks ca. 6,5 miljoen autobanden recycling, staal

recycling, staal Staalschroot kan op verschillende wijzen worden hergebruikt. Vaak wordt het als uitgangsmateriaal gebruikt voor de staalfabricage red tide

red tide Rode kleur van zeewater langs tropische en subtropische kusten, veroorzaakt door het massaal voorkomen van eencelligen. Vertegenwoordigers reducent

reducent (afbraakorganisme) Organisme (schimmel of bacterie) dat dood organisch materiaal afbreekt. De stoffen die door afbraakorganismen langzaam reductionisme

reductionisme Het uitgangspunt dat psychische verschijnselen het best teruggebracht kunnen worden tot hun oorsprong in één categorie. Men kan reductionisten

reductionisten Vertegenwoordigers van de stroming die de levensprocessen tracht te analyseren door de vraagstukken aldoor verder op te delen in kleinere redwood

redwood (Sequoia sempervirens, moerascipresfamilie) Naaldboom die gigantisch groot kan worden (hoogte tot ca. 90 m, stamdiameter tot ca. 10 m); ree

ree (Capreolus capreolus, familie herten) Middelgroot, slank, sierlijk dier met fijn getekende kop, grote ogen en lange wimpers. Het mannetje (reebok

Reede tot Drakestein, Hendrik Adriaan van

Reede tot Drakestein, Hendrik Adriaan van (ca. 1637-1691) Nederlands koloniaal staatsman en plantkundige. Trad in 1657 in dienst van de VOC reflex (biol.)

reflex (biol.) Stereotype reactie van het zenuwstelsel op een bepaalde prikkel die geheel buiten de wil om plaatsvindt. Een reflexboog (de weg waarlangs reflex, aangeboren

reflex, aangeboren (natuurlijke reflex, ongeconditioneerde reflex, onvoorwaardelijke reflex) Reflex die van nature aanwezig is, bijv. de kniepeesref

reflex, aangeleerde

reflex, aangeleerde (geconditioneerde reflex) Reflex als reactie op een prikkel die deze reactie oorspronkelijk niet teweegbracht. Ontstaat door herhaaldelijk reflex, geconditioneerde

reflex, geconditioneerde (voorwaardelijke reflex, aangeleerde reflex) Reflex als reactie op een prikkel die deze reactie oorspronkelijk niet teweegbracht. reflux

reflux Terugvloeien van een of andere lichaamsvloeistof op een moment dat dit niet hoort. Er ontstaat bijvoorbeeld reflux van bloed wanneer een hartklep reformvoedsel

reformvoedsel Voeding die op een verantwoorde wijze bereid is uit natuurlijke en zuivere grondstoffen. De reformbeweging, die een natuurlijke leef- refractaire periode

refractaire periode Periode van enkele milliseconden waarin een spier- of zenuwcel na prikkeling niet opnieuw geprikkeld kan worden. In deze refractaire regel van negen

regel van negen Hulpmiddel om bij uitgebreide brandwonden te bepalen welk deel van het huidoppervlak verbrand is. Hoofd en armen vertegenwoordigen regelgenen

regelgenen Speciale genen die bij de ontwikkeling van bevruchte eicel tot volledig organisme ervoor zorgen dat elke embryonale cel zich in een specifieke regelmechanismen

regelmechanismen In alle levende systemen voorkomende mechanismen die vaak berusten op negatieve feedback: de vorming van een product wor

regels

regels 1. Gewoonten of voorschriften met betrekking tot gedrag. Iemand behoort zich aan de regels te houden. 2. Sleutelbegrip in de moderne linguïsti

regenboogvissen

regenboogvissen (familie Melanotaeniidae, orde koornaarvissen) Zoetwatervissen met schitterende kleuren; stellen weinig eisen aan het milieu. Komen regenboogvlies

regenboogvlies (iris) Tussen hoornvlies en ooglens gelegen deel van de middelste oogrok; heeft in het midden een opening, de oogpupil. Aan de achterkant regeneratie

regeneratie Vermogen van organismen om beschadigde of verloren cellen te vervangen door nieuwe. Vindt onder normale omstandigheden voortdurend regenwormen

regenwormen (aardwormen, geslacht Lumbricus, familie Lumbricidae) Roodgepigmenteerde ringwormen, lengte 2-30 cm, elk segment met vier paar regressie (psychol.)

regressie (psychol.) 1. Een afweermechanisme waarbij wordt teruggevallen naar een eerdere ontwikkelingsfase. Dit afweermechanisme treedt bijvoorbeeld Reichstein, Tadeus

Reich, Wilhelm (1897-1957) Oostenrijks medicus en psychoanalyticus. Trad in 1920 toe tot de Weense psychoanalytische vereniging en trachtte de reigerachtigen

Reichstein, Tadeus (1897-1996) Pools-Zwitsers biochemicus, hoogleraar aan de technische hogeschool te Zürich (1930-38) en aan de universiteit Reich, Wilhelm

reigerachtigen (orde Ciconiiformes, klasse vogels) Vogels, aangepast aan het leven in moerassen en ondiep water. Overal ter wereld, behalve in de reigers

reigers (familie Ardeidae, orde reigerachtigen) Waadvogels met lange poten, krachtige tenen en lange, spitse snavel. Voedsel: vis, kleine land- en waterdieren. reigersbekken

reigersbekken (orde Geraniales, klasse tweezaadlobbigen) Kruidachtige planten met tien meeldraden in twee kransen van vijf, split- of doosvrucht, reincultuur

reincultuur Kweek van één soort organisme door middel van ongeslachtelijke voortplanting uit één individu (kloon). Vooral gebruikt bij onderzoek reinforcement

reinforcement (lett.: versterking) Belangrijk begrip uit het behaviorisme voor het versterken van aan of af te leren gedrag bij conditionering. Kan dus reisziekte

reisziekte (bewegingsziekte) Verschijnselen, ontstaan door langdurige en hevige bewegingen op een manier waaraan men niet is gewend, in een auto, Reiter, ziekte van

Reiter, ziekte van Sterk variërende ziekte, waarbij naast gewrichtsontstekingen in het onderste deel van het lichaam, meestal een pisbuisontsteking reizigersdiarree

reizigersdiarree Diarree die vooral voorkomt bij reizigers naar landen met slechte hygiënische voorzieningen. Vaak is de oorzaak een infectie door rekenen, aanvankelijk

rekenen, aanvankelijk Onderwijskundige term voor het (leren) rekenen met de eerste honderd natuurlijke getallen. Hierbij worden de structuur en rekentest

rekentest Tests die numerieke aanleg, inzichtelijk rekenen of het algemene rekenniveau meten. Voorbeelden zijn: de Numerieke Aanleg Test (NAT) relatietherapie

relatietherapie Een vorm van psychotherapie waarbij het voornaamste doel is de onderlinge relaties tussen twee of meer personen te verbeteren. De relaxine

relaxine Een in het corpus luteum van drachtige dieren gevormd hormoon, dat zorgt voor verweking van het kraakbeen (symfyse) tussen beide bekk

releasing factor

releasing factor Hormoon uit de hypothalamus dat de hypofyse een bepaald hormoon laat afgeven.

reminiscentie

reminiscentie 1. Het uit het geheugen oproepen van informatie waarvan gedacht werd dat die al lang vergeten was. Dit komt nogal eens voor bij oudere remstoffen

REM-slaap Ook paradoxale slaap. REM is de afkorting van rapid eye movements, ofwel snelle oogbewegingen. Tijdens de REM-slaap gaan de ogen rendier

remstoffen Stoffen die de werking van enzymen blokkeren en daardoor in zeer kleine concentraties zeer effectief bepaalde processen tot stilstand brengen. REM-slaap

rendier (Rangifer tarandus, familie herten) Middelgroot hert met een lang gewei (ook de hinde), brede voeten en dichte vacht. Leeft in streken rond rendiermos

rendiermos (Cladonia rangiferina, afdeling korstmossen) Korstmos, dat in de poolstreken het voornaamste voedsel voor rendieren vormt. Groeit ook renografie

renografie Nieronderzoek m.b.v. een radioactieve stof. De stof, die door de nieren wordt uitgescheiden, wordt in een ader ingespoten; vervolgens wacht Rensenbrink, Henri Pieter (Han)

Rensenbrink, Henri Pieter (Han) (1928-1989) Nederlands bioloog. Tijdens zijn studie biologie begon Rensenbrink te helpen bij de rondleidingen renvogels

renvogels (met vorkstaartplevieren familie Glareolidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Vogels met lange poten, achterteen ontbreekt; korte vleugels; reotaxis

reotaxis Beweging van waterdieren met betrekking tot de richting van de waterstroming; positieve reotaxis is tegen de stroom op, negatieve reotaxis repelsteeltje-effect

repelsteeltje-effect Term die is afgeleid van het sprookje waarin iets vreselijks staat te gebeuren als de naam van een kabouter (Repelsteeltje) niet geraden repetitie (psychol.)

repetitie (psychol.) (Eng: rehearsel) Het voor zichzelf herhalen van bepaalde informatie teneinde die beter te onthouden. Mensen passen deze geheugenstrategie replicatie

replicatie Verdubbeling van het DNA bij de celdeling, ook duplicatie genaamd. De chromosomen splitsen zich daartoe in enkelvoudige strengen, waarlangs representatie

representatie Een weerspiegeling van iets dat in de werkelijkheid bestaat. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe representaties. reproductiemethode

reproductiemethode Een methode in het geheugenonderzoek, waarbij men het onthouden van tevoren geleerd materiaal (bijvoorbeeld reeksen cijfers reptielen

reptielen (klasse Reptilia, onderstam gewervelde dieren) Klasse van gewervelde dieren die in staat is ver van het water te leven en zich ook buiten het res cogitans en res extensa

res cogitans en res extensa (Lat.: `denkend ding') Descartes' term voor de geestelijke substantie (ziel), die samen met de res extensa (uitgebreid d

resedafamilie

resedafamilie (Resedaceae, orde klaprozen Rhoeadales) Kruidachtige planten met tweezijdig symmetrische bloemen, scheef opgezwollen bloembodem reserpine

reserpine Een chemische stof die werkzaam is als neuromodulator in het centraal zenuwstelsel. Het verdringt de mono-aminen (serotonine en noradrenaline) residentiële hulpverlening

residentiële hulpverlening Een vorm van hulpverlening waarbij de cliënten voor een langere periode worden opgenomen en ook `s avonds niet meer resistentie

resistentie Weerstandsvermogen tegen mogelijk schadelijke invloeden van ziekteverwekkers, bestrijdingsmiddelen en sterk uiteenlopende klimatologische resorptie

resorptie Opname van een in het lichaam aanwezige opgeloste substantie in bloed of lymfe; meestal zal hierbij een celmembraan moeten worden gepasseerd. respiratoir quotiënt

respiratoir quotiënt De relatieve verbrandingswaarde van stoffen die door het organisme als energiebron worden gebruikt. Het wordt gedefinieerd als respons

respons Begrip uit de behavioristische leertheorie voor elke reactie van het organisme die volgt op een prikkel (stimulus).

respons, ongeconditioneerde en geconditioneerde Een begrippenpaar uit het behaviorisme. De ongeconditioneerde respons is een van nature voorkomende, ressentiment

response bias

response bias Ook antwoordtendentie, responsstijl, responsselectie, response set of responsvertekening. De neiging van een proefpersoon om antwoorden responstijd

responstijd (reactietijd) Tijd die verstrijkt voordat een systeem op een verandering gereageerd heeft. Meestal rekent men de tijd totdat 90% van de uiteindelijke respons, ongeconditioneerde en geconditioneerde

ressentiment Gemoedstoestand gekenmerkt door rancune, door verontwaardiging, door de gedachte het slachtoffer te zijn geworden van onrecht en

restless legs

restless legs Hinderlijk prikkelend gevoel in de (onder)benen dat vooral tijdens stil zitten of liggen optreedt bij meestal wat oudere mensen. Door de restrictie-enzym

restrictie-enzym Onderdeel van het natuurlijk afweersysteem van bacterin: een restrictie-enzym zal DNA van een vreemd organisme dat de bacterie resusantagonisme

resusantagonisme Reactie tussen resusnegatief bloed van de moeder en resuspositief bloed van het ongeboren kind, wanneer deze met elkaar in aanraking retentie

retentie 1. Het vasthouden van iets. De term wordt veel gebruikt met betrekking tot het geheugen. Het staat dan voor het vasthouden of onthouden van reticulaire formatie

reticulaire formatie (formatio reticularis) Een structuur van onderling sterk verbonden zenuwcellen, die grotendeels gelegen is in de hersenstam. Als reticulo-endotheliaal systeem

reticulo-endotheliaal systeem (RES) Systeem van (uiterlijk zeer verschillende en over het gehele lichaam verspreide) cellen, die alle een afweerfuncti

retrieval

retrieval Het opdiepen van informatie uit het geheugen. Een retrieval cue is een geheugensteuntje.

retroactieve interferentie

retroactieve interferentie Het bemoeilijken van het opdiepen van al aanwezige informatie uit het geheugen, door het opnemen van nieuwe informatie.

retrospectie

retrospectie Het achteraf bij zichzelf reconstrueren hoe een mentaal proces is verlopen. Iemand kan bijvoorbeeld achteraf aangeven hoe hij tot een bepaalde retrovirussen

retrovirussen Groep virussen waarbij de erfelijke informatie niet ligt in het DNA, maar in een enkelvoudige streng RNA. Wanneer zo'n virus een cel reu

reu Mannetjeshond. Doorlopend in staat tot dekking. Raakt seksueel opgewonden door de geur van de urine van een loopse teef. Minder huiselijk dan reuk

reuk Het vermogen geurstoffen (vluchtige chemische stoffen) waar te nemen. Algemeen verbreid en belangrijk in de dierenwereld (o.a. voor het opsporen reukstoffen

reukstoffen Variabele groep van vluchtige stoffen die door zintuigcellen van het reukepitheel worden waargenomen. Feromonen zijn reukstoffen met reukverlies

reukverlies (anosmie) Het afwezig zijn van het reukvermogen, tijdelijk of blijvend. Geuren kunnen niet meer worden waargenomen en vaak treden reukwaarneming

reukwaarneming Het ruiken van geuren. Dit gebeurt met behulp van gespecialiseerde zenuwcellen (receptoren) die zijn geconcentreerd in het reukorgaan reumatische aandoeningen

reuma, acuut (polyarthritis rheumatica acuta) Ziekte die wordt gekenmerkt door het ontstaan van ontstekingsprocessen rond de gewrichten en in het reuma, chronisch

reuma, chronisch (reumatoïde arthritis, gewrichtsreuma) Langzaam verlopende gewrichtsaandoening, die begint met een ontsteking van de synoviale reuzenaxon

reumatische aandoeningen Alle aandoeningen waarbij afwijkingen in het bewegingsapparaat optreden, die gepaard gaan met pijn en bewegingsbeperking

reumatische hartziekte

reumatische hartziekte Aandoening van het hart die ontstaat tijdens een aanval van acuut reuma. Niet alleen de hartspier zelf raakt ontstoken, maar reuma, acuut

reuzenaxon Verhoudingsgewijs zeer dikke uitloper van één zenuwcel (tot 1 nm doorsnee), voorkomend bij o.a. inktvissen. Deze reuzenaxonen zijn reuzenchromosoom

reuzenchromosoom (polytheenchromosoom) Groot chromosoom in de cellen van speekselklieren en buizen van Malpighi van tweevleugelige insect

reuzengroei

reuzengroei (gigantisme) Zeldzame groeistoornis bij kinderen en jong- volwassenen ten gevolge van een overmatige productie van het groeihormoon. reuzenhaaien

reuzenhaaien (familie Cetorhinidae, orde haaien) Grote haaien met grote kieuwspleten, veel kleine tanden; levendbarend. Eén geslacht Cetorhinus

reuzenmensapen

reuzenmensapen (geslacht Gigantopithecus, familie mens- apen) Uitgestorven mensapen uit het Onder- en Midden-Plioceen. Groot gebouwd met reuzenpanda

reuzenpanda (Ailuropoda melanoleuca, familie panda's) Groot dier (tot 1,5 m hoogte) met zwart en wit gevlekte vacht, voorpoten met zes vingers. reuzensalamanders

reuzensalamanders (familie Cryptobranchidae, orde salamanders) Grote salamanders (lengte tot 115 cm) die hun hele leven larvale kenmerken beho

reuzenslangen

reuzenslangen (familie Boidae, onderorde slangen) Primitieve slangen met twee longen, gebit met ca. 100 naar achteren gerichte tanden is ongeschikt reuzenwaterlelie

reuzenwaterlelie (Victoria regia of Victoria amazonica, waterleliefamilie) Grootste waterlelie, bladeren met een doorsnede tot bijna twee meter, on

revalidatie

revalidatie Complex van maatregelen dat tot doel heeft personen met een lichamelijke of geestelijke handicap tot zo zelfstandig en volwaardig mogelijke RF

RF (Radio Frequency) Hoogfrequentsignaal.

rhabdomeer

rhabdomeer Langgerekte lichtgevoelige uitloper van een retinulacel, de zintuigcel in het facetoog bij insecten. De rhabdomeer bevat talrijke microtubuli rhesusaap

rhesusaap (Macaca mulatta, geslacht makaken) Beweeglijke hondskopaap, vacht groenachtig grauw. Leeft in troepen in bossen en bergachtige streken rhesus-factor

rhesus-factor (resusfactor) Aan de rode bloedcellen gekoppeld antigeen, in 1937 ontdekt bij rhesusapen; drie jaar later ook bij mensen aangetoond. rhesus-negatief

rhesus-negatief Niet in het bezit van (het D-antigeen van) de rhesus-factor; 15% van de mensen. Wanneer een rhesus-negatief persoon in contact komt rhesus-positief

rhesus-positief In het bezit van (het D-antigeen van) de rhesus-factor; 85% van de mensen. Een rhesus-positief persoon maakt zelf nooit antistoffen rhizoïd

rhizoïd Wortelachtig orgaantje, nauwelijks gedifferentieerd en vooral dienend als hechtorgaan, bijvoorbeeld bij het prothallium van varens, maar ook rhizosfeer

rhizosfeer Het leefmilieu direct rond de wortels van planten, waarin schimmels en bacteriën actief zijn die iets te maken hebben met de stofwisseling rhodoplast

rhodoplast Celorganel van roodwieren, waarin het rode pigment fyco-erytrine voorkomt dat de groene kleur van het ook aanwezige chlorofyl maskeert.

RIAGG

RIAGG (Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg) Samenvoeging sinds 1982 in 60 vestigingen/verzorgingsgebieden van rib (med.)

rib (med.) (costa) Plat, aan weerskanten van het lichaam aangelegd bot, dat via een gewrichtje verbonden is met een borstwervel en zich langs de lichaamswand ribessen

ribessen (geslacht Ribes, steenbreekfamilie) Heesters met kleine bloemen in trossen, vijf meeldraden, meerzadige bessen. 150 soorten op het noordelijk ribkwallen

ribkwallen (stam Acnidaria, onderafdeling holtedieren) Tweezijdig symmetrische holtedieren zonder netelcellen, maar met grijpcellen waarmee de prooi ribonuclease

ribonuclease Enzym dat de hydrolyse van het nucleïnezuur RNA katalyseert. Het is het eerste enzym waarvan de primaire structuur (de aminozuurvolgorde) ribosoom

ribosoom Ellipsvormig celorganel (ca. 30 bij 20 nm) in het cytoplasma van alle cellen. Aan het oppervlak van een ribosoom vindt eiwitsynthese plaats.

ribozym

ribozym RNA-molecule met enzymatische eigenschappen. Tot begin van de jaren tachtig meende men dat alleen eiwitten als enzym konden werken, Richards, Dickinson Woodruff

Richards, Dickinson Woodruff (1895-1973) Amerikaans fysioloog. Kreeg in 1956, samen met A.F. Cournand en W. Forssmann, de Nobelprijs voor Richet, Charles Robert

Richet, Charles Robert (1850-1935) Frans geneeskundige, hoogleraar te Parijs (1887-1927). Ontving in 1913 de Nobelprijs voor geneeskunde voor Rickettsiaceae

Rickettsiaceae (orde Rickettsiales) Familie van micro-organismen die het midden houden tussen bacteriën en virussen: diameter 0,3-0,5 micron, bevatten riddersporen

riddersporen (geslacht Delphinium, ranonkelfamilie) Kruidachtige planten met verspreide bladeren, tweezijdig symmetrische bloemen met gekleurde Riesling

Riesling Duitslands beste druiveras. Geeft een geurige fruitige wijn met een overrompelend bouquet. Wordt eveneens verbouwd in gedeelten van Oost-riet

riet (Phragmites australis, grassenfamilie) Plant met kruipende wortelstok en rechtopstaande stengel; brede, lange bladeren; grote veelbloemige pluimen. Rieti, Moses ben Isaac da

Rieti, Moses ben Isaac da (1388-1460) Italiaans (Hebreeuws) arts en dichter, afstammeling van een belangrijke bankiersfamilie. Tot 1422 was hij rietvinken

rietvinken (nonnen, geslacht Lonchura, familie prachtvinken) Vogels met grote, zwarte of blauwgrijze snavel; bruin, zwart en wit verenkleed. 28 soorten rietvoorn

rietvoorn (ruisvoorn, Scardinius erythrophthalmus, onderfamilie voorns) Karper met rode vinnen en een scherpe lichaamsrand tussen de buikvinnen rietzangers

rietzangers (geslacht Acrocephalus, onderfamilie zangers) Zangvogels met meestal dunne, fijne snavel, verenkleed meestal bruin. Leven in rietvelden rigiditeit

rigiditeit Een zeker mate van starheid. Dit komt voort uit vaste denkpatronen en opvattingen die zich zeer moeizaam aanpassen als de situatie hierom

rijk

rijk (regnum) Taxonomische eenheid waarin een aantal phyla (stammen) bij dieren of een aantal divisiones (afdelingen) bij planten worden bijeengebracht.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) Nederlands instituut ressorterend onder het ministerie van VWS. Het RIVM heeft rijping (psychol.)

rijping (psychol.) Een groeiproces dat afhankelijk is van biologische processen in het lichaam. Rijping is er bijvoorbeeld voor verantwoordelijk dat rijst

rijst (Oryza sativa, grassenfamilie) Eenjarig gras met lange, smalle bladeren met grote, stengelomvattende schede, bloeiwijze een losse aar. Reeds lang rijst, diepwaterrijst,

rimpels Plooien in de huid die ontstaan door het geleidelijk verdwijnen van het collageen en elastine uit de huid. Dit vindt plaats naarmate de leeftijd ringslangfamilie

ringslangfamilie (Colubridae, onderorde slangen) Snelle slangen, lengte ongeveer 1 m, dikte ca. 1 cm; kop aan bovenzijde bedekt met negen schilden. ringworm (med.)

ringworm (med.) (tinea) Algemene naam voor een oppervlakkige schimmelinfectie van de huid. De naam is afgeleid van de typische vorm van de huidafwijking. ringwormen (biol.)

ringwormen (biol.) (stam Annelida, onderrijk meercelligen) Tot deze stam horen de gesegmenteerde wormen (o.a. regenwormen) en vele zout- en zoetwaterworm

ringwormen, borstelarme

ringwormen, borstelarme (orde Oligochaeta, stam ringwormen) Borstelwormen zonder pootachtige uitsteeksels (parapodiën), wel vier paar kleine riolering

riolering Stelsel van ondergrondse buizen voor de afvoer van afvalwater. In de meeste stelsels vangt de riolering ook het overtollige regenwater op via rioolwaterzuivering

rioolwaterzuivering Het zuiveren van het vervuilde water uit het riool, voordat het geloosd wordt op het oppervlaktewater. Huishoudelijk afvalwater risicogedrag

risicogedrag Het nemen van risico's, in de besliskunde wel gedefinieerd als het kiezen voor het alternatief dat de minste kans van slagen heeft. Psychologisch ritualisatie

ritualisatie Evolutieprocessen waarbij gedragspatronen geleidelijk een andere functie krijgen, meestal in de communicatie tussen dieren. Het poetsgedrag ritualisatie van het gedrag

ritualisatie van het gedrag Het proces waarbij een gedragspatroon dat een bepaalde signaalfunctie heeft, in de loop van de evolutie steeds meer bena

rivaliteit

rivaliteit Een onderlinge strijd om de beste prestaties te leveren, of om het verkrijgen van iets. Rivaliteit kan in tegenstelling tot competitie ook betrekking rivierblindheid

rivierblindheid (river-blindness) Blindheid als gevolg van de tropische wormziekte onchocerciasis. Naam berust op het feit dat deze ziekte vooral in rivierkreeften

rivierkreeften (familie Astacidae, onderorde kreeften) Zoetwaterkreeften van het noordelijk halfrond. Bekend: rivierkreeft (Astacus astacus) uit Europa, RNA-polymerasen

RNA, boodschapper- (messenger-RNA, mRNA) Soort RNA dat opgebouwd wordt langs een gen op een chromosoom en de erfelijke informatie hiervan RNA, transport-

RNA, transport- (acceptor-RNA, tRNA) Soort RNA dat aminozuren kan binden. Ieder aminozuur vereist zijn eigen tRNA; dit bevat een specifiek anticodon Robbins, Frederick Chapman

RNA-polymerasen Een in de cel aanwezige groep van enzymen die zich hechten aan het DNA van een chromosoom en de beide chromatiden plaats

RNA-splicing

RNA-splicing De herrangschikking van coderende stukken (exons) in het precursor-RNA- molecule voordat m-RNA, r-RNA of t-RNA wordt gevormd. RNA, boodschapper-

Robbins, Frederick Chapman (geb. 1916) Amerikaans geneeskundige, vanaf 1948 verbonden aan verschillende hospitalen in Boston en vanaf 1952 robertskruid

Roberts, Richard (geb. 1943) Brits wetenschappelijk onderzoeker, als zodanig voornamelijk werkzaam in de Verenigde Staten en o.a. verbonden aan Rodbell, Martin

robertskruid (Geranium robertianum, ooievaarsbekfamilie) Kruidachtige plant met meestal rose bloemen en een sterke geur, stengel bezet met klierharen. Roberts, Richard

robusta- Na arabicakoffie meest verbouwde koffiesoort, omvat ca. 30% van de wereldproductie, enigszins minder van kwaliteit. Verbouwd bij Koffka, Kurt

Rodbell, Martin (geb. 1925) Amerikaans farmacoloog, verbonden aan het National Institute of Environmental Health Sciences in North Carolina. Rodbell rode bes

rode bes (aalbes, Ribes sativum, steenbreekfamilie) Kleine, roodkleurige bessen in trossen groeiend (aan gelijknamige struik). Zuur tot zoetzuur vrucht

Rode Kruis

Rode Kruis Op initiatief van J.H. Dunant opgerichte particuliere organisatie, met als belangrijkste taak vrijwillige hulpverlening aan zieken en gewo

rodehond

rodehond (rubella) Acute virusinfectie die zeer besmettelijk is. De incubatietijd is twee tot drie weken. Zonder voorafgaande ziekteverschijnselen treedt rododendron

rododendron (geslacht rododendron, heidefamilie) Heesters met trechter-klokvormige bloemkroon zonder knobbeltjes, meeldraden 5 of 10, bovenstandig roeipootkreeftjes

roeipootkreeftjes (onderklasse Copepoda, klasse kreeftachtigen) Kleine schaaldieren (tot enkele mm), achterlijf zonder poten, één enkelvoudig oog roeislakken

roeislakken (onderorde Gymnosomata, klasse slakken) Naaktslakken met in zwemorganen veranderde voet, bezitten bijzondere vangorganen, waarmee roerdompen

roerdompen (geslacht Botaurus, familie reigers) Vrij grote vogels, geelbruin, gestreept en gespikkeld verenkleed. Nemen bij dreigend gevaar de paalhouding roestzwammen

roestzwammen (roesten, orde Uredinales, klasse steeltjeszwammen) Schimmels die parasitair leven op hogere planten, ingewikkelde levenscyclus, roet

roet Materiaal verkregen door onvolledige verbranding van brandstoffen. Bestaat voor een groot deel uit amorfe koolstof en verder uit polycyclische Rogeriaanse therapie

Rogeriaanse therapie Ook client-centered therapie en non-directieve therapie. Een vorm van therapie die door Rogers is ontwikkeld, waarbij de therapeut Rogers, Carl

Rogers, Carl (1902-1987) Amerikaans psycholoog, die vooral van belang is geweest voor de psychotherapie. Rogers bestudeerde het therapeutische rogge

rogge (Secale cereale, grassenfamilie) Aargras, aartjes met lange naald. Oospronkelijk waarschijnlijk uit Midden-Azië. Sedert 7000 v.C. gekweekt op roggen

roggen (orde Rajiformes, klasse kraakbeenvissen) Vissen met een plat, min of meer ruitvormig lichaam en een staart; vijf paar kieuwopeningen aan roken

roken Meest voorkomende vorm van gebruik van tabak om aan een nicotine-verslaving gehoor te geven. Als zodanig een van de belangrijkste oorzaken rolconflict

rolconflict Sociale posities zijn verbonden met een zgn. sociale rol: een gestandaardiseerd patroon van specifieke gedragsregels. Mensen nemen terzelfder rolklavers

rolklavers (geslacht Lotus, vlinderbloemenfamilie) Kruiden met drietallige bladeren. Bekend: rolklaver (L. corniculatus) op grazige zandgrond en in rolspinnen

rolspinnen (orde Solifuga, klasse spinachtigen) Spinnen met talrijke tastharen op het hele lichaam, geen boeklongen maar een tracheeënstelsel, twee roltong

roltong Holle buis, bestaande uit twee sterk verlengde en vergroeide kaakdelen, waarmee vlinders vloeibare bloemhoning (nectar) kunnen opzuigen. rolversterking

rolversterking Sociologisch en sociaal-psychologisch begrip, verwijzend naar min of meer het tegenovergestelde van wat als rolconflict bekend staat. rondbekken

rondbekken (klasse Cyclostomata, superklasse kaaklozen) Meest primitieve gewervelde dieren, aalvormig lichaam, geen kaken maar een trechtervormige ronde venster

ronde venster (fenestra rotunda) Rond vliezig gedeelte in het benig labyrint tussen het inwendig oor en het middenoor, iets onder het ovale venster. ronde wormen

ronde wormen (superstam Aschelminthes, onderrijk meercelligen) De ronde wormen vormen een zeer heterogene groep van zout- en zoetwaterdieren, rondedans

rondedans Bijendans uitgevoerd door honingbijen om andere duidelijk te maken dat er binnen een straal van 50 m om de korf een voedselbron is. Zij Rondelet, Guillaume

Rondelet, Guillaume (1507-1566) Frans arts, dierkundige. Hij is praktiserend arts geweest en werd in 1545 hoogleraar geneeskunde te Montpellier, rondwormen

rondwormen (stam Aschelminthes, onderafdeling tweezijdig symmetrische dieren Bilateralia) Dieren met een primaire lichaamsholte en een cuticula. röntgendiagnostiek

röntgen- Diagnostiek met behulp van röntgenstraling. Röntgenstralen kunnen door het lichaam heen dringen, waarbij ze (afhankelijk diagnostisch dieet

röntgendiagnostiek Diagnostiek met behulp van röntgenstraling (röntgenfoto), zoals bij het onderzoek van botten en gewrichten of longonderzoek. roodborstje

roodborstje (Erithacus rubecula, onderfamilie lijsters) Felle, agressieve vogel met kleine snavel, lange vleugels en lange staart, borst oranjerood, grijze roodstaarten

roodstaarten (geslacht Phoenicurus, onderfamilie lijsters) Vogels met meestal bruinrode staart, die trillend omlaag wordt gebogen. Vele soorten in roodvonk

roodvonk (scarlatina) Acute infectieziekte met een bepaalde soort streptococcus (een bacterie). De ziekte komt vooral op de kinderleeftijd voor. De roodwieren

roodwieren (klasse Rhodophyceae, afdeling r. Rhodophyta) Wieren opgebouwd uit een tamelijk homogeen weefsel (thallus); bevatten rode pigment

roofbouw

roofbouw Wijze van grondgebruik waarbij men in een korte tijd een onevenredig grote hoeveelheid voedingsstoffen aan de bodem onttrekt, zodat een roofbuideldieren

roofbuideldieren (familie Dasyuridae, orde buideldieren) Vleesetende buideldieren, kleine soorten lijken op insecteneters, grote op roofdieren; soms roofdieren

roofdieren (orde Carnivora, klasse zoogdieren) Zoogdieren die zich meestal met andere dieren voeden, gebit met grote hoektanden en knip- of knobbelkiezen, roofhaaien

roofhaaien (familie Carcharhinidae, orde haaien) Haaien met een spilvormig lichaam, twee rugvinnen (voorste de grootste), onderste deel van staartvin roofvliegen

roofvliegen (familie Asilidae, onderorde vliegen) Grote vliegen (tot 25 mm) met uitpuilende ogen en dicht behaard gezicht. Felle jagers die vooral in roofvogels

roofvogels (stootvogels, orde Falconiformes, klasse vogels) Vogels met een grote, gekromde snavel, sterke bevederde poten met grijpklauwen, uitstekende rook

rook Colloïdaal systeem bestaande uit een fijn verdeelde vaste stof in een gas. Onder andere bekend als restant van onvolledige verbranding, waarbij roos

roos (roos, pityriasis capitis) Overmatige schilfering van de behaarde hoofdhuid. Berust op een stoornis in de verhoorning van de cellen van de opperhuid. Rorschach-test

Rorschach, Hermann (1884-1922) Zwitsers psychiater, vooral bekend vanwege de door hem ontwikkelde Rorschach-test. Deze projectieve persoonl

Rorschach-test De eerste en meest spraakmakende projectietest waarmee persoonlijkheidsaspecten worden gemeten. De proefpersoon krijgt een aantal Rorschach, Hermann

rosacea

rosacea (acne rosacea) Afwijking van de huid van het gezicht, gekenmerkt door rode pukkeltjes en ook kleine, met pus gevulde blaasjes. Het komt Rösel von Rosenhof, August Johann

Rösel von Rosenhof, August Johann (1705-1759) Duits anatomisch tekenaar van insecten; kreeg een opleiding tot artistiek tekenaar en schilder, Ross, Ronald

Ross, Ronald (1857-1932) Brits arts en bacterioloog. Ross was vanaf 1881 werkzaam voor de Militair Geneeskundige Dienst in Brits-Indië, waar hij Rostand, Jean Cyrus

Rostand, Jean Cyrus (Jean Sokori; 1894-1977) Frans bioloog en schrijver. Lid Académie française (1959). Bekend door (populair-)wetenschappel

rotan

rotan (Spaans riet) Gedroogde stengels van planten van de familie palmen (o.a. geslachten Calamus, Daemonorops en Plectocomia). Vooral afkomstig Rothacker, Erich

Rothacker, Erich (1888-1965) Duits filosoof en psycholoog, beïnvloed door Dilthey. Probeerde feiten en theorieën streng uit elkaar te houden. Werk: rotkreupel

rotkreupel (panaritium contagiosum) Schapeziekte die overal voorkomt waar schapen gefokt worden. Ontstaat door infectie met Fusobacterium necrophorum rotsbeen

rotsbeen (pars petrosa ossis temporalis) Deel van het slaapbeen met de vorm van een vierzijdige piramide, waarvan de basis aan de zijachterkant ligt. rotting

rotting De afbraak door schimmels en bacteriën van vooral eiwitrijke organische stoffen. Een belangrijk proces in de eerste fase van de opruiming van Rous, Francis Peyton

Rous, Francis Peyton (1879-1970) Amerikaans geneeskundige, verbonden aan het Rockefeller- instituut voor medisch onderzoek (vanaf 1909). Ontv

route, perifere versus centrale

route, perifere versus centrale Twee manieren waarop mensen een boodschap tot zich kunnen nemen. Bij de centrale route wordt gelet op de inhoud rouwproces

rouwproces Psychisch proces dat een nabestaande doormaakt na overlijden van een hem of haar dierbaar persoon. Men onderscheidt hierin een aantal rozemarijn

rozemarijn (Rosmarinus officinalis, lipbloemenfamilie) Altijdgroene heester met zittende leerachtige bladeren, van onderen grijsviltig; kleine blauwe rozenbottel

rozenbottel Schijnvrucht van rozen. Ontstaat na de bevruchting door het opzwellen van de bloembodem. Bevat veel vitamine C. Vooral rozenbottels rozenfamilie

rozenfamilie (Rosaceae, orde roosachtigen Rosales) Bomen, heesters of kruidachtige planten met verspreide bladeren met steunblaadjes; schotel- tot rozenstok

rozenstok Deel van het gewei van herten dat overblijft als de rest eenmaal per jaar wordt afgeworpen. Uit de rozenstok ontwikkelt zich in de loop van RSI

RSI (Repetitive Strain Injury) Algemene benaming voor voor (blijvende) beschadigingen aan het lichaam ten gevolge van langdurige, eentonige werkzaamheden. rubberbomen

rubberbomen (geslacht Hevea, wolfsmelkfamilie) Snelgroeiende bomen (in 10 jaar meer dan 20 m hoog) met langgesteelde drietallige bladeren; een

rubriceeroefening

rubriceeroefening Methode om kinderen dingen in categorieën te leren plaatsen. Bij de oefening moeten zij een aantal voorwerpen rangschikken aan rudbeckia's

Rudbeck, Olof (1630-1702) Zweeds anatoom, natuuronderzoeker en schrijver. Ontdekker van het lymfesysteem. Rudbeck hervormde de universiteit ruderaal milieu

rudbeckia's (geslacht Rudbeckia, composietenfamilie) Planten met grote bloemhoofdjes, afkomstig uit Noord-Amerika. In Nederland en België in allerlei Rudbeck, Olof

ruderaal milieu Door menselijk toedoen plaatselijk verrijkt land, bijvoorbeeld waar mest of vuilnis heeft gelegen, of waar de bodem overhoop is gehaald.

rudimentair orgaan

rudimentair orgaan Onvolledig ontwikkeld deel van een plantaardig of dierlijk organisme, bij soorten uit dezelfde systematische groep meestal wel rug (med.)

rug (med.) Bij de mens het achterste deel van de romp, bestaande uit de huid met daaronder de wervelkolom (met ruggenmerg en uittredende zenuwen) ruggenmerg

ruggenmerg Onderdeel van het centrale zenuwstelsel dat is gelokaliseerd in de wervelkolom. Aan de bovenkant ontspringt het ruggenmerg uit de hersenen, ruggenmergsaandoeningen

ruggenmergsaandoeningen Bij een klein letsel of beschadiging van het ruggenmerg wordt het effect waargenomen in het door de betrokken zenuwen ruggenmergsgezwel

ruggenmergsgezwel Hierbij moet men onderscheid maken in een gezwel uitgaande van het ruggenmerg zelf (gliomen) en een gezwel uitgaande van

ruggenmergssegment

ruggenmergssegment Elk deel van het ruggenmerg waar ter weerszijden een ruggenmergszenuw uit ontspringt. De gesegmenteerde opbouw van het ruggenmergszenuwen

ruggenmergszenuwen Uit het ruggenmerg ontspringende zenuwen; bij de mens 31 paar. Verlaten het wervelkanaal via de opening tussen twee opee

ruggenstreng

ruggenstreng (chorda dorsalis, notochord) Staafvormige, gelatineuze massa omgeven door een stevig membraan. Wordt gevormd tijdens de embryonale rugpijn

rugpijn Veel voorkomend verschijnsel dat door een groot aantal aandoeningen veroorzaakt kan worden, maar dat zelden levensgevaarlijk is. Vier van rugvin

rugvin (dorsaalvin) Vin aan de ruglijn van de meeste vissen, dient voor het bewaren van het evenwicht tijdens stilstand in het water en tijdens het zwemmen.

rui

rui Periodieke vervanging van de veren bij vogels. Gebeurt minstens eenmaal per jaar, meestal na het broedseizoen, voor de trek. Afwisseling van zomer- ruigpoothoenders

ruigpoothoenders (onderfamilie Tetraoninae, familie fazantvogels) Middelgrote hoendervogels met dicht verenkleed, onder gevederte donsachtig; ruimtelijke waarneming

ruimtelijke waarneming Het zien van diepte in de omgeving, terwijl het beeld dat op het netvlies valt in feite slechts tweedimensionaal is. Gegevens ruiters

ruiters (geslacht Tringa, snippenfamilie) Steltlopers met lange poten en een lange slanke snavel, korte hals. 15 soorten, w.o. de tureluur.

runderen

runderen (onderfamilie Bovinae, familie holhoornigen) Logge dieren met een brede snuit; zowel stieren als koeien dragen hoorns; onbehaarde, altijd runderhorzel

runderhorzel (Hypoderma bovis en H. lineatum, familie horzels) Vliegen die op runderen parasiteren. Wijfjes leggen eieren tussen de haren van een rund, huisrund,

rups Larve van vlinders. Week lichaam en harde kop met bijtende monddelen en korte antennes en zes enkelvoudige oogjes; drie paar korte, gelede rupsklavers

rupsklavers (geslacht Medicago, vlinderbloemenfamilie) Kruiden met kleine samengestelde bladeren; gele, violette of blauwe bloemen in trossen, kroonbladeren rupsvogels

rupsvogels (familie Campephagidae, orde zangvogels) Fluitende of krijsende vogels, meestal dof zwart en witgrijs verenkleed, lengte 12-36 cm. Leven Russell, Edward Stuart

Russell, Edward Stuart (1887-1954) Engels bioloog, hield zich bezig met de theoretische biologie en het diergedrag. Hij was een exponent van de

russenfamilie

russenfamilie (Juncaceae, orde lelieachtigen Liliales) Kruidachtige planten die op grassen lijken, meestal met een wortelstok en smalle bladeren; groene, russula's

russula's (geslacht Russula, klasse steeltjeszwammen) Schimmels met vruchtlichamen (paddestoelen) met een dikke, korte, brosse, witte steel en een rustpotentiaal

rustpotentiaal Potentiaalverschil (60-70 mV) tussen de binnen- en buitenkant van het membraan van spier- en zenuwcellen zolang deze niet geprikk

Ruting, Jos

Ruting, Jos (1909-1987) Nederlands schrijver en illustrator. Ruting werkte aanvankelijk als reclametekenaar. Hij verdiepte zich echter in de biologie ruwbladigen

ruwbladigen (familie Asperifoliae, Boraginaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Ruw behaarde kruiden, regelmatige bloemen in een enkelvoudige sabelmarter

sabelmarter (Martes zibellina, familie marterachtigen) Marter (tot 45 cm) met brede kop en meestal donkerbruine vacht, staart en voetzolen ook dicht

sabelsprinkhanen

sabelsprinkhanen (familie Tettigoniidae, orde sprinkhanen) Sprinkhanen met een sabelvormige legboor, hoog ontwikkeld sjirporgaan. Voedsel vooral sacculus

sacculus (ronde zakje) Vormt samen met de halfcirkelvormige organen en de utriculus het evenwichtsorgaan van gewervelde dieren; onderdeel van Sacks, Oliver Wolf

Sacks, Oliver Wolf (geb. 1933) Brits neuroloog en schrijver, die in zijn loopbaan veel werkte met bejaarden en chronisch zieken. `Awakenings' (1973) sadisme

sadisme Wellust, opgewekt door het kwellen van anderen. De term is ontleend aan de Franse schrijver Donatien Alphonse François marquis de Sade sadomasochisme

sadomasochisme (algolagnie) Het vinden van seksuele bevrediging in zowel pijnigen als gepijnigd worden. Sadisme wil zeggen dat bevrediging wordt saiga

saiga (Saiga tatarica, onderfamilie steppe-antilopen Saiginae) Sierlijke, kleine (hoogte tot 80 cm) antilope met plompe kop en brede neus die kan worden Sajet, Benedictus Herschel

Sajet, Benedictus Herschel (1887-1986) Nederlands huisarts en gemeenteraadslid. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog legerarts bij het republikeinse Sakmann, Bert

Sakmann, Bert (geb. 1942) Duits wetenschappelijk onderzoeker, verbonden aan het Max-Planck-Instituut in Heidelberg. Sakmann kreeg in 1991 samen salamanders

salamanders (orde Urodela, klasse amfibieën) Lange, slanke amfibieën met een staart, dunne huid met veel slijmklieren, vaak gifklieren. Voedsel: salanganen

salanganen (geslacht Collocalia, familie gierzwaluwen) Gierzwaluwen, lengte tot 16 cm, bouwen nesten op uit speeksel. Deze vormen de grondstof salies

salies (geslacht Salvia, lipbloemenfamilie) Planten met brede bladeren en tweelippige bloemkelk en -kroon; twee meeldraden liggen onder de helmvormige Salk, Jonas

Salk, Jonas (1914-1995) Amerikaans viroloog. Salk was van 1947 tot 1963 directeur van het laboratorium voor virusonderzoek van de universiteit Salmonella

Salmonella (familie Enterobacteriaceae) Geslacht van niet-sporevormende bacteriën; van de ca. 1000 soorten kunnen er vele ziekten (salmonellosen) salomonszegels

salomonszegels (geslacht Polygonatum, leliefamilie) Planten met bebladerde bloeistengel, zonder wortelrozet, hangende bloemen met vergroeide bloemdekbladen, salpen

salpen (klasse Thaliacea, onderstam manteldieren) Manteldieren zonder ruggenstreng. Drie orden: pyrosoma's (Pyrosomatida), vormen holle, cilindervormige Samuelsson, Bengt Ingemar

Samuelsson, Bengt Ingemar (geb. 1934) Zweeds biochemicus, verrichtte onderzoek aan de Harvard University (1961-1962); hoogleraar te Stockholm sanatorium

sanatorium Categoraal ziekenhuis voor langdurig zieken, bij wie rust en een gezonde omgeving een belangrijk onderdeel vormen van de behandeling. sandelhoutfamilie

sandelhoutfamilie (Santalaceae, orde sandelhoutachtigen Santalales) Bomen, heesters of kruiden met meestal zeer kleine bloemen, vaak parasitair sanering

sanering Herstructurering van een bedrijfstak, bedrijfszuil, enz., waarbij de zwakkere bedrijven opgeheven worden of in sterkere worden opgenomen. Sanger, Frederick

Sanger, Frederick (geb. 1918) Brits biochemicus. Onderzocht de structuur van eiwitten, in het bijzonder die van insuline, en ontwikkelde tal van methoden sanguinisch type

sanguinisch type Eén van de vier persoonlijkheidstypen waarin de Griekse arts Hippocrates de mensheid indeelde. Deze persoon is gezet en heeft het Sapindales

Sapindales Orde uit de klasse tweezaadlobbigen. Bomen, struiken of lianen zonder oliekliertjes in de bladeren; bloembodem buiten de krans van meeldraden saprobiëring

saprobiëring Verontreiniging van oppervlaktewater met organisch afval. De mate ervan wordt aangegeven als oligosaproob (weinig), mesosaproob saprofyten

saprofyten Heterotrofe planten (zonder bladgroen) die, in tegenstelling tot parasieten, leven van afgestorven planten en dieren. Van groot belang voor sapropelium

sapropelium Laag van organisch bezinksel op de bodem van meren, ook rottingsslik genoemd.

sapstroom

sapstroom Het transport van door de plant geassimileerde stoffen via het systeem van zeefvaten in het floëem.

sarcasme

sarcasme (Gr.: sarkazoo = ontvlezen) Bittere, bijtende spot; hatelijkheid. Sarcasme verschilt van ironie doordat de spreker (sarcast) de bedoeling heeft sarcoïdose

sarcoïdose (ziekte van Besnier-Boeck) Ziekte waarbij door ontstekingsreacties het gewone weefsel van verschillende organen verandert en er in die sarcolemma

sarcolemma Membraan om elke spiervezel van een dwarsgestreepte spier.

sarcomeer

sarcomeer De contractiele (samentrekbare) eenheid van een spiervezel, bestaande uit actine- en myosinefilamenten en aan elke kant omgeven door sarcoom

sarcoom Kwaadaardig gezwel, uitgaande van mesenchymaal weefsel. Dit kan bijvoorbeeld zijn in het bot, uitgaande van het beenmerg (Ewing's sarcoom), sarcoplasma

sarcoplasma Cytoplasma van spiercellen (spiervezels); bevat veel mitochondriën en myofibrillen.

sarcoplasmatisch reticulum

sarcoplasmatisch reticulum Een systeem van samenhangende buisjes en blaasjes in de spiercel, dat de myofibrillen omgeeft. Ze zijn dwars op of evenw

sardientjes

sardientjes (geslachten Sardinella, Sardinops en Sardina, familie haringen) Haringachtige vissen die in scholen leven in tropische en subtropische Sars, Michael

Sars, Michael (1805-1869) Noors dierkundige, vader van de dierkundige Georg Ossian Sars. Hij studeerde theologie en was als predikant werkzaam saterhoenders

saterhoenders (tragopanen, onderfamilie Tragopaninae, familie fazantvogels) Fraai gekleurde hoenders die, als enige, een nest in bomen maken. Vijf satisfactie

satisfactie Een maat voor de tevredenheid over iets. De satisfactie kan het gevolg zijn van het bereiken van een bepaald doel. Het begrip wordt in verschillende sauna

sauna Cabine met een relatief lage vochtigheidsgraad en een temperatuur variërend van ca. 50° onderin tot 90° of meer bovenin; van oorsprong Fins. sauriërs

sauriërs (Sauria) Verzamelnaam voor enkele groepen reptielen die zich gedurende het Carboon ontwikkelden uit amfibieën, sterke ontplooiing in Perm saurischiërs

saurischiërs (orde Saurischia, klasse reptielen) Uitgestorven dinosauriërs, die leefden van Trias tot Krijt. Landbewonende vleeseters. Bekend: Brachiosaurus

Saussure, Henri Louis Frederic de

Saussure, Henri Louis Frederic de (1829-1905) Zwitsers entomoloog (insectenkundige). Hij was een kleinzoon van Horace B. de Saussure en een Saussure, Nicolas Theodore de

Saussure, Nicolas Theodore de (1767-1845) Zwitsers plantenfysioloog. Hij was de zoon van Horace B. de Saussure, zijn leerling en assistent tijdens Scarpa, Antonio

Scarpa, Antonio (1752-1832) Italiaans anatoom, chirurg, neuroloog. Hij studeerde geneeskunde aan de universiteit van Padua bij Morgagni. Van 1772-schaafwond

schaafwond (excoriatie) Oppervlakkige verwonding van de huid, waarbij meestal slechts een deel van de dikte van de huid verloren is gegaan. Er ontstaat schaal (biol.)

schaal (biol.) 1. Het buitenste beschermende omhulsel van bepaalde dierlijke eicellen, bijvoorbeeld bij kraakbeenvissen en vogels. 2. Beschermende schaal (psychol.)

schaal (psychol.) Getalsmatige uitdrukking voor sociale of psychologische hoedanigheden, bijv. het voorkomen van bepaalde sociale opvattingen, schaalhoorns

schaal, intervalschaal,

schaalhoorns (familie Patellidae, klasse slakken) Slakken met een schaalvormige schelp zonder windingen, binnenzijde met een zilverwitte parelmoerlaag. schaalklier

schaalklier Klier die de kalkschelp vormt, bij weekdieren gelegen aan de mantelrand.

schaamlippen Onderdeel van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen. De grote schaamlippen (labia majora) bestaan uit twee grote huidplooien, schaamluis

schaamluis ( platje, Phthirus pubis ), een klein insect, dat een besmetting kan veroorzaken. Overdracht tussen individuen vindt plaats bij intiem contact,

schaamte

schaamte Een als pijnlijk ervaren gevoelsbeleving die voortkomt uit het gevoel te kort te schieten. De Duits-Britse socioloog Norbert Elias dacht dat schaarbekken

schaarbekken (familie Rynchopidae, orde steltlopers en meeuwvogels ) Vogels waarbij de ondersnavel langer is dan de bovensnavel; gevorkte staa

schaatsenrijders

schaatsenrijders (familie Gerridae, onderorde landwantsen) Donkere, slanke insecten, lengte 13-17 mm, onderzijde van de romp zilverkleurig door schakel

schakel Star lichaam in een werktuigbouwkundige constructie, beweegbaar ten opzichte van andere schakels. Het samenstel van schakels noemt men schakelcel

schakelcel Zenuwcel die impulsen overdraagt van de ene zenuwcel naar de andere; vooral in het ruggenmerg en de hersenen.

schakelneuron

schakelneuron Zenuwcel die verbindingen legt tussen andere zenuwcellen, waardoor complexe circuits kunnen ontstaan. Ze liggen doorgaans in het Schally, Andrew Victor

Schally, Andrew Victor (geb. 1926) Pools-Amerikaans biochemicus, hoogleraar te New Orleans (sinds 1962). Hij zocht - aanvankelijk met Guillemin

schapen

schapen Middelgrote herkauwers, ondersoorten van twee soorten: gewoon schaap (Ovis ammon) en dikhoornschaap (O. canadensis). Hoorns min of schar

schar (Limanda limanda, familie schollen) Grijsachtig, geelbruine platvis met getande schubben (de huid voelt ruw aan). Leeft tot op 40 m diepte van scharrelaars

scharrelaars (familie Coraciidae, orde scharrelaarvogels) Fel gekleurde vogels die een opvallend geluid maken, goede vliegers (hippen of lopen bijna scharrelaarvogels

scharrelaarvogels (orde Coraciiformes, klasse vogels) Meestal bontgekleurde landvogels met drie gedeeltelijk vergroeide voortenen. 190 soorten met Schaudinn, Fritz Richard

Schaudinn, Fritz Richard (1871-1906) Duits dierkundige. Hij maakte in 1894 en 1898 expedities ter bestudering van de arctische fauna (zie 'Fauna

schedel

schedel Deel van het skelet dat de hersenen omsluit en deze beschermt tegen beschadiging. Bestaat bij dieren uit: 1. hersenschedel (aangelegd als kraakbee

schedelbasis

schedelbasis Onderste deel van de hersenschedel zonder duidelijke grens met het bovenste deel, het schedeldak; de grens wordt ongeveer gevormd schedelbasisfractuur

schedelbasisfractuur Botbreuk van de onderzijde van de schedel. De schedelbasis is het deel van de schedel waar de hersenen op rusten en waardoor schedeldakfractuur

schedeldakfractuur Breuk van het schedeldak, dat vaak samen gaat met een hersenschudding. Omdat dicht onder het schedeldak verschillende bloedvaten schedellozen

schedellozen (onderstam Acrania, stam chordadieren) Kleine groep van chordadieren zonder hersenen en wervelkolom, geen gepaarde ledematen, scheefhals

scheefhals (torticollis) Aandoening, gekenmerkt door een schuine stand van het hoofd, die niet meer recht te krijgen is. De afwijking kan bij de geboorte scheelzien

scheelzien (strabismus, loensen) Het onvermogen beide ogen gecoördineerd te gebruiken. Normaal staan bij in de verte kijken de assen van beide ogen scheenbeen

scheenbeen (tibia) Voorste pijpbeen in het onderbeen van gewervelde dieren en de mens. Ligt vlak onder de huid, waardoor stoten zeer pijnlijk is scheerling, gevlekte

scheerling, gevlekte (Conium maculatum, schermbloemenfamilie) Kruidachtige plant met kale, aan de voet vaak bruinrood gevlekte stengel; hoogt

schelpen

schelpen Harde, meestal uitwendige delen van het lichaam van o.a. zeepokken en armpotigen, maar vooral weekdieren. Meestal opgebouwd uit kalkachtige schema

schema 1. Een redelijk stabiele, mentale structuur, die het affectief, cognitief of motorisch functioneren organiseert. Schema's kunnen zich (bijvoorbeeld schemertoestand

schemertoestand Een vorm van een verstoorde samenhang in het bewustzijn, waarbij gewoontehandelingen nog wel uitgevoerd kunnen worden, m

scherm (biol.)

scherm (biol.) (umbellum) Bloeiwijze waarbij alle zijassen ontspringen uit één punt van de stengel (hoofdas), om het vertakkingspunt een krans van schermbloemenfamilie

schermbloemenfamilie (Apiaceae, Umbelliferae, orde schermbloemigen Umbelliflorae, Umbellales) Kruidachtige planten met meestal geveerde, verspreid Scheuchzer, Johann Jakob

Scheuchzer, Johann Jakob (1672-1733) Zwitsers arts en geleerde, wordt beschouwd als de grondlegger van de paleobotanie door zijn 'Herbarium Scheuermann, ziekte van

Scheuermann, ziekte van (Bauernrücken) Eén van de vormen van osteochondritis. Er is een groei- en verbeningsstoornis aan de voorzijde van de scheurbuik

scheurbuik (scorbuut) Gevolg van een tekort aan vitamine C. Vitamine C (ascorbinezuur) speelt een rol bij de vorming van steunweefsels, zoals tandweefsel, scheuzeriafamilie

scheuzeriafamilie (Scheuzeriaceae, orde waterweegbreeachtigen Alismatales) Kruidachtige moerasplanten met lijnvormige bladeren en trossen van

schicht

schicht (cincinnus) Bloeiwijze waarbij de zijassen van de stengel loodrecht op elkaar staan en beurtelings links en rechts. Lijkt soms op een opgerolde schijfkwallen

schijfkwallen (klasse Scyphozoa, onderafdeling holtedieren) Kwallen met een dik, stevig, meestal groot scherm (diameter tot 2 m); op de schermrand schijftongkikkers

schijftongkikkers (familie Discoglossidae, orde kikkers en padden ) Kikkers met een schijfvormige tong die met de mondbodem vergroeid is (ongeschik

schijndood

schijndood Toestand waarin bij levende organismen ogenschijnlijk geen levensverschijnselen meer zijn waar te nemen. Normaal bij lagere organismen schijnhermafrodieten

schijnhermafrodieten (gynandromorfen) Individuen waarvan het lichaam ten gevolge van onregelmatigheden tijdens de eerste embryonale celdeling

schijnherten

schijnherten (onderfamilie Odocoileinae, familie herten) Herten (grootte van een haas tot een edelhert), mannetjes met gewei met korte rozenstok en schijnvoetje

schijnvoetje (pseudopodium) Niet-blijvende en vormveranderlijke uitstulping van levende cellen, ontstaan door stroming in het cytoplasma. Bij amoeben schijnvrucht

schijnvrucht Vrucht die niet alleen uit de stamper(s) is ontstaan, maar ook uit andere plantedelen. Bij de aardbei bijv. wordt de bloembodem vlezig schijnzwangerschap

schijnzwangerschap Toestand waarin zwangerschapsverschijnselen optreden, maar de vrouw geen embryo draagt; de menstruatie blijft uit, de buik schildklier

schildklier (glandula thyreoidea) Een voor de stofwisselingsreacties in het lichaam uiterst belangrijke klier, die uit twee grote kwabben (lobben) bestaat; schildkliergezwel

schildkliergezwel Een gezwel in een verder normaal aanvoelende schildklier is meestal goedaardig, maar kan soms ook kwaadaardig zijn. Daarom is schildklierontsteking

schildklierontsteking (thyreoïditis) Ontsteking van de schildklier, die kan ontstaan ten gevolge van een infectie. Vaker is de oorzaak de vorming van schildluizen

schildluizen (onderorde Coccina, orde plantezuigers) Planteluizen waarvan de wijfjes altijd ongevleugeld en larvevormig zijn, mannetjes meestal met schildpadden

schildpadden (orde Testudines of Chelonia, klasse reptielen) Reptielen met een schild, geen tanden. Het schild bestaat uit een rug- en buikschild verbonden schildvissen

schildvissen (orde Gobiesociformes, klasse beenvissen) Kleine, slanke vissen zonder schubben en zonder zwemblaas; krachtige zuigschijf op de buik schildvoetigen

schildvoetigen (klasse Caudofoveata, stam weekdieren) Wormvormige weekdieren (lengte tot 14 cm) met een schildvormige plaat (schildvoet) rondom schildwantsen

schildwantsen (familie Pentastomidae, onderorde landwantsen) Vrij grote, brede, vaak sterk getekende wantsen, die op kevers lijken. Meestal planteneters, Schimmelcultures, Centraal Bureau voor

Schimmelcultures, Centraal Bureau voor Instituut te Baarn en Delft, opgericht in 1904 door 'Association Internationale des Botanistes'. Sinds 1968 schimmelinfecties

schimmelinfecties (mycosen) Infectie met plantaaardige micro-organismen. Schimmels zijn planten zonder bladgroen. Om in leven te blijven zijn zij schimmels

schimmels (zwammen, afdeling Fungi of Mycophyta) Heterotrofe, één of meercellige organismen zonder bladgroen. Meestal opgebouwd uit hyfen schimmels, onvolkomen

schimmels, onvolkomen (onderafdeling Deuteromycetes, afdeling schimmels) Echte schimmels waarvan tot nu toe slechts een ongeslachtelijke vorm Schimper, Andreas Franz Wilhelm

Schimper, Andreas Franz Wilhelm (1856-1901) Duits plantengeograaf, hoogleraar te Bazel (1898). Bestudeerde o.a. de invloed van de zoutconcentratie schizoaffectieve stoornis

schizoaffectieve stoornis Ook schizoaffectieve schizofrenie. Een stoornis die veel weg heeft van schizofrenie, maar waarbij niet aan alle diagnostische schizofrenie

schizofrenie (lett.: gespleten geest; ook schizofrene psychose en schizofrene stoornis) Psychotisch ziektebeeld, gekenmerkt door het optreden van de schizofrenie, catatone

schizofrenie, catatone Een vorm van schizofrenie waarbij vooral een duidelijke invloed op de motoriek merkbaar is. De patiënt kan soms zelfs ma

schizofrenie, gedesorganiseerde

schizofrenie, gedesorganiseerde Ook hebefrenie. De meest voorkomende vorm van schizofrenie. De persoon gedraagt zich bizar. Hij kan bijvoorbeeld schizofrenie, paranoïde

schizofrenie, paranoïde Een vorm van schizofrenie waarbij het meest in het oog lopende kenmerk is dat de persoon lijdt aan grootheidswaan of ach

schizofrenie, procesmatige en reactieve

schizofrenie, procesmatige en reactieve Twee vormen van schizofrenie die door sommige theoretici onderscheiden worden. De procesmatige sch

schizofreniforme stoornis

schizofreniforme stoornis Een psychiatrische aandoening die de kenmerken heeft van schizofrenie, maar waarvan de duur te kort is om van schizofren

schizogonie

schizogonie Ongeslachtelijke voortplanting, waarbij de moedercel uiteenvalt in vele dochtercellen. Komt voor bij sporediertjes (Sporozoa), bijv. de schizoïde

schizoïde Een term met sterk uiteenlopende betekenissen. Soms wordt het gebruikt als aanduiding voor 1. schizofreen. Een andere keer gaat het om

schizoïde persoonlijkheid

schizoïde persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis, bij wie de relatie met anderen als zeer koel en afsta

schizopsychologie

schizopsychologie Ook schizofysiologie. Een door Paul D. MacLean bedachte term voor de psychische en neuroanatomische 'gespletenheid' van de schizotypische persoonlijkheid

schizotypische persoonlijkheid Ook borderline of latente schizofrenie. Een in de DSM-IV- classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis met Schleiden-Schwann, celtheorie van

Schleiden, Matthias Jacob (1804-1881) Duits plantkundige. Hoogleraar te Jena (1839). Een der grondleggers van de celbiologie. Schreef o.a.: 'Die schoenlappers

Schleiden-Schwann, celtheorie van Plantaardige en dierlijke organismen zijn opgebouwd uit cellen, waarbinnen zich de belangrijkste levensprocessen Schleiden, Matthias Jacob

schoenlappers (familie Nymphalidae, superfamilie dagvlinders) Vlinders met vaak gekartelde vleugelranden, onderkant donker gekleurd; voorpote

scholeksters

scholeksters (familie Haematopodidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Zwarte of zwartwitte vogels met sterke, beitelvormige, oranjerode snavel schollen (biol.)

schollen (biol.) (familie Pleuronectidae, orde platvissen) Platvissen met de ogen aan de rechterkant van het lichaam. Vele soorten van belang als consumptievis. schone technologie

schone technologie Geheel van processen en technieken om milieuverontreiniging door productieprocessen en producten te voorkomen of te bepe

school (biol.) Open anonieme groep waterdieren (vooral vissen). Leden van een school vertonen dezelfde activiteiten op hetzelfde moment, onderlinge schoolpsychologie

school van Nancy

school van Nancy Richting in het hypnose-onderzoek aan het eind van de 19e eeuw in Nancy, vertegenwoordigd door de Franse arts A.A. Liébeault school van Parijs

school van Parijs Ook Salpêtrièreschool. Richting in het hypnose-onderzoek omstreeks 1880, ontwikkeld door de Franse neuroloog Jean Martin Charcot school (biol.)

schoolpsychologie Tak van de psychologie die zich op het functioneren van de mens in de schoolsituatie richt. Het belangrijkste onderwerp is op welke schooltest

schooltest Alle onderwijspsychologische tests waarmee schoolrijpheid, schoolbekwaamheid, schoolgedrag en schoolvorderingen gemeten en/of voorspeld schoolvorming

schoolvorming Groepsvorming binnen een tak van wetenschap op basis van vaak aan een gezaghebbend pionier ontleende inzichten. Schoolvorming schoonouderscomplex

schoonouderscomplex Sociaal-wetenschappelijke term voor een cultuurpatroon gekenmerkt door een gespannen verhouding tussen huwelijkspartners

schorpioenen

schorpioenen (orde Scorpiones, klasse spinachtigen) Geleedpotige dieren zonder antennen, aan de kop krachtige aanhangsels met grote scharen waarmee schorpioenspinnen

schorpioenspinnen (orde Pedipalpi, klasse spinachtingen) Geleedpotige dieren. Twee onderorden in tropen en subtropen: zweepschorpioenen (Uropygi

schorpioenvliegen

schorpioenvliegen (orde Mecoptera, klasse insecten) Kleine tot middelgrote insecten met een tot snavel uitgegroeide kop en twee paar gelijkvormige schors (plantk.)

schors (plantk.) (korst) 1. In jonge stengels en wortels: het weefsel tussen de opperhuid en centrale cilinder of stele (d.w.z. vaatbundels en merg); bestaat schorseneren

schorseneren (geslacht Scorzonera, composietenfamilie) Onbehaarde planten met bebladerde stengel en gele lintbloemen in een hoofdje. De schorseneer

schorskevers

schorskevers (bastkevers, familie Scolytidae, superfamilie snuitkevers) Kleine bruinzwarte kevers (lengte tot 8 mm) zonder verlengde snuit, korte anten

schouderaandoeningen

schouderaandoeningen Aandoeningen van het schoudergewricht; gaan vrijwel altijd gepaard met pijn en bewegingsbeperking. Pijn in de schouder schouderblad

schouderblad (scapula) Aan weerszijden van de borstkas aangelegd, plat en driehoekig bot, gelegen aan de achterzijde van de 2e t/m 8e rib; door spieren schouderverstijving

schouderverstijving (frozen shoulder ofwel 'bevroren schouder') Zeer ernstige bewegingsbeperking van het schoudergewricht, met als oorzaak aant

schrikseconde

schrikseconde Tijd die verloopt voor iemand gericht kan reageren op een gevaarlijke situatie. In ideale omstandigheden gelijk aan de reactietijd, maar schroefhoornantilopen

schroefhoornantilopen (geslacht Tragelaphus, onderfamilie bosantilopen) Holhoornigen, mannetjes groot met donkere vacht en min of meer gewonden schroefpalmfamilie

schroefpalmfamilie (Pandanaceae, orde schroefpalmen Pandanales) Eenzaadlobbige, tweehuizige bomen en lianen met spiraalvormig geplaatste blader

schub

schub Plaatvormig, min of meer rond bekleedsel van de huid van verschillende dieren, meestal dakpansgewijs gerangschikt; grootte varieert van enkele schubdieren

schubdieren (orde Pholidota, klasse zoogdieren) Langgerekte dieren bedekt met opvallende hoornschubben; voorpoten met sterke graafklauwen; geen schubziekte

schubziekte (ichtyose, ichthyosis congenita) Huidafwijking die gekenmerkt wordt door het ontstaan van veel schilfers op de huid, waardoor deze meer schuldgevoel

schuldgevoel Het besef een ethische en/of sociale regel te hebben overtreden, dat vaak met een neiging tot boetedoening en een verlaging van de zelfwaardering Schultze, Max Johann Sigismund

Schultze, Max Johann Sigismund (1825-1874) Duits bioloog. Hij was de zoon van Karl August Sigismund Schultze, hoogleraar anatomie en fysiologie schurft

schurft (scabiës) Bij vogels en zoogdieren (incl. de mens) voorkomende huidaandoening, veroorzaakt door mijten van de familie Sarcoptidae, die parasiteren schutkleur

schutkleur Kleur van dieren die is aangepast aan de kleur van de omgeving waardoor het dier niet opvalt. Woestijndieren zijn vaak gelig (zandkleur), schuttersvissen

schuttersvissen (familie Toxotidae, onderorde baarsvissen) Zijdelings afgeplatte vissen met grote beweeglijke ogen; lengte tot 20 cm. Schieten met Schwalbe, Gustav Albert

Schwalbe, Gustav Albert (1844-1916) Duits anatoom en antropoloog. Hij was de grondlegger van het vergelijkend antropologisch onderzoek. Hij Schwann, Theodor

Schwann, Theodor (1810-1882) Duits fysioloog, hoogleraar te Leuven (1839) en Luik (1848). Onderzocht spijsvertering, bouw en werking spieren Schwendener, Simon

Schwendener, Simon (1829-1919) Zwitsers plantenanatoom. In 1856 promoveerde hij op het proefschrift 'Über die periodische Erscheinungen der

scilla's

scilla's (geslacht Scilla, leliefamilie) Bolgewassen met min of meer vlezige bladeren; meestal blauwe bloemen in trossen; bloeistengel onbebladerd. scintigrafie

scintigrafie Medische onderzoekmethode, waarbij de plaatselijke intensiteitsverschillen van door (delen van) het lichaam uitgezonden gamma-straling sclerenchym

sclerenchym (sklerenchym) Steunweefsel bij planten. Bestaat uit cellen met regelmatig verdikte, meestal houtige wanden; de celinhoud is afgestorven. sclerodermie

sclerodermie Auto-immuunziekte die voornamelijk bij wat oudere vrouwen voorkomt en gekenmerkt wordt door een geleidelijke toename van bindweefsel scleromorfie

scleromorfie Vormaanpassingen van een plant aan droge milieus door bijvoorbeeld verdikte wasachtige cuticula, dichte beharing of verzonken huidmondjes.

scolex

scolex Kop van lintwormen. Bij de varkenslintworm draagt de scolex een hakenkrans.

scoliosis

scoliosis Zijwaartse verkromming van de wervelkolom, vaak gepaard gaande met een achterwaartse verkromming (kyfose). Doorgaans bestaat er ook scopofilie

scopofilie Het seksueel opgewonden worden door visuele stimuli, zoals bijvoorbeeld pornografische films of naakte mensen. Alleen wanneer dergelijke scopolamine

scopolamine Een stof met een remmende invloed op het parasympathische zenuwstelsel. Het kan zowel als medicijn als, in een hogere dosis, als vergift scotopisch zien

scotopisch zien Schemeringszien. De visuele waarneming op momenten dat er onvoldoende licht voorhanden is voor de kegeltjes in het netvlies. Kegeltjes Scott, Sir Peter

Scott, Sir Peter (1909-1989) Brits natuurbeschermer. Scott was een zoon van de bekende poolreiziger Robert Falcon Scott. Hij studeerde natuurwetenschappen Sechenov, Ivan Michajlovitsj

Sechenov, Ivan Michajlovitsj (1829-1905) Russisch fysioloog. Hij studeerde geneeskunde en was van 1860-1870 hoogleraar medische chirurgie te secretarisvogels

secretarisvogels (familie Sagittariidae, orde roofvogels) Tegenwoordig één soort: secretarisvogel (Sagittarius serpentarius) met lange poten en een sectie

sectie (autopsie, lijkschouwing) Openmaken van een lijk om het lichaam op veranderingen (bijv. door ziekte) te onderzoeken. Bij moord vindt sectie

secundaire celwand

secundaire celwand Celwand die bij planten ontstaat na celstrekking, door verdikking van de primaire celwand. Is veel steviger (tot 94 % cellulose), secundaire embryozakkern

secundaire embryozakkern De kern die centraal in de embryozak ontstaat doordat de twee haploïde poolkernen met elkaar versmelten.

secundaire productie

secundaire productie Alle dierlijke productie in een ecosysteem gebaseerd op de plantaardige, primaire productie. Zowel de planteneters, predatoren sedativa

sedativa De psychofarmaca met een algemeen remmende werking op het centraal zenuwstelsel. Hierdoor kan een angstreductie bereikt worden en wordt segmentatie

segmentatie (metamerie) Verschijnsel dat het lichaam van een dier bestaat uit een opeenvolgende rij van min of meer gelijke delen (segmenten). Elk segregatie (biol.)

segregatie (biol.) Het proces waarbij twee allelen van een gen bij de reductiedeling over twee haploïde geslachtscellen verdeeld worden. De eerste seizoendimorfisme

seizoendimorfisme Verschijnsel dat een dier er in verschillende jaargetijden anders uitziet. Bij watervlooien is het seizoendimorfisme afhankelijk van seizoenritme

seizoenritme (jaarperiodiciteit) Een door het opeenvolgen van de seizoenen bepaald ritme van levensverrichtingen. Komt voor bij vele planten en dieren. sekserol

sekserol Het geheel van gevoelens, verwachtingen en daaruit voortvloeiende gedragingen die passend geacht worden voor ieder die tot een bepaalde sekseverschillen

sekseverschillen Ook man-vrouwverschillen. Mannen en vrouwen verschillen in een aantal opzichten van elkaar: 1. Biologisch: bijvoorbeeld verschillen

seksisme

seksisme Het maken van een onderscheid in de behandeling van mannen en vrouwen op grond van hun geslacht. De term wordt meestal gebruikt als sekstherapie

sekstherapie Een vorm van psychotherapie waarbij het voornaamste doel is problemen in het seksueel functioneren te verhelpen. Mannen vragen meestal seksualiteit

seksualiteit Alle psychologische aspecten, samenhangend met de geslachtsgemeenschap en - in bredere zin - met de verschillen tussen beide seksen. Seksualiteit Belevingsschaal

Seksualiteit Belevingsschaal (SBS) Deze psychologische test meet vier aspecten van seksuele beleving: seksuele beheersingsmoraal (verwerpen versus seksuele ontwikkeling

seksuele ontwikkeling Ook psychoseksuele ontwikkeling. De verandering in de seksualiteitbeleving gedurende het leven. Volgens de psychoanalyti

seksuele stoornissen

seksuele stoornissen Alle stoornissen in iemands seksuele functioneren. Tot afwijkend seksueel gedrag behoort een reeks gewoonten en handelingen seksuele symboliek

seksuele symboliek Het geven van een seksuele betekenis aan voorwerpen of gebeurtenissen. Veelvuldig toegepast in de psychoanalytische interpretatie sekwester

sekwester Afgestorven stukje bot, losliggend in het levende beenweefsel. Kan ontstaan bij een beenmergontsteking, die dan pas geneest wanneer de selaginellafamilie

selaginellafamilie (Selaginallaceae, klasse wolfsklauwen Lycopodiinae) Klimmende of kruipende kruidachtige planten met kleine, eennervige blaadjes; selderij

selderij (Apium graveolens, schermbloemenfamilie) Plant met donkergroene, geveerde bladeren aan de onderkant en drietallige bladeren aan de bovenkant; selectieve aandacht

selectie, gerichte Vorm van natuurlijke selectie waarbij door plotseling veranderende omstandigheden individuen met een bepaalde eigenschap een selectie, kunstmatige

selectie, kunstmatige Selectie waarbij individuen binnen een populatie om bepaalde eigenschappen door de mens worden voortgekweekt. Bijv. plan

selectie, natuurlijke

selectie, natuurlijke Geleidelijk selectieproces dat optreedt als individuen van dezelfde soort een grotere overlevingskans hebben dan andere, omdat semantiek (psychol.)

selectieve aandacht Het reageren van een organisme op slechts een deel van de aangeboden prikkels. Een organisme beschikt over een beperkt vermogen selectie, gerichte

semantiek (psychol.) De leer van de betekenis die kan worden toegekend aan symbolen van talen. Globaal kunnen twee benaderingswijzen ondersch

semantische differentiaal

semantische differentiaal Methode om de connotatieve (gevoelsmatige) betekenis van een woord te bepalen, door het te laten beoordelen op een aanta

semiotiek

semiotiek (algemene tekenleer) Wetenschap die zich bezighoudt met tekens en symbolen, in het bijzonder de wijze waarop ze worden voortgebracht Semmelweis, Ignaz Philipp

Semmelweis, Ignaz Philipp (1818-1865) Hongaars vrouwenarts, verrichtte baanbrekend werk op het terrein van de kraamvrouwenkoorts. Werkzaa

Semon, Richard Wolfgang

Semon, Richard Wolfgang (1859-1919) Duits dierkundige. Hij studeerde dierkunde te Jena bij E. Haeckel en geneeskunde te Heidelberg. In 1883 Sendtner, Otto

Sendtner, Otto (1813-1859) Duits plantkundige. Hij studeerde natuurwetenschappen aan de universiteit van München, in het bijzonder mineralogie Senebier, Jean

Senebier, Jean (1742-1809) Zwitsers geestelijke en plantenfysioloog. Hij studeerde theologie en werd dominee te Genève (1765) en Chancy (1769). seniele plaques

seniele plaques Een plaats in de ouder wordende hersenen met een duidelijke opeenhoping van vezels buiten de cellen. Dit kan ertoe leiden dat neuronen seniliteit

seniliteit Een afgetakelde toestand op oudere leeftijd. Het geheugen is in deze periode vaak relatief helder voor gebeurtenissen van vele jaren geleden, Sennert, Daniel

Sennert, Daniel (1572-1637) Duits natuurfilosoof en medicus. Probeerde de theorieën over de vier lichaamsvochten van Galenus en over de drie lichaamselementen sensatie

sensatie Zuiver zintuiglijke gewaarwording waaraan geen cognitieve aspecten verbonden zijn, zoals klanken, smaken, geuren, enz.

sensibilisatie

sensibilisatie Het gevoelig worden voor een bepaalde stof. Hernieuwd contact met de betreffende stof kan soms tot een overgevoeligheidsreactie leiden.

sensibiliteit

sensibiliteit Ook gevoeligheid. 1. Het vermogen tot waarneming in de meest uitgebreide zin van het woord. 2. Het vermogen tot waarneming van pijn,

sensibiliteitsstoornis

sensibiliteitsstoornis Stoornis in het gevoel. Kan vele oorzaken hebben en zal zich, afhankelijk van de plaats van de afwijking, verschillend uiten. Zo sensibiliteitsstoornis, gedissocieerde

sensibiliteitsstoornis, gedissocieerde Sensibiliteitsstoornis, waarbij in een bepaald huidgebied de pijn- en temperatuurzin zijn uitgevallen, terwijl sensitieve betrekkingswaan

sensitieve betrekkingswaan Een begrip van de psychiater Ernst Kretschmer (1888-1964), waarmee wanen bij overgevoelige persoonlijkheden worden sensitisatie

sensitisatie Het gevoeliger worden voor psychoactieve middelen, naarmate de persoon meer gewend is aan de stof. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij sommige sensitivitytraining

sensitivitytraining Een vorm van groepstherapie waarbij het leren omgaan met gevoelens het meest belangrijk is. De sensitivitytraining kwam in de sensorische deprivatie

sensori-motorische fase Ook sensori-motorische periode of stadium. De eerste periode in de ontwikkelingstheorie van Jean Piaget, die begint bij de septic tank

sensorische deprivatie Ook zintuiglijke deprivatie. Hiermee wordt een ernstig tekort aangeduid in de hoeveelheid en verscheidenheid van zintuiglijke sensorische projectiegebieden

sensorische projectiegebieden Ook somatosensorische projectiegebieden en sensorische of somatosensorische cortex. Delen van de cortex waar direct sensori-motorische fase

septic tank Ondergrondse tank waarin huishoudelijk afvalwater wordt opgevangen. De afvalstoffen worden hierin biologisch afgebroken tot grotendeels septum

septum Scheidingswand, vaak van bindweefsel of kraakbeen, in een hol orgaan (bijv. in het hart, darmen) of lichaamsholte (bijv. bij wormen, holtedieren, seresta

seresta Een benzodiazepine, dat kan worden voorgeschreven bij ziekelijke angst en spanning, bij slaapstoornissen en ontwenningsverschijnselen na serieel positie-effect

serieel positie-effect Het primacy effect en het recentheidseffect samen.

seriële leertaak

seriële leertaak Een procedure die gebruikt wordt bij geheugenexperimenten. De proefpersoon moet dan oefenen totdat hij een lijst met woorden in seringen

seringen (geslacht Syringa, olijffamilie) Heesters met enkelvoudige, dunne leerachtige bladeren en trompetvormige bloemen in pluimen, doosvrucht. seropositief

seropositief (serum = bloed zonder bloedcellen) Het positief reageren op een test die meet of er bepaalde antilichamen in het bloed (tegen een bepaald serosa

serosa Mesotheelbekleding van coeloomholten waarin hart, ingewanden en longen liggen.

serotonine

serotonine Ook 5-hydroxytryptamine en 5-HT. Een neurotransmitter met een exiterende of stimulerende werking. De grootste concentratie hiervan serpeling

serpeling (Leuciscus leuciscus, onderfamilie voorns) Slanke vis met blauwgroene rug en zilverwitte buik, lengte tot ca. 25 cm. Leeft in grotere rivieren serumhepatitis (hepatitis B) Leverontsteking, veroorzaakt door het hepatitis-B-virus; incubatietijd 60-240 dagen. Het virus blijft jarenlang in het bl

serval

serval (Leptailurus serval, familie katachtigen) Roofdier met smalle kop en brede, ronde oorschelpen, staat hoog op de poten. Lengte: 90 cm. Leeft sesambeen

sesambeen Beentje in de uiteinden van pezen in de gewrichten van tenen of vingers van sommige mensen. Ontstaat door plaatselijke verbening. Ook sessie (psychol.)

sessie (psychol.) Een bijeenkomst, bijvoorbeeld in het kader van een therapie.

Seveso-ramp

Seveso-ramp Milieuramp in het Noord-Italiaanse plaatsje Seveso, die plaatsvond 10 juli 1976. In de chemische fabriek ICMESA (dochter van Hoffman-Shapiro, Harry Lionel

Shapiro, Harry Lionel (geb. 1902) Amerikaans fysisch antropoloog, hoogleraar aan Columbia University te New York (1938-1973). Bekend door zijn

Sharp, Phillip Allen

Sharp, Phillip Allen (geb. 1944) Amerikaans bioloog, sinds 1979 hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology te Cambridge. Sharp kreeg Sherrington, Charles Scott

Sherrington, Charles Scott (1857-1952) Brits neuroloog, hoogleraar pathologie te Londen (1891-95) en hoogleraar fysiologie te Liverpool (1895-shock

shock Combinatie van verschijnselen die het gevolg zijn van het plotselinge tekort schieten van de bloedsomloop. Shock wordt gekenmerkt door lage shocktherapie

shocktherapie Behandelingswijze voor psychotische patiënten, die vroeger met name veel werd toegepast bij schizofrenie en depressies. De behandelaar siamangs

siamangs (geslacht Symphalangus, familie gibbons) Zwarte apen met een kaal gezicht en een keelzak die wordt opgeblazen bij het ochtend- en avondgebrul,

Siamese tweeling

Siamese tweeling Eeneiige tweeling, waarvan de leden met elkaar zijn vergroeid doordat de bevruchte eicel zich niet compleet gesplitst heeft. Vergroeiingen Sibthorp, John

Sibthorp, John (1758-1796) Engels plantkundige. Hij was de zoon van de hoogleraar plantkunde te Oxford, Humphrey Sobthorp (1713-1797), die Sichuan

Sichuan (Szetsjwan) Provincie in Zuidwest-China; 567.000 km2, 110 miljoen inwoners (1992). Hoofdstad: Chengdu, 2,8 miljoen inw. (1990). Agra

sick-building-syndroom

sick-building-syndroom Het verschijnsel dat mensen die dag in dag uit werken in een gebouw dat uitgerust is met airconditioning vaak ziek worde

sidderaal

sidderaal (Electrophorus electricus, familie sidderalen Electrophoridae) Zoetwatervis met lang, cilindrisch, naakt lichaam. Bezit electrische organen sidderroggen

sidderroggen (onderorde Torpedinoidei, orde roggen) Roggen met een schrijfvormig lichaam, krachtige staart, huid naakt, ogen klein. Bezitten twee Siebold, Carl Theodor Ernst von

Siebold, Carl Theodor Ernst von (1804-1885) Duits arts, dierkundige. Hij was een broer van Eduard von Siebold, hoogleraar geneeskunde te Würzburg. signaaldetectietheorie

signaaldetectietheorie (SDT) Een opvatting over de wijze waarop het al dan niet waarnemen van (relatief) zwakke stimuli bestudeerd moet worden.

signaalhandeling

signaalhandeling Gedrag van een dier dat ertoe dient om bij een ander dier (geslachtspartner, groepsgenoot enz.) een specifieke reactie op te wekken. sijsjes

sijsjes (geslacht Carduelis, familie vinken) Kleine vinkachtigen met overwegend groen of geel verenkleed. Zaadeters uit bossen (veel ook in naaldbossen) sikkelcelanemie

sikkelcelanemie Bloedarmoede die ontstaat door een verhoogde afbraak van abnormale bloedcellen. Bij sikkelcelanemie zijn de rode bloedcellen niet Silent spring

Silent spring (Dode lente) Boek van R.L. Carson uit 1962, waarmee zij als een van de eersten het publiek wees op de gevaren van milieuvervuiling silicose

silicose Een vorm van stoflongen die wordt veroorzaakt door het gedurende vele jaren inademen van steenstof, bestaand uit kwartsdeeltjes (kiezelzuur). similia-regel

similia-regel Beginsel om ziekten te genezen door het toedienen van middelen die bij gezonde personen verschijnselen veroorzaken die lijken op die Sims-Huhner-test

Sims-Huhner-test Onderzoek waarbij binnen ca. 10 uur na de geslachtsgemeenschap wat slijm uit de vagina en baarmoederhals wordt genomen en simulatie

simulatie Nabootsing van het gedrag van een systeem met een ander, makkelijker te beïnvloeden en te onderzoeken systeem. Vanouds bekend is de sinaasappel

sinaasappel (Citrus sinensis, wijnruitfamilie) Boom met fijnverdeelde bladeren en grote, ronde, oranje (subtropen), groene of gele (tropen) vruchten. sink

sink ('put') Uitdrukking in de systeembenadering van de natuur waarmee wordt bedoeld dat bepaalde afvalstoffen (zoals broeikasgassen) in het milie

sint-janskruid

sint-janskruid (Hypericum perforatum, hertshooifamilie) Tot 60 cm hoge, kruidachtige plant met gave, ovale bladeren, bloeit met gele bloemen in juli Sint-Jansvlinder

Sint-Jansvlinder (Zygaena filipendulae, familie bloeddropjes Zygaenidae) Felgekleurde vlinder, voorvleugels metaalglanzend zwart met rode vlekken, sinusknoop

sinusknoop (knoop van Keith-Flack) Groepje gespecialiseerde hartspiercellen, gelegen in de rechter hartboezem nabij de uitmondingsplaats van de sisal

sisal (Agave sisalana, narcissenfamilie) Vezelgewas van oorsprong Amerikaans, thans ook verbouwd in Zuidoost-Azië en Oost-Afrika omwille van situationele test

situationele test Een test waarbij de wisselwerking tussen verschillende individuen in een groep wordt geobserveerd. De test wordt afgenomen op het sjalotjes

sjalotjes (Allium ascalonicum, leliefamilie) Bolgewas met lijnvormige bladeren en lila bloemen in schermen waaraan vaak broedbolletjes (ongeslachtelijke skelet

skelet Chassis van het lichaam, dat steun geeft, dient voor bescherming van de inwendige organen en dient voor de spieraanhechting. De botten van skinken

skinken (familie Scincidae, onderorde hagedisachtigen) Hagedissen met een rond lichaam bedekt met glanzende schubben; ronde staart; korte of sterk Skinner, Burrhus Frederic

Skinner, Burrhus Frederic (1904-1990) Amerikaans psycholoog, hoogleraar aan Harvard University. Skinners invloed is zeer groot, vanwege zijn sla

sla (geslacht Lactuca, composietenfamilie) Planten met bebladerde stengel, onderste bladeren in een dichte rozet; gele lintbloemen. Verschillende soorten, slaap

slaap Periodiek optredende toestand van verlaagd bewustzijn. Slaap is een gedragspatroon dat mensen en vele dieren vertonen. Bij dolfijnen, bijvoorbeeld, slaapmuizen

slaapmuizen (familie Gliridae, onderorde muisachtige knaagdieren) Muizen met een zachte, dichte vacht, grote afgeronde oorschelpen. Lijken in uit

slaapparalyse

slaapparalyse (lett: slaapverlamming) Dit verschijnsel treedt op tijdens de REM- slaap, de periode dat we dromen. De `verlamming' wordt veroorzaakt slaapspoel

slaapspoel Een plotseling optredende versnelling van de frequentie van de hersengolven, zoals die geregistreerd worden op een elektro-encefalogram. slaapstadia

slaapstadia De verschillende fases die onderscheiden kunnen worden bij de slaap. 1. Stadium 1 treedt op na de overgang van waken naar slapen. Op slaapstoornis

slaapstoornis Het meest frequent voorkomend is slapeloosheid (insomnie), maar het komt ook voor dat mensen moeite hebben met het behouden van slaapvlucht

slaapvlucht Dagelijkse vlucht van het voedselgebied naar een gezamenlijke slaapplaats en terug. O.a. bij spreeuwen, meeuwen en bonte kraaien.

slaapwandelen

slaapwandelen (somnambulisme) Het met sterk gedaald bewustzijn of geheel zonder het zich bewust te zijn opstaan tijdens de slaap, lopen en verrichten slaapziekte

slaapziekte (Afrikaanse trypanosomiasis) In Afrika voorkomende infectieziekte, veroorzaakt door eencellige diertjes van het geslacht Trypanosoma slaap, NREMslaap,

slagader (arterie) Bloedvat dat het bloed van het hart naar de weefsels transporteert. De slagaderen hebben een dikke, elastische wand, die ook veel slagaderlijke bloeding

slagaderlijke bloeding Bloeding van een slagader. Kenmerkend is dat helderrood bloed stootsgewijs uit de wond spuit. Een slagaderlijke bloeding slagadertje

slagadertje (arteriole) Het kleinste type slagader, dat zich vertakt in haarvaten die alleen een wand van endotheelcellen bezitten. Pas vanuit de haarvaten slagtand

slagtand Sterk uitgegroeide tand van sommige dieren, meestal buiten de bek uitstekend. In tweevoud aanwezig. Bij olifanten een snijtand, bij roofdieren slakken (biol.)

slakken (biol.) (klasse Gastropoda, stam weekdieren) Weekdieren met een kop, voet en een ingewandszak (mantel) die asymmetrisch, gedraaid (torsie) slakkenhuis

slakkenhuis (cochlea) Deel van het binnenoor van vogels, zoogdieren en de mens; bestaat uit drie buizen gevuld met lymfe. Bevat het orgaan van Corti, slangalen

slang, gladde (Coronella austriaca, ringslangfamilie) Niet-giftige slang met gladde schubben, kleine, ovale, platte kop; 2 à 4 rijen donkerbruine vlekken slankapen

slangalen (familie Ophichthydae, orde alen) Slanke alen, meestal zonder rug- of anaalvin, prachtig gekleurd. Nachtdieren; leven overdag verscholen slangegif

slangegif Zeer krachtig gif, gemaakt in het gifapparaat van slangen bijv. adders. Deze zijn afhankelijk van gif bij het vangen van prooidieren, omdat

slangehalsvogels

slangehalsvogels (familie Anhingidae, orde pelikaanachtigen) Grote vogels met een lange G-vormige hals die bliksemsnel naar voren gestrekt kan slangen (biol.)

slangen (biol.) (onderorde Ophidia of Serpentes, orde hagedissen en slangen) Reptielen zonder poten (soms rudimentair aanwezig); borstbeen, schoudergordel slangenkruid

slangen, eieretende (onderfamilie Dasypeltinae, ringslangfamilie) Slangen met kleine, korte kop en een slank lichaam; hals en mond ver uitrekbaar

slangenkruid (Echium vulgare, familie ruwbladigen) Behaarde plant met prachtige blauwe bloemen. Groeit op zonnige plaatsen in de duinen en op slangen, eieretende

slangfobie

slangfobie De extreme angst voor slangen. Deze angst lijkt niet voort te kunnen komen uit het dagelijks leven van de westerse mens, maar komt desondanks slanghazelwormen

slanghazelwormen (familie Dibamidae, onderorde hagedisachtigen) Pootloze hagedissen met kleine spitse tanden, ogen gereduceerd, oogholte en slangkopvissen

slangkopvissen (orde Channiformes, klasse beenvissen) Lange vissen met ver doorlopende rug- en aarsvin. Kunnen door een uitstulping in de kieuwholte slangsterren

slangsterren (klasse Ophiuroidea, stam stekelhuidigen) Stervormige dieren met duidelijk van het lichaam te onderscheiden, lange armen; voetjes van slang, gladde

slankapen (familie Colobidae, infraorde smalneusapen) Slanke, licht gebouwde apen met ronde kop, naakt of weinig behaard gezicht, korte snuit, geen slapeloosheid

slapeloosheid (insomnia), ontevredenheid over de hoeveelheid slaap of het slaappatroon, terwijl er wel gelegenheid tot slapen bestaat. Helemaal niet sleedoorn

sleedoorn (Prunus spinosa, rozenfamilie) Boom met kleine witte bloemen die vóór de bladeren verschijnen, bovenstandig vruchtbeginsel, één stijl; sleeper effect (psychol.)

sleeper effect (psychol.) Begrip uit de communicatiewetenschap, verwijzend naar het al vaak gesignaleerde verschijnsel dat ontvangers van boodscha

sleutelbeen

sleutelbeen (clavicula) Langwerpig, licht S-vormig gebogen bot, dat aan het ene uiteinde een gewricht vormt met het borstbeen, aan het andere uiteinde sleutelbloemfamilie

sleutelbloemfamilie (Primulaceae, orde sleutelbloemen Primulales) Kruiden met enkelvoudige bladeren zonder steunblaadjes; bloemen regelmatig sleutelkind

sleutelkind Grotendeels in onbruik geraakte populaire benaming voor een kind van werkende ouders, dat de huissleutel mee naar school krijgt om tussen slijkspringers

slijkspringers (familie Periophtalmidae, orde baarsachtigen) Vissen met verlengde borstvinnen waarmee ze zich op het droge kunnen voortbewegen slijm

slijm (mucus) Taaie, kleurloze, kleverige vloeistof met een hoog gehalte aan mucopolysacchariden, geproduceerd door eencellige klieren (bekercellen) slijmbeurs

slijmbeurs (bursa synovialis) Uiterst dunwandig zakje, gevuld met hetzelfde vocht als in gewrichtsholten. Omvang varieert van hazelnoot- tot appelgroot. slijmbeursontsteking

slijmbeursontsteking (bursitis) Ontsteking van de slijmbeurs (bursa), een zakvormige ruimte, bekleed met bindweefsel en gevuld met een slijmerige slijmkopvissen

slijmkopvissen (doornvissen, orde Beryciformes, klasse beenvissen) Vissen met onderhuidse slijmkanalen op de kop, lichaam plaatselijk bedekt met slijmprikken

slijmprikken (blinde prikken, familie Myxinidae, klasse rondbekken) Kaaklozen met slecht ontwikkelde ogen die uitwendig niet te zien zijn; neusopen

slijmvissen

slijmvissen (familie Blenniidae, orde baarsachtigen) Vissen zonder schubben, in de huid talrijke slijmklieren, op de kop enkelvoudige of als een boom slijmvlies

slijmvlies Dekweefsel dat kliercellen of klieren bevat die slijm produceren, waardoor het oppervlak glad en vochtig blijft. Bij dieren en de mens meestal slijmzwammen

slijmzwammen (afdeling Myxophyta) Organismen die door sommigen als planten worden beschouwd (klasse Myxomycetes van de schimmels) en door slikken

slikken Het uitvoeren van bewegingen, waardoor voedsel of speeksel vanuit de mond naar de slokdarm wordt getransporteerd. Geschiedt voor het grootste slikklachten

slikklachten (dysfagie) Pijn tijdens of na het slikken en een bemoeilijkte passage van voedsel. Aandoeningen die aanleiding kunnen geven tot slikklachten, slingerapen

slingerapen (geslacht Atales, onderfamilie wolapen) Grote breedneusapen met zeer lange armen en benen; kaal gezicht; ruige vacht zonder onderwo

slingerplanten

slingerplanten Klimplanten, zonder ranken, die zich om een steunpunt heen slingeren; stengeltop voert een draaiende beweging uit. Komen vooral slissen

slissen (lispelen) Articulatiestoornis waarbij de s met een sissend geluid wordt uitgesproken. Oorzaken: ontbreken van voortand(en), kinderlijke mondgewoonten slokdarm

slokdarm (oesophagus) Ca. 25 cm lange buis die zorgt voor het transport van het ingeslikte voedsel naar de maag door ritmische samentrekkingen van slokdarmafsluiting

slokdarmafsluiting (oesofagusatresie) Aangeboren afwijking waabij de slokdarm blind eindigt en het kind dus niet kan slikken. Vaak heeft deze situatie slokdarmgezwel

slokdarmgezwel Een gezwel in de slokdarm is meestal kwaadaardig; goedaardige gezwellen zijn zeldzaam en veroorzaken vrijwel nooit klachten. Kwaadaardige slokdarmkramp

slokdarmkramp (oesofagusspasme) Samentrekking van spiervezels in de wand van de slokdarm. Deze spasmen kunnen op één niveau, ringvormig, slokdarmontsteking

slokdarmontsteking (oesofagitis) Ontsteking van het slijmvlies van de slokdarm, veelal als gevolg van een chronische prikkeling door maagzuur. Maagzuur slokdarmspataderen

slokdarmspataderen (oesofagusvarices) Abnormaal gestuwde en opgezwollen aderen in de wand van de slokdarm. Deze stuwing treedt op door een

slokdarmspraak

slokdarmspraak (pseudostem) Manier van spreken die iemand kan aanleren na operatieve verwijdering van het strottenhoofd (laryngectomie). Omdat slokdarmuitstulping

slokdarmuitstulping (oesofagusdivertikel, divertikel van Zenker) Uitstulping van de slokdarmwand als gevolg van een plaatselijke zwakke plek in de slot-sleuteltheorie

slot-sleuteltheorie Theorie betreffende de specifieke werking van chemicaliën, geneesmiddelen, enzymen e.d. die veroorzaakt zou worden door de sluipwespen

sluipwespen (superfamilie Ichneumonoidea, orde vliesvleugeligen) Insekten die met een lange legboor eieren leggen in of op andere insecten, gastheer sluisinternaat

sluisinternaat Inrichting binnen de geestelijke gezondheidszorg voor begeleiding van patiënten tijdens de overgangsfase van volledige behandeling sluitcellen

sluitcellen Twee boonvormige cellen die de spleet in een huidmondje omsluiten; bevatten veel bladgroenkorrels. Door vormverandering van de sluitcellen slurf

slurf Uitgroeisel van de neus en de bovenlip bij de Afrikaanse en de Aziatische olifant. Dient als ademhalings- en reukorgaan (neusgaten aan het uiteinde), slurfdieren

slurfdieren (orde Proboscidea, klasse zoogdieren) Zoogdieren, verwant aan klipdassen en zeekoeien, die vanaf het Eoceen op aarde leven. 300 uitgestorven slurfhondjes

slurfhondjes (geslacht Rhynchocyon, familie springspitsmuizen Macroscelididae) Dieren met een lange snuit, lange staart en lange achterpoten, grote smaak (biol.)

smaak (biol.) Het vermogen om chemische stoffen te proeven. Dit vermogen zetelt in de zgn. smaakpapillen. Bij kinderen bevinden deze zich voornamelijk smaakknop

smaakknop (smaakbeker) Bekervormig orgaantje, bestaande uit zintuigcellen voor de smaak en steuncellen. Vooral voorkomend in de wand van de smaakwaarneming

smaakwaarneming Ook smaakperceptie. Het proeven van voedsel en dranken. Dit is in feite een gecombineerde waarneming van smaak en geur. Vluchtige smalneusapen

smalneusapen (apen van de Oude Wereld, infraorde Catarrhina, onderorde apen) Apen met smal neustussenschot (eigenlijk geen neus), ogen dicht smeerwortel

smeerwortel (Symphytum officinale, familie ruwbladigen) Plant met grote, ruige bladeren en rose, witte of paarse bloemen in een schicht. Algemeen smegma

smegma Geelwitte, kaasachtige substantie, bestaande uit door klieren aan de binnenkant van de voorhuid, resp. in clitoris en kleine schaamlippen afgescheiden smetten

smetten (intertrigo) Huidaandoening die voorkomt in de huidplooien, zoals onder de borsten (bij vrouwen), in de bilplooi en in de liezen. In de warme Smith, Hamilton Othanel

Smith, Hamilton Othanel (geb. 1931) Amerikaans biochemicus, studeerde wiskunde en geneeskunde. Van 1962 tot en met 1967 verrichtte hij onderzoek

Smith, James Edward

Smith, James Edward (1759-1828) Engels plantkundige. Hij studeerde medicijnen te Edinburgh bij John Hope, een aanhanger van de systematiek Smith, Michael

Smith, Michael (geb. 1932) Brits-Canadees biochemicus, verbonden aan de University of British Columbia in Vancouver. Smith kreeg in 1993 samen smog

smog Dikke mist met hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen, o.a. zwaveldioxide. Smog is een samentrekking van de Engelse woorden `sm

Snapper, Isidore

Snapper, Isidore (1889-1973) Nederlands internist, hoogleraar te Peking en New York. Ontwikkelde het Snapper-dieet (calciumbalans): dieet om snavel

snavel Verhoornde mond van vogels, schildpadden en enkele zoogdieren. Vooral bij vogels grote variëteit in bouw, aangepast aan het soort voedsel. snavelvissen

snavelvissen (familie Gibberichthyidae, orde slijmkopvissen) Langgerekte vissen, lengte tot 5 cm, boven- en onderzijde afgeplat; grote kop die lijkt sneeuwbes

sneeuwbes (Symphoricarpos rivularis, kamperfoeliefamilie) Heester met kleine, eironde, blauwgrijze bladeren; roze bloemen; witte bessen die de hele sneeuwhoenders

sneeuwhoenders (geslacht Lagopus, onderfamilie ruigpoothoenders) Hoenders met een wit verenkleed in de winter, bevederde tenen waardoor ze sneeuwklokje

sneeuwklokje (Galanthus nivalis, narcissenfamilie) Bolgewas met eenbloemige stengel en lijnvormige bladeren. Bloemdekbladen wit met halvemaanvormig sneeuwpanter

sneeuwpanter (Uncia uncia, familie katachtigen) Vrij groot roofdier met gedrongen schedel en dikke staart. Leeft 's zomers tot 6000 m en 's winters snelheidstest

snelheidstest (Eng: speed test) Een test waarbij de opgaven aan een tijdslimiet zijn gebonden. Is de proefpersoon bij het verstrijken van de tijd nog Snellen, Herman

Snell, George Davis (geb. 1903) Amerikaans geneticus, hoogleraar aan het Jackson Institute van Bar Harbor, Maine (1935-69), waar hij erfelijkheid snijtanden

Snellen, Herman (1834-1908) Nederlands oogarts; werd in 1884 directeur van het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders te Utrecht; vanaf 1877 hoogleraar; Snellen, letterkaart van

Snellen, letterkaart van Door Nederlandse oogarts Herman Snellen (1834-1908) in 1862 ontwikkelde letterkaart die over de hele wereld gebruikt Snell, George Davis

snijtanden (incisivi) Tandtype bij zoogdieren en de mens, gelegen voorin de bek (mond). Bij planteneters vaak alleen in de onderkaak; functie het afsnijden snijwond

snijwond (snee) Wond veroorzaakt door een scherp voorwerp, met schone, rechte randen. De wond bloedt hevig, maar geneest meestal snel met weinig snippen (biol.)

snippen (biol.) (Scolopacidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Vogels met onopvallend verenkleed, snavel meestal langer dan de kop, dun, recht snoekbaars

snoekbaars (Lucioperca lucioperca, familie baarzen) Grootste baars, lengte tot 1,25 m, gewicht tot 12 kilo. Slank met snoekachtige kop; kieuwdeksel snoeken

snoeken (familie Esocidae, orde zalmachtigen) Roofvissen met grote snavelvormige bek met grote, spitse tanden; lichaam langgerekt met ver naar achteren snoekforellen

snoekforellen (familie Galaxiidae, orde zalmachtigen) Vissen met ver naar achteren geplaatste rug- en anaalvinnen, geen schubben. Ca. 36 soorten snoerwormen

snoerwormen (klasse Nemertini, stam kelkwormen) Lint- of snoervormige wormen, met een boven de darm gelegen slurfje dat naar buiten kan worden snuffelpaal

snuffelpaal Automatische, op een paal gemonteerde installatie die luchtmonsters neemt en analyseert op verontreinigende bestanddelen (meestal SO

snuitkevers

snuitkevers (superfamilie Rhynchophora, orde kevers) Kevers met snuitvormig verlengde kop, knotsvormige antennen. Voedsel plantenkost (soms snurken

snurken Een ronkend geluid maken tijdens de slaap. Treedt meestal op bij slapen met open mond, doordat het - ontspannen - zachte gehemelte tijdens sociaal contact

sociaal contact Ook affiliatie. Het vormen van vriendschappelijke relaties met anderen. De behoefte om zich bij anderen aan te sluiten, wordt in verschillende sociaal-darwinisme

sociaal-darwinisme Conservatieve ideologische stroming in het sociale denken eind 19e en begin 20ste eeuw in Groot-Brittannië en de Verenigde sociale cognitie

sociale cognitie Een studieveld binnen de psychologie dat de invloed van cognities op sociale processen bestudeert. Het gaat daarbij om individuele sociale deprivatie

sociale deprivatie Ook culturele deprivatie. Kinderen die naar de basisschool gaan en die bepaalde, voor schoolsucces noodzakelijke, ervaringen hebben sociale dieren

sociale dieren Dieren die een blijvende paarband onderhouden of in gezinsverband, in groepen of staten leven en waarbij het sociale gedrag een groot sociale geneeskunde

sociale geneeskunde Deel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met de relatie tussen mens en omgeving, voor zover deze relatie van belang is sociale leertheorie

sociale leertheorie Theorie over de persoonlijkheidsontwikkeling, die is voortgekomen uit het behaviorisme van B.F. Skinner. Daarvan wijkt ze ech

sociale ontwikkeling

sociale ontwikkeling Het verloop van de wijze waarop mensen anderen tegemoet treden gedurende hun leven. In de eerste acht maanden heeft het kind sociale psychiatrie

sociale psychiatrie Tak van de psychiatrie waarbij de aandacht primair uitgaat naar de relatie tussen psychiatrische stoornissen en de interactie met sociale psychologie

sociale psychologie Een omvangrijk deelgebied binnen de psychologie dat zich bezighoudt met de vraag hoe denken, voelen en gedrag beïnvloed

sociale steun

sociale steun De mate waarin iemand geholpen of ondersteund wordt door zijn medemensen. De psycholoog Sidney Cobb beschrijft sociale steun sociale vergelijking

sociale vergelijking De tevredenheid van mensen is vaak afhankelijk van vergelijkingen met relevante anderen. Tevredenheid ontstaat als mensen het sociale vergelijkingstheorie

sociale vergelijkingstheorie De opvatting dat iemands zelfbeeld gedeeltelijk tot stand komt door de eigen persoon te vergelijken met relevante andere

sociale wetenschappen

sociale wetenschappen (maatschappijwetenschappen, gedragswetenschappen, menswetenschappen) Verzamelterm voor academische disciplines die sociale-attitudetest

sociale-attitudetest Een psychologische test waarbij interpersoonlijk gedrag, interpersoonlijke waarden of aspecten van sociale intelligentie worden sociobiologie

sociobiologie (biosociologie) Wetenschap die het sociaal gedrag van mens en dier bestudeert, voor zover dit wordt bepaald door erfelijke aanleg. Het sociodrama

sociodrama Het in groepsverband uitbeelden van dagelijkse situaties, waarin contact tussen mensen belangrijk is. Doel is de deelnemers begrip bij sociologie, medische

sociologie, medische Specialisme gericht op de talrijke sociale aspecten van ziekte en gezondheid. Daartoe behoren onder meer het onderzoek naar sociopathie

sociopathie Benaming die met name in Amerika gebruikt wordt voor psychopathie. Sinds omstreeks de Tweede Wereldoorlog is men er steeds meer sodomie

sodomie Van Sodom afgeleide term, die oorspronkelijk werd gebruikt voor de in Genesis 19 beschreven homoseksuele handelingen tussen mannen, Softenon

Softenon Merknaam voor het geneesmiddel thallidomide. Werd in 1954 voor het eerst bereid en sindsdien veel gebruikt als slaap- en kalmeringsmiddel, sojaboon

sojaboon (Glycine max, of G. soja, vlinderbloemenfamilie) Plant met kleine, eironde bladeren en steunblaadjes, kleine violette of witte bloemen. Belangri

solarium

solarium (zonnebank) Inrichting bestaande uit een ligbank met daarboven een lichtbak met verschillende hoogtezonlampen (UV-lichtbron). Wordt gebruikt solitaire dieren

solitaire dieren Dieren die over het algemeen alleen leven en elkaar slechts opzoeken om zich voort te planten. Typisch solitaire dieren zijn bijv. de somatisatie

somatisatie Een afweermechanisme waarbij psychische problemen worden opgelost met behulp van het lichaam. Een vrouw die geen zin heeft om somatisatiestoornis

somatisatiestoornis Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen stoornis waarbij sprake is van een jarenlange voorgeschiedenis met een uitgebreide somatisch

somatisch (alg.) Lichamelijk, in tegenstelling tot psychisch; (spec.) Benaming voor dierlijke cellen die geen geslachtscellen produceren.

somatische waan

somatische waan Een waan die betrekking heeft op het eigen lichaam. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het lijkt alsof een bepaald lidmaat niet bij het somatoforme stoornis

somatoforme stoornis Een verzamelnaam voor stoornissen waarbij lichamelijke klachten optreden, zonder dat er sprake is van een organisch defect. somatogeen versus psychogeen

somatogeen versus psychogeen Met somatogeen worden die psychische of lichamelijke stoornissen aangeduid die door lichamelijke oorzaken zijn somatopsychische stoornis

somatopsychische stoornis Ook somatogene geestesstoornis. Een psychische stoornis waarvan de oorzaak primair lichamelijk is. Een voorbeeld kan somatopsychologie

somatopsychologie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met de psychische gevolgen van lichamelijke handicaps en ernstige ziekten. De somatopsychologie somatopsychose

somatopsychose 1. Een psychose waarvan de oorzaak organisch is. Dit is een voorbeeld van een somatopsychische stoornis. 2. Een psychose waarbij somatotopische projectie

somatotopische projectie De punt voor punt weergave van zintuiglijke informatie op de cortex. Dit betekent dat bijvoorbeeld ieder stukje huid op

somieten

somieten (oersegmenten) De blokjes mesodermweefsel links en rechts van de pasgevormde neurale buis en de chorda, die ontstaan tijdens het neuru

somnolentie

somnolentie Een vorm van een verlaagd bewustzijn, waarbij sprake is van apathie en slaperigheid (bewustzijnsgraad).

sonar

sonar Detectie en plaatsbepaling van voorwerpen via het uitzenden van geluids- en ultrasone trillingen en het opvangen van de door het voorwerp weerkaatste sonde (med.)

sonde (med.) Star of flexibel staafje of buisje, dat in een lichaamsholte of wond kan worden geschoven. Een massieve sonde wordt o.a. gebruikt om soort

soort (species) Basiseenheid in de taxonomie. Tot een biologische soort rekent men alle individuen van een populatie die onderling kunnen kruisen sopor

sopor Een vorm van een verlaagd bewustzijn. De persoon slaapt voortdurend en is alleen te wekken door sterke prikkels (bewustzijnsgraad).

Sorensen, Soren Peter Lauritz

Sorensen, Soren Peter Lauritz (1868-1939) Deens biochemicus. Hij studeerde scheikunde te Kopenhagen en promoveerde in 1899 over de chemie sorghum

sorghum (geslacht Sorghum, grassenfamilie) Graangewassen met gedrongen, samengestelde aren, stengel met een waslaag. De variteiten Sorghum vulgare

sorus

sorus Groepje van sporangia op de onderzijde van het blad bij varens; bij rijping scheurt het vliezige deklaagje open zodat de sporen vrij kunnen komen.

sovjetpsychologie

sovjetpsychologie Een verzamelnaam voor psychologische ideeën die uit de Sovjet-Unie afkomstig waren. Bekende namen op dit gebied zijn o.a. A.Sowerby, James

Sowerby, James (1757-1822) Engels bioloog en illustrator. Aanvankelijk studeerde hij aan de Royal Academy het schilderen van planten, later ging Spaanse vliegen

Spaanse vliegen (geslacht Lytta, vroeger Cantharis, familie oliekevers) Lange, smalle, smaragdgroene kevers, lengte ca. 2 cm, spitse voorkaken. Vooral

spaanvissen

spaanvissen (zeisvissen, familie Trachypteridae, orde koningsvissen) Tot 6 m lange, slechts enkele centimeters dikke, geschubde vissen zonder aarsvi

Spallanzani, Lazzaro

Spallanzani, Lazzaro (1729-1799) Italiaans geestelijke en natuurhistoricus, hoogleraar filosofie te Modena (1763-1769) en natuurlijke historie te Padua spanners

spanners (landmeters, familie Geometridae, orde vlinders) Kleine, tot middelgrote, teergebouwde nachtvlinders, meestal met schutkleur. Rupsen lijken spanningshoofdpijn

spanningshoofdpijn (hoofdpijn door spiercontractie) Manifesteert zich in zijn karakteristieke vorm als een dagelijks optredende, continu zeurende sparren

sparren (geslacht Picea, dennenfamilie) Bomen met verspreid staande naalden, takken ruw door littekens van afgevallen naalden uit vorige jaren; hangende spasticiteit

spasticiteit Verhoogde spierspanning ten gevolge van een spastische verlamming. Deze kan optreden bij een aandoening van het ruggmerg of de hersenen spastisch colon

spastisch colon (krampende dikke darm) Veel voorkomende darmaandoening, gekenmerkt door perioden waarin de dikke darm spastisch samentre

spataderen

spataderen (varices) Abnormaal uitgezette en kronkelig verlopende aderen. Ze ontstaan meestal in de benen. Een ader kan gaan uitzetten wanneer de Spearman, Charles Edward

Spearman, Charles Edward (1863-1945) Brits psycholoog, hoogleraar te Londen (1911-31). Ontwikkelde de factoranalyse. Kwam op grond van specerijstruikfamilie

specerijstruikfamilie (Calycanthaceae, orde ranonkels) Heesters met tegenoverstaande, enkelvoudige bladeren zonder steunblaadjes; kelk- en kroonbladen spechten

spechten (familie Picidae, orde spechtvogels Piciformes) Vogels met korte poten en sterk gebogen klauwen, vierde teen naar achteren gedraaid (behendige speciaal onderwijs

speciaal onderwijs (in België: buitengewoon onderwijs) Onderwijs voor kinderen die niet in staat zijn het gewone onderwijs te volgen. Omvat o.a. speciatie

speciatie Ontstaan van nieuwe soorten in de natuur in het evolutieproces. Door mutaties en recombinaties van genen ontstaan onder invloed van natuurlijke speculum (med.)

speculum (med.) Medisch instrument met spiegelend oppervlak, waarmee een lichaamsholte kan worden opengesperd, zodat - normaliter onzichtbare speeksel

speeksel Afscheidingsproduct van speekselklieren. Bevat water, zouten, slijmstoffen en bij zoogdieren en de mens een of meer spijsverteringsenzymen. speekselklieren

speekselklieren Drie grote en een aantal kleinere klieren rond de mondholte die speeksel afscheiden. De grootste is de oorspeekselklier (glandula parotis). speekselkliergezwel

speekselkliergezwel Een betrekkelijk weinig voorkomend gezwel van een van de speekselklieren in de mond. Dergelijke gezwellen bevinden zich

speekselklierontsteking

speekselklierontsteking Ontsteking van een of meer speekselklieren in de mondholte. Meestal doet zo'n ontsteking zich voor in de oorspeekselklie

speekselsteen

speekselsteen (sialoliet) Steenvorming in een van de speekselklieren, meestal een van de twee onderkaaksspeekselklieren (glandula submandibularis). speenkruid

speenkruid (Ficaria verna, ranonkelfamilie) Plant met liggende of opstijgende stengel, glanzende, hartvormige bladeren en goudgele bloemen. Bloeit spelontwikkeling

spelontwikkeling Het verloop van de wijze waarop kinderen spelen naarmate zij ouder worden. Spelen zijn die lichamelijke en psychische activiteiten speltherapie

speltherapie Methode bij onderzoek en behandeling van kinderen met emotionele moeilijkheden, waarbij het spel gebruikt wordt als therapeutisch Spemann, Hans

Spemann, Hans (1869-1941) Duits embryoloog. Na zijn studie geneeskunde te Heidelberg werkte hij onder andere bij Boveri te Würzburg. In 1919 sperma

sperma (zaad, semen) Geleiachtig wittig vocht, bestaande uit vloeistof van de prostaat en de zaadblaasjes en zaadcellen uit de teelballen. De hoeveelheid spermatide

sperma-afwijkingen Afwijkingen van het sperma. Onderzoek hiernaar wordt meestal gedaan bij mannen van onvrijwillig kinderloze huwelijken. V

spermatide Laatste tussenstadium in de ontwikkeling van de mannelijke geslachtscel van dierlijke organismen. Ontstaat via reductiedeling uit een spermatocyt spermatocyt

spermatocyt Eerste stadium in de vorming van de mannelijke geslachtscel in de testis; ontstaat via mitotische deling uit spermatogonium. De primaire spermatogenese

spermatogenese Het proces waarbij in de mannelijke gonaden uit de oergeslachtscellen (spermatogonia) zaadcellen ontstaan via een vermenigvuldigingsfase, spermatozoo

spermatozoo (zaadcel) Mannelijke geslachtscel van dier en mens. Bestaat uit een kop (cellichaam met haploïde kern), middenstuk (met mitochondriën) sperma-afwijkingen

spermiogenese

spermiogenese (spermatogenese) Proces waarbij in de testes uit kiemcellen door mitose en meiose zaadcellen worden gevormd. Bij vele dieren en Sperrung

Sperrung De plotselinge afbreking van een gedachtengang, die gepaard gaat met een gevoel van leegte.

Sperry, Roger Wolcott

Sperry, Roger Wolcott (1913-1994) Amerikaans psychobioloog, hoogleraar psychobiologie aan het California Institute of Technology te Pasadena sperwer

sperwer (Accipiter nisus, onderfamilie haviken) Kleine roofvogel met korte, ronde vleugels en lange staartveren; gestreepte borst, kleiner dan havik; spider naevi

spider naevi Huidafwijking die eruit ziet als een klein rood spinnetje, doordat een bloedvaatje in de huid sterk verwijd is. Spider naevi zijn op zichzelf spiegel (biol.)

spiegel (biol.) (calciumspiegel) Concentratie van Ca2+-ionen in het bloed, o.a. bepalend voor een goede werking van skelet-, hart- en gladde spieren, spier

spier (musculus) Orgaan dat samentrekbaar is en daardoor het lichaam - of een deel daarvan - in staat stelt te bewegen. Niet alleen bewuste bewegingen spieraandoeningen

spier, dwarsgestreepte

spier, dwarsgestreepte Spier bestaande uit zeer lange, veelkernige spiervezels, die een microscopisch zichtbare dwarstekening vertonen. Kan snel spier, gladde

spier, gladde Spier bestaande uit langgerekte, eenkernige spiercellen (spiervezels) zonder dwarstekening. Werkt gewoonlijk langzamer dan een dwarsgestreepte spiesbokken

spieraandoeningen Spieren zijn minder vatbaar voor ziekten die tal van andere weefsels kunnen aantasten. Dit komt doordat ze een bijzonder goede spierdystrofie

spierdystrofie Aandoening waarbij de spiervezels langzaam te gronde gaan. Er treedt verzwakking van de spieren op. Door vetafzetting in de spieren spiergezwellen

spiergezwellen Gezwellen die van het spierweefsel uitgaan. Een goedaardig spiergezwel is het myoom dat in het gladde spierweefsel van de ingewanden, spieringen

spieringen (familie Osmeridae, orde zalmachtigen) Kleine, slanke zilver glanzende vissen met tere, loszittende schubben. Vier geslachten w.o. s. (Osmerus)

spiermaag

spiermaag Deel van de maag van krokodillen, sommige vissen en vogels dat uitmondt in de darmen; bevat veel spieren; de binnenwand is hard verhoornd. spierontsteking

spierontsteking (myositis) Veelal met pijn en zwelling gepaard gaande ontsteking van het spierweefsel. Vaak treedt ook verkramping van de spier op. spierpijn

spierpijn (myalgie) Verschijnsel dat bij veel aandoeningen voorkomt; de meest voorkomende vorm berust echter op overbelasting van de spier. De pijn spierpomp

spierpomp Mechanisme, waardoor bloed en lymfe in de aders, resp. lymfevaten van armen en benen in de richting van het hart worden gestuwd. Noodzakelijk spierschede

spierschede De bindweefselschede die een hele skeletspier omgeeft en in verband houdt en tevens de bloedvaten herbergt. Aan de uiteinden gaat de

spierspoelen

spierspoelen Zintuigorgaantjes in de skeletspieren die reageren op rek. Ze bestaan uit een spoelvormig kapseltje met daarbinnen zes tot acht spiervezeltjes, spierstelsel

spierstelsel (musculatuur) Geheel van spieren van een organisme of een orgaan. Op grond van de microscopische bouw onderscheidt men een glad spierverrekking

spierverrekking Verscheuring (ruptuur) van enkele of een groter aantal spiervezels in een spier. Gaat het om slechts enkele spiervezeltjes (microruptuur), spiervinnigen

spiervinnigen (onderklasse Sarcopterygii, klasse beenvissen) Vissen met schubben en gepaarde vinnen, longvorming. Twee orden: longvissen en kwastvinnigen.

spiesbokken (geslacht Oryx, onderfamilie paardantilopen) Grote antilopen met een lange staart die in een kwast eindigt, lange, zwak geringde, rechte spiesherten

spiesherten (geslacht Mazama, onderfamilie schijnherten) Kleine herten met onvertakt, kort gewei; ronde rug. Houden zich overdag schuil in dicht spijsvertering

spijsvertering Proces waarbij het voedsel wordt omgezet tot stoffen die wij kunnen gebruiken om in leven te blijven. Het spijsverteringsproces wordt spijsverteringsstelsel

spijsverteringsstelsel Alle organen die bij de spijsvertering betrokken zijn. Komt voor bij hogere meercellige dieren en de mens. Bestaat bij hogere spildraai

spildraai Tijdens de geboorte optredende draaiing van het hoofd (bij stuitligging de stuit) van het kind om de lengteas, teneinde het geboortekanaal spinaal ganglion

spinaal ganglion Zenuwknoop gevormd aan weerszijden van de neurale buis uit de neurale lijst. Bij gewervelde dieren vormen spinale ganglia de knopen spinachtigen

spinachtigen (klasse Arachnida, stam geleedpotigen) Meest landbewoners, waarvan het lichaam bestaat uit voorlijf (prosoma) en achterlijf (opisthosoma)

spinalioom

spinalioom (carcinoma spinocellulare) Kwaadaardig gezwel, uitgaande van de stekelcellaag (stratum spinosum) van de opperhuid. Ziet er vaak uit als spinazie

spinazie (Spinacia oleracea, ganzenvoetfamilie) Plant met langgesteelde bladeren en bloemen in kluwens in de bladoksels. Veel geteeld in de volle spinklier

spinklier Klieren in het achterlijf van spinnen die via spintepels (vervormde achterlijfspoten) naar buiten uitmonden. De geproduceerde spinselvloeistof spinkrabben

spinkrabben (familie Majidae, orde krabben) Krabben met een driehoekig rugschild en lange, dunne poten. Meer dan 600 soorten leven in zee; veel spinnen

spinnen (katten) Snorrend geluid, voortgebracht door veel katachtigen als uiting van tevredenheid; bij zieke dieren uiting van pijn. Mechanisme onbekend, spinnenweb

spinnen (orde Araneae, klasse spinachtigen) Spinachtigen waarbij voor- en achterlijf door een sterke insnoering zijn gescheiden (steel); aan de voorrand spinnen (katten)

spinnenweb Ingewikkeld, sterk netwerk van ragdunne eiwitdraden, gevormd door spinnen. Via spintepels (aanhangsels van het achterlijf) komt de spinthout

spinthout Jong, meestal lichtgekleurd hout aan de buitenkant van de stam, bevat nog levende weefsels (o.a. mergstralen en parenchym). Binnen het spintmijten

spintmijten (familie Tetranychidae, orde mijten) Kleine (0,2-0,4 mm), rode of groene spinachtigen die van plantensappen leven; groot voortplantingsvermogen. spiraaltje

spiraaltje (intra uterine device, IUD) Voorbehoedmiddel van (koperhoudend) plastic dat in de baarmoeder wordt geplaatst. Betrouwbaarheid zeer hoog spiraculum

spiraculum 1. Gereduceerde kieuwopening aan de bovenzijde van de kop achter de ogen bij haaien en roggen. Dient bij bodembewonende soorten spirillen

spirillen Schroefvormig gewonden, gramnegatieve bacteriën. De soort Spirillum minus komt vooral in vervuild water voor en kan de rattebeetziekte Spirochaetales

Spirochaetales Orde van draadvormige bacteriën. Zwemmen met slangachtige bewegingen. Leven in zoet en zout water als parasieten in weekdieren spit (med.)

spit (med.) (lumbago) Plotseling 'erin schietende' hevige pijn laag in de rug, die elke rugbeweging bijna onmogelijk maakt. Komt vooral voor bij jonge spitsmuizen

spitsmuizen (familie Soricidae, orde insecteneters) Kleine tot zeer kleine diertjes met spitse, soms slurfachtige snuit; oorschelpen en ogen klein; vac

spitssnuitdolfijnen

spitssnuitdolfijnen (familie Ziphiidae, onderorde dolfijnen) Flinke dolfijnen (4-9 m) met opvallend spitse snuit, vaak snavelvormig; op één soort na spitsvoet

spitsvoet Voetafwijking waarbij de patiënt alleen op de tenen en de voorvoet kan staan en lopen. Oorzaak: verkorting of overheersing (t.o.v. de scheenspieren) spleetneusvleermuizen

spleetneusvleermuizen (familie Nycteridae, orde vleermuizen) Vleermuizen met een door grote kwabben omgeven groef waarin de neusgaten liggen

splinter

splinter Minuscuul hout-, glas- of metaaldeeltje dat in de huid is gedrongen. Een splinter kan meestal worden verwijderd met behulp van een pincet, splitvrucht

split-brain operatie Hersenoperatie waarbij de dwarsverbindingen tussen de linker- en rechter- hemisfeer worden doorgesneden. Deze operatie wordt Spock, Benjamin McLane

splitvrucht Droge, meerzadige vrucht die bij rijpheid uiteenvalt in meerdere dopvruchten. Eigenlijk een meervoudige dopvrucht. Bij o.a. esdoorns en split-brain operatie

Spock, Benjamin McLane (1903-1998) Amerikaans kinderarts, pedagoog en psychiater, beroemd als auteur van 'Common sense book of baby and spoelfiguur

spoelfiguur (kernspoel) Draadvormige structuur in zich delende cellen, gevormd aan het einde van de profase. Centriolen vormen een groot aantal draden spoelwormen

spoelwormen (orde Ascarida, klasse draadwormen) Grote (tot 40 cm) parasieten die leven in de dunne darm van gewervelde dieren en de mens. Meest spondylolisthesis

spondylolisthesis Het naar voren afglijden van een wervel ten opzichte van de eronder liggende wervel. In de meeste gevallen betreft het een lumbale sponsparenchym

sponsparenchym Weefsel bestaande uit parenchymcellen; bevat grote intercellulaire holten en is gelegen onder de opperhuid aan de onderzijde van spontane generatie

spontane generatie (generatio spontanae, abiogenese) Theorie van de Griekse filosoof Aristoteles, die stelde dat levende wezens vanzelf zouden kunnen sponzen

sponzen (stam Porifera, Spongia, onderrijk meercelligen) Meercellige organismen met fraaie kleuren en een vastzittende (sessiele) levenswijze. Sponzen

spookdieren

spookdieren (familie Tarsiidae, onderorde halfapen) Ratgrote halfaapjes met platte snuit en opvallend grote, naar voren gerichte ogen; vingers en tenen spookkreeftjes

spookkreeftjes (familie Caprellidae, orde vlokreeften) Vlokreeften met staafvormige borstsegmenten en een gereduceerd achterlijf. Zeven paar looppoten spoor (biol.)

spoor (biol.) 1. Afdruk van tenen, hoeven, klauwen e.d. van bijv. zoogdieren en vogels in modder, zand of sneeuw. Kenmerkend voor de soort en de spoorbloemen

spoorbloemen (geslacht Centranthus, valeriaanfamilie) Kruidachtige planten met tegenoverstaande bladeren; trompetvormige bloemkroon met lange spoorelementen

spoorelementen Elementen die in kleine hoeveelheden naast de normale voedingselementen noodzakelijk zijn voor een goed functionerend organisme. sporangium

sporangium Het (diploïde) orgaantje bij sporenvormende planten, waarin door reductiedeling sporen worden gevormd. Bij mossen staat het aan het spore

spore 1. Rustende celvorm van sommige bacteriën, meestal omgeven door een dikke celwand en bestand tegen ongunstige milieu-invloeden. 2. Eencellige sporediertjes

sporediertjes (klasse Sporozoa, rijk eencelligen) Parasitair levende, meestal ziekteverwekkende (o.a. malaria) eencelligen, die haploïde sporen (cysten) sporofyt

sporofyt (diplont) De ongeslachtelijke generatie van planten met generatiewisseling; bestaat uit diploïde cellen (2n) en vormt sporen. Vorm en grootte sporopollenine

sporopollenine De stof waaruit de karakteristieke buitenwand (exine) van de pollenkorrel is samengesteld.

sportpsychologie

sportpsychologie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met de sportende mens. Er wordt bijvoorbeeld nagegaan of lichaamsbeweging een positieve spotlijsters

spotlijsters (familie Mimidae, superfamilie vliegenvangerachtigen Muscicapoidea) Slanke lijsterachtige zangvogels met lange staart (niet nauw verwant spraak

spraak Communicatiemiddel via de combinatie van voortgebrachte spraakklanken in bepaalde patronen (woorden). Via spraak is het voor de mens mogelijk spraakcentrum

spraakcentrum Groepje cellen in de hersenschors, noodzakelijk voor de spraak. Bevindt zich bij ca. 90% van de rechtshandigen links, bij linkshandigen spraakgebreken

spraakgebreken Het onvermogen om tot een normale spraak te komen. Voor een normale spraak zijn een goed gehoor en beheersing over mond-,

spraakpathologie

spraakpathologie Te onderscheiden van taalpathologie. Spraakpathologie betreft stoornissen in het spreken, in het algemeen door organische afwijkingen Spranger, Eduard

Spranger, Eduard (1882-1963) Duits psycholoog, pedagoog en cultuurfilosoof. Leerling van de Duitse filosoof en historicus Wilhelm Dilthey, door spreeuwen

spreeuwen (familie Sturnidae, orde zangvogels) Meestal middelgrote vogels met rechte, vrij forse, soms zelfs kraaiachtige snavel. Verenkleed overheersend spreidvoet

spreidvoet Afwijking van de voet die ontstaat als de dwarse welving inzakt. Het valt te constateren als de patiënt met het volle gewicht op de platte Sprengel, Christian Conrad

Sprengel, Christian Conrad (1750-1816) Duits plantkundige. Zijn onderzoek naar de structuur en de functie van de verschillende delen van de bloem springbok

springbok (Antidorcas marsupialis, onderfamilie antilopen) Middelgrote antilope met een bruine rug- en een witte buikzijde, op de grens een donkere springmuizen

springmuizen (familie Dipodidae, orde knaagdieren) Muisgrote knaagdiertjes met een kangoeroe-achtig voorkomen; tot stevige springpoten ontwikkelde springstaarten

springstaarten (orde Collembola, onderklasse oerinsecten) Kleine, primitieve insecten zonder vleugels. Geen gedaanteverwisseling, maar regelmatige springzaden

springzaden (geslacht Impatiens, balsemienfamilie) Planten met gespoorde bloemen, vijf meeldraden vergroeid tot een kapje dat het vruchtbeginsel sprinkhanen

sprinkhanen (orde Saltatoria, klasse insecten) Grote, slanke insecten met een onvolkomen gedaanteverwisseling en groot springvermogen door het sproeten

sproeten (efeliden, zomersproeten) Pigmentvlekjes in het gezicht, vooral bij mensen met een lichte huid. Zonlicht stimuleert de vorming van sproeten. sprongbeen

sprongbeen (talus) Voetwortelbeentje, gelegen tussen binnen- en buitenenkel. Vormt een gewricht met kuit- en scheenbeen (bovenste spronggewricht) sprotten

sprotten (geslacht Sprattus, familie haringen) Kleine (tot 20 cm) haringachtigen met scherp gekielde en getande buik, loszittende schubben. Zes soorten spruitkool

spruitkool (Brassica oleraces, kruisbloemenfamilie) Plant met een lange steel, in de bladoksels ontwikkelen zich bladknoppen (spruitjes) tot ca. 3 cm spruw

spruw van de mond (Candiasis) Infectie van het mondslijmvlies veroorzaakt, door de schimmel Candida albicans. Deze schimmel is bij de meeste spuitgat

spruw Ziekte waarbij de opname van voedingsstoffen in de dunne darm gestoord is door beschadiging van het slijmvlies. Wordt gekenmerkt door een spruw van de mond

spuitgat Neusgat van walvisachtigen, waardoor onder hoge druk lucht uit de longen naar buiten wordt geblazen. Door uitzetten van de uitadmingslucht spurrie

spurrie (geslacht Spergula, anjerfamilie) Planten met bladeren met vliezige steunblaadjes; losbladige bloemkelk, bloemkroon klein of ontbrekend, vijf sputum

sputum In de luchtpijp en/of brochi gevormd slijm dat door hoesten wordt verwijderd. Vooral bij astma vaak taai en draderig, waardoor het ophoesten staafjes

S-R-relatie Afkorting van stimulus-responsrelatie. De samenhang tussen prikkels uit de buitenwereld (stimuli) en de reactie daarop (respons).

staafjes Uiterst lichtgevoelige cellen uit het netvlies, die niet dienen voor kleur-, maar voor contrastwaarneming. Als lichtgevoelig pigment bezitten staartmezen

staar, grijze (cataract) Troebeling van de ooglens, die een toenemende beperking van het gezichtsvermogen en soms blindheid veroorzaakt. Bij staar staatkwallen

staartmezen (familie Aegithalidae, orde zangvogels) Kleine vogels met lange staart; onderscheiden zich van de verwante mezen vooral in gedrag (minder staar, grijze

staatkwallen (buiskwallen, orde Siphonophora, klasse hydrozoën) Vrijzwemmende hydrozoënkolonies bestaande uit kwal- en poliepvormige individuen

stalkaars

stalkaars (Verbascum densiflorum, helmkruidfamilie) Tot 1,8 m hoge plant met grote viltige bladeren langs de stengel, grote gele tot witte bloemen. stalkruiden

stalkruiden (geslacht Ononis, vlinderbloemenfamilie) Houtige kruiden met drietallige getande bladeren; meestal rose, soms witte bloemen met gekromde stamelen

stamelen Articulatiestoornis, waarbij klanken worden weggelaten, vervangen of vervormd. Tijdens de spraakontwikkeling een normaal verschijnsel stamper

stamper (pistillum) Vrouwelijk geslachtsorgaan van zaadplanten, opgebouwd uit een of meer vruchtbladen. Bestaat uit een of meer vruchtbeginsels standaardisering

standaardisering Het dusdanig aanpassen van bijvoorbeeld een psychologische test, dat de test elke keer op exact dezelfde wijze afgenomen kan wo

standvogel

standvogel Jaarvogelsoort waarvan de individuen het hele jaar door in hetzelfde gebied kunnen worden aangetroffen en er ook broeden. Bijv. bosuil, Stanford-Binet-test

Stanford-Binet-test Amerikaanse bewerking van de Binet-Simon-intelligentietest voor kinderen, in 1916 ontwikkeld door Lewis M. Terman aan de

stanine

stanine Een statistische eenheid die een negende deel van een verzameling scores weergeeft.

stankafsluiter

stankafsluiter S-bocht in een waterafvoer waarin een laag water achterblijft die de lucht in de afvoerleiding scheidt van de buitenlucht. Daardoor wordt Stanley, Wendell Meredith

Stanley, Wendell Meredith (1904-1971) Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Berkeley. Onderzocht virussen. Isoleerde kristalvorm van het tabaksmoz

stapelingsziekten

stapelingsziekten Meestal erfelijke stofwisselingsstoornissen ten gevolge van bepaalde enzymgebreken. Om de duizenden stofwisselingsprocessen Staphylococcus

Staphylococcus (familie Micrococcaceae) Geslacht bolvormige, grampositieve bacteriën (stafylokokken) van 0,001 mm doorsnede, die zich rangschikken statocyst

statocyst Een evenwichtszintuig dat bestaat uit een met vloeistof gevuld blaasje waarin haren uitsteken die verbonden zijn aan zintuigcellen. De prikkeling steatopygie

steatopygie Medische term voor de fysieke karakteristiek om extra vet te kunnen ophopen in dijen en billen. Steatopygie komt onder andere bij Hottentot-steekmuggen

steekmuggen (muskieten, familie Culcidae, onderorde muggen) Ranke, langpotige insecten; de wijfjes (groter dan de mannetjes) met een lange steek-steelkwallen

steelkwallen (orde Stauromedusae, klasse schijfkwallen) Schijfkwallen die met een steeltje aan de bodem zijn vastgehecht, bolvormige groepjes tentakels steeltjeszwammen

steeltjeszwammen (klasse Basidiomycetes, afdeling schimmels) Schimmels met een tweekernige zwamvlok; uitwendige sporenvorming in basidiën; steenbok

steenbok (Capra ibex, geslachtengroep geiten en schapen) Flink schaapachtig dier (tot 150 kg) met lange, gebogen, maar niet schroefvormig gewonden steenboorders

steenboorders (geslacht Lithophaga, familie mosselen) Mosselen die zich in kalksteen e.d. kunnen boren door afscheiding van een zuur waarin de steenbreekfamilie

steenbreekfamilie (Saxifragaceae, orde steenbreekachtigen Saxifragales) Kleine kruiden of forse heesters met bloemen in bloeiwijzen; doosvruchten steencellen

steencellen (sclereïden) Dikwandige sclerenchymcellen, bijv. in het vruchtvlees van peren.

steenpuist

steenpuist (furunkel) Etterende ontsteking van een haarzakje en de directe omgeving ervan. Deze aandoening komt tegenwoordig minder voor dan Steenstrup, Johannes Japetus Smith

Steenstrup, Johannes Japetus Smith (1813-1897) Deens dierkundige. Hij studeerde geneeskunde te Kopenhagen en volgde colleges natuurhistorie. steenvliegen

steenvliegen (oevervliegen, orde Plecoptera, klasse insecten) Primitieve, grauwe insecten met twee gelede draden aan de staart. Slechte vliegers die steenvrucht

steenvrucht Sappige of vlezige vrucht met zaden in een harde steenkern. O.a. bij kers, pruim, perzik, kornoelje en vlier.

Stein, William Howard (1911-1980) Amerikaans biochemicus. Kreeg samen met S. Moore de helft van de Nobelprijs voor chemie van 1972 toegekend stek

Steinthal, Hermann Heymann

Steinthal, Hermann Heymann (1823-99) Duits geleerde, die zich bezig hield met psychologie en taalonderzoek. Gaf het taalwetenschappelijke werk Stein, William Howard

stek Takje met of zonder bladeren dat in de grond wordt gestoken met de bedoeling dat worteltjes en vervolgens een nieuwe plant worden gevormd. stekelalen

Stekel, Wilhelm (1868-1940) Oostenrijks psychoanalyticus, een der eerste aanhangers van Freud, met wie hij echter in 1912 brak.Stekel propageerde stele

stekelalen (familie Mastacembelidae, orde baarsachtigen) Aalvormige vissen met 7-40 stekels op de rug; maximumlengte 1 m; snuit slurfachtig verlengd. stekelbaarsachtigen

stekelbaarsachtigen (orde Gasterosteiformes, klasse beenvissen) Beenvissenorde waartoe behoren trompetvissen, zeenaalden en zeepaardjes en stekelbaarzen

stekelharingen

stekelharingen (orde Denticipitoidea, klasse beenvissen) Beenvissen met een volledige zijlijn en stekels op enkele lichaamsschubben. Verschillen ook stekelhuidigen

stekelhuidigen (stam Echinodermata, onderrijk meercelligen) Volwassen stekelhuidigen kenmerken zich door hun watervaatstelsel en een vijfstralige stekelruggen

stekelruggen (familie Stichaeidae, orde baarsachtigen) Vissen met langgerekt lichaam, lengte tot 30 cm; schubben gereduceerd; lange, stekelige rug

stekelstaarteekhoorns

stekelstaarteekhoorns (familie Anomaluridae, orde knaagdieren) Kleine bruine dieren met hoornschubben aan de staart; goede klimmers. Huidplooi

stekelvarkens

stekelvarkens (aardstekelvarkens, familie Hystricidae, orde knaagdieren) Flinke, gedrongen gebouwde zoolgangers (tot 15 kg) waarvan het lichaam Stekel, Wilhelm

stele (centrale cilinder, vaatstelsel) Centraal gelegen deel van stengel of wortel; bevat vaatbundels, merg en mergstralen, omgeven door pericykel en steltlopers

steltlopers (waadvogels, kustvogels) Vogels met lange snavels en poten die zich vooral ophouden langs oevers en kusten. Voedsel: kleine dieren die steltlopers en meeuwvogels

steltlopers en meeuwvogels (orde Charadriiformes, klasse vogels) Uiterlijk sterk uiteenlopende vogels, alleen overeenkomsten in inwendige bouw steltrallen

steltrallen (familie Mesitornithidae, orde kraanvogels) Lijstergrote vogels met langwerpig lichaam, korte ronde vleugels en goed ontwikkelde poten; stembanden

stembanden Tussen de bekerkraakbeentjes en het schildkraakbeen van het strottenhoofd uitgespannen slijmvliesplooien; vier in totaal, twee aan twee stemming (psychol.)

stemming (psychol.) Gevoelstoestand, die het gehele beleven kleurt en gewoonlijk geruime tijd aanhoudt. In de psychologie en psychiatrie wordt de stemmingscongruentie-effect

stemmingscongruentie-effect Het verschijnsel dat de waarneming en ook de opname van nieuwe informatie in het geheugen beïnvloed wordt door stemmingsstoornis

stemmingsstoornis Ook affectieve stoornis. Een stoornis waarbij vooral het gevoelsleven ontregeld is. Meestal is sprake van een terneergeslagen stemming, stempel (biol.)

stempel (biol.) Al of niet verbrede, meestal kleverige deel van de stamper; dient voor de opvang van stuifmeel. Meestal verbonden met de stijl; ontbreekt stemspleet

stemspleet (glottis) Spleetvormige opening tussen de beide ware stembanden. Tijdens rustademhaling, wanneer de stembanden ontspannen zijn, driehoekig stemverlies

stemverlies Gebrekkig of onvermogen om geluiden in het strottenhoofd te produceren. De meest voorkomende oorzaak van stemverlies is heesheid stemvorming

stemvorming (fonatie) Productie van geluid in het strottehoofd. Veelal wordt hiervoor gebruik gemaakt van de uitademingslucht, die veelal hoorbaar stengel

stengel Langgerekt, meestal cilindrisch orgaan van planten dat knoppen, bloemen en bladeren draagt; is groen, sappig en zacht bij kruiden en bruin, stengelschede

stengelschede (coleoptyl) Dunwandig kokertje om de kiemende stengel (stengelspruit) van grassen en enkele andere planten dat de bladaanleg omgeeft; stenohalien

stenohalien Ecologische aanduiding voor waterorganismen die geen grote schommelingen in zoutgehalte kunnen verdragen.

stenotherm

stenotherm Gevoelig voor wisselingen van temperatuur.

stenotoop

stenotoop Gevoelig voor wisselingen van abiotische factoren.

Stephanotis

Stephanotis (Stephanotis floribunda, zijdeplantfamilie) Groenblijvende klimheester met leerachtige bladeren en witte, trompetvormige, wasachtige Steptoe, Patrick

Steptoe, Patrick (1913-1988) Brits gynaecoloog. Steptoe was een der pioniers van de in-vitro-fertilisatie. Hij was betrokken bij de geboorte van Louise stereotype

stereotype 1. Een eenvoudig denkbeeld over met name sociale groepen of categorieën, waardoor nieuwe ervaringen zo vervormd worden dat ze met sterilisatie (med.)

sterilisatie (med.) Operatieve ingreep bij man of vrouw, waardoor men onvruchtbaar wordt. Men neemt aan dat het momenteel de meest toegepaste steriliteit

steriliteit Onvruchtbaarheid door het niet-functioneren van de voortplantingsorganen.

sterlet

sterlet (Acipenser ruthenus, familie steuren) Zoetwatervis (lengte tot 1 m) met een spitse, licht naar boven gebogen snuit; baarddraden met franje. Leeft sterns

Stern, Louis William

Stern, Louis William (1871-1938) Duits psycholoog en filosoof, hoogleraar te Breslau (1908), Hamburg (1916) en na zijn emigratie in 1933 te Bos

sterns (zeezwaluwen, familie Sternidae, onderorde meeuwachtigen) Middelgrote vogels met lange smalle vleugels, meestal lange, gevorkte staart en

sterrekroosfamilie

sterrekroosfamilie (Callitrichaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Waterplanten (soms ook landvormen) met tegenoverstaande bladeren; eenslachtige

stethoscoop

stethoscoop Instrument om in het lichaam (bijv. hart, longen) geproduceerde geluiden te beluisteren. Uitgevonden in 1816 door de Franse arts R.T.steunblaadjes

steunblaadjes (stipulae) Bladachtige aanhangsels aan de voet van de bladsteel. Karakteristiek voor bepaalde plantenfamilies. Meestal klein (bijv. bij steuncellen

steuncellen (gliacellen) Cellen in het centrale zenuwstelsel met een ondersteunings- en stofwisselingsfunctie (voeding van zenuwcellen; bloed- hersenbarrière). steunweefsel

steunweefsel Weefsel dat stevigheid verleent aan landplanten, dieren en de mens. Bij landplanten (naast turgor): collenchym, sclerenchym en, bij oudere steuren

steuren (Acipenseriformes, klasse beenvissen) Primitieve beenvissen die op haaien lijken (bek aan de onderkant van het lichaam, schubben ontbreken, Stevens, Nettie Maria

Stevens, Nettie Maria (1861-1912) Amerikaans biologe. Zij studeerde biologie aan het Bryn Maur College te Pasadena, was een leerlinge van Morg

sthenisch type

sthenisch type Begrip uit een aantal persoonlijkheidstheorieën die een verband leggen tussen karakter en lichaamsbouw. Het sthenisch type is gekenmerkt stier

stier Mannelijk individu van verschillende, vooral grotere diersoorten. O.a. bij runderen, olifanten, walvissen en zeekoeien.

stijgbeugel

stijgbeugel (stapes) Gehoorbeentje in de vorm van een stijgbeugel; voorkomend bij zoogdieren en de mens. Het kopje van de stijgbeugel vormt een stijl (biol.)

stijl (biol.) Meestal buisvormig deel van de stamper, gelegen tussen stempel en vruchtbeginsel. Grootte en kleur afhankelijk van de soort. Ontbreekt stikstofbinding

stikstofbinding Proces waarbij stikstof uit de lucht wordt omgezet in stikstofverbindingen. In de natuur kan stikstofbinding optreden bij elektrische stikstofcyclus

stikstofcyclus Kringloop van stikstofverbindingen in de natuur. Het grootste deel van de stikstof is als stikstofgas aanwezig in de atmosfeer. De omzetting stikstofmeststoffen

stikstofmeststoffen Stikstofhoudende kunstmest. Kunnen ammoniakzouten, nitraten of nitrieten of verbindingen als calciumcyaanamide, ureum, guanidine, stikstofoxiden

stikstofoxiden De verbindingen van stikstof met zuurstof, waarvan er zeven voorkomen. De belangrijkste zijn NO en NO2; de laatste is het giftigst en Still, ziekte van

Still, ziekte van Langzaam voortschrijdende bindweefselziekte op de kinderleeftijd (juveniel chronisch gewrichtsreuma). De ziekte is niet zo zeldzaam stimulus

stimulus (prikkel) Elke gebeurtenis, zowel binnen als buiten het organisme, die aanleiding is tot een reactie (respons) van het organisme. Bijv. het sluiten stimulusgeneralisatie

stimulus, discriminatieve De prikkel die bij aanwezigheid tot gevolg heeft dat bepaald gedrag wel wordt bekrachtigd en bij afwezigheid niet. Een a

stimulus, neutrale

stimulus, neutrale Een prikkel die voor het organisme een neutrale betekenis heeft. Er zal daardoor geen reactie op volgen. In experimenten met betrekking stimulus, ongeconditioneerde en geconditioneerde

stimulus, ongeconditioneerde en geconditioneerde Een ongeconditioneerde stimulus is een prikkel waar een organisme van nature op reageert. stinkdieren

stimulusgeneralisatie Het veralgemeniseren van een stimulus die verbonden is aan een respons. Wanneer een dier heeft geleerd om koppeltje te duikelen stimulus-respons psychologie

stimulus-respons psychologie Vaak afgekort tot S-R psychologie. De tak van psychologie die zichzelf als voornaamste taak stelt aan het licht te breng

stimulus-responstheorie

stimulus-responstheorie Richting in de psychologie die elk gedrag wil verklaren als een respons op een voorafgaande stimulus. Elk leerproces wor

stimulus-stimulus psychologie

stimulus-stimulus psychologie Vaak afgekort tot S-S psychologie. Een variatie op de stimulus- respons psychologie. Er wordt hierbij aangenomen stimulus, discriminatieve

stinkdieren (skunks, onderfamilie Mephitinae, familie marterachtigen) Flinke marters met een plomp lichaam en een kleine, spitse kop, lange poten stinkzwammen

stinkzwammen (geslacht Phallus, orde buikzwammen) Steeltjeszwammen met in slijm verpakte sporen. Bekend: grote stinkzwam (P. impudicus) met stippels

stippels Plaatsen in celwanden waar verdikkingslagen (van houtstof of cellulose) ontbreken; middenlamel wel aanwezig. Dienen voor het transport Stockholm-syndroom

Stockholm-syndroom Het verschijnsel dat mensen zich onder bepaalde omstandigheden hechten aan de personen die hen ernstig onrecht aandoen.

stoelgang

stoelgang (defaecatie) Verwijdering van feces uit de endeldarm. Geschiedt bij jonge kinderen reflexmatig, zodra er darminhoud in de endeldarm komt. stoflongen

stoflongen (pneumoconiose) Ophoping van een grote hoeveelheid fijn stof in het longweefsel, waardoor de longfunctie wordt aangetast. Meestal is stofluizen

stofluizen (houtluizen, orde Psocoptera, superorde luizen) Kleine, gedrongen insecten met een weke huid en bijtende monddelen, grootte 1-4 mm; stofwisseling

stofwisseling (metabolisme) Alle chemische processen die levende organismen voortdurend uitvoeren. Men onderscheidt: afbraak van organische stoffen stofwisselingsstoornissen

stofwisselingsstoornissen In principe kan men elke ziekte beschouwen als een soort stofwisselingsziekte, omdat de chemische huishouding er altijd

stokstaartje

stokstaartje (Suricatta suricatta, familie civetkatten) Slank gebouwd dier met spitse snuit, kleine oorschelpen, lengte tot 35 cm, staartlengte ca. 15 cm, stokvissen

stokvissen (heken, geslacht Merluccius, familie stokvissen en heken Merlucciidae) Slanke kabeljauwachtigen (lengte tot 1 m) met een grote bek en stollingsfactoren

stollingsfactoren Complex van een groot aantal stoffen die samenwerken bij de stolling van bloed, waarbij het oplosbare eiwit fibrinogeen wordt omgezet stollingsremmers

stollingsremmers (anticoagulantia) Geneesmiddelen die de neiging van het bloed om te stollen verminderen. Worden gebruikt ter behandeling en/of stollingsstoornissen

stollingsstoornissen Stoornissen in de bloedstolling Voorwaarde om het bloed te laten stollen is de aanwezigheid van voldoende bloedplaatjes om stoma (med.)

stoma (med.) Operatief aangelegde opening. Voorbeelden: stoma in de huid en de luchtpijp iets boven het borstbeen om ademhaling mogelijk te maken stoommachinemetafoor

stoommachinemetafoor De vergelijking van de menselijke geest met een stoommachine. Deze vergelijking werd met name gebruikt binnen de psychoa

stormvogelachtigen

stormvogelachtigen (orde Procellariiformes, klasse vogels) Zeer grote tot zeer kleine vogels, rechte snavel met haakpunt; langs of op de snavel een stormvogels

stormvogels (familie Procellariidae, orde stormvogelachtigen) Kleine tot flinke zeevogels met buisvormige neusgaten op de snavelrand. Grote verscheidenheid stormvogeltjes

stormvogeltjes (familie Hydrobatidae, orde stormvogelachtigen) Kleinste zeevogels, grootte van een zwaluw tot een spreeuw. Teer beendergestel, lange stotteren

stotteren (hakkelen) Spraakgebrek, gekenmerkt door het herhalen van beginklanken van woorden, hele woorden of zelfs gedeelten van zinnen en gespannen straaldiertjes

straaldiertjes (orde Radiolaria, klasse wortelpotigen) Eencelligen met een meestal uit kiezelzuren bestaand skelet. Grote vormenrijkdom. Ca. 1000 straallichaam

straallichaam (corpus ciliare) Verdikte rand van het vaatvlies van de oogbol, gelegen op de plaats waar vaatvlies en netvlies samenkomen. Omsluit straalvinnigen

straalvinnigen (onderklasse Actinopterygii, klasse beenvissen) Grootste onderklasse van de beenvissen; omvat bijna alle recente soorten. Vier superorden: straf (psychol.)

straf (psychol.) Het laten plaatsvinden van een onaangename gebeurtenis met als doel het afleren van ongewenst gedrag en het bevorderen van gewenst stralingsschade

stralingsschade Weefselbeschadiging veroorzaakt door ioniserende straling (alfa-, bèta-, gamma- en röntgenstraling). Wordt verdeeld in: - schade stralingsziekte

stralingsziekte Verschijnselen die ontstaan als men blootgesteld is geweest aan een overdosis radioactieve of röntgenstraling. De ernst van de ziekte strandkruidfamilie

strandkruidfamilie (Plumbaginaceae, orde strandkruiden Plumbaginales) Struik- of kruidachtige planten met bladeren in een rozet; vijftallige, vergroe

strandlopers

strandlopers Kleine, beweeglijke vogels met korte, stevige pootjes die zich langs de kusten ophouden. Behoren alle tot de plevierachtigen (Charadrii)

strandschelpen

strandschelpen (familie Mactridae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met ronde tot driehoekige, tere schelpkleppen en bladvormige kieuwen. Langs strandvlooien

strandvlooien (familie Talitridae, orde vlokreeften) Kleine tienpotigen (geen insecten) die in zwermen op stranden over de hele wereld voorkomen. Strasburger, Eduard Adolf

Strasburger, Eduard Adolf (1844-1912) Duits plantkundige. Hij studeerde plant-, dier- en scheikunde te Bonn (bij onder anderen Schacht en Sachs) streefwaarde

streefwaarde Een milieunorm, die de kwaliteit van het milieu aangeeft waarnaar gestreefd wordt. Wanneer deze norm niet wordt overschreden, tred

streepzaad

streepzaad (geslacht Crepis, composietenfamilie) Kruidachtige planten met bebladerde, meestal vertakte stengel; gele lintbloemen in verscheidene streptokok

streptokok (Streptococcus familie Streptococcaceae) Geslacht van ronde tot ovaalvormige bacteriën, die zich aaneen kunnen rijgen tot lange ketens. streptomyceten

streptomyceten (familie Streptomycetaceae, orde Actinomycetales) Eencellige organismen die op schimmels lijken; vertakte celdraad. Vooral bekend

stress

stress Verzamelbegrip voor belastende invloeden of prikkelingen die emotie, gedrag, mentale draagkracht en lichamelijke conditie van iemand doen stress-incontinentie

stress-incontinentie Incontinentie voor urine op momenten dat de druk in de buikholte wordt verhoogd: lachen, hoesten en niesen en zwaar tillen. stroma

stroma 1. Kleurloze grondsubstantie van de chloroplast. 2. Grondsubstantie van dierlijk weefsel en organen, vaak bestaande uit bindweefsel.

Strongyloides stercoralis

Strongyloides stercoralis Draadworm van ca. 2 mm lengte, parasitair levend in het slijmvlies van de menselijke dunne darm. De via de ontlasting ui

strontje

strontje (hordeolum) Acute ontsteking van een talgklier aan de basis van een ooghaar. De ontsteking veroorzaakt zwelling, roodheid en pijn in het onder- strooisellaag

strooisellaag De laag op de bosbodem die wordt gevormd door nog onverteerd organisch afval zoals blad en takjes.

strotklepje

strotklepje (epiglottis) Bladvormig kraakbeenstukje, van de binnenkant van het schildkraakbeen omhoog stekend tot achter de tong. Kantelt bij het slikken strotklepje, ontsteking van het

strotklepje, ontsteking van het (epiglottitis) Ontsteking van het strotklepje en het omringende weefsel, waarbij sterke zwelling en daardoor afsluiting

strottenhoofd

strottenhoofd (larynx) Deel van de ademhalingsweg tussen keelholte en luchtpijp. Opgebouwd uit beweeglijk schildkraakbeen, onbeweeglijk ringkraakbeen strottenhoofdgezwel

strottenhoofd, kunstmatig Apparaatje dat de functie van de ware stembanden min of meer kan overnemen. Werkt op batterijen en brengt, wanneer structuralisme

strottenhoofdgezwel Gezwel van het strottenhoofd. Goedaardige gezwellen van het strottenhoofd komen vooral bij kinderen voor en verdwijnen v

strottenhoofdontsteking

strottenhoofdontsteking (laryngitis) Infectie van het strottenhoofd (larynx), de verbinding tussen de keelholte en de luchtpijp. Meestal vloeit de infectie strottenhoofd, kunstmatig

structuralisme Term, omstreeks 1935 in Praag ontstaan om de activiteit van de Praagse School of Praagse Structuralistische Kring tegenover het eerdere structureel eiwit

structureel eiwit Eiwit dat een bestanddeel vormt van vrij duurzame structuren, zoals de celmembraan, bindweefsel en (kraak)been, nagels, haren en structureel gen

structureel gen Gen dat de code bevat voor de vorming van enzymeiwitten, dit in tegenstelling tot een operatorgen, dat structurele genen normaal gesproken struik

struik (heester) Houtige plant die zich, in tegenstelling tot een boom, direct boven de grond vertakt. Vooral groenblijvende struiken zijn geliefd als sierplant. struikheide

struikheide (Calluna vulgaris, heidefamilie) Wintergroene struik met lijnvormige bladeren die elkaar dakpansgewijs bedekken; paarsrode bloemen struisriet

struisriet (geslacht Calamagrostis, grassenfamilie) Kruidachtige pluimgrassen met langgesteelde aartjes met één tweeslachtige bloem. Enkele inheemse struisvogels

struisvogels (onderorde Struthiones, orde loopvogels) Slechts één familie (Struthionidae) met één recente soort: de struisvogel (Struthio camelus) met struma

struma (krop) Vergroting van de schildklier, al dan niet samengaand met een afwijkende werking van de schildklier. Struma met een normale werking studietoets

studietoets (vorderingentest) Meetprocedure, behorend tot de prestatietests, meestal bestaande uit systematisch geconstrueerde proefwerken en examens. stuifzwammen

stuifzwammen (geslacht Lycoperdon, orde buikzwammen) Schimmels met meestal ei- of peervormige vruchtlichamen, waarin bij rijpheid een of meer stuipen

stuipen (convulsies) Schokkende, onwillekeurige bewegingen met verlaagd bewustzijn, die enkele minuten duren. Meestal zijn stuipen een verschijnsel stuithoenders

stuithoenders (tinamoes, orde Tinamiformes, klasse vogels) Hoenderachtige vogels die kunnen vliegen, maar zich het liefst lopend voortbewegen (stuitligging

stuitligging Afwijkende ligging van het kind in de baarmoeder waardoor eerst de stuit en als laatste het hoofd wordt geboren. Voor het kind is dit nie

Sturtevant, Alfred Henry

Sturtevant, Alfred Henry (1891-1970) Amerikaans erfelijkheidsgeleerde. Hij studeerde aan de Columbia University bij onder andere T.H. Morgan. stuwing

stuwing (congestie) Ophoping van weefselvocht of bloed in een lichaamsdeel, met als gevolg een vaak pijnlijke zwelling. Een 'normale' vorm van stuwing subarachnoïdale bloeding

subarachnoïdale bloeding Bloeding in de ruimte tussen het binnenste en het middelste hersenvlies (de arachnoïdea), ten gevolge van een vaatafwijk

subceptie

subceptie Het reageren op een stimulus zonder dat die bewust wordt waargenomen. Deze reactie kan bijvoorbeeld geregistreerd worden door een proefleider subcoma

subcoma Een ernstige vorm van bewusteloosheid, waarbij alleen nog op (sterke) pijnprikkels wordt gereageerd (bewustzijnsgraad).

subdurale bloeding

subdurale bloeding Bloeding uit een ader tussen het middelste en buitenste hersenvlies (de dura), ten gevolge van een soms zeer licht schedelletsel. suberine

suberine (kurkstof) Een afzetting die wanden van kurkcellen voor water ondoordringbaar maakt. Suberine is ook de stof die in de endodermis van de subjectief

subjectief Afhankelijk van een subject, een beoordelaar. Bijvoorbeeld een oordeel of iets al dan niet mooi is, is bij uitstek subjectief. Binnen de wetenschap sublimatie

sublimatie Een zeer belangrijk afweermechanisme waarbij puur instinctmatige of driftmatige verlangens worden vervangen door strevingen die maatschappelijk subliminale prikkels

subliminale prikkels Prikkels die beneden een drempelwaarde liggen en doorgaans geen waarneembare reactie geven. Als een aantal van deze stimuli subliminale waarneming

subliminale waarneming Het vertonen van een reactie op prikkels die zo kort worden aangeboden of zo zwak zijn dat zij niet tot het bewustzijn kunnen submers

submers (ondergedoken) Een term die gebruikt wordt bij de beschrijving van waterplanten, die vaak submerse (onder water) en emerse (boven water) substitutie (psychol.)

substitutie (psychol.) Het vervangen door iets anders. 1. In de psychoanalyse: een afweermechanisme waardoor onaanvaardbaar geachte doelen worden substraat

substraat 1. Ondergrond (voedingsbodem) waarop bijv. schimmels groeien; zo is rottend hout de ondergrond voor vele schimmels. 2. Stof waarop subvocaliseren

subvocaliseren Een vorm van `spreken' zonder geluid te produceren. Dit kan gebeuren door als het ware onhoorbaar te fluisteren, maar ook minder succesangst

succesangst De angst voor (de gevolgen van) succes. De Amerikaanse psycholoog Martina S. Horner (geb. 1939) introduceerde dit begrip, omdat succesbeleving

succesbeleving De ervaring van lust of onlust als gevolg van het ergens al dan niet in slagen. Dit is een belangrijke variabele in onderzoek naar prestatiemotivatie. successie (biol.)

successie (biol.) Proces waarbij in een ecosysteem verschillende levensgemeenschappen elkaar opvolgen. Op kale grond groeien eerst planten die successie, allogene

successie, allogene Successie die optreedt door invloeden van buitenaf, bijv. door abiotische factoren als aanslibbing of overstuiving en door biotische successie, autogene

successie, autogene Successie die optreedt onder invloed van de vegetatie zelf. Is altijd progressief tot de climaxvegetatie bereikt is.

successie, cyclische

successie, cyclische Successie waarbij twee of meer plantengemeenschappen elkaar min of meer afwisselen.

succulentie

succulentie Aanpassing van planten aan droogte, hitte of overmaat aan zouten in het milieu, in de vorm van de opslag van water in speciaal daartoe Südeck, dystrofie van

Südeck, dystrofie van Dystrofie (achteruitgang van de voedingstoestand van weefsels, waardoor verschrompeling optreedt) van één bepaald lichaa

suiker- (Beta vulgaris var. saccharifera) Plant met sterk verdikte hoofdwortel met een hoog suikergehalte. In de akkerbouw gerekend tot de hak- big

suikerriet

suikerriet (Saccharum officinarum, grassenfamilie) Gras van drie tot zes meter lengte, stengeldikte tot 5 cm, stengels gevuld met sponsachtig merg waaruit suikervogels

suikervogels Diverse families en geslachten van honingetende zangvogels. Belangrijk zijn de honingeters (familie Meliphagidae) met bijzonder gebouwde suikerziekte

suikerziekte (diabetes mellitus) Stofwisselingsstoornis ten gevolge van een te geringe of zelfs afwezige productie van insuline door de alvleesklier.

sulfonamiden

sulfonamiden Belangrijkste groep chemotherapeutica, waarvan de werkzaamheid berust op verhindering van de aanmaak van foliumzuur; alleen voor Sullivan, Harry Stack

Sullivan, Harry Stack (1892-1949) Amerikaans psychiater en psychoanalyticus. Sullivan legde als neofreudiaan meer nadruk op sociale factoren bi

summatie

summatie Het verschijnsel dat optreedt als een aantal subliminale prikkels elkaar snel opvolgt. Deze prikkels liggen elk afzonderlijk beneden de drempelwaarde, Sumner, James Batcheller

Sumner, James Batcheller (1897-1955) Amerikaans biochemicus, hoogleraar Cornell University (1929). Onderzocht enzymen (isolatie van eerste superego

superego Ook Über-Ich en boven-ik. Binnen het structurele persoonlijkheidsmodel van Sigmund Freud heeft het superego de taak om gedrag goed superfosfaat

superfosfaat Fosforhoudende kunstmeststof op basis van met zwavelzuur oplosbaar gemaakt calciumfosfaaterts. Bevat als werkzaam bestanddeel monocalciumfosfaat suprachiasmatische kern

suprachiasmatische kern (nucleus suprachiasmaticus, SCN) Kleine groep zenuwcellen in de hypothalamus (deel van de hersenen) vlak boven de supranormale prikkel

supranormale prikkel Kunstmatige prikkel met een sterker effect op een bepaald gedrag dan zijn natuurlijke tegenhanger door overdrijving van bepaalde survey-onderzoek

survey-onderzoek Sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethode, waarbij men met behulp van gestandaardiseerde vragenlijsten of interviews gegevens Sutherland, Earl Wilbur

Sutherland, Earl Wilbur (1915-1974) Amerikaans fysioloog, hoogleraar te Cleveland en Nashville. Nobelprijs 1971 voor onderzoekingen betreffende

Sutton, Walter Stanborough

Sutton, Walter Stanborough (1877-1916) Amerikaans arts en bioloog. Met zijn 'The chromosomes in heredity' (1903) geeft hij de eerste duidelijke Swammerdam, Jan

Swammerdam, Jan (1637-1680) Nederlands anatoom en insectenkundige. Ontdekte het bestaan van rode bloedlichaampjes (1658) en de kleppen Swieten, Gerard van

Swieten, Gerard van (1700-1772) Nederlands geneeskundige. Werd in 1720 apotheker te Leiden, waar hij ook privaatdocent was en in 1725 promov

SWS-slaap

SWS-slaap Afkorting van Slow Wave Sleep. Ook langzame-golfslaap. De slaapstadia 3 en 4 samen. Hierbij is sprake van een diepe slaap, waaruit de syfilis

syfilis (lues) Geslachtsziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Treponema pallidum. De ziekte is zeer besmettelijk en wordt door geslachtsgemeenschap Sylvius, Franciscus de le Boe

Sylvius, Franciscus de le Boe (1614-1672) Arts en anatoom van Vlaams-Duitse origine. Paste scheikundige wetten toe in de geneeskunde. Dacht symbiose

symbiose Tijdelijk of blijvend samenleven van twee verschillende soorten organismen, tot voordeel van beide partijen (symbionten). Soms is niet duidelijk symboliseringsvermogen

symboliseringsvermogen De wezenlijk menselijke capaciteit om dingen aan te duiden met iets dat er geen directe relatie mee heeft (symbool). Het

symbool (algemeen)

symbool (algemeen) Een woord dat in het algemeen spraakgebruik vaag wordt gebruikt en waarvan precies gebruik pas mogelijk is als men onder

symfyse

symfyse (symphysis pubica; schaamvoeg) Kraakbenige verbinding tussen de beide schaambeenderen aan de voorkant van het bekken. Maakt enige symplast

symplast Het netwerk van protoplasmadraden (plasmodesmata) tussen de cellen in een plant. De plasmastrengen lopen door zeer nauwe poriën van symptoom

symptoom Een teken of uiting van het bestaan van een bepaalde lichamelijke of psychische stoornis. Rode vlekken kunnen bijvoorbeeld een symptoom symptoomverschuiving

symptoomverschuiving Ook symptoomsubstitutie. De vervanging van het ene symptoom door een ander. Binnen de psychoanalyse worden symptomen synaps

synaps Contactplaats tussen twee zenuwcellen, waar de impulsoverdracht plaatsvindt. De verdikte uiteinden van de vertakkingen van een axon (neuriet) synaptische spleet

synaptische spleet De minuscuul kleine spleet tussen twee met elkaar in contact staande zenuwcellen. Deze spleet is ongeveer twintig nanometer (syncretisme

syncretisme 1. Het samenbrengen van elementen die oorspronkelijk niet bij elkaar horen tot een nieuw, maar soms bouwvallig geheel. Dit begrip wordt syncytium

syncytium Een veelkernig celtype, ontstaan door fusie van meerdere voorlopercellen. De skeletspiercel is er een voorbeeld van: de tussencelwanden syndroom

syndroom Medische term voor een aantal ziekteverschijnselen die zo vaak samen voorkomen dat ze als een eenheid moeten worden opgevat; zowel syndroom van Ganser

syndroom van Ganser Psychiatrisch ziektebeeld, dat zich kenmerkt door het geven van dwaze en net verkeerde antwoorden op eenvoudige vragen syndroom van Gilles de la Tourette

syndroom van Gilles de la Tourette zeldzame aandoening, gekenmerkt door het kortdurend optreden van onwillekeurige bewegingen van het gela

syndroom van Korsakov

syndroom van Korsakov Een door de Russische arts S.S. Korsakov (1854-1900) beschreven ziektebeeld waarbij een ernstig geheugenverlies (amnesie

synectics

synectics Een vorm van brainstormen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de meest uiteenlopende vergelijkingen teneinde tot nieuwe ideeën te komen.

synergiden

synergiden Twee van de acht haploïde kernen die in de embryozak dicht naast de eicel liggen.

synesthesie (psychol.)

synesthesie (psychol.) De vervormde waarneming van een prikkel, waardoor die geen betrekking meer heeft op het zintuiglijke domein waarop de Synge, Richard Laurence Millington

Synge, Richard Laurence Millington (1914-1994) Brits chemicus, onder andere werkzaam aan het Rowett Research Institute in Bucksburn, Schotland, syntactische component

syntactische component 1. In de taaltheorie: dat gedeelte van een grammatica dat verantwoordelijk is voor de vorming van woorden, woordgroepen

synthese (psychol.)

synthese (psychol.) De vervormde waarneming van een prikkel, waardoor die geen betrekking meer heeft op het zintuiglijke domein waarop de pr

systeemtheorie

systeemtheorie Een poging om tot een wiskundige beschrijving te komen van een systeem (een georganiseerd geheel). Er kunnen grofweg twee benaderingen systeemtherapie

systeemtherapie Ook gezinstherapie. Een vorm van psychotherapie waarbij er van uit gegaan wordt dat niet alleen het individu met symptomen behandeld systematische fout

systematische fout (Eng: constant error, systematic error) Een constante meetfout die inherent is aan een gebruikte procedure en die geen gevolg is systole

systole Fase waarin het hart zich samentrekt; ritmisch afgewisseld door de diastole. Begint met samentrekking van de hartboezems, waarbij de kleppen Szent-Györgyi von Nagyrapolt, Albert

Szent-Györgyi von Nagyrapolt, Albert (1893-1987) Hongaars-Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Szeged (1930- 1945), Boedapest (1945-1946) S-R-relatie

taaislijmziekte

taaislijmziekte (mucoviscoïdose) Erfelijke ziekte met afscheiding van taai slijm in de luchtwegen en het maag-darmkanaal. De ziekte ontstaat alleen taakgericht

taakgericht Het zich op een opdracht kunnen concentreren en deze ook af kunnen maken zonder daarbij gemakkelijk afgeleid te worden. Jonge kinderen taal en milieu

taal (bloemen) Traditionele betekenis die aan bepaalde planten en plantedelen wordt toegekend. Eikeblad - vaderlandsliefde, gastvrijheid; klaver - trouw; taalbeheersing

taal en milieu Taal is een sociaal instrument en er is een wisselwerking tussen iemands verbale repertoire en zijn maatschappelijke achtergrond. Taalachterstand taal (bloemen)

taal- en spraakontwikkeling

taal- en spraakontwikkeling Het ontstaan en verloop van de vaardigheid te spreken en taal te gebruiken als een communicatiemiddel. De eigenlijke tabula rasa

taalbeheersing Ook taalvaardigheid. Men onderscheidt een actieve en een passieve taalbeheersing, afhankelijk van het vermogen tot productief (spreken taalcentrum

taalcentrum De delen van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor het begrijpen en gebruiken van taal. De term moet met de nodige terughoudendheid taalintuïtie

taalintuïtie Het gevoel of een bepaalde zin grammaticaal juist is of niet. Iedereen uit willekeurig welke taalgemeenschap heeft hier een heel sterk ontwikkeld taalpathologie

taalpathologie Aanduiding voor een niet goed ontwikkeld vermogen om met taal om te gaan, bijvoorbeeld door aangeboren doofheid, afasie, zwakzinnigheid taalpsychologie

taalpsychologie Onderdeel van de psychologie, dat de processen die aan taalgebruik ten grondslag liggen tot studie heeft.

taalpsychopathologie

taalpsychopathologie Onderdeel van de taalpathologie. Bepaalde psychische stoornissen hebben gevolgen voor het taalvermogen. Bij infantiel autisme taalstoornis

taalstoornis Een verzamelnaam voor alle stoornissen die samenhangen met het gebruiken en begrijpen van taal. Onder de taalstoornissen vallen bijvoorbeeld taalverwerving

taalverwerving 1. Primaire taalverwerving: het leren praten van kinderen. 2. Secundaire taalverwerving: het op latere leeftijd leren van een tweede taal.

tabula rasa (lett: een schone lei) De 17e-eeuwse filosoof John Locke (1632-1704) vergeleek de geest van een baby met een tabula rasa, waarop vanaf tachitoscoop

tachitoscoop Een apparaat waarmee gedurende een korte tijd beelden geprojecteerd kunnen worden. De duur van het beeld kan door de proefleider

tachycardie

tachycardie (te snelle hartslag) Hartslag van meer dan 100 slagen per minuut. In de meeste gevallen is een te snelle hartslag een uiting van een normale tact

tact Het vermogen een eigen mening te geven of een eigen weg te gaan, zonder een ander al te veel te kwetsen. Dit is een belangrijke sociale vaardigheid tactiel oplossend vermogen

tactiel oplossend vermogen De tastgevoeligheid, een maat voor de scherpte van de tactiele perceptie. Dit vermogen is groter naarmate het aantal tas

tactiele perceptie

tactiele perceptie Ook tastzin. De gevoeligheid voor aanraking van vaste voorwerpen. Deze gevoeligheid vormt een deel van de gevoeligheid van de tactiele receptoren

tactiele receptoren De receptoren of zintuigcellen die verantwoordelijk zijn voor de tactiele perceptie. Onderscheiden worden in een opklimmende Talbot Plateau, wet van

Talbot Plateau, wet van Ook wet van Talbot. Het verschijnsel dat mensen een flikkerlicht dat een bepaalde frequentie overschrijdt (de flikker-fusiefrequentie talent

talent Ook begaafdheid. Een meer dan gewone bekwaamheid op een bepaald gebied. Dit wordt vaak gezien als een aangeboren gave die tot ontwikkeling talg

talg Vettig huidsmeer, o.a. bestaande uit lanoline (wolvet), afgescheiden door talgklieren in de huid. Houdt haar en hoornhuid soepel en waterafstotend. tamarinde

tamarinde (Tamarindus indica, caesalpinafamilie) Boom die zeer groot kan worden en veel schaduw geeft; het vruchtmoes uit de niet-openspringende tamariskfamilie

tamariskfamilie (Tamaricaceae, orde cistusachtigen Cistales) Heesters of kleine bomen met naaldvormige bladeren, kleine vier- of vijftallige bloemen tamme kastanje

tamme kastanje (Castanea sativa, beukenfamilie) Grote (stamomtrek soms wel 20 m) boom met spits toelopende getande bladeren, eetbare (o.a. kastanjepuree), tamponziekte

tamponziekte (toxisch shocksyndroom) Bacteriële infectie van het vrouwelijke geslachtsapparaat, die in de jaren zeventig vooral voorkwam bij vrouwen tand

tand Gebitselement met een scherpe bovenkant. Bij vrijwel alle zoogdieren (inclusief de mens) twee soorten: snijtanden en hoektanden. Bij planteneters tandarmen

tandarmen (orde Edentata, klasse zoogdieren) Primitieve zoogdieren die vooral in het Tertiair wijd verspreid voorkwamen in Amerika; bezitten wel tandbeen

tandbeen (dentine) Verkalkt weefsel, verwant aan been, dat voor 69,3% bestaat uit apatiet, voor 17,5% uit organisch materiaal en voor 13,2% uit water. tandglazuur

tandglazuur (email, substantia adamantina) Uitermate hard, sterk verkalkt weefsel, dat voor 96% bestaat uit apatiet, voor 1,7% uit organisch materiaal tandhals

tandhals Tussen tandkroon en tandwortel gelegen deel van een gebitselement; steekt boven de tandkas uit en is normaliter bekleed met tandvlees.

tandheelkunde

tandheelkunde Wetenschap die zich bezighoudt met het voorkomen en behandelen van ziekten van gebitselementen en de omliggende weefsels. Er tandkarpertjes

tandkarpertjes (onderorde Cyprinodontoidei, orde koornaarvissen) Kleine beenvissen die op karpers lijken, maar, in tegenstelling tot deze, tanden op tandkas

tandkas (alveolus dentalis) Holte in boven- en onderkaak, waarin de tandwortel is bevestigd.

tandkroon

tandkroon Gedeelte van een gebitselement dat buiten het tandvlees uitsteekt. Opgebouwd uit tandbeen met daaromheen een mantel van tandglazuur.

tandplak

tandplak (plaque) Kleverige substantie van bacteriën, slijmvliescellen en voedselresten, die zich hecht op het tandoppervlak, en steeds opnieuw wordt tandpulpa

tandpulpa Binnen het tandbeen gelegen weke massa in gebitselementen, bestaande uit bindweefsel met vele bloedvaatjes en zenuwvezels. De holte tandschelpen

tandschelpen (klasse Scaphopoda, stam weekdieren) Schelpdragende weekdieren met een langgerekt lichaam (lengte tot 15 cm), bilateraal symmetrisch, tandsteen

tandsteen Tandplak waarin kalkzouten uit het speeksel zijn uitgekristalliseerd; geelbruin tot zwart van kleur. Ontstaat alleen bij volwassenen; hoeveelheid tandverkleuring

tandverkleuring Verkleuring van de tanden treedt vaak op door invloeden van buitenaf, zoals door voedselkleurstof, tabak of bepaalde geneesmiddelen. tandvlees

tandvlees (gingiva) Deel van het slijmvlies van de mond dat gelegen is om de tandhalzen. In de spleetvormige ruimte tussen tandvlees en oppervlak tandvleesontsteking

tandvleesontsteking (gingivitis) Algemene acute ontsteking van het tandvlees. Deze aandoening wordt gekenmerkt door roodheid, pijn, zwelling e

tandwortel

tandwortel Gedeelte van een gebitselement dat in de tandkas zit. Opgebouwd uit tandbeen met daaromheen een mantel van cement. Aantal verschilt tangara's

tangara's (onderfamilie Thraupinae, familie gorzen) Middelgrote vogels (lengte tot 25 cm) met meestal korte, tamelijk dikke snavel; verenkleed meestal tangverlossing

tangverlossing (forcipale extractie) Methode om het natuurlijke geboorteproces te bespoedigen door via de vagina van de moeder een verlostang (forceps) tapaculo's

tapaculo's (familie Rhinocryptidae, orde zangvogels) Kleine, gedrongen vogels, lengte tot 25 cm, met omhooggeslagen staart en krachtige poten (snelle tapetum lucidum

tapetum lucidum Sterk reflecterende laag van guaninekristallen tussen netvlies en vaatvlies, die het licht nog eens, nu van de achterzijde, door het netvlies tapijtkever

tapijtkever (geslacht Anthrenus, familie spektorren Dermestidae) Kevers van ten hoogste 4 mm lang, waarvan de larven (met bruine haarbosjes) in staat tapirs

tapirs (familie Tapiridae, orde onevenhoevigen) Grote, wat plompe zoogdieren met een kort, beweeglijk slurfje; lichaam zijdelings afgeplat; vrij korte, tapuiten

tapuiten (geslacht Oenanthe, onderfamilie lijsters) Kleine zangvogels met dunne snavel, grijzig of beige verenkleed met witte of zwarte delen. Leven tar balls

tar balls Zwarte, kleverige, uit teer en bitumen bestaande vrijwel onbrandbare klonten, die in de oceanen kunnen ontstaan door samenklontering van tarantula

tarantula (Lycosa tarantula, familie wolfsspinnen) Kleine spin die geen web maakt; uitgebreid paringsritueel en broedverzorging. Leeft in Zuid-Europa. tarbot

tarbot (Scophthalmus maximus, familie grieten) Ronde platvis, maximumlengte ca. 1 m; larven roodbruin; volwassen dieren met benige knobbels op targetcel

targetcel Cel die het doelwit vormt voor een virus of voor de inwerking van een bepaald hormoon. Herkenning van de targetcel gebeurt aan de hand taro

taro (Colocasia esculenta, aronskelkfamilie) Kruidachtige plant met meestal pijlvormige of schildvormige bladeren; vormt halfbovengrondse, zetmeelhoudende tarpan

tarpan (Equus caballus gmelini, familie paardachtigen) Wild paardje van het ponytype, kleur muisgrijs, onderste helft van de poten zwart. Uitgestorven tarpons

tarpons (familie Megalopidae, orde tarponachtigen Elopiformes) Zilverkleurige, 1-2,5 m lange, zijdelings afgeplatte beenvissen met grote schubben tarwe

tarwe (geslacht Triticum, grassenfamilie) Graanplanten met meerbloemige aartjes; belangrijkste voedingsgewas in de Westerse wereld. Waarschijnlijk tast

tast (tastzin) Vermogen tot het waarnemen van aanrakingen. Prikkel gevormd door vervorming van het lichaamsoppervlak. Aanwezig bij zowel eencelligen tastzin

tastzin Vermogen tot het waarnemen van aanrakingen. Prikkel wordt gevormd door vervorming van het lichaamsoppervlak (drukverschil). Tastreceptoren Tatum, Edward Lawrie

Tatum, Edward Lawrie (1909-1975) Amerikaans biochemicus en microbioloog, hoogleraar aan Yale (1946) en Stanford University (1948). Onderzocht

tau-effect Het verwarren van tijd en ruimte. Dit effect treedt met name bij kinderen op. Als de proefleider een geblinddoekt proefpersoon in zijn arm taxis

taugé

taugé Gekiemde zaden van de bonesoort Phaseolus aureus uit de vlinderbloemenfamilie. Deze peulvrucht wordt in heel Zuidoost-Azië gekweekt, vooral tau-effect

taxis Beweging van een klein, vrijbewegend organisme of voortplantingscel onder invloed van een uitwendige prikkel. Naar de aard van de prikkel taxonomie

taxonomie (systematiek) Wetenschap die zich bezighoudt met de rangschikking van planten en dieren in een hiërarchisch systeem, waarin de natuurlijke taxusfamilie

taxusfamilie (Taxaceae, klasse naaldbomen) Bomen met verspreide, naaldvormige bladeren; geen kegels, maar door schubben omgeven zaden aan de tayra

tayra (Eira barbata, familie marterachtigen) Donkerbruin roofdier met langgerekt lichaam, lange staart en lange poten. Leeft in Zuid-Amerika in bossen teakhout

T-cellen (T-lymfocyt) Witte bloedcel die in de thymus (zwezerik) een verandering heeft ondergaan, waarna deze een regulerende en controlerende rol UG

teakhout (djatihout) Hout van de Tectona grandis, een boom die in Burma, Laos, Vietnam en Java groeit. Goudbruin, soms donker geaderd; dichtheid teef

teef Vrouwtjeshond. Meestal nogal huiselijk, behalve tijdens de tweemaal per jaar optredende loopsheid. Zij urineert dan vaker en laat dekking toe. teelbal

teelbal (testis, testikel, zaadbal) Onderdeel van de mannelijke geslachtsorganen. In de teelballen worden per dag soms meer dan 250 miljoen zaadcel

teelbal, niet ingedaalde (cryptorchisme) Stoornis in de afdaling van een of beide teelballen via het lieskanaal naar de balzak. Cryptorchisme wordt teenganger

teelbalkanker

teelbalkanker (testiscarcinoom) De vorming van een kwaadaardig gezwel in één of beide teelballen, de zaadvormende organen in de balzak. Deze vorm teelbalontsteking

teelbalontsteking (orchitis, testitis) Ontsteking van één of beide teelballen, de zaadvormende organen in de balzak. Teelbalontsteking komt meestal teelbal, niet ingedaalde

teenganger Dier dat tijdens de voortbeweging alleen de tenen op de grond zet. Contact met de bodem minimaal, daardoor maximale voortbewegingssnelheid tegen zichzelf keren

tegen zichzelf keren Een afweermechanisme waarbij haatgevoelens die eigenlijk tegen een ander zijn gericht zich tegen het eigen ik keren. Dit kan tegenoverdracht

tegenoverdracht Als het ware een omgekeerde overdracht. De psychoanalyticus draagt zijn gevoelens ten opzicht van sleutelfiguren uit zijn leven over tegenstroomprincipe

tegenstroomprincipe Principe van twee tegen elkaar in stromende vloeistoffen, zoals dat o.a. in de kieuwen voorkomt: de stroomrichting van het zuurstofarme tejuhagedissen

tejuhagedissen (familie Teiidae, onderorde hagedissen) Hagedissen met grote variatie in uiterlijk en levenswijze, lengte tot 1,25 m (ook soorten van teken (biol.)

teken (biol.) (familie Ixodidae, orde mijten) Mijten die uitzonderlijk groot kunnen worden door het opzuigen van bloed van reptielen, warmbloedige teken (psychol.)

teken (psychol.) (Ook: symbool) Term uit de taalwetenschap en de communicatiewetenschap. 1. Conventioneel teken. Een teken met een afgesproken telefooncentralemetafoor

telefooncentralemetafoor De vergelijking tussen de menselijke geest en een telefooncentrale. Deze vergelijking werd gemaakt binnen het behavioris

telepathie

telepathie Contact tussen twee of meer personen zonder gebruikmaking van zintuigen, bijv. gedachten lezen of gedachtenoverdracht. Onderscheidt telescoopogen

telescoopogen Grote ogen bij diepzeevissen, uitgerust met twee netvliezen (een voor voorwerpen op grote afstand en een voor dichtbij). Staan naar telescoopvissen

telescoopvissen (onderorde Giganturoidei, klasse beenvissen) Tot 11 cm lange roofvissen uit de diepzee; met telescoopogen, dolkvormige tanden, telgang

telgang Een manier van voortbewegen waarbij beide benen aan de ene zijde gelijktijdig worden verplaatst, gevolgd door beide benen aan de andere telodendrium

telodendrium Het rijk vertakte uiteinde van het axon, dat niet is omgeven door een myelineschede.

telofase

telofase Stadium in de kerndeling; de chromatiden zijn bij de polen aangekomen en despiraliseren. Kernmembraan en nucleolus worden weer zichtbaar; telolecithaal ei

telolecithaal ei Eicel van vogels, reptielen en vissen, waarbij de dooiermassa aan één zijde is geconcentreerd. Staat tegenover isolecithaal ei (van zoogdieren), Temin, Howard Martin

Temin, Howard Martin (geb. 1934) Amerikaans bioloog, sinds 1969 hoogleraar te Wisconsin. Zijn werk betreft o.a. virus- en kankeronderzoek en celbiologie. temperament

temperament Een onveranderlijk, psychisch kenmerk. Iemand die een vurig temperament heeft, reageert snel heftig en iemand met een zwaarmoedig temperatuurmethode

temperatuurmethode Hulpmiddel om vast te stellen of er een eisprong heeft plaatsgevonden. Berust op het feit dat de lichaamstemperatuur na de eisprong temperatuurregulatie

temperatuurregulatie Vermogen van warmbloedige dieren en de mens om de lichaamstemperatuur, onafhankelijk van de temperatuur van de omgeving,

temperatuurwaarneming

temperatuurwaarneming De ervaring van warmte of koude. Deze waarneming vindt alleen plaats als voorwerpen warmer of kouder zijn dan de huid. template model

template model Ook template matching. De opvatting dat herkenning plaatsvindt door de vergelijking met een sjabloon, of in technische bewoordingen: temporaalkwab

temporaalkwab Het aan de onderzijde in het midden gelegen deel van de cerebrale hemisfeer.

tendentie

tendentie 1. In de statistiek: de richting die onderzoeksresultaten uitgaan. 2. Een neiging tot bepaalde vormen van gedrag of tot bepaalde vormen van Tenhaeff, Wilhelm Heinrich Carl

Tenhaeff, Wilhelm Heinrich Carl (1894-1981) Nederlands parapsycholoog. Studeerde te Utrecht en was medeoprichter van het 'Tijdschrift voor Parapsycholog

tenniselleboog

tenniselleboog (epicondylitis) Ontsteking van beenvlies en pezen ter plaatse van het botuitsteeksel van het bovenarmbeen aan de buitenzijde van de

tenreks

tenreks (borstelegels, familie Tenrecidae, orde insecteneters) Primitieve insecteneters met een slurf, stekelige vacht, korte of ontbrekende staart. Slechte tentakeldieren

tentakeldieren (stam Tentaculata) Kleine ongewervelde dieren met een lichaam bestaande uit drie delen, het laatste deel omgeven door een stevige tentakels

tentakels Beweeglijke vangarmen van inktvissen, poliepen e.d. Dienen om voedsel te verzamelen en als afweer (bijv. de met netelcellen bezette tentakels tepel

tepel (mamilla, papilla mammae) Verheven, donker gepigmenteerd middelste gedeelte van de borst(klier), waar de afvoergangen van de 15-20 afzonderlijke tepelaandoeningen

tepelaandoeningen Aandoening van de tepel. Een ingetrokken tepel vanaf de geboorte, eenzijdig of aan beide kanten, is een normale variant. Dit geldt tepelhoorns

tepelhoorns (familie Naticidae, klasse slakken) Zeeslakken met vóór het hart gelegen kieuwen, gedraaide schelp (daardoor gedraaid zenuwstelsel). tepelkloof

tepelkloof (fissura mammae) Pijnlijk scheurtje in de tepel. Oorzaak: onjuiste houding tijdens de borstvoeding, waarbij de kaken van het kind om de teratologie

teratologie Wetenschap die zich bezighoudt met aangeboren afwijkingen. De factoren die deze afwijkingen veroorzaken noemt men teratogene factoren. Terman, Lewis Madison

Terman, Lewis Madison (1877-1956) Amerikaans psycholoog, hoogleraar aan de Stanford University (1916-1942). Terman bewerkte de intelligentiete

termieten

termieten (houtluizen, orde Isoptera, klasse insecten) Sociaal levende insecten met bijtende monddelen, snoervormige antennen, ongepigmenteerd terriërs

terriërs Groep hondenrassen, oorspronkelijk gebruikt voor de jacht onder de grond (op vossen e.d.). Moedige en felle honden die graag op ratten en territorium (biol.)

territorium (biol.) (leefgebied) Klein of groter gebied dat door een dier wordt afgebakend en tegen indringers wordt verdedigd. Alle hierbij vertoond terugresorptie

territorium- Sociaal gedrag waarbij een gebied wordt afgebakend waarin soortgenoten niet worden toegelaten. Zowel bekend van individuen gedrag, verzoeningsgedrag,

terugresorptie Proces in de nierbuisjes van de nieren, waarbij het grootste deel van de stoffen die in het glomerulusfiltraat (ontstaan door filtratie van testbatterij

testbatterij Een min of meer vaste combinatie van psychologische tests en andere methoden om een psychologisch onderzoek te doen. Een testbatterij testconsistentie, interne

testconsistentie, interne De mate waarin de verschillende onderdelen van een psychologische test onderling samenhangen en hetzelfde meten. De testeisen

testeisen Criteria waar goede psychologische tests aan moeten voldoen. Aan tests worden stringente eisen gesteld wat betreft standaardisatie, normering, testosteron

testosteron Belangrijkste mannelijke geslachtshormoon bij gewervelden, dat wordt geproduceerd in de testis en - in veel geringere mate - in bijnierschors testprofiel

testprofiel De grafische weergave van verschillende testscores van een individu in een grafiek, zodat deze scores onderling vergelijkbaar zijn. Hiermee testpsychologie

testpsychologie Tak van de psychologie die zich bezighoudt met de constructie en het gebruik van psychologische tests.

tetanie

tetanie Syndroom, gekenmerkt door een sterk toegenomen prikkelbaarheid van de spieren, waardoor snel kramp optreedt (vooral in armen en benen, tetanus

tetanus (wondkramp, kaakklem) Ernstige wondinfectie, veroorzaakt door het gif (toxine) van de tetanusbacil (Clostridium tetani). De infectie wordt tetrade

tetrade 1. Karakteristieke rangschikking van sporen met vier bijeen, gevormd uit een sporemoedercel door achtereenvolgende gewone celdeling en tetrodonten

tetrodonten (orde Tetraodontiformes, orde baarsachtigen) Vissen met een grote kop en kleine kieuwopening, gebruiken de staart tijdens het zwemmen teunisbloemfamilie

teunisbloemfamilie (Oenotheraceae of Onagraceae, orde myrteachtigen Myrtales) Kruiden met enkelvoudige, tegenoverstaande bladeren en regelmatige texture gradient

texture gradient Een centraal begrip uit de waarnemingstheorie van James J. Gibson. Het staat voor de mate waarin eigenschappen van de met de ogen thalamus

thalamus Eivormige, gepaarde massa grijze stof, gelegen aan de zijkant van het derde hersenventrikel. Aan de onderkant vergroeid met de hypothalamus, Thallophyta

Thallophyta (lagere planten) Planten waarvan het vegetatieve lichaam bestaat uit ongedifferentieerde cellen (thallus). Soms is er wel een zekere taakverdeling, thallus

thallus Plantaardig weefsel dat niet gedifferentieerd is in wortels, stengels en bladeren. Komt voor bij wieren en levermossen; op grond daarvan thall

Thanatos

Thanatos In de Griekse mythologie god van de dood, zoon van Nyx en broer van Hypnos, god van de slaap. In de psychologie door Freud geïntroduceerd theatrale persoonlijkheid

theatrale persoonlijkheid (Eng: histrionic personality) Een in de DSM-IV- classificatie beschreven persoonlijkheidssttornis, waarbij sprake is van overdreven theeachtigen

theeachtigen (familie Theaceae, orde Theales) Bomen of struiken met grote bloemen, waarvan de helmknoppen in de lengte opensplijten. Vooral in Theiler, Max

Theiler, Max (1899-1972) Zuid-Afrikaans-Amerikaans microbioloog, werkte aan de Harvard Medical School te Boston (1922-30) en aan het Rockefeller Thelephorales

Thelephorales Orde van de klasse steeltjeszwammen met zeer dunne, soms op afgebladderde verf lijkende vruchtlichamen, die rechtstreeks op de draadvormige Thematic Apperception Test

Thematic Apperception Test (TAT) Projectieve persoonlijkheidstest bestaande uit 20 afbeeldingen, waarbij de proefpersoon telkens een verhaal moet theofobie

theofobie Een ziekelijke, allesoverheersende angst voor God.

theomanie

theomanie Het geloof van een persoon dat hij God is of op zijn minst Goddelijke inspiratie heeft.

Theorell, Axel Hugo Theodor

Theorell, Axel Hugo Theodor (1903-1982) Zweeds biochemicus, docent aan de universiteit van Uppsala (1932-1933; 1935-1936) en aan het Kaiser-psychologie

theoretische psychologie Tak van de psychologie die de theorievorming binnen de psychologie bestudeert. Een theoretisch psycholoog houdt zich theorie

theorie Een stelsel van met elkaar verbonden uitspraken over de werkelijkheid. Enkele van deze uitspraken moeten een voorspellend karakter hebben, therapeut

therapeut Behandelaar. De geneeswijze kan zowel van medische als psychologische aard zijn. Voorbeelden van therapeuten zijn de gezinstherapeut, therapie

therapie Medische term die alle vormen van behandeling van patiënten omvat. De aard der therapieën kan zeer verschillend zijn, zoals stralingstherapie, thermen

thermen In de Romeinse Oudheid openbare badinrichting, tevens belangrijke ontmoetingsplaatsen. Bestonden uit vele afzonderlijke ruimten, o.a. een thermische vervuiling

thermische vervuiling (ook: warmteverontreiniging) Verhoging van de temperatuur van (rivier)water bij thermische centrales en fabrieken als gevolg thermometer, koortsthermometer,

thermoreceptor

thermoreceptor Zintuig voor de waarneming van temperatuurprikkels. Bij sommige slangen fungeren kleine groeven in de huid tussen het oog en het thèta-ritme

thèta-ritme Ook thèta-golven. Een bepaald patroon van elektrische hersenactiviteit zoals dat geregistreerd wordt op een elektro-encefalogram. Het ritme Thijsse, Jacobus Pieter

Thijsse, Jacobus Pieter (1865-1945) Nederlands bioloog en leraar. Bekend vanwege popularisering van de biologie, waarbij hij de relatie tussen p

Thomas, E. Donnall

Thomas, E. Donnall (geb. 1920) Amerikaans arts, verbonden aan het Fred Hutchinson Cancer Research Center in Seattle. Thomas kreeg in 1990 s

Thomas, Frédéric

Thomas, Frédéric (1906-1986) Belgisch geneeskundige. Bracht de studie van de gerechtelijke geneeskunde in België op wetenschappelijk niveau. Thorndike, Edward Lee

Thorndike, Edward Lee (1874-1949) Amerikaans psycholoog, hoogleraar aan Columbia University. Thorndike verrichtte veel onderzoek op het gebied

Thouin, Andre

Thouin, Andre (1747-1824) Frans plantkundige. Hij studeerde bij B. de Jussieu en Buffon, die hij assisteerde bij de reorganisatie van de Jardin des Thurstone, Louis Leon

Thurstone, Louis Leon (1887-1955) Amerikaans psycholoog, hoogleraar te Chicago (1927-52). Was aanvankelijk ingenieur en zelfs korte tijd assis

thylakoïden

thylakoïden Membraanstructuren binnen de chloroplast die verbindingen vormen tussen de grana met fotosynthetische pigmenten. De grana zelf zijn thyreoïd-stimulerend hormoon

thyreoïd-stimulerend hormoon (TSH) Hormoon uit de hypofysevoorkwab, dat de productie en de afgifte van het schildklierhormoon thyroxine aan thyroxine

thyroxine (tetrajoodthyronine) Belangrijkste hormoon van de schildklier (samen met tri-joodthyronine); stimuleert de stofwisseling en is tijdens de embryonale tic

tic (aangezichtskramp, zenuwtrek) Steeds herhaalde, krampachtige samentrekking van spieren, vooral in het gelaat of de nek. De bewegingen zijn on

tienpotigen

tienpotigen (orde Decapoda onderklasse hogere kreeften) Belangrijkste groep hogere kreeften. Drie voorste extremiteiten van het borststuk ontwikkeld tijdzin

tijdzin Het vermogen om onafhankelijk van uitwendige gegevens (het verloop van) de tijd te bepalen. Vaak synoniem gebruikt met inwendige klok, tijger

tijger (Panthera tigris, familie katachtigen) Grootste van de nog levende katachtigen, lengte tot 2,80 m, vacht gelig tot roodbruin met donkere streping; tijm

tijm (geslacht Thymus, lipbloemenfamilie) Kruidachtige planten met duidelijk tweelippige bloemen in hoofdjes; vier meeldraden waarvan er twee onder timalia's

timalia's (onderfamilie Timaliinae, familie vliegenvangers) Vogels ter grootte van een lijster, los verenkleed; grote, omlaag gebogen snavel. Goede springers, tin

tin (stannum) Chemisch element, symbool Sn, atoomnummer 50; behoort tot de koolstofgroep van de nevenreekselementen. Zacht, glanzend, meestal Tinbergen, Nikolaas (Nico)

Tinbergen, Nikolaas (Nico) (1907-1988) Nederlands-Brits bioloog. Nadat Tinbergen in 1932 gepromoveerd was, werd hij in 1937 hoogleraar in de tintelingen

tintelingen Prikkend gevoel in een lichaamsdeel dat verschillende oorzaken kan hebben. Het meest voorkomend zijn koude en het tijdelijk beknellen Titchener, Edward Bradford

Titchener, Edward Bradford (1867-1927) Brits-Amerikaans psycholoog; promoveerde in Leipzig bij Wilhelm Wundt, door wie hij sterk beïnvloed tjiftjaf

tjiftjaf (Phylloscopus collybita, familie zangers) Onopvallende, kleine zangvogel. Alleen in gedrag en zang te onderscheiden van de fitis (P. trochilus)

tjitjak

tjitjak (halfvingergekko, huisgekko, geslacht Hemidactylus, familie gekko's) Gekko's waarvan de onderzijde van de poten voor de helft zijn voorzien tochtig

tochtig Door hormonen bepaalde gedragstoestand van een koe, waarin zij dekking toelaat. In tegenstelling tot de meeste dieren, waarbij seksuele activiteit todies

todies (platsnavels, familie Todidae, orde scharrelaarvogels) Felgekleurde vogeltjes met grote koppen en lange, puntige, afgeplatte snavels. Leven meestal toegepaste psychologie

toegepaste psychologie Onderdeel van de psychologie dat zich bezighoudt met probleemstellingen die voortvloeien uit praktische en maatschappeli

toekans

toekans (familie Ramphastidae, orde spechtvogels Piciformes) Vogels met enorme, lichtgebouwde, vaak fel gekleurde snavels, meestal even groot als toelaatbare wekelijkse inname

toelaatbare wekelijkse inname (TWI) De hoeveelheid verontreinigingsstoffen of toevoegingen waarvan de wekelijkse opname nog toelaatbaar wordt toepaja's

toepaja's (familie Tupaiidae, onderorde halfapen) Primitieve, eekhoornachtige halfapen met spitse snuit en grote vliezige oorschelpen; ruig behaard. toerako's

toerako's (bananeneters, familie Musophagidae, orde koekoeken) Felgekleurde vogels met opvallende kuif, lange staart en korte, dikke snavel. Leven toeval (med.)

toeval (med.) (grand-mal) Aanval van epilepsie, waarbij plotseling een toestand van bewusteloosheid intreedt en volledige verstarring, waardoor de token

token 1. Een teken of een symbool voor iets. 2. In de taalwetenschap: een gebruikte taaluiting. Een taaluiting behoort tot een bepaald type, maar het token economy

token economy (token: muntstuk, fiche) Engelstalig begrip uit de gedragstherapie voor een stelsel van beloningen (tokens) gericht op het aanleren tolerantie (biol.)

tolerantie (biol.) Vermogen van een organisme om de invloed van o.a. milieufactoren te trotseren. Tussen een minimum- en maximum waarde van een tolerantie (psychol.)

tolerantie (psychol.) 1. Ook gewenning. Het minder sterk op psychoactieve middelen gaan reageren, naarmate men meer gewend raakt aan de betref

Tolman, Edward Chase

Tolman, Edward Chase (1886-1959) Amerikaans psycholoog; doceerde van 1918-54 aan de Universiteit van Californië. Tolman week af van het behav

tolueen

tolueen (methylbenzeen) Aromatische koolwaterstof. Kleurloze, aangenaam ruikende, sterk lichtbrekende, brandbare vloeistof; dichtheid 866 kg/m3

tomaat

tomaat ((Solanum lycopersicum, nachtschadefamilie) Plant met langwerpige blaadjes met scheve voet, geen knollen, gele bloemen. Gekweekt om de tomografie

tomografie (planigrafie) Röntgenologische onderzoekmethode, waarbij een bepaald vlak van het onderzochte lichaamsdeel wordt afgebeeld. Men bereikt Tonegawa, Susumu

Tonegawa, Susumu (geb. 1939) Japans moleculair bioloog. Kreeg de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van 1987 toegekend voor zijn on

tong

tong Krachtige spierstructuur in de mond die een belangrijke rol speelt bij het spreken en kauwen, bij de voorbereiding van het slikken en bij de smaak. tongen

tongen (familie Soleidae, orde platvissen) Vissen zonder ribben (slap lichaam), tastpapillen rond de bek. Nachtdieren die op hun vinnen kunnen rondkruipen. tongontsteking

tongontsteking (glossitis) Een ontsteking van de tong is meestal een secundaire aandoening, dat wil zeggen het gevolg van een andere aandoening. tongwormen

tongwormen (stam Lingatulida, stammengroep gelede dieren) Tot 14 cm lange wormen die parasiteren in alle vleesetende, gewervelde landdieren; tonica

tonica Tooncentrum, grondtoon van toonsoort. Staat een compositie in Es (majeur of mineur), dan wil dat dus zeggen dat de toon es als tonica fungeert. tonijnen

tonijnen (geslacht Thunnus, familie makrelen) Makrelen met een groot uithoudingsvermogen (goed ontwikkeld bloedvaatstelsel en veel rode bloedlichaampjes); tonoplast

tonoplast De semipermeabele membraan tussen grote vacuole en het cytoplasma in de plantecel.

tonsillectomie

tonsillectomie Het operatief verwijderen van de keelamandelen. Het verwijderen van de neusamandel noemt men adenoïdectomie. Vaak wordt bij de tonus

tonus (spierspanning) Voortdurend aanwezige spanningstoestand van levend spierweefsel in rust. De tonus van dwarsgestreept spierweefsel komt reflectorisch toortsen

toortsen (geslacht Verbascum, helmkruidfamilie) Kruidachtige planten met stervormige bloemkroon en vijf meeldraden. Verschillende soorten, w.o. topografie (psychol.)

topografie (psychol.) 1. De indeling door Sigmund Freud van het psychisch apparaat in drie gebieden (het onbewuste, het voorbewuste en het bewuste) tormentil

tormentil (Potentilla erecta, rozenfamilie) Tot 30 cm hoge plant met handvormig samengestelde, gezaagde bladeren. Bloeit met gele bloemen van juni tortelduiven

tortelduiven (geslacht Streptopelia, onderfamilie veldduiven) Kleine duiven met lange staart; sierveren aan de hals die vaak ten toon worden gespreid. toucheren, rectaal

toucheren, rectaal Medische onderzoekmethode, waarbij de arts met de wijsvinger in de endeldarm ter plaatse of in de omgeving afwijkingen tracht toucheren, vaginaal

toucheren, vaginaal Medische onderzoekmethode waarbij de arts met wijs- en middelvinger in de vagina de inwendige geslachtsorganen van de vr

Tournefort, Joseph Pitton de

Tournefort, Joseph Pitton de (1656-1708) Frans arts en plantkundige. Hij werd door Jezuïeten opgeleid in de klassieke talen en de wetenschappen, touwladderzenuwstelsel

touwladderzenuwstelsel Het centrale zenuwstelsel van bepaalde ongewervelde dieren als ringwormen en insecten bestaande uit een dubbele streng,

toverhazelaarfamilie

toverhazelaarfamilie (Hamamelidaceae, orde toverhazelaars Hamamelidales) Bomen of heesters met eironde of handdelige bladeren met steunblaadjes; toxicologie

toxicologie Wetenschap die zich bezighoudt met de directe en indirecte negatieve effecten van chemicaliën op mens, dier en plant. De acute toxiciteit toxoplasmose

toxoplasmose Infectie met het micro-organisme Toxoplasma gondii. Deze parasieten komen over de gehele wereld voor: ongeveer de helft van de wer

traanklier

traanklier Exocriene klier die traanvocht produceert. De traanklieren bevinden zich achter het bovenste ooglid aan de buitenkant van het oog. Ze produceren traanzakontsteking

traanzakontsteking (dacryocystitis) Ontsteking van het traanafvoersysteem in de ooghoek naast de neus. De ontsteking berust meestal op een verstopping trace decay

trace decay Het zwakker worden van geheugensporen.

tracheeënstelsel

tracheeënstelsel (dierk.) Sterk vertakt buizenstelsel dat fungeert als ademhalingsstelsel bij tracheedieren (onderstam Tracheata), waartoe de duizendpoten tracheïden

tracheïden Transportvaten in houtweefsel die in tegenstelling tot tracheeën wel de tussenwanden van de afzonderlijke cellen behouden (ze zijn evolutionair tracheotomie

tracheotomie Het operatief aanbrengen van een opening (stoma) in de luchtpijp; geschiedt meestal onder de schildklier waar de luchtpijp vlak onder trachoom

trachoom Chronische ontsteking van het bindvlies en het hoornvlies van het oog, veroorzaakt door Chlamydia trachomatis, een micro-organisme dat trance

trance Bijzondere bewustzijnstoestand die gekenmerkt wordt door een afwezigheid van het bewustzijn. De trance kan bereikt worden door middel v

tranquillizer

tranquillizer (Eng: to tranquillize = rustig maken, rustig worden) Tranquillizers zijn een groep psychofarmaca die gebruikt kunnen worden om angsten transactionalisme

transactionalisme Begrip uit de psychologie voor wederzijdse beïnvloeding van waarneming en kennis: zo kan men door ontbreken van kennis bepaalde transcriptie (biol.)

transcriptie (biol.) Kopiëring van de erfelijke informatie in kernzuren (van DNA naar boodschapper-RNA) om deze informatie elders in de cel te gebruiken transcultureel onderzoek

transcultureel onderzoek Ook cross-cultureel onderzoek. Vormen van onderzoek waarbij de grenzen van de eigen cultuur worden overschreden. Dit transductie (biol.)

transductie (biol.) Het proces waarbij een stukje DNA (gen) van de ene bacterie wordt overgebracht op een andere bacterie door een bacteriofaag (= transfer (psychol.)

transfer (psychol.) Beïnvloeding van leerprocessen door in het geheugen werkzame resultaten van vroegere leerprocessen. Men spreekt van positieve transgene technieken

transgene technieken Technieken waarbij genetisch materiaal van de ene (planten- of dieren)soort wordt overgebracht in de andere. O.m. van belang transient ischemic attack

transient ischemic attack (TIA) Kortdurende blokkade van de bloedsomloop van de hersenen. Dit veroorzaakt voorbijgaande verschijnselen, zoals translatie (biol.)

translatie (biol.) Het 'vertalen' van het boodschapper-RNA (m-RNA) in een keten aminozuren (= eiwit) bij het ribosoom. Het m-RNA beweegt zich translokatie

translokatie Een verandering van de structuur van een chromosoom die ontstaat doordat een breukdeel wordt uitgewisseld of afgestaan aan een ander transpiratie

transpiratie (dierk.) Merkbare afgifte van vocht (transpiratievocht) via het huidoppervlak. Belangrijkste functie: afkoeling van het lichaam (verdamping transpiratie, cuticulaire

transpiratie, cuticulaire Transpiratie via de cuticula van landplanten. Afhankelijk van de luchtvochtigheid. Niet door de plant te regelen. Bedraagt meestal transpiratie, stomataire

transpiratie, stomataire Transpiratie via de huidmondjes van landplanten. Kan door de plant worden geregeld door het openen en sluiten van de hui

transplantatie

transplantatie Vervanging van cellen, weefsel of een orgaan bij een levend organisme door gelijkwaardige structuren van hetzelfde (auto-transplantatie) transplantatie, beenmergtransplantatie,

transplantatie, bottransplantatie,

transplantatie, gesteelde Transplantatiemethode, waarbij het transplantaat niet helemaal wordt losgemaakt van de oorspronkelijke plaats, maar daar

transplantatie, hoornvliestransplantatie,

transplantatie, vrije Transplantatiemethode, waarbij het transplantaat geheel wordt losgemaakt van de oorspronkelijke plaats en bloedvoorziening, en transport (biol.)

transport (biol.) Transportverschijnselen zijn een algemeen kenmerk van alle organismen. Naarmate de bouw van het organisme ingewikkelder is komen transporteiwit

transporteiwit Eiwit dat dient voor het transport van andere stoffen. Komt vooral voor in het bloed, zoals hemoglobine voor zuurstoftransport.

transseksualiteit

transseksualiteit seksuele geaardheid waarbij een man zich vrouw voelt of andersom. Hierin verschilt de transseksueel van een travestiet, die seksueel trappen

trappen (familie Otididae, orde kraanvogelachtigen) Grote tot zeer grote, enigszins hoenderachtige, schuwe loopvogels die echter nog behoorlijk kunnen trauma

trauma (letsel), lichamelijke verwonding als gevolg van mechanisch geweld zoals een ongeval. Ook geestelijke schade die is ontstaan door een bepaalde travestie (psychol.)

travestie (psychol.) De niet te onderdrukken behoefte om zich zo nu en dan te kleden op de wijze van het andere geslacht en daaraan seksueel en em

trechterspinnen

trechterspinnen (geslacht Tegenaria, orde spinnen) Spinnen die zich bij voorkeur in gebouwen ophouden en in hoeken driehoekige webben spinnen tredplant

tredplant Plant die goed bestand is tegen betreding, zich snel herstelt wanneer erop getrapt is en ook de verdichte bodemstructuur voor lief neemt. Veel trek (biol.)

trek (biol.) Gerichte, periodieke, massale verplaatsing van dieren tussen twee gebieden (bijv. van broedgebied naar winterkwartier). Bekend van insecten trekkentheorie

trekkentheorie Een aanpak bij het bestuderen van de persoonlijkheid. Een trek (Eng: trait) is een dimensie waarop persoonlijkheden kunnen verschillen.

trekmieren

trekmieren (onderfamilie Dorylinae, familie mieren) Mieren die in reusachtige colonnes op rooftocht gaan. Werksters variëren in vorm en formaat; trekvogel

trekvogel Vogelsoort waarvan het broedgebied en de winterverblijfplaats niet samenvallen. Trekt in de herfst naar de winterverblijfplaats en in de lente Trembley, Abraham

Trembley, Abraham (1710-1784) Zwitsers anatoom, van 1733-1750 in Nederland wonend. Trembley is bekend geworden door zijn sensationele expe

tremor

tremor Ritmisch beven dat ontstaat door onwillekeurige samentrekkingen van tegengestelde spieren. Het komt vooral voor bij angst, emoties en kou. Treub, Melchior

Treub, Melchior (1851-1910) Nederlands bioloog. Directeur van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg (Bogor) op Java (1880-1905), die hij ontwikkelde Treviranus, Gottfried Reinhold

Treviranus, Gottfried Reinhold (1776-1837) Duits arts, fysioloog, broer van de plantkundige Ludolf Christian Treviranus. Hij studeerde geneeskunde Treviranus, Ludolph Christian

Treviranus, Ludolph Christian (1779-1864) Duits plantkundige, broer van de fysioloog Gottfried Reinhold Treviranus. Hij studeerde geneeskunde trial and error learning

trial and error learning Gissen en missen. Probeergedrag dat niet doordacht naar een oplossing leidt, maar dat toevallig een handeling kan bevatten trichofagie

trichofagie De ziekelijke neiging de eigen haren uit het lichaam te trekken en vervolgens op te eten. Doordat haren niet verteren, kan een haarbal in Trichomonas

Trichomonas Infectie met een eencellige parasiet, die zich voortbeweegt met een flagel (staart). De parasiet komt over de hele wereld voor. Vrouwen Trichomonas vaginalis

Trichomonas vaginalis Eencellige, behorend tot de zweephaardiertjes. Leeft parasitair bij de mens (vooral tussen 16 en 35 jaar) in de afscheiding van tricuspidaalklep

tricuspidaalklep (valva tricuspidalis) Drieslippige hartklep tussen rechter hartboezem en hartkamer, die voorkomt dat het bloed tijdens de systole van tricuspidaalklepafwijkingen

tricuspidaalklepafwijkingen Afwijking van de hartklep op de overgang van de rechterboezem naar de rechterkamer. De tricuspidaalklep heeft tot taak trigeminusneuralgie

trigeminusneuralgie Verzamelnaam voor een aantal aandoeningen die het kenmerk hebben dat er (soms typische) perioden optreden van pijn in he

trilhaar

trilhaar (cilium) Kort (2-10 ?m), beweeglijk uitsteeksel van de cel. Ciliën komen zowel bij planten als dieren voor. Dienen bij eencelligen en lagere

trilhaarbeweging

trilhaarbeweging Ritmische beweging van in de cel ingeplante uitsteeksels: korte ciliën of lange flagellen. Bij flagellen drie mogelijke manieren van trilhaardiertjes

trilhaardiertjes (infusoriën, klasse Ciliata, onderrijk eencelligen) Eencelligen met talrijke trilharen, sommige alleen in het jeugdstadium. Twee soorten trilhaarepitheel

trilhaarepitheel Dekweefsel waarvan de cellen geheel met trilharen zijn bezet. Vormt vaak bij meercellige dieren de bekleding van organen als de luchtwegen, trilhaarwormen

trilhaarwormen (klasse Turbellaria, stam platwormen) Primitieve platwormen, lengte tot ca. 5 mm, het lichaam geheel of alleen aan de onderzijde met trilharen

trilharen (ciliën) Korte (2-10 ?), beweeglijke uitsteeksels van de cel. Komen zowel bij planten als dieren voor. Dienen bij eencelligen en lagere meerce

trilobieten

trilobieten (onderstam Trilobita, stam geleedpotigen) Uitgestorven geleedpotigen bestaande uit een door twee groeven in drie lobben gedeelde romp trilzwammen

trilzwammen (orde Tremellales, klasse steeltjeszwammen) Schimmels met geleiachtige of slijmerige vruchtlichamen (bevatten veel water) van ondefinieerbare Trimbos, C.J.B.J. (Kees)

Trimbos, C.J.B.J. (Kees) (1920-1988) Nederlands psychiater. Trimbos studeerde medicijnen in Utrecht en specialiseerde zich in de psychiatrie. Hij

trip

trip De toestand die men ondergaat onder invloed van stoffen als LSD. Kan zeer aangenaam en gelukgevend zijn. Gaat soms echter gepaard met gevo

tripelfosfaat

tripelfosfaat (dubbelsuperfosfaat) Fosforkunstmeststof verkregen door fosfaaterts oplosbaar te maken met fosforzuur. In tegenstelling tot superfosfaat tripletcode

tripletcode Code die voorkomt in kernzuren, waarbij groepen van drie opeenvolgende stikstofbasen (het triplet) één aminozuur selecteren. Er zijn gewoonlijk triploïdie

triploïdie In drievoud (3n) voorkomen van alle chromosomen in de celkern. Ontstaat door het uitblijven van de meiose. Kan zowel door natuurlijke tripsen

tripsen (franjevleugeligen, orde Thysanoptera, klasse insecten) Kleine insecten, meestal 1-2 mm lang, soms tot 14 mm; lange haren aan de vleugelranden, trisomie

trisomie Chromosoomafwijking waarbij een der chromosomen i.p.v. in tweevoud in drievoud aanwezig is. Het type trisomie wordt aangeduid door het trochophora-larve

trochophora-larve Een ontwikkelingsstadium van ringwormen en weekdieren, gekenmerkt door het bezit van een, over het midden verlopende, trilhaarband. troepialen

troepialen (familie Icteridae, orde zangvogels) Kleine tot middelgrote vogels met langgerekt lichaam; kegelvormige, zijdelings afgeplatte snavel; stevige trofoblast

trofoblast Laag cellen die een embryo in beginstadium (blastula) omgeeft. De trofoblast neemt niet deel aan de ontwikkeling van het embryo, maar dient trogons

trogons (knaagsnavels, familie Trogonidae, orde (Trogoniformes) 25-30 cm grote, kleurrijke vogels; bovenzijde vaak groen, onderzijde vaak rood en/trombocytopenie

trombocytopenie Te sterke vermindering van het aantal bloedplaatjes (trombocyten) in het bloed. De aandoening geeft aanleiding tot spontane bloedingen trombose

trombose Aanwezigheid van een bloedstolsel in een ader of slagader. Hoewel trombose in principe in elk bloedvat en op iedere plaats in het lichaam trommelstokvingers

trommelstokvingers Ziekteverschijnsel bestaande uit een verbreding van de vingertoppen; meestal gepaard met een versterkte kromming van de nagels trommelvlies

trommelvlies Vlies in het gehoororgaan. Bij kikkers en padden duidelijk zichtbaar in de huid gelegen, bij reptielen en vogels iets ingezonken. Bij zoogdieren trommelvlies, gescheurd

trommelvlies, gescheurd (trommelvliesperforatie) Aandoening die kan ontstaan door direct of indirect geweld. Onder direct geweld wordt verstaan

trompetboomfamilie

trompetboomfamilie (familie Bignoniaceae, orde nachtschadeachtigen (Solanales) Bomen, struiken of klimplanten met enkelvoudige of veervormig trompetdiertjes

trompetdiertjes (geslacht Stentor, klasse trilhaardiertjes) Trompetvormige eencelligen met een krans van trilharen rond de mondopening. Meestal in trompetvissen

trompetvissen (familie Aulostomidae, onderorde Aulostamoidei, orde stekelbaarsachtigen) 60 cm lange, dunne, beschubde roofvissen met een buisvormige tropie

tropie Beweging van plantedelen in de richting van de prikkel die de beweging veroorzaakt (of er vanaf). Bijv. positieve fototropie: groei in de richting tropisch regenwoud

tropisch regenwoud Oerwoud of jungle. Het tropisch regenwoud komt in de vochtige tropen voor. Een hoeveelheid van ca. 220m neerslag per jaar, tropisme

tropisme (tropie) Een term uit de biologie: een automatische, onbewuste beweging. De Franse schrijfster Nathalie Sarraute gebruikte het woord in haar tros (biol.)

tros (biol.) (racemus) Bloeiwijze waarbij een groot aantal gesteelde bloemen op verschillende hoogte langs de bloeistengel staan. Duidelijk middelpunt truffels

truffels (orde Tuberales, klasse zakjeszwammen) Schimmels met een geheel ondergrondse levenswijze, gesloten vruchtlichamen, bol- of knotsvormige trypanosomen

trypanosomen (familie Trypanosomatidae, klasse zweephaardiertjes) Eencelligen met één flagel. Parasieten in het bloed van gewervelde dieren, die

Tschermak von Seysenegg, Erich

Tschermak von Seysenegg, Erich (1871-1962) Oostenrijks plantkundige en erfelijkheidsgeleerde. Hij was de zoon van Gustav Tschermak (1836-tseetseevliegen

tseetseevliegen (geslacht Glossina, onderorde vliegen) Bruinige, 7-13 mm lange vliegen die bloedzuigen bij warmbloedige dieren en de mens, waarbij tuberculose

tuberculose (tbc, tering) Infectieziekte, veroorzaakt door de tuberkelbacil (Mycobacterium tuberculosis). In 1882 werd door Robert Koch deze bacterie tubifex

tubifex (slingerworm, Tubifex tubifex, orde borstelarme ringwormen) Bijna draaddunne, rode wormen. Zoetwaterbewoners met darmademhaling; het tubulusnecrose

tubulusnecrose Plotseling afsterven van de nierbuisjes, met als gevolg nierinsufficiëntie. Acute tubulusnecrose kan worden veroorzaakt door een ve

tuil

tuil (corymbus ramosus) Bloeiwijze waarbij een groot aantal gesteelde bloemen ongeveer in één vlak liggen. Bijv. lijsterbes en vlier. Soms samengesteld; tuimelaar (biol.)

tuimelaar (biol.) (Tursiops truncatus, familie dolfijnen Delphinidae) Speelse, beweeglijke dolfijn, lengte tot 3.60 m, gewicht tot 200 kg; korte, duidelijk tuinslak

tuin- (Vicia faba, vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Plant met geveerde bladeren; in Europa gekweekt op humeuze zandgrond om de zade

tuinslak (Cepaea hortensis, onderklasse longslakken) Landslak met prachtige gestreepte tekening op het huis (camouflage); kop met twee paar tentakels, tulpen

tulpen (geslacht Tulipa, leliefamilie) Bolgewassen met helder gekleurde, grote bloemen; kelk en kroon niet te onderscheiden; opvallend grote stamper tulpenboomfamilie

tulpenboomfamilie (Magnoliaceae, orde ranonkels) Bomen of struiken met verspreide bladeren en grote, drietallige bloemen (lijken op tulpen). Tien tureluur

tureluur (Tringa totanus, snippenfamilie) Lichtbruine vogel; lengte 28 cm; matig lange snavel, die evenals de poten rood is. Opvallende verschijning turgor

turgor Spanning tussen celinhoud en celwand bij planten, veroorzaakt door druk van de celinhoud op de celwand (turgordruk) en de tegendruk van Turing-test

Turing-test Ook imitation game. Een door de Britse wiskundige Alan Mathison Turing voorgestelde test om na te gaan of een computer werkelijk kan Turner, syndroom van

Turner, syndroom van Een erfelijke afwijking waarbij een geslachtschromosoom ontbreekt. In plaats van twee X-chromosomen, heeft de vrouw één

Turro y Darder, Ramon

Turro y Darder, Ramon (1854-1926) Spaans filosoof en bioloog. Bracht de bezwaren tegen de mechanistische verklaring van de bloedsomloop aan tussencelstof

tussen- (diëncephalon) Deel van de hersenen gelegen tussen de beide helften van de grote hersenen, rond het derde ventrikel. De oogzenuw hersenen, voorhersenen,

tussencelstof De grondsubstantie waarin cellen liggen ingebed, vooral kenmerkend voor bindweefsel. De tussencelstof omvat zowel de vezels die duidelijke tussenwervelschijf

tussenwervelschijf (discus intervertebralis) Tussen de wervellichamen van de hals (m.u.v. de eerste twee), borst- en lendewervels gelegen schijf; bestaat tussenwervelschijfaandoeningen

tussenwervelschijfaandoeningen Aandoeningen van de veerkrachtige kraakbeenschijven tussen de ruggenwervels (disci intervertebrales), waaraan twaalfvingerige darm

twaalfvingerige darm (duodenum) Eerste deel van de dunne darm; lengte ca. 27 cm (ofwel 12 duim). Ligt rechts-achter in de bovenbuik en heeft de tweedegraadsverbranding

tweedegraadsverbranding Brandwond waarbij pijnlijke blaren ontstaan. Een uitgebreide tweedegraadsverbanding kan leiden tot shock doordat zich tweekleppigen

tweekleppigen (klasse Acephala of Bivalvia of Lamellibranchia, stam weekdieren) Weekdieren met een uitwendig skelet, bestaande uit twee schelpen tweeling

tweeling Twee kinderen die in dezelfde zwangerschap tot ontwikkeling zijn gekomen. Zij kunnen zijn ontstaan door de gelijktijdige bevruchting van tweelingonderzoek

tweeling, eeneiige (identieke tweeling, monozygotische tweeling) Tweeling, ontstaan uit één bevruchte eicel, die zich in een zeer vroeg stadium gesplitst tweeling, twee-eiige

tweeling, twee-eiige (niet-identieke tweeling, dizygotische tweeling) Tweeling, ontstaan doordat twee eicellen afzonderlijk versmolten zijn met een tweeslachtigheid

tweelingonderzoek Onderzoek met tweelingen speelt in de psychologie een belangrijke rol, omdat dit houvast kan bieden bij de vraag naar de invloed tweeling, eeneiige

tweeslachtigheid (hermafroditisme), tweeslachtig zijn van een menselijk individu. Bij echt hermafroditisme is de persoon in kwestie zowel in het bezit tweevleugeligen

tweevleugeligen (orde Diptera, klasse insecten) Insekten waarbij het achterste van de twee vleugelparen gereduceerd is tot twee kolfjes (halters), die tweezaadlobbigen

tweezaadlobbigen (dicotylen, Dicotyledonae) Bedektzadige planten, waarvan het zaad ontkiemt met twee zaadlobben (cotylen; de eerste blaadjes van tweezijdig-symmetrische dieren

tweezijdig-symmetrische dieren (onderafdeling Bilateralia, afdeling meercelligen) Alle meercellige dieren, behalve de holtedieren. Lichaam in aanleg tyfus

tyfus (buiktyfus, typhus abdominalis) Ernstige infectie, veroorzaakt door de bacterie Salmonella typhi. Een vergelijkbaar ziektebeeld kan worden veroorzaakt tympanaal orgaan

tympanaal orgaan Gehoororgaan bij insecten, vooral goed ontwikkeld bij sprinkhanen en cicaden die via geluiden communiceren. De ligging ervan type A-persoonlijkheid

type A-persoonlijkheid Een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door een gejaagde levensstijl, gecombineerd met sterke ambities, een grote beho

type B-persoonlijkheid

type B-persoonlijkheid Een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door een rustige en ontspannen levensstijl. De persoon is weinig gericht op conc

type C-persoonlijkheid

type C-persoonlijkheid Een persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door een sterke drang voor anderen te zorgen. De persoon is erg gevoelig voor d

typologie

typologie Een classificatiesysteem voor het indelen van individuen. Deze werkwijze was zeer populair bij psychologen en is dat nog steeds bij leken. T-cellen

UG Afkorting van universele grammatica (transformationeel-generatieve grammatica).

ui

ui (geslacht Allium, leliefamilie) Bolgewassen met platte of lijnvormige, soms buisvormige bladeren; bloemen in een scherm, meestal onopvallend, soms uier

uier Melkklier met vier spenen, kenmerkend voor hoefdieren, in het bijzonder herkauwers.

uilen

uilen (orde Strigiformes, klasse vogels) Rovende vogels met grote kop; goede, naar voren gerichte ogen; zacht verenkleed, geluidloze vlucht; haaksnavel; uiltjes

uiltjes (nachtvlinders, familie Noctuidae, onderorde hogere vlinders) Grootste vlinderfamilie (ca. 25.000 soorten). Meestal onopvallende, grijze of b

uitademing

uitademing (expiratie) Uitstromen van lucht. Beweging, volgend op de inademing, bestaand uit het kleiner worden van borstholte. Op twee manieren uitdroging

uitdroging (dehydratie, vochttekort) Vloeistoftekort in het lichaam door verlies van veel vocht. Dit vochtverlies kan optreden door ernstige vormen uitgezakte navelstreng

uitgezakte navelstreng Uitzakken van de navelstreng in de schede, waardoor deze tijdens de bevalling ingeklemd kan raken tussen het hoofd van h

uitheems

uitheems Uitheems noemt men dier- of plantesoorten die van oorsprong niet thuishoren in de plaatselijke fauna of flora. Veel uitheemse soorten zijn uitscheiding

uitscheiding (excretie) Bij dieren en mens: uitscheiden van schadelijke en/of overtollige stoffen van de stofwisseling. Verzorgd door o.a. longen (kooldioxide uitscheiding bij planten

uitscheiding bij planten (exudatie) Afgifte van bepaalde stoffen naar buiten, via speciale weefsels of cellen. De uitgescheiden stof is vaak niet een uitscheidingsvacuole

uitscheidingsvacuole (faecesvacuole) Vacuole waarmee lagere dieren (eencelligen, sponzen en sommige holtedieren) na intracellulaire vertering van uitspoeling

uitspoeling De afvoer van opgeloste of colloïdale stoffen met het neerslagwater door de bodem. De stoffen worden met het water getransporteerd en uitsterven

uitsterven Het verdwijnen van populaties of soorten uit hun gehele leefgebied. Plante- of diersoorten zijn vaak al tot uitsterven gedoemd voordat ze uitstrijkje

uitstrijkje Op een objectglaasje uitgestreken laagje materiaal, dat (na te zijn gefixeerd en gekleurd) onder de microscoop wordt onderzocht op de aanwezigheid uittreding

uittreding Het `verlaten' van het lichaam door de psyche. Dit kan bijvoorbeeld optreden bij ernstige martelingen. De gefolterde persoon kan dan de indruk uitwendig oor

uitwendig oor Geluidopvangend deel van het oor, bestaande uit oorschelp en gehoorgang; van het middenoor gescheiden door het trommelvlies. Ontbreekt ulcus durum

ulcus durum (harde sjanker) Pijnloos, niet etterend, rond of ovaal zweertje met een harde rand; eerste verschijnsel van syfilis. Ontstaat op de plaats ulcus molle

ulcus molle (chancroïd; zachte sjanker) Geslachtsziekte, veroorzaakt door de bacterie Haemophilus ducreyi; incubatietijd 1-3 dagen. Verschijnselen: ultradiaans ritme

ultradiaans ritme Een biologisch ritme waarvan iedere cyclus korter duurt dan één dag. Een voorbeeld hiervan is het meermalen tijdens de slaap voorkomen ultrasonisch

ultrasonisch Frequenties die boven het hoorbare toongebied liggen, ofwel boven 20 kHz.

Umwelt

Umwelt Het voor een bepaald organisme van belang zijnde gedeelte van de buitenwereld voor zover het zijn levensonderhoud en voortplanting betreft. Unger, Franz Joseph Andreas Nicolaus

Unger, Franz Joseph Andreas Nicolaus (1800-1870) Oostenrijks arts en plantkundige. Hij studeerde geneeskunde te Wenen en Praag, was arts te univariaat

univariaat Het bestaan uit slechts één variabele.

universalia, probleem van de

universalia, probleem van de (Lat. sing.: universalia, `algemene begrippen') Probleem betreffende de aard en status van het algemene. Het problee

universele machine

universele machine Een apparaat dat 'gedrag' van alle informatieverwerkende machines, zoals computers, kan nabootsen. De oudste universele machine ureum

ureum Uitscheidingsproduct dat bij zoogdieren ontstaat uit ammoniak via de ornithinecyclus. Het is veel minder schadelijk dan ammoniak, het voornaamste urine

urine Door de nieren uit bloed gevormde vloeistof. Het via de nierslagader naar de nieren gevoerde bloed wordt in de glomeruli eerst gefiltreerd. De urineafwijkingen

urineafwijkingen Afwijkingen in hoeveelheid en/of samenstelling van de urine. Normaal wordt 1-2 liter urine per dag geproduceerd. Als er minder urinebuis

urinebuis (urethra, pisbuis) Uitvoergang van de blaas. De lengte van de urinebuis is voor mannen en vrouwen niet gelijk, maar de structuur wel: het urineleider

urineleider (ureter) Gepaard kanaal dat het nierbekken verbindt met de blaas en dient voor het transport van urine. Ongeveer 20-25 cm lang; loopt vanaf urinelozing

urinelozing (mictie) Verwijdering van urine uit de blaas via de urinebuis. Geschiedt bij jonge kinderen reflexmatig (door samentrekking van de spierwand urinelozing, bemoeilijkte

urinelozing, bemoeilijkte Onvermogen om te urineren met een forse en ononderbroken straal. De urinelozing kan op verschillende manieren bemoeilijk

urineretentie

urineretentie Onmogelijkheid om de blaas bij urineren (volledig) te ledigen, waardoor urine in de blaas achterblijft. Bij acute retentie treedt dit onvermogen urinewegen

urinewegen (urinewegstelsel), het geheel van organen en buizen dat zorgt voor de productie van urine en de uitscheiding van die urine naar buiten, urineweginfecties

urineweginfecties Infecties van de urinewegen door binnengedrongen bacteriën. Meestal gebeurt dit via de pisbuis; veel minder vaak komen de bacteriën urofilie

urofilie Een seksuele afwijking waarbij seksuele opwinding en orgasmes alleen bereikt kunnen worden door de geur of smaak van urine of het zien van urogenitaalstelsel

urogenitaalstelsel Morfologische en fysiologische eenheid van de uitscheidings- en geslachtsorganen, die bij gewervelde dieren gedeeltelijk met elkaar urologie

urologie Medisch specialisme dat zich bezighoudt met de behandeling van (voornamelijk aangeboren) afwijkingen van nieren en urinewegen en bij Ustilago

Ustilago Geslacht uit de klasse steeltjeszwammen. Parasieten van hogere planten met donkergekleurde, gestekelde sporen. Geven het aangetaste plantendeel utriculus

utriculus (ovale zakje) Holte die met de halfcirkelvormige kanalen en de sacculus het evenwichtsorgaan van gewervelde dieren vormt; is onderdeel van vaatbundels

vaatbundel, bicollaterale Vaatbundel, waarbij aan weerszijde van het houtweefsel floëem gelegen is. Alleen tussen de buitenste ring floëem en het

vaatbundel, collaterale

vaatbundel, collaterale Vaatbundel waarin hout en bast tegenover elkaar gerangschikt liggen; de bast aan de buitenzijde van de stengel (en dus aan vaatbundel, concentrische

vaatbundel, concentrische Vaatbundel waarbij floëem als een ring rondom houtweefsel ligt (amfivasaal) of waarbij floëem door een ring houtweefsel

vaatbundel, gesloten

vaatbundel, gesloten Collaterale vaatbundel zonder cambium, vaak omgeven door een schede van steunweefsel (sclerenchym). Komt o.a. voor bij vaatbundel, radiale

vaatbundel, radiale Vaatbundel met stervormig houtgedeelte; tussen de 'stralen' van de ster bevindt zich floëem. Karakteristiek voor de wortels van vaatvlies

vaatbundels Eenheid van geleidingsweefsel in niet-verhoute stengels, bladeren, wortels en bloemen van varens en zaadplanten. Bestaat uit een bast- vaatbundel, bicollaterale

vaatvlies (chor(i)oidea) Middelste der drie oogrokken bij gewervelden; dun en zacht vlies dat vele bloedvaten bevat die voor een belangrijk deel de vaccin

vaccin (entstof) Preparaat dat bestaat uit een oplossing van bepaalde dode of verzwakte micro-organismen of uit bacteriegif (toxine) dat onschadelijk vacht

vacht Haarkleed of pels, karakteristiek voor zoogdieren, inclusief de mens. Deze laatste heeft een 'embryonaal vachtje' over het gehele lichaam (lanugohaar) vacuole

vacuole Intracellulaire vochtblaas in eencelligen en plantaardige cellen. Bij eencelligen onderscheidt men naar functie kloppende vacuolen die de osmotisc

vacuümextractie

vacuümextractie Methode om het natuurlijke geboorteproces te bespoedigen door m.b.v. een vacuümextractor trek uit te oefenen op het kind. De vacuümextractor vadermoord

vadermoord Het vermoorden van de eigen vader wordt, voor zover bekend, in alle samenlevingen beschouwd als één van de ergste wandaden. Dat

vagina

vagina (schede) Onderdeel van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen dat de toegang vormt tot de baarmoeder(mond). Het is een ca. 10 cm lange, vaginagezwel

vagina-atrofie Verschrompeling en slinken van de slijmvlieslaag die de vagina bekleedt. Na de overgang neemt de oestrogenenproductie door de eierstokken vaginisme

vaginagezwel Weinig voorkomende gezwellen van de vagina. Meestal zijn deze goedaardig, zoals de cysten van Gartner. Deze kleine met vloeistof vaginaontsteking

vaginaontsteking (vaginitis, schedeontsteking) Infectie van het slijmvlies van de vagina. Een van de eerste verschijnselen is verhoogde afscheiding, vagina-atrofie

vaginisme Onwillekeurige kramp van de spieren rondom de opening van de vagina. De opening wordt hierdoor afgesloten en binnendringen van de Vaillant, Sebastian

Vaillant, Sebastian (1669-1722) Frans arts en plantkundige. Hij had als kind reeds belangstelling voor plantkunde, ging geneeskunde studeren en was valeriaanfamilie

valeriaanfamilie (Valerianaceae, orde meekrapachtigen Rubiales) Kruidachtige planten met enkelvoudige, tegenoverstaande bladeren en meestal twe

valide

valide Een meting is valide als daadwerkelijk gemeten wordt wat men wil meten. Er is bijvoorbeeld veel discussie over de validiteit van intelligentietests. valium

valium Ook diazepam. Een benzodiazepine, dat kan worden voorgeschreven bij ziekelijke angst en spanning, bij slaapstoornissen en ontwenningsverschijnselen valken

valken (familie Falconidae, orde roofvogels) Kleine tot middelgrote roofvogels; verschillen van havikachtigen door inwendige bouw en het feit dat valse-consensuseffect

valse-consensuseffect De algemene neiging om te denken dat andere mensen de eigen voorkeuren en oordelen delen. Zo denken de meeste liefhebber

vampiers (biol.)

vampiers (biol.) (familie Desmodontidae, orde vleermuizen) Vleermuizen met grote oorschelpen, bladvormige neus; donkere vacht. Voeden zich met vandalisme

vandalisme Moedwillige en ogenschijnlijk zinloze vernieling en geweldpleging, zoals die met name wel door sommige groepen jongeren (bijvoorbeeld Vane, John Richard

Vane, John Richard (geb. 1927) Brits chemicus en farmacoloog, hoogleraar in Londen (1966-1973), daarna directeur van de Welcome Foundation

vanga's

vanga's (familie Vangidae, orde zangvogels) Kleine tot middelgrote zangvogels met grote variatie in kleur (overheersend blauw), snavelvorm en levenswijze. varanen

varanen (familie Varanidae, onderorde hagedissen) Grote hagedissen (gewicht tot 135 kg; echter ook heel kleine soorten) met goed geproportioneerde varenplanten

varenplanten (vaatcryptogamen, afdeling Pteridophyta) Hogere planten die zich in tegenstelling tot zaadplanten voortplanten door middel van sporen. varens

varens (klasse Filicinae of Leptosporangiatae, afdeling varenplanten) Planten met vrij grote, in het jeugdstadium opgerolde bladeren en een korte wor

varentest

varentest (varenproef) Gynaecologisch onderzoek, waarbij men wat slijm uit de baarmoederhals laat indrogen op een objectglaasje en kijkt hoe dit variabele, afhankelijke en onafhankelijke

variabele, afhankelijke en onafhankelijke Bij het uitvoeren van een experiment wordt de door de proefleider gecontroleerde variabele de onafhankelijke variabiliteit

variabiliteit Voortdurende veranderlijkheid van de eigenschappen van individuen van een soort. Men spreekt van een variant en van genetische variabiliteit variabiliteit, genetische

variabiliteit, genetische Variabiliteit als gevolg van verschil in erfelijke aanleg. Door mutaties (plotselinge veranderingen in de erfelijke eigenschappen) varicocèle

varicocèle Verwijding van de bloedvaten langs de zaadstreng, zodat ze te voelen zijn als een bundel uitgezette, slingerend verlopende aders (een soort varkens

varkens (zwijnen, familie Suidae, orde evenhoevigen) Flinke, gedrongen zoogdieren met min of meer wigvormige kop; beweeglijke snuit met wroetschijf. varkenshaaien

varkenshaaien (onderorde Heterodontoidei, orde haaien) Ca. 1,5 m lange, vrij plompe haaien; ver naar voren geplaatste bek met verscheidene rijen varkenspest

varkenspest Virusziekte bij varkens. Na besmetting ontwikkelt zich snel een hoge koorts, verbleekt de huidskleur en treedt er een onzekere gang op, Varmus, Harold Eliot

Varmus, Harold Eliot (1939) Amerikaans microbioloog, sinds 1979 hoogleraar aan de University of California in San Francisco. Varmus kreeg in 1989 Varol, brug van

Varol, brug van (pons Varoli) Deel van de hersenstam, gelegen tussen verlengde merg en middenhersenen. Bevat alle stijgende en dalende zenuwve

vaseline

vaseline Emulsie van water en paraffinen met een verwekingspunt tussen 38 en 60°C. Dichtheid 820-880 kg/m3. Bevat vooral paraffinen met 17 tot Vaucher, Jean Pierre Etienne

Vaucher, Jean Pierre Etienne (1763-1841) Zwitsers geestelijke en plantenfysioloog. Hij was van 1797-1822 dominee van de parochie van St. Gervais. vechtkwartels

vechtkwartels (familie Turnicidae, orde kraanvogelachtigen) Kwartel- of hoenderachtige vogels met tal van unieke eigenschappen. Opmerkelijk snelle vederkruidfamilie

vederkruidfamilie (Haloragaceae, orde myrteachtigen Myrtales) Kruidachtige planten en struiken met meestal eenslachtige bloemen, vaak zonder kroon; vedermotten

vedermotten (familie Pterophoridae, onderorde hogere vlinders) Kleine, tere vlinders met lange poten en smalle, in twee of drie geveerde pluimen veenlijken

veenlijken Soms zeer goed geconserveerde menselijke resten die na eeuwen in het veen gelegen te hebben ontdekt worden. Het gaat doorgaans om pre- veenmollen

veenmollen (molkrekels, familie Gryllotalpidae, superfamilie krekels) Grote, ronde krekels met een stevig borststuk en krachtig ontwikkelde graafpote

veenmossen

veenmossen (onderklasse Sphagnidae, klasse bladmossen) Planten zonder wortels, rechtopstaande stengels met op regelmatige afstanden bundeltjes veer (biol.)

veer (biol.) Structuur waarmee de huid van vogels is bedekt; functie: warmte isolatie, stroomlijning en vliegen. De veer is opgebouwd uit een holle vegetarisme

vegetarisme Voedingswijze, waarbij men meestal op grond van levensbeschouwelijke overwegingen afziet van het eten van vlees of het gebruik van vegetatie

vegetatie Plantendek van de aarde of een deel daarvan. In de vegetatiekunde: de gestructureerde, ruimtelijke massa planten, zoals men die ziet in hun vegetatiekunde

vegetatiekunde (fytocoenologie, plantensociologie of geobotanie) Wetenschap waarin men de samenstelling, structuur, verbreiding en ecologie van vegetatieve expressie

vegetatieve expressie Vormen van expressie die vnl. lichamelijk bepaald zijn en daarom moeilijk te controleren.

vegetatieve pool

vegetatieve pool Onderkant van de eicel waarin veel dooier is opgehoopt. De bovenkant, animale pool genoemd, bevat de kern en veel minder dooier.

veldafhankelijkheid en -onafhankelijkheid

veldafhankelijkheid en -onafhankelijkheid Een dimensie waarop persoonlijkheden van elkaar verschillen. De veldafhankelijke persoonlijkheden veldbiezen

veldbiezen (geslacht Luzula, russenfamilie) Planten met grasachtige, behaarde bladeren; bloemen groen tot bruin, vaak in dichte kluwens. Ca. 100 soorten, veldduiven

veldduiven (onderfamilie Columbinae, familie duiven) Meest karakteristieke en soortenrijkste groep duiven. 21 geslachten, w.o. tortelduiven en echte veldhoenders

veldhoenders (onderfamilie Perdicinae, familie fazantvogels) Meestal gedrongen, vrij kleine tot flinke hoenderachtige vogels met korte snavel; kort veldkers

veldkers (geslacht Cardamine, kruisbloemenfamilie) Kruidachtige planten met rechtopstaande stengel, geveerde bladeren, witte tot lila bloemen en veldmuizen

veldmuizen (geslacht Microtus; onderfamilie woelmuizen) Kleine muisachtige knaagdieren. Planteneters met grote vruchtbaarheid (4-12 jongen; soms veldsprinkhanen

veldsprinkhanen (familie Acrididae, orde sprinkhanen) Grootste familie van de kortsprieten; lichaam groot. Meer dan 5000 soorten, w.o. 9 trekkende veldtheorie

veldtheorie Ook topologische psychologie. Theorie in de psychologie die gedrag beschrijft als een streven naar evenwicht tussen krachten in het individu veligerlarve

veligerlarve Een voor weekdieren typerend larftype, waarvan de celwand is uitgegroeid tot plooien, bezet met trilharen. Met behulp hiervan houdt de venereologie

venereologie (afgeleid van Venus en logos = kennis, wetenschap) Wetenschap die zich bezighoudt met geslachtsziekten. Als medisch specialisme in venkel

venkel (Foeniculum vulgare, schermbloemenfamilie) Sterk geurende plant met gestreepte stengel en gele bloemen. Oorspronkelijk uit het Middellandse-ventilatie

ventilatie Ademhalingsbewegingen die dienen om water (kieuwen) of lucht (longen) te verversen.

ventraal

ventraal Aan de buikzijde gelegen; tegengestelde van dorsaal.

ventrikelseptum-defect

ventrikelseptum-defect Opening in het tussenschot van beide hartkamers. Een ventrikel-septumdefect is een aangeboren hartafwijking; alleen in ui

Venus' vliegenvangertje (Dionaea muscipula, zonnedauwfamilie) Vleesetende plant met ronde bladeren die na aanraking door een insect kunnen sc

venushaar

venushaar (Adiantum capillus-veneris, naaktvarenfamilie) Varen met lange, zwart-glanzende bladstelen en ruitvormige blaadjes; sporendoosjes in hoopjes venusheuvel

venusheuvel (mons veneris) Bij vrouwen voorkomende verdikking boven de symfysis pubis, veroorzaakt door de aanwezigheid van onderhuids vetweefsel. venusschelpen

venusschelpen (familie Veneridae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met een fijn geribde schelp, vaak met talrijke bruine banden versierd; kunnen venusschoentjesfamilie

venusschoentjesfamilie (Cypripediaceae, orde orchideeën) Orchideeën waarbij de lip van de bloem op een muiltje lijkt; drielobbige stempel; één hartvormige, Venus' vliegenvangertje

verantwoordelijkheid, gedeelde

verantwoordelijkheid, gedeelde Het verschijnsel dat mensen zich minder geroepen voelen om zelf iets te ondernemen, als er voldoende andere mensen verbaal

verbaal Met woorden. In de psychologie wordt het begrip verbaal gebruikt tegenover non-verbaal. Het eerst genoemde omvat alle communicatievormen verbale expressie

verbale expressie Expressie door de taal.

verbale intelligentie

verbale intelligentie Het deel van de intelligentie dat betrekking heeft op taalkundige begaafdheid of algemene kennis. De verbale intelligentie staat verbeelding(skracht)

verbeelding(skracht) Voorstelling(svermogen). Volgens de romantische opvatting dient de hogere werkelijkheid niet zozeer door de rede benaderd verbening

verbening (ossificatie) Vorming van beenweefsel; begint bij de mens rond de 7e week van de embryonale ontwikkeling en gaat gedurende het hele verbindingen, aromatische

verbindingen, aromatische (aromaten) Onverzadigde verbindingen met een opvallende stabiliteit, veroorzaakt door een bijzondere samenhang (mesomeri

verdamping (biol.)

verdamping (biol.) Algemeen: overgang van vloeistof naar dampvormige toestand via een oppervlak. Hierbij wordt warmte onttrokken aan het oppervlak: verdichting

verdichting Ook condensatie. Eén van de processen waardoor de manifeste droom in de theorie van Sigmund Freud zijn vorm krijgt. Verschillende verdringing

verdringing Het belangrijkste afweermechanisme. Het onbewust `wegstoppen' van pijnlijke of beschamende ervaringen, zodat deze niet meer in het verdrinking

verdrinking Dood als gevolg van het vollopen van de ademhalingsorganen met water. Door de gestoorde ademhaling krijgen de hersenen een tekort vergeetcurve

vergeetcurve Een in grafiek weergegeven afbeelding van de hoeveelheid informatie die nog onthouden wordt, nadat deze geleerd is. De curve loopt vergeet-mij-nietjes

vergeet-mij-nietjes (geslacht Myosotis, familie ruwbladigen) Kruidachtige planten met smalle bladeren en meestal blauwe, vrij kleine, niet knikkende vergelijkende psychologie

vergelijkende psychologie Een tak van de psychologie die zich erop richt het gedrag van verschillende diersoorten met elkaar te vergelijken. Eén v

vergeten

vergeten Het verdwijnen van informatie uit het geheugen. Dit kan het gevolg zijn van het daadwerkelijk verdwijnen van de informatie (decay), maar vergiftiging

vergiftiging (intoxicatie) Verstoring van de lichaamsfuncties, als gevolg van een chemische stof (vergif), die door inademing, inslikken, inspuiting of vergiftigingswaan

vergiftigingswaan Het achterdochtige, maar niet op de realiteit stoelende idee dat anderen proberen je te vergiftigen. Deze waan kan ten grondslag verjaardagsziekte

verjaardagsziekte Een lichamelijke ziekte met een psychische oorzaak die optreedt rond verjaardagen van de patiënt zelf, van familieleden of van belangrijke verkeerspsychologie

verkeerspsychologie Specialisme binnen de toegepaste psychologie. Psychologische inzichten, met name op het gebied van de psychologische fun

verklaren

verklaren 1. Het herleiden tot een dieper gelegen oorzaak. 2. In de statistiek: het trekken van de juiste conclusies uit onderzoeksgegevens, waarbij men verklarende psychologie

verklarende psychologie Aanduiding voor die richtingen in de psychologie waarin men ; in navolging van de natuurwetenschappen ; gedrag, veelal verkoudheid

verkoudheid (coryza, neusverkoudheid) Virusinfectie van het neusslijmvlies. Er bestaan vele virussen die een verkoudheid kunnen veroorzaken. Dit verlamming

verlamming (paralyse) Verlies van het vermogen spieren te bewegen, ten gevolge van een aandoening van het zenuwstelsel of van de spieren. Een v

verlamming, functionele

verlamming, functionele Verlamming die niet berust op een aantoonbare afwijking in de spieren of het zenuwstelsel; treedt o.a. op bij hysterie of depressies.

verlamming, slappe

verlamming, slappe Verlamming, waarbij de spierspanning in de betrokken spieren te laag is en reflexen afwezig of verlaagd zijn. Andere verschijnselen verlanden

verlanden Dichtgroeien van open water als gevolg van veenontwikkeling in ondiepe plassen. Het water wordt geleidelijk aan opgevuld met dood plantenmateriaal verloskunde

verloskunde (obstetrie) Deel van de geneeskunde, dat zich bezighoudt met zwangerschap, geboorte en kraambed. Vormt samen met gynaecologie een vermageren

vermageren Dunner worden, d.w.z. afname van het lichaamsgewicht. Veel mensen willen graag wat afvallen, maar krijgen het maar niet voor elkaar, vermannelijking

vermannelijking (virilisatie) Het optreden van mannelijke uiterlijke geslachtskenmerken bij een meisje of een vrouw. Dit gebeurt onder invloed van vermogen (psychol.)

vermogen (psychol.) 1. Met betrekking tot het geheugen: de hoeveelheid informatie die opgeslagen kan worden (retentie). 2. In de vermogenspsychologie: vermogenspsychologie

vermogenspsychologie De opvatting van de psychologie zoals die voorgestaan werd door de Amerikaan James McKeen Cattell. Hij hield zich vooral

vernieuwbare hulpbronnen

vernieuwbare hulpbronnen Natuurlijke bronnen van grondstoffen of energie waaruit steeds opnieuw geput kan worden.

vernix caseosa

vernix caseosa (huidsmeer) Witte, vettige substantie, die rond de vijfde zwangerschapsmaand op de huid van de foetus wordt gevormd en bij de geboorte verontreiniging oppervlaktewateren, Wet

verontreiniging oppervlaktewateren, Wet Wet van 1969 (herhaaldelijk gewijzigd) ter beperking van de vervuiling van oppervlaktewateren. Een deel verpleeghuis

verpleeghuis Nederlandse inrichting waar patiënten worden verpleegd die niet de specialistische hulp van een ziekenhuis nodig hebben, maar toch verpleegkundige

verpleegkundige (verpleegster/verpleger) Iemand die door het bezit van een diploma bevoegd is het verpleegkundig beroep uit te oefenen; sinds 1977 verpleegkundige, Averpleegkundige,

verpleegkundige, Zverpleegkundige,

verpoppen Stadium in een volledige gedaanteverwisseling bij insecten, bijv. de overgang van rups tot vlinder. Bewegingloos, schijnbaar ruststadium, verschildrempel

verschildrempel (Eng: just noticeable difference, vaak afgekort tot jnd) Ook relatieve drempel. Het verschil in stimulusintensiteit dat noodzakelijk verschrikkelijke sneeuwman

verschrikkelijke sneeuwman Onbekend wezen dat volgens overleveringen zou leven in de Himalaya boven de boomgrens. Nog nooit echt gezien. verschuiving (psychol.)

verschuiving (psychol.) De verplaatsing van gevoelens jegens een persoon of object naar een andere persoon of een ander object. In de psychoanal

verslaving

verslaving (addictie) Psychische en lichamelijke afhankelijkheid van een genees- of genotmiddel dat schadelijk is voor de gebruiker zelf. Het is een verslikken

verslikken Het terechtkomen van een beetje voedsel in strottenhoofd of luchtpijp in plaats van in de slokdarm. Oorzaak van verslikken is meestal een verspreiding

verspreiding Een belangrijk middel voor de meeste organismen om overbevolking, en daarmee te sterke concurrentie tussen soortgenoten, te voorkomen. verstandelijk gehandicapt

verstandelijk gehandicapt Een ander woord voor zwakzinnigheid. De aanduiding verstandelijk gehandicapt krijgt soms de voorkeur, omdat zij als verstandskies

verstandskies Achterste ware kies in elke kaakhelft. Verschijnt gewoonlijk tussen het 17e en 21e levensjaar, maar kan ook geheel ontbreken (dit geldt verstehende psychologie

verstehende psychologie De opvatting van de psychologie zoals die voorgestaan werd door de Duitser Wilhelm Dilthey (1833-1911). Hij vond dat verstikking

verstikking Het optreden van zuurstofgebrek, waardoor uiteindelijk de dood kan intreden. Verstikking treedt in het algemeen op doordat op een of andere verstuiking

verstuiking (verzwikking, distorsie) Overrekking en scheuring van de gewrichtsbanden en het gewrichtskapsel, meestal als gevolg van een abnormal

vertepunt

vertepunt (punctum remotum) Dichtst bij het oog gelegen punt dat zonder accomodatie nog scherp kan worden waargenomen. Ligt normaliter op ca. vertering, extracellulaire

vertering, extracellulaire Vertering waarbij spijsverteringsenzymen vrijkomen in de darmholte, waar het voedsel ook verteerd wordt. Karakteristiek

vertering, uitwendige

vertering, uitwendige (externe of extra-intestinale vertering) Vertering die buiten het lichaam plaatsvindt. Betreft prooien die te groot zijn om door vertrouwensarts

vertrouwensarts Arts die meldingen van kindermishandeling behandelt. In 1972 werden de eerste vertrouwensartsen inzake kindermishandeling aangesteld. verveling

verveling Psychische gesteldheid van iemand die langdurig in een hem weinig aansprekende, monotone omgeving verkeert. Kenmerken van verveling vervelling

vervelling Periodiek afwerpen van het harde pantser bij geleedpotigen, dat afgescheiden wordt door de opperhuid. Als door groei van het dier het pantser vervreemding (psychol.)

vervreemding (psychol.) Proces waarbij mensen hun identiteit verliezen of de zinvolle binding met het eigen handelen, met andere mensen of met vervuiler betaalt, de

vervuiler betaalt, de Beginsel dat door de EG wordt gehanteerd bij het milieubeleid. Uitgangspunt is dat iedereen die verantwoordelijk is voor vervuiling, verwelken

verwelken 1. Verslapping van een plant door het afnemen van de turgor. 2. Verandering die optreedt in de bloem na de bevruchting of na veroudering verwelking

verwelking Weefselverslapping bij kruidachtige planten door turgorverlies als gevolg van watertekort. Tijdelijke v. treedt op als verdamping de wateropname verwennen

verwennen Het met liefderijke zorg omringen; het toegeven aan alle wensen en verlangens van een persoon. Verwennen in de opvoeding wordt in onze verwering, biologische

verwering, biologische 1. Verandering van de structuur van de bodem door dikker wordende en zich vertakkende wortels. 2. Het verdwijnen van erfelijke verwoestijning

verwoestijning (ook: desertificatie) Proces waarbij woestijnen zich in oppervlakte uitbreiden. Hoewel zeker ook klimatologische omstandigheden verantwoordelijk Verworn, Max

Verworn, Max (1863-1921) Duits fysioloog, studeerde dierkunde en geneeskunde aan de universiteit van Berlijn. Werkte aanvankelijk aan het fysiologisch verworven eigenschap

verworven eigenschap Niet erfelijke, tijdens het leven verworven eigenschap van een organisme. Dergelijke eigenschappen worden niet aan het nageslacht verzakking

verzakking (prolaps) Uitzakking van een inwendig orgaan. bijv. van de endeldarm (endeldarmverzakking) of van de vagina of baarmoeder (baarmoederverzakking). verzamelvrucht

verzamelvrucht Vrucht die in feite bestaat uit een groot aantal afzonderlijke vruchtjes. Elk vruchtje heeft een eigen wand en zaden. Frambozen

verziendheid

verziendheid (hypermetropie) Afwijking van het oog waarbij wel scherp wordt gezien in de verte, maar niet dichtbij. Verziendheid kan twee oorzaken verzuring

verzoenings- (kalmeringsgedrag) Houdingen en bewegingen die de agressie van de soortgenoot remmen, bijv. onderwerpingsgebaar: op de gedrag, vluchtgedrag,

verzuring Stijging van de zuurgraad (daling van de pH) van het milieu als gevolg van zure regen. De directe gevolgen zijn onder andere aantasting bos Vesalius, Andreas

Vesalius, Andreas (1514-1564) Zuid-Nederlands anatoom, hoogleraar te Padua, hofarts van Karel V en Filips II. Wordt beschouwd als de grondlegger vetcellen

vetcellen (vetweefsel, adipocyten) Bindweefselcellen die dienen voor opslag van neutrale vetten. Meestal apart vetweefsel vormend, waarin vet als vetgezwel

vetgezwel (lipoom) Goedaardige groei van het vetweefsel onder de huid. Het vetgezwel uit zich als een veerkrachtige bobbel onder de huid. Een vetgezwel vetkruiden

vetkruiden (geslacht Sedum, vetplantenfamilie) Kruidachtige planten met meestal verspreid staande, vlezige bladeren; vijftallige bloemen. In onze streken vetmuur

vetmuur (geslacht Sagina, familie muurachtigen) Kleine planten met lijnvormige bladeren; bloemen met losbladige kelk en kleine of ontbrekende bloemkroon. vetplanten

vetplanten (succulenten) Planten die veel water kunnen opslaan in hun organen die daardoor een opgezwollen en vlezig uiterlijk hebben. Men onderscheidt vetplantenfamilie

vetplantenfamilie (Crassulaceae, orde roosachtigen Rosales) Kruidachtige planten of heesters met dikke, waterrijke stengels en bladeren, regelmatige vetvogels

vetvogels (familie Steatornithidae, orde nachtzwaluwen) Eén soort, de vetvogel of guacharo (Steatornis caripensis); ca. 45 cm; donker verenkleed; veulen

veulen Jong paard. Wordt na een draagtijd van elf maanden geboren. Meestal slechts een veulen per worp. Wijfjesveulens zijn na drie à vier jaar vol

vezels

vezels (plantk.) Langgerekte sclerenchymcellen, puntig toelopend en met dikke wand, bijv. hout- of bastvezels; dienen voor de stevigheid. Ook vezels Viagra

Viagra (Sildenafil citraat) Oraal geneesmiddel tegen impotentie dat de lichamelijke reactie na seksuele prikkeling versterkt. Het medicijn werd in de vibrio

vibrio Kommavormige bacterie

Vicq d'Azyz, Félix

Vicq d'Azyz, Félix (1748-1794) Frans arts en anatoom. Ontwikkelde in zijn 'Système anatomique des Vertébrés' (voortgezet door H. Cloquet; 1787-vicuña

vicuña (Lama vicugna, familie kamelen) Kleinste in het wild levende lama. Goed bestand tegen koude en droogte. Voedsel: grassen en kruiden; de snijtanden vier lichaamsvochten

vier lichaamsvochten Volgens de Griekse geneeskundige Hippocratus (460-377 v.C.) de vier soorten vocht in het lichaam: bloed, slijm, gele en zwarte viervoetige dieren

viervoetige dieren (superklasse Tetrapoda, hoofdafdeling gewervelde dieren) Alle gewervelde dieren met vier ledematen: de klassen amfibieën, reptielen, vigilantie

vigilantie (lett: waakzaamheid) Een toestand van voortdurende bereidheid (zowel bewust als onbewust) tot het onderscheiden van prikkels, en het passend Vigneaud, Vincent du

Vigneaud, Vincent du (1901-1978) Amerikaans chemicus, hoogleraar aan de Cornell Universiteit, New York (1938). Onderzocht eiwitten en aminozu

vijfde ziekte

vijfde ziekte (erythema infectiosum) Besmettelijke ziekte op de kinderleeftijd, waarvan de oorzaak onbekend is. Het meest waarschijnlijk als oorzaak vijgcactussen

vijgcactussen (schijfcactussen, geslacht Opuntia, familie cactussen) Cactussen met platte, schijfvormige stengel, waarin water kan worden opgeslagen

vijgenboom

vijgenboom (Ficus carica, moerbeifamilie) Boom of heester met handvormige, aan de bovenkant ruw en aan de onderkant zacht behaarde bladeren. Vilanova, Arnau de

Vilanova, Arnau de Spaans arts uit de 13e eeuw, wiens bekwaamheid hem in hoog aanzien deed staan bij de pausen en koningen van zijn tijd. Hij schreef vingerdieren

vingerdieren (familie Daubentoniidae, onderorde halfapen) Eén soort: vingerdier of aye-aye (Daubentonia madagascariensis) Halfaap met slank lichaam; vingerhoedskruid

vingerhoedskruid (Digitalis purpurea, helmkruidfamilie) Kruidachtige plant met van onderen grijsharige bladeren; bloemkroon tot 5 cm, klokvormig, vingerplant

vingerplant (Fatsia japonica, klimopfamilie) Plant met glanzende, handlobbige, donkergroene (soms gevlekte) bladeren; witte bloemen in pluimen. vinken

vinken (familie Fringillidae, orde zangvogels) Kleine zangvogels met stevige snavel. Veelal kleurig verenkleed en aantrekkelijke zang. Zaadeters, die vinnen

vinnen Platte, door vinstralen verstevigde, lichaamsaanhangsels van vissen die een belangrijke rol spelen bij het zwemmen. Vooral de staart(vin) zorgt vinvissen

vinvissen (familie Balaenopteridae, orde walvissen) Baardwalvissen met een slank lichaam, groeven over keel en borst waardoor de mondholte bij violier

violier (Matthiola incana, kruisbloemenfamilie) Kruidachtige plant met grijsviltige stengel en bladeren, welriekende paarse of witte bloemen. Oorspronkelijk viooltjesfamilie

viooltjesfamilie (Violaceae, orde cistusachtigen Cistales) Kruidachtige planten (in gematigde streken) of heesters (in warme gebieden) met verspreide Virchow, Rudolf Ludwig Karl

Virchow, Rudolf Ludwig Karl (1821-1902) Duits patholoog-anatoom en politicus, hoogleraar en leider van het nieuwe pathologische instituut te Berlijn

vireo's

vireo's (familie Vireonidae, orde zangvogels) Kleine zangvogels met onopvallend gekleurd verenkleed; snavel aan de punt vaak haakvormig gebogen. virulentie

virulentie Ziekteverwekkend vermogen. Men onderscheidt meer of minder virulente stammen van bijvoorbeeld een griepvirus, daarbij duidend op het virussen (biol.)

virussen (biol.) De kleinst bekende micro-organismen (20-300 nm), waarvan men zegt dat ze zich bevinden op het grensvlak van levende en niet-levende visarenden

visarenden (onderfamilie Pandioninae, familie havikachtigen) Eén soort: visarend (Pandion haliaëtus). Middelgrote roofvogel met meeuwachtig uiterlijk; viscerale bogen

viscerale bogen De embryonale aanleg van de hersenschedel, bestaande uit zeven kraakbenige bogen. De eerste wordt de mandibulaire of kaakboog visluizen

visluizen (onderklasse Branchiura, klasse kreeftachtigen) Kreeftachtigen met een afgeplat schildvormig lichaam; korte antennen met haken; soms zu

vissen

vissen (superklasse Pisces, onderstam gewervelde dieren) In zout en zoet water levende gewervelde dieren van de stam chordadieren. Ze zijn koudbloedig visuele afgrond

visuele afgrond (Eng: visual cliff). Een gapende diepte. Het blijkt dat zeer jonge kinderen diepte uit de weg gaan. Dit heeft men bijvoorbeeld aangetoond vitamine A

vitamine A (axeroftol, retinol) Vitamine met als belangrijkste functies het handhaven van de structuur van huid en slijmvliezen en de vorming van rhodopsine; vitamine B

vitamine B Verzamelnaam voor een aantal vitamines, die meestal tegelijkertijd in voedingsmiddelen aanwezig zijn en voor hun werking van elkaar vitamine B-1

vitamine B-1 (aneurine, thiamine) Vitamine die beri-beri voorkomt. Komt vooral voor in zemelen van graanproducten, verder in gist, vlees, eieren, vitamine B-12

vitamine B-12 (cyanocobalamine) Vitamine die noodzakelijk is voor de aanmaak van de rode bloedcellen en voor het functioneren van zenuwcellen. vitamine B-2

vitamine B-2 (riboflavine, lactoflavine) Vitamine die een belangrijke rol speelt bij de celademhaling; verschijnselen bij een tekort zijn weinig specifiek, vitamine C

vitamine C (ascorbinezuur) Vitamine die bij een ernstig tekort leidt tot scheurbuik; een licht gebrek veroorzaakt moeheid, verminderde weerstand tegen vitamine D

vitamine D Verzamelnaam voor een aantal vitamines die alle als belangrijkste functie hebben het handhaven van het evenwicht tussen afzetting en onttrekking vitamine E

vitamine E (tocoferol) Vitamine die ook wel antisteriliteitsvitamine wordt genoemd, omdat een tekort bij vrouwelijke dieren leidt tot abortus, bij mannelijke vitamine K

vitamine K Vitamine die noodzakelijk is voor de aanmaak van een aantal stollingsfactoren; bij een tekort bestaat er verhoogde kans op bloedingen. vitaminen

vitaminen Organische stoffen die mens en dier in kleine hoeveelheden nodig hebben ter handhaving van een goede gezondheid; moeten met het voedsel vitiligo

vitiligo Pigmentatiestoornis van de huid, waarbij bleke vlekken op de huid ontstaan door het verdwijnen van pigment. De vlekken komen vooral voor vivisectie

vivisectie Het doen van chirurgische en fysiologische proeven op levende dieren, variërend van het uittesten van betrekkelijk onschadelijke stoffen tot Vivisectie, Nederlandse Bond tot Bestrijding van de

Vivisectie, Nederlandse Bond tot Bestrijding van de Organisatie die zich inspant om vivisectie aan banden te leggen en aan wettelijke regelingen vlambloemfamilie

vlambloemfamilie (Polemoniaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Meestal kruidachtige planten met regelmatige bloemen, vijflobbige kelk en vlasfamilie

vlasfamilie (Linaceae, orde reigersbekken) Kruid- achtige of houtachtige planten met enkelvoudige bladeren met steunblaadjes, vier- of vijftallige bloemen vlasleeuwenbekken

vlasleeuwenbekken (geslacht Linaria, helmkruidfamilie) Kruidachtige planten met tweezijdig symmetrische, gespoorde bloemen; vier, meestal tweemachtige vleermuisvissen

vleermuisvissen (familie Ogcocephalidae, orde hengelvissen) Hengelvissen met een vrij kleine bek en korte hengel; grote borstvinnen en kleine, pootvormige vleermuizen

vleermuizen (orde Chiroptera, klasse zoogdieren) Zoogdieren die kunnen vliegen met behulp van een vlieghuid (patagium), die gespannen is tussen vleesboom

vleesboom (baarmoedermyoom, myoma uteri) Goedaardig gezwel van spiervezels in de baarmoederwand. Meestal komen vleesbomen voor in de spierwand vleesetende planten

vleesetende planten (insectivore planten) Planten die insecten en andere kleine dieren kunnen vangen en verteren om te voorzien in hun behoefte vleesvliegen

vleesvliegen (familie Calliphoridae, onderorde vliegen) Vliegen waarvan de pootloze larven leven van aas of parasiteren in levende dieren. Sommige vlektyfus

vlektyfus (typhus exanthematicus) Infectieziekte, veroorzaakt door Rickettsia prowazekii; incubatietijd 8-14 dagen; wordt door kleerluizen van mens vleugel (biol.)

vleugel (biol.) Vliegorgaan van insecten, vogels en vleermuizen. Insekten: vleugels ontstaan door plooiing van het uitwendige skelet aan de voorzijkant vleugelslakken

vleugelslakken (onderorde Thecosomata, orde zeenaaktslakken) Kleine slakken met een gedeeltelijk inwendige schelp; voetlobben vergroot tot vleugelvormige vleugeltjesbloemfamilie

vleugeltjesbloemfamilie (Polygalaceae, orde reigersbekken) Kruidachtige planten met tweezijdig symmetrische bloemen (lijken op vlinderbloemen). vliegas

vliegas Fijn stof dat vrijkomt bij verbrandingsprocessen e.d. Vliegas is vooral bekend bij steenkoolverbranding, waarbij een deel van de as door de

vliegen

vliegen (onderorde Brachycera, orde tweevleugeligen) Insekten met een fors lichaam, grote kop en stevige poten; korte voelsprieten; zuigsnuit. Volledige vliegend hert

vliegend hert (Lucanus cervus, familiegroep bladsprietigen) Kever, waarvan het mannetje met sterk verlengde kaken (gevormd als een hertengewei), vliegende draakjes

vliegende draakjes (geslacht Draco, familie agamen) Beweeglijke hagedissen (lengte tot 35 cm) met grijsbruine schutkleur op de rug, buikzijde en vliegende honden

vliegende honden (vleerhonden, kalongachtigen, familie Pteropidae, orde vleermuizen) Grote vleermuizen met rudimentair klauwtje aan de tweede vliegende vissen

vliegende vissen (familie Exocoetidae, orde koornaarvissen) Vissen ter grootte van een haring, glanzend blauwe rug, zilverkleurige flank; ver naar vliegenvangers

vliegenvangers (familie Muscicapidae, orde zangvogels) Omvangrijke groep vogels die als de minst gespecialiseerde en primitiefste familie der zangvogels vliegenzwam

vliegenzwam (Amanita muscaria, onderorde plaatjeszwammen) Schimmel met een vruchtlichaam (paddestoel) bestaande uit een witte steel en een rode vlieren

vlieren (geslacht Sambucus, kamperfoeliefamilie) Struiken en kruidachtige planten met geveerde bladeren en stervormige bloemkroon, meestal in bloeiwijzen. vliesvleugeligen

vliesvleugeligen (orde Hymenoptera, klasse insecten) Kleine tot middelgrote insecten (0,2 mm-5 cm) met twee paar stijve, doorschijnende vleugels vlinderbloemenfamilie

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae, of Papilionaceae, orde vlinderbloemigen) Bomen, struiken of kruid- achtige planten met tweezijdig symmetrische vlinderbloemigen

vlinderbloemigen (orde Fabales, klasse tweezaadlobbigen) Grootste plantengroep in de natuur (ca. 15.000 soorten). Bomen, struiken en kruidachtige vlinders

vlinders (orde Lepidoptera, klasse insecten) Insekten met vier, meestal prachtig gekleurde, grote, vliezige vleugels bestaande uit kleine, dakpansgewijs vlinders, hogere

vlinders, hogere (onderorde Heteroneura, orde vlinders) Vlinders met verschillende gebouwde voor- en achtervleugels; achtervleugels vaak kleiner, vlinders, primitieve

vlinders, primitieve (onderorde Homoneura, orde vlinders) Vlinders met gelijk gebouwde voor- en achtervleugels. Twee families, vooral in Australië vlokkentest

vlokkentest (chorionbiopsie) Zwangerschapstest waarbij via de vagina met een catheter een stukje weefsel van de placentaaanleg (chorionvlokken) vlokreeften

vlokreeften (orde Amphipoda, klasse hogere kreeften) Kleine kreeftjes met afgeplat lichaam; één borstsegment met de kopdelen vergroeid (borststuk vlooien

vlooien (orde Aphaniptera of Siphonaptera, klasse insecten) Zijdelings afgeplatte insecten, enkele millimeters groot, die uitgerust zijn met een paar vlotgras

vlotgras (geslacht Glyceria, grassenfamilie) Pluimgrassen met veelknoppige stengel en tweeslachtige bloemen in meer dan 3 mm lange, meerbloemige vlotvarentjes

vlotvarentjes (geslacht Salvinia, familie vlotvarenachtigen Salviniaceae) Watervarens met in paren gerangschikte drijfbladeren, ieder paar vergezeld vlucht

vlucht Afstand tussen de uiteinden van twee delen van een constructie die in elkaars verlengde liggen. Bijv. vleugeluiteinde van vliegtuigen, vogels vlucht in de ziekte

vlucht- Gedrag dat dieren vertonen om (mogelijke) vijanden te vermijden. Staat tegenover aanvalsgedrag. Vaak is gedrag van dieren te verklaren gedrag, voortplantingsgedrag,

vlucht in de ziekte Een neurotische reactie op een situatie die door het individu emotioneel niet meer kan worden verdragen. De ziekte ontslaat hem vocale expressie

vocale expressie Expressie door stemgeluid, bijv. het slaken van een kreet.

voeding (biol.)

voeding (biol.) Proces waarbij planten, dieren en de mens voedingsstoffen opnemen om in leven te kunnen blijven. Aard van het voedsel en wijze van voedingsbodem

voedingsbodem Substantie die in laboratoria wordt gebruikt om micro-organismen (gewoonlijk bacteriën en schimmels) te kweken. Bestaat uit water voedingsstof

voedingsstof (nutriënt) Chemisch definieerbaar bestanddeel van de voeding, dat voor de stofwisseling kan worden gebruikt. Tot de voedingsstoffen voedselarm

voedselarm (oligotroof) Ontbreken van voedingsstoffen (vooral fosfaten en nitraten) in het milieu. Vooral in gebieden met veel neerslag en weinig voedselketen

voedselketen Enkelvoudige lineaire reeks van 'eten en gegeten worden' tussen primaire producenten en primaire en secundaire consumenten. Aan het voedselkringloop

voedselkringloop Kringloop van voedsel in natuur via voedselketens en voedselnetten. De producenten (groene planten) worden gegeten door prim

voedselnet

voedselnet (voedselweb) Het geheel van voedselrelaties tussen de organismen die tot een bepaald ecosysteem behoren. Bij voedselketens veronderstelt voedselrijk

voedselrijk (eutroof) Rijkdom aan voedingsstoffen in het milieu (vooral kalk, nitraten en fosfaten). Hoge productie van biologisch materiaal is mogelijk voedselvergiftiging

voedselvergiftiging Darmklachten door bacterieproducten (toxinen) en niet door ontwikkeling (groei) van bacteriën in de darm. Deze toxinen kunnen voelen

voelen 1. Iets ervaren met behulp van de tastzin (huidzintuigen). 2. Het beleven van een emotie. 3. Aanvoelen hoe iets in elkaar steekt, of wat de oplossing voet

voet 1. (ongewervelden) Gespierd lichaamsonderdeel van weekdieren dat wordt gebruikt om te kruipen en te graven. Alleen bij inktvissen dient de 'voet', voetaandoeningen

voetaandoeningen Aandoeningen van de voeten betreffen vooral de vormafwijkingen. Deze zijn vaak aangeboren, maar kunnen ook in het latere leven voetzoolreflex

voet-tussen-de-deur techniek Een techniek waarbij men zich in twee stappen van de medewerking van anderen probeert te verzekeren. Hierbij wordt vogelbekdieren

voetzoolreflex Reflex die kan worden opgewekt door met een scherp voorwerp over de voetzool te strijken; normaliter buigt de grote teen dan naar voet-tussen-de-deur techniek

Vogel, Alfred (1903-1996) Zwitsers natuurgenezer. Arts was dr. Vogel niet - zijn doctorstitel was gebaseerd op een eredoctoraat in de plantkunde - Vogt, Oskar

vogelbekdieren (familie Ornithorhynchidae, onderklasse eierleggende zoogdieren) Eén soort: vogelbekdier (Ornithorhynchus anatinus); zoogdier vogellijmfamilie

vogellijmfamilie (Loranthaceae, orde sandelhoutachtigen Santalales) Houtige halfparasieten op stam en takken van bomen, waaraan ze water en mineral

vogelmelken

vogelmelken (geslacht Ornithogalum, leliefamilie) Kruidachtige planten met min of meer vlezige bladeren; bolgewas; onbebladerde bloeistengel; bloemen vogels

vogels (klasse Aves, onderstam gewervelde dieren) Na de vissen de grootste klasse van de gewervelde dieren. Stammen af van de reptielen; hebben vogelspinnen

vogelspinnen (onderorde Orthognata, orde spinnen) Grote, dichtbehaarde, bruin tot zwarte spinnen met scherpe cheliceren; ongesegmenteerd, zakvormig Vogel, Alfred

Vogt, Oskar (1870-1959) Duits neuroloog. Hij deed met zijn echtgenote Cécile (1875-1962) onderzoekingen naar de structuur van de hersenen en was volbloed, Engelse

volbloed, Engelse Paarderas dat sinds het eind van de 18e eeuw wordt gefokt met hengsten die staan ingeschreven in het General Stud Book, het eerste Volvox

Volvox Geslacht uit de klasse groenwieren. Vormen bolvormige kolonies (tot enkele mm groot) bestaande uit vele honderden cellen, gelegen op het volwassenheid

volwassenheid Fase in de menselijke ontwikkeling tussen jeugd en ouderdom, waarin de biologische groei voltooid is en de meeste psychische vermogens voorbehoedmiddelen

voor- (telencephalon) Voorste gepaarde hersengedeelte van de vijf hersendelen van gewervelden. Bij vissen en amfibieën, waar de middenhersenen hersenganglion

voorbehoedmiddelen (anticonceptie) Middelen ter voorkoming van zwangerschap (of geslachtsziekten). Alle voorbehoedmiddelen zijn gebaseerd voorbewuste

voorbewuste Dat deel van het onbewuste dat zonder al te veel inspanning bewust gemaakt kan worden. Het voorbewuste bevat bijvoorbeeld herinneringen voordarm

voordarm Voorste deel van het door het entoderm gevormde darmkanaal tijdens het neurulastadium. Uit de v. ontwikkelen zich keel, slokdarm en maag. voorhoofdsbeen

voorhoofdsbeen (os frontale) Bot bestaande uit een plat schelpvormig gedeelte, gelegen aan voor- en bovenkant van het schedeldak, en twee horizontale voorhoorncellen

voorhoorncellen Motorisch: neuronen in het ruggenmerg die geprikkeld worden door de grote hersenen via de piramidebaan en die dienen als tussenschakel voorhuid

voorhuid (preputium) Losse plooi van de huid van de penis, vastgehecht in de groeve achter de eikel. Wanneer er geen erectie is, wordt de eikel geheel voorhuidvernauwing

voorhuidvernauwing (phimosis) Verschijnsel dat de opening in de voorhuid van de penis zo nauw is dat deze niet over de eikel teruggetrokken kan voorjaarshout

voorjaarshout Hout bestaande uit wijde houtvaten, gevormd in het voorjaar en het begin van de zomer als de activiteit van de plant toeneemt. Als lichtgekleurde voorkiem

voorkiem Ontwikkelingsstadium dat zich vormt uit de spore van planten met een generatiewisseling. Bij mossen een klein groen draadje (protonema) voornachtigen

voornachtigen (onderfamilie Leuciscinae, familie karpers) Langgerekte, soms hooggebouwde, zilverkleurige vissen, lichaam en staart zijdelings sam

voorns

voorns (witvissen, geslacht Leuciscus, onderfamilie voornachtigen) Zoetwatervissen met vrij korte rug- en aarsvin. Leven meestal in stromend water

voortbeweging

voortbeweging Verplaatsing van een organisme door eigen activiteit. Komt voor bij planten als kiezelwieren, slijmzwammen en bacteriën; bij dieren voortbeweging, amoeboïde

voortbeweging, amoeboïde Voortbeweging door middel van plasmastroming in de richting van de voortbeweging; meestal vorming van schijnvoetjes voortbeweging, bipede

voortbeweging, bipede (bipedalisme) Voortbeweging op de twee achterste (onderste) ledematen; deze dragen het lichaamsgewicht en zijn in rustto

voortplanting

voortplanting (reproductie, vermeerdering, vermenigvuldiging) Het vermogen nakomelingen voort te brengen. De eenvoudigste vorm van voortplanting voortplanting, geslachtelijke

voortplanting, geslachtelijke (gametogonie, seksuele voortplanting) Voortplanting waarbij versmelting optreedt van twee geslachtscellen (bevruchting),

voortplanting, ongeslachtelijke

voortplanting, ongeslachtelijke (vegetatieve voortplanting) Voortplanting door middel van deling (vooral bij eencelligen), knopvorming, weefselafsnoerin

voortplantings- Gedrag gericht op de voortplanting. Wordt gezien als gevolg van de drift tot instandhouding van de soort. Omvat behalve

voorurine

voorurine (primaire urine) De vloeistof in het kapsel van Bowman in de nier. Uit de voorurine worden voor het lichaam belangrijke stoffen als natrium, vorkstaartplevieren

vorkstaartplevieren (met renvogels familie Glareolidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Sierlijke beige vogels met diep gevorkte staart, korte poten vormconstantie

vormconstantie Het verschijnsel dat voorwerpen, ongeacht de wisselende indruk die zij achterlaten op het netvlies, de indruk wekken dat zij een constante vormingsprocedure

vormingsprocedure (Eng: shaping procedure) Een techniek waarmee een conditioneringsproces aanzienlijk versneld kan worden. Een proefdier dat vormleer

vormleer Leer van de (bouw-, klank-, woord)vormen, morfologie.

voshaaien

voshaaien (familie Alopidae, orde haaien) Haaien met een sterk verlengde staart, bovenste staartvinlob bijna even lang als de rest van het lichaam. vossen

vossen (geslacht Vulpes, familie hondachtigen) Kleine tot middelgrote hondachtigen met grote oren, spitse, lange snuit en lange ruige staart. Leven voyeurisme

voyeurisme Perversie waarbij seksuele bevrediging (vrijwel) uitsluitend verkregen wordt door het kijken naar het ontkleden of seksuele handelingen VPT

VPT (Video Programmering door Teletekst) Opnamemogelijkheid van teletekstondertiteling, waarvoor het wel nodig is dat de videorecorder van een vrees

vrees Een vorm van angst die veroorzaakt wordt door een specifieke dreiging, die zowel buiten als binnen een organisme gelegen kan zijn. Er wordt vriendschap en vijandschap

vriendschap en vijandschap Sociale interactieprocessen, waarvan met name het vormen van vriendschappen in de sociale psychologie is bestudeerd. Vries, Hugo de

Vries, Hugo de (1848-1935) Nederlands bioloog, hoogleraar te Amsterdam (1881-1918). Bestudeerde o.a. turgor, groei van planten en de evolutie, vrije associatie

vrije associatie Het ongedwongen aan elkaar rijgen van gedachten. Dit wordt o.a. binnen de psychoanalytische therapie gebruikt. De cliënt wordt gevraagd vrijlevende borstelwormen

vrijlevende borstelwormen (orde Errantia, klasse borstelwormen) Gelede wormen waarvan de segmenten zeer gelijkvormig zijn (elk segment heeft vroedmeesterpadden

vroedmeesterpadden (geslacht Alytes, familie schijftongkikkers) Onopvallend asgrauw gekleurde padden, lengte 3-5 cm. Verschillende soorten en vroeggeboorte

vroeggeboorte (partus prematurus) Bevalling tussen de 28e en 38e zwangerschapsweek. Gezien de gevaren die een prematuur kind bedreigen, moet vroegtijdige onderkenning

vroegtijdige onderkenning (VTO) Het streven om ontwikkelingsproblemen zo vroeg mogelijk op te sporen, zodat met adequate begeleiding de schade vrouwelijke geslachtsorganen

vrouwelijke geslachtsorganen Geslachtsorganen van de vrouw. De biologische functie van de volwassen vrouwelijke geslachtsorganen is het voortbrengen

vrucht

vrucht Deel van de plant dat de zaden bevat; ontstaat door uitgroeiing van het vruchtbeginsel, het onderste deel van de stamper. Soms nemen behalve vruchtbaarheid

vruchtbaarheid (fertiliteit) Het vermogen van een vrouw om bevrucht te worden en van een man om een vrouw te bevruchten. Een vrouw is alleen vruchtbare leeftijd

vruchtbare leeftijd (ook: reproductieve leeftijd) De leeftijd van de vrouw waarop deze kinderen kan krijgen. In de demografie neemt men meestal hi

vruchtbeginsel

vruchtbeginsel (ovarium) Onderste deel van de stamper, het vrouwelijk orgaan in de bloem, waarin zich de zaadknoppen bevinden, vastgehecht aan vruchtbeginsel, bovenstandig

vruchtbeginsel, bovenstandig Vruchtbeginsel dat boven op de bloembodem staat; o.a. bij de tulp.

vruchtbeginsel, onderstandig

vruchtbeginsel, onderstandig Vruchtbeginsel dat volledig vergroeid is met de bloembodem (bijv. appel, fuchsia). Een vruchtbeginsel dat een eindweegs

vruchtblad

vruchtblad (carpel) Blad dat de stamper of een deel daarvan vormt. Bij bedektzadigen zijn een of meer vruchtbladen vergroeid tot een gesloten vruchtbeginsel. vruchtlichaam

vruchtlichaam Structuur bij schimmels, waarbinnen de voortplantingscellen worden gevormd; bestaat uit zwamdraden. Grote variëteit in vorm (paddestoelen). vruchtvliezen

vruchtvliezen (eivliezen) Twee tegen elkaar aan gelegen vliezen die als een zak (vruchtzak) de vrucht en het vruchtwater in de baarmoeder omgeven. vruchtwater

vruchtwater (amnionvocht) In de vruchtzak aanwezige vloeistof, waarschijnlijk gevormd door de vruchtvliezen en de placenta en door de nieren van vruchtwaterpunctie

vruchtwaterpunctie (amniocentese) Het met een dunne naald door de buikwand heenprikken teneinde vruchtwater uit de vruchtzak op te zuigen. Onderzoek Vuil Afvoer Maatschappij

Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) Compostbedrijf werkend volgens het Van-Maanen-systeem. Afval wordt in de open lucht opgeslagen, bevochtigd vuiltje in het oog

vuiltje in het oog Irritatie van het oog door prikkeling, die pijn, roodheid, overgevoeligheid voor licht en tranen van het oog veroorzaakt. Vaak ontstaat vulling (med.)

vulling (med.) Passend vormsel dat een uitgeboord en behandeld gat in een gebitselement opvult. Als materiaal voor een vulling gebruikt men o.a. amalgaan vulva

vulva Uitwendig zichtbare geslachtsorganen van de vrouw; omvat de venusheuvel, grote en kleine schaamlippen en clitoris. Sommige anatomen verstaan vulva, jeuk van de

vulva, jeuk van de (pruritus vulvae) Jeuk van de uitwendige vrouwelijke geslachtsorganen kan veel oorzaken hebben. De jeuk kan het gevolg zijn van vurenhout

vurenhout Hout, afkomstig van de spar, die in Noord- en Midden-Europa groeit. Kleur: crème-geel. Meest toegepaste houtsoort in de bouw, emballage, vuurdoorn

vuurdoorn (Pyracantha coccinea, rozenfamilie) Altijdgroene struik met eironde, glanzende, fijn gekartelde bladeren; witte bloemen in dichte tuilen; vuurvliegjes

vuurvliegjes (familie Lampyridae, orde kevers) Zachtschildkevers met lichtorganen aan het achterlijf (ook de larven); wijfjes kunnen niet vliegen ('glimwormen'). vuurvlinders

vuurvlinders (geslachtengroep Lycaenini, familie blauwtjes Lycaenidae) Vlinders waarvan de mannetjes felrood of koperkleurig zijn en de vrouwtjes Vygotsky, Lev Semenovitsj

Vygotsky, Lev Semenovitsj (1896-1934) Russisch psycholoog, werkzaam aan de universiteit van Moskou, waar hij samen met A.R. Lurija en Aleksej waaierhoen

waaierhoen (Centrocercus urophasianus, familie fazantvogels) Grote, zware vogel met zwarte buik en puntige staartveren; mannetjes met donkere waaierkevers

waaierkevers (familie Rhipiphoridae, orde kevers) Kever met uiteenstaande, verkorte dekschilden waar de achtervleugels onderuit steken; mannetjes waaiervleugeligen

waaiervleugeligen (orde Strepsiptera, klasse insecten) Zeer kleine insecten die in andere insecten parasiteren. Mannetjes kleiner dan 4 mm, samengestelde waan

waan (delusie) Idee omtrent de werkelijkheid dat niet overeenkomt met wat anderen in zijn omgeving menen, dat niet gecorrigeerd kan worden en niet waarheidsserum

waarheidsserum Chemisch middel waardoor iemand gemakkelijker praat over dingen die hij normaal zou verzwijgen of waarvan hij zich niet eens waarneming (biol.)

waarneming (biol.) (perceptie) Opnemen en verwerken van informatie uit de buitenwereld door middel van zintuigen. Via sensorische zenuwen worden waarneming (psychol.)

waarneming (psychol.) Ook perceptie. Een activiteit van het organisme waardoor interne en externe prikkels worden geregistreerd. Dit is geen passief waarnemingsdrempel

waarneming, sociale

waarneming, sociale Begrip in de sociale psychologie. 1. De invloed van motivationele en sociale factoren op de zintuiglijke waarneming. Dit blijk

waarnemingsdrempel 1. detectiedrempel 2. verschildrempel

waarnemingstheorieën

waarnemingstheorieën Ook perceptietheorieën. De theoretische opvattingen over de wijze waarop de waarneming tot stand komt. Een eerste onders

waarschuwingskleur

waarschuwingskleur Een opvallende kleur of kleurpatroon van dieren, waardoor een mogelijke vijand wordt afgeschrikt.

Wada-test

Wada-test Een techniek waarbij een van beide hemisferen tijdelijk buiten werking gesteld wordt door middel van een injectie met natrium amytal in wagenziekte

wagenziekte Ziekte die ontstaat in een rijdende auto of trein; komt voor bij de mens en sommige dieren (vooral honden en katten). Verschijnselen: Wagner-Jauregg, Julius

Wagner-Jauregg, Julius (1857-1940) Oostenrijks neuroloog en patholoog, hoogleraar neurologie en psychiatrie te Graz (1889-93) en te Wenen (1893

Waksman, Selman Abraham

Waksman, Selman Abraham (1899-1973) Russisch-Amerikaans biochemicus, werkte vanaf 1918 aan de Rutgers University van New Brunswick. Walden two

Wal, Theo Jacob Oegema van der (geb. 1910) Nederlands schrijver en grafoloog. In de roman 'Yagé' (1942) beschrijft W. een vergeefse ontsnapping wandelende bladeren

Wald, George (geb. 1906) Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan Harvard University (1948-77). Bestudeerde de fysiologie van het oog; ontdekte wallabies

Walden two Een door de Amerikaanse behaviorist B.F. Skinner geschetste utopie (Walden two, 1948). Volgens Skinner is al het gedrag aangeleerd: Waldeyer-Hartz, Heinrich Wilhelm Gottfried von

Waldeyer, ring van Ringvormig geheel van lymfatisch weefsel, gelegen op de overgang van mond- en neusholte naar keelholte; omvat de tong-, neus- Wald, George

Waldeyer-Hartz, Heinrich Wilhelm Gottfried von (1836-1921) Duits anatoom. In 1856 ging hij natuurwetenschappen studeren aan de universiteit Waldeyer, ring van

wallabies (geslachten Dorcopsis en Wallabia, familie kangoeroes) Middelgrote kangoeroes die in bossen op West-Irian leven (vijf soorten van het geslacht

walrussen

walrussen (familie Odobenidae, onderorde zeeroofdieren) Grote, logge dieren met kleine kop zonder oorschelpen, brede snuit met vlezige bovenlip walschot

walschot (spermaceti) Lichte, heldere olie, afkomstig uit grote holten in de kop van de potvis; stolt tot een witte, glanzende, half-doorschijnende massa walstrofamilie

walstrofamilie (Rubiaceae, orde meekrapachtigen) Kruid- of houtachtige planten met kruisgewijs geplaatste blaadjes en steunblaadjes, die vaak bladachtig walvishaaien

walvishaaien (famile Rhincodontidae, orde haaien) Eén soort, de walvishaai Rhincodon typus, zeer groot (tot 18 m), grote kop en bek met dichte rijen walvissen

walvissen (orde Cetacea, klasse zoogdieren) Volledig aan het waterleven aangepaste zoogdieren die ook in het water worden geboren. Spoelvormig walvissen, grijze

walvissen, grijze (familie Eschrichtiidae, onderorde baardwalvissen) Eén soort, de grijze walvis Eschirichtius gibbosus; middelgroot (tot 15 m), betrekkelijk Wal, Theo Jacob Oegema van der

wandelende bladeren (familie Phylliidae, superorde rechtvleugeligen Orthopteria). Insekten met een bladachtig lichaam en lange poten; donker gekleurd. wandelende takken

wandelende takken (orde Phasmatidae, klasse insecten) Op takken lijkende insecten; met de wandelende bladeren in één orde verenigd. Voorplanting wang

wang Zijwand van de mondholte. Bestaat hoofdzakelijk uit één grote spier, de trompetspier (musculus buccinator) die aan de buitenzijde door de huid, wantsen

wantsen (ongelijkvleugeligen, orde Heteroptera, klasse insecten) Afgeplatte insecten met ongelijke voor- en achtervleugels, voorvleugels voor de helft wapenvliegen

wapenvliegen (familie Stratiomyidae, onderorde vliegen) Heldergekleurde vliegen van uiteenlopende vorm. Afgeplatte larve lijkt gepantserd door wapiti

wapiti Noord-Amerikaanse ondersoorten van het edelhert. Vroeger zes ondersoorten van Noord-Canada tot in Zuid-Mexico, w.o. een dwergvorm (Sacramentohert) Warburg, Otto Heinrich

Warburg, Otto Heinrich (1883-1970) Duits biochemicus, hoogleraar te Berlijn. Onderzocht de ademhalingsketen (flavine-enzymen, hemoglobine, Warenwet

Warenwet Wet van 1935 (herhaaldelijk gewijzigd), die eisen stelt aan kwaliteit, verpakking en manier van bewaring van levensmiddelen en enkele warenwetgeving (België)

warenwetgeving (België) Kaderwetten waarin per product de uitwerking geregeld is in uitvoeringsbesluiten (bijv. voor brood, wijn, wasmiddelen).

warkruidfamilie

warkruidfamilie (Cuscutaceae, orde nachtschadeachtigen) Parasitair levende planten zonder bladgroen. De kiemplant neemt via een worteltje water warmbloedige dieren

warmbloedige dieren (homoiotherme dieren) Dieren die een constante lichaamstemperatuur kunnen handhaven, onafhankelijk van de omgevingste

warmtehuishouding

warmtehuishouding De lichaamstemperatuur van een organisme wordt bepaald door het evenwicht tussen biologische en fysische reacties, met name warmtezintuig

warmte-uitslag (miliaria) Huidafwijking die ontstaat bij blootstelling aan grote warmte, gekenmerkt door grote rode plekken die pukkeltjes gaan vertonen. was

warmtezintuig (infraroodreceptor) Zintuig bestaande uit kleine holten in de huid van sommige slangen; de bodem ervan is bedekt met een warmtegevoelig warmte-uitslag

was Materiaal waaruit de sociale bijen cellen vormen om eitjes in te leggen en voedselvoorraden op te slaan. Wordt uitgescheiden door klieren aan de wasberen

wasberen (geslacht Procyon, familie kleine beren Procyonidae) Middelgrote roofdieren met korte poten, brede kop met spitse snuit, lichaam lijkt plomper Wassermann-reactie

Wassermann, August Paul von

Wassermann, August Paul von (1866-1925) Duits bacterioloog en immunoloog, hoogleraar te Berlijn. Vooral bekend vanwege de ontwikkeling van waterbalans

Wassermann-reactie Bloedtest waarmee syfilis kan worden aangetoond; ontwikkeld door August Paul von Wasserman (1866-1925) Duits bacterioloo

waterbalans Overzicht waarin een soort winst- en verliesrekening van de hoeveelheden water in een bepaalde ruimte en tijd wordt weergegeven. Algemeen waterbok

waterbok (hertantilope, Kobus ellipsiprymnus, familie holhoornigen) Grote antilope (tot 250 kg) met manen en lange staart; boogvormige hoorns. Leef

waterbreuk

waterbreuk (hydrocèle) Vochtophoping tussen de vliezen die de zaadstreng en zaadballen omgeven. De balzak lijkt daardoor sterk gezwollen. De breuk watereppen

watereppen (geslacht Sium, schermbloemenfamilie) Planten die in of aan het water groeien met dubbel geveerde (onder water) en enkel geveerde bladeren watergentiaanfamilie

watergentiaanfamilie (Menyanthaceae, orde gentianen) moeras- en waterplanten met verspreide bladeren en vijftallige bloemen. In onze streken twee waterhoentjes

waterhoentjes (geslachtengroep Gallinulini, onderfamilie rallen) Rallen met verborgen levenswijze langs het water; matige tot slechte vliegers. In onze waterhoofd

waterhoofd (hydrocephalus) Opeenhoping van hersenvocht binnen de schedel ten gevolge van een afvloedbelemmering. Doordat de schedelnaden bij waterhuishouding (biol.)

waterhuishouding (biol.) Het geheel van processen in levende organismen, dienend om het vochtgehalte in het lichaam op peil te houden. Organismen

waterjuffers

waterjuffers (onderorde Zygoptera, orde libellen) Meestal kleine libellen die traag en onbeholpen vliegen; vouwen voor- en achtervleugels in rust samen waterkersen

waterkersen (geslacht Rorippa, kruisbloemenfamilie) Planten met gele bloemen die meestal op vochtige plaatsen groeien. In Europa tien soorten, waarvan waterkevers

waterkevers (spinnende waterkevers, familie Hydrophilidae, orde kevers). Gewoonlijk bruine of zwarte kevers, waarvan de meeste in het water leven. waterleliefamilie

waterleliefamilie (Nymphaeaceae, orde boterbloemachtigen) Waterplanten met in de bodem verankerde wortelstokken en drijvende bladeren en bloemen. waterlongen

waterlongen Twee boomvormig vertakte uitstulpingen van de einddarm, die zich naar voren uitstrekken in de lichaamsholte; ademhalingsorgaan van watermeloen

watermeloen (Citrullus vulgaris, komkommerfamilie) Ronde tot langwerpige vrucht met een gladde, groene, vaak gemarmerde schil. Gewicht tot 15 watermollen

watermollen (onderfamilie Desmaninae, familie mollen) Mollen met slurfvormige snuit, afsluitbare neusgaten aan de punt; afgeplatte geschubde zwemstaart waternier

waternier (hydronefrose) Ballonvormige uitzetting van het nierbekken door een belemmerde urineafvoer. Bij elke nier komt de urine via de nierkelken waternootfamilie

waternootfamilie (Trapaceae, orde myrteachtigen) Een van de kleinste families met één geslacht (Trapa) dat uit drie soorten bestaat. Onder water zijn wateropossums

wateropossums (geslacht Chironectes, familie buidelratten) Eén soort, de wateropossums of Yapok, Chironectes minimus. Flinke buidelrat (lichaam waterpest

waterpest (geslacht Elodea, kikkerbeetfamilie) Kruidachtige waterplanten met ondergedoken bladeren in kransen van drie of vier aan de stengel; tweehuizig. waterpissebedden

waterpissebedden (suborde Flabellifera; orde pissebedden) In het water levende pissebedden met een waaierstaart. Sommige soorten parasiteren op waterplanten

waterplanten Planten die de voorwaarden voor hun levensverrichtingen in het water vinden. Een strikte scheiding tussen hydrofyten (waterplanten)

waterpokken

waterpokken (varicella) Virusziekte behorend tot de kinderziekten. De incubatietijd is 2 tot 3 weken, de ziekte is besmettelijk vanaf één dag voor het waterpotentiaal

waterpotentiaal (?) Begrip ontleend aan de thermodynamica, dat wordt gebruikt om de wateropname van planten en het transport van water vanaf waterreeën

waterreeën (onderfamilie Hydropotinae, familie herten) Een soort, de waterree, Hydropotes inermis; klein, gedrongen hert; lange achterpoten en kortere waterroofkevers

waterroofkevers (familie Dytiscidae, orde kevers) Veelal flinke in het water levende kevers met verbrede, van zwemharen voorziene achterpoten. Goede waterspreeuwen

waterspreeuwen (familie Cinclidae, orde zangvogels) Waterbewonende zangvogels; sterk gebonden aan biotoop van snelstromende beken met een waterstofacceptor/donor

waterstofacceptor/donor Chemische verbindingen die tijdelijk waterstofionen opnemen en vervolgens overdragen. De belangrijkste rol van zuurstof

watervaatstelsel

watervaatstelsel (ambulacraal stelsel) Buizenstelsel bestaande uit een rond de darm gelegen ringkanaal van waaruit vijf radiairkanalen verlopen, gevuld watervarens

watervarens (orde Hydropteridales, klasse varens) Kleine, kruidachtige varens die op het wateroppervlak drijven (met of zonder echte wortels) of met waterverontreiniging

waterverontreiniging Aantasting van de waterkwaliteit waardoor water niet zonder voorbewerking bruikbaar is als drink-, zwem-, vis- en proceswater. watervlooien

watervlooien (suborde Cladocera, onderklasse bladpootkreeftjes) Kleine kreeftachtigen, net met blote oog zichtbaar; bewegen zich schoksgewijs. Weinig waterwantsen

waterwantsen (onderorde Hydrocorisa, orde wantsen) Wantsen die in water leven, korte antennen die in groeven aan de onderkant van de kop kunnen waterweegbreefamilie

waterweegbreefamilie (Alisma(ta)ceae, orde waterweegbreeachtigen) Water-, oever- of moerasplanten met drie kelkbladeren, drie kroonbladeren en waterzuivering

waterzuivering Het proces waarbij water gereinigd wordt en geschikt gemaakt voor bepaalde doeleinden. Zo worden grondwater en rivierwater gezuiverd Watson, James Dewey

Watson, James Dewey (geb. 1928) Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan Harvard University (1961-1976). Onderzocht kernzuren, tumorvirussen Watson, John Broadus

Watson, John Broadus (1878-1958) Amerikaans psycholoog, grondlegger van het behaviorisme. Studeerde te Chicago o.m. bij John Dewey en doceerd

watusirund

watusirund (watoetsirund) Afrikaans ras van het huisrund met extreem lange breed uitstaande hoorns. Aan de basis kunnen deze een omtrek wel 50 Weber, beentjes van

Weber, beentjes van Keten van beenstukjes, onderling verbonden door fijne weefselbanden, gelegen tussen zwemblaas en het inwendige oor van Weber, Ernst Heinrich

Weber, Ernst Heinrich (1795-1878) Duits fysioloog en anatoom, grondlegger van de psychofysica. Verrichtte onderzoek naar tastzin en ontdekte d

Wechsler Adult Intelligence Scale

Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS) Een belangrijke intelligentietest voor volwassenen. De test werd in 1955 gepubliceerd door de Amerikaan Wechsler Intelligence Scale for Children-Revised

Wechsler Intelligence Scale for Children-Revised (WISC-R) De meest gebruikte intelligentietest voor kinderen. De test werd in 1949 gepubliceerd Wechsler intelligentieschalen

Wechsler intelligentieschalen Een algemene aanduiding voor de intelligentietests die door de Amerikaan Wechsler zijn ontwikkeld. De bekendste Wechsler, David

Wechsler, David (1896-1981) Roemeens-Amerikaans psycholoog, hoogleraar te New York. Ontwikkelde veelgebruikte intelligentietests als de Wechsler wederiken

wederiken (geslacht Lysimachia, primulafamilie) Kruidachtige planten met rond tot lancetvormige bladeren, een bovenstandig vruchtbeginsel en meestal weduwnaarspijn

weduwnaarspijn Kortdurend, hevig tintelend gevoel in pink en ringvinger na stoten van de elleboog. Wordt veroorzaakt door prikkeling van de ellepijpzenuw; weeën

weeën Pijnlijke, ritmische samentrekkingen van de baarmoeder, optredend voor, tijdens en na de baring. Verschillende soorten: ontsluitings-weeën weeënzwakte

weeënzwakte Het optreden van onvoldoende krachtige weeën om de baarmoeder te ontsluiten en de bevalling te volbrengen. Een weeënzwakte kan weefsel

weefsel Groep cellen met gelijke vorm, bouw en functie, waaruit organen van plant, dier en mens zijn opgebouwd. Embryonaal of nog niet gedifferentieerd weefselcultures

weefselcultures (weefselkweek) Cellen, stukjes weefsel of organen die in het laboratorium in leven worden gehouden en/of vermeerderd op een kun

weefselleer

weefselleer (histologie) Onderdeel van de biologie. Vorm, structuur en functie van organen en weefsels zijn de onderzochte onderwerpen. Hulpmiddelen weefselvloeistof

weefselvloeistof (weefselvocht, interstitiële vloeistof, intercellulair vocht) Vloeistof in de ruimten tussen de cellen, voorkomend bij alle organismen weegbreefamilie

weegbreefamilie (Plantaginaceae, orde nachtschadeachtigen) Kruiden en lage struiken met enkelvoudige bladeren in een wortelrozet of verspreid weekdieren

weekdieren (stam Mollusca, onderrijk meercelligen) Tweezijdig symmetrische dieren met week, ongeleed lichaam. Aan de buikzijde meestal een gespie

weerpijn

weerpijn Pijn die op een andere plaats wordt gevoeld dan waar de aandoening zich bevindt. De oorzaak van dit verschijnsel ligt in de embryonale ontwikkeling. weeskinderen

weeskinderen (geslacht Catocala, familie uiltjes) Nachtvlinders met gekleurde achtervleugels; voorste paar vleugels grijs of bruin. Verschillende soorten wegedoornfamilie

wegedoornfamilie (Rhamnaceae, orde kardinaalsmutsen) Heesters of bomen met enkelvoudig blad en kleine steunblaadjes. De vrucht is een besachtige wegslakken

wegslakken (landnaaktslakken, familie Arionidae, onderklasse longslakken) Slakken zonder schelp; in de huid zandkorrels en een schildje op de rug; wegwespen

wegwespen (familie Pompilidae, infraorde angeldragers) Wespen die vooral op spinnen jagen om hierin hun eieren te leggen. Enkele duizenden soorten; Weil, ziekte van

Weil, ziekte van (leptospirosis) Infectie met de bacterie Leptospira icterohaemorrhagiae, waarmee vooral in het wild levende knaagdieren besmet Weinberg, Wilhelm

Weinberg, Wilhelm (1862-1937) Duits arts en geneticus (erfelijkheidsgeleerde). Hij studeerde geneeskunde te Tübingen en München, behaalde zijn Weismann, August Friedrich Leopold

Weismann, August Friedrich Leopold (1834-1914) Duits bioloog, vanaf 1863 verbonden aan de universiteit van Freiburg, waar hij directeur werd weivlies

weivlies (sereus vlies; serosa) Dun vlies, opgebouwd uit een bindweefsellaag, via welke het weivlies verbonden is met de lichaamswand of een orgaan wekaminen

wekaminen (dope; speed) Stoffen die chemisch verwant zijn aan het aromatische amine adrenaline. Zij werken stimulerend op de motorische en psychische wekdroom

wekdroom Een droom die plaatsvindt in de vaak luttele seconden die gelegen zijn tussen de wekprikkel en het ontwaken. De Franse droomonderzoeker wektraining

wektraining Een door de psycholoog Aad van Londen ontwikkelde behandelingsmethode tegen bedplassen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Weldon, Walter Frank Raphael

Weldon, Walter Frank Raphael (1860-1906) Engels dierkundige. Hij studeerde dierkunde aan University College te Londen en St. Johns College Wellek, Albert

Wellek, Albert (geb. 1904) Oostenrijks psycholoog. Schreef over muziekpsychologie ('Musikpsychologie und Musikästhetik', 1963). Binnen de filosofie Weller, Thomas Huckle

Weller, Thomas Huckle (geb. 1915) Amerikaans microbioloog, verbonden aan de Harvard Medical School (1947-49) en directeur van de afdeling wenkkrabben

wenkkrabben (familie Ocypodidae, onderorde krabben) Krabben die op tropische stranden leven; veel soorten kunnen snel lopen. Graven veelal holen Went, Friedrich August Ferdinand Christian

Went, Friedrich August Ferdinand Christian (1863-1935) Nederlands bioloog. Directeur van het proefstation voor suikerrietcultuur op Java (1891-Wereld Natuur Fonds

Wereld Natuur Fonds (WNF) Nederlandse afdeling van het World Wide Fund for Nature (WWF, oorspronkelijk World Wildlife Fund), de in 1961 wereldvoedselvoorziening

wereldvoedselvoorziening De problematiek van de ongelijke verdeling van het voedsel in de wereld. `Ongelijk' heeft hierbij betrekking op de verde

werkgeheugen (psychol.)

werkgeheugen (psychol.) Dat deel van het geheugen dat betrokken is bij een actief denkproces. Neem bijvoorbeeld de berekening 415 : 5 =... Het werkklimaat (psychol.)

werkklimaat (psychol.) Benaming voor de situatie en/of omstandigheden waaronder men werkzaam is. Te onderscheiden zijn: het werkklimaat in lett

werkster

werkster (arbeidster, werkbij) Onvruchtbaar wijfje in bijen-, hommel- en mierenstaat. Ontwikkelt zich uit bevruchte eitje. Voornaamste taak is het verzorgen werkstructurering

werkstructurering (job design) Het doelbewust veranderen van de inhoud van werkzaamheden, zodanig dat de werknemer zijn werk positiever ervaart, Wernicke, ziekte van

Wernicke, ziekte van Ernstig ziektebeeld, veroorzaakt door een tekort aan vitamine B-1, waardoor bloedinkjes ontstaan in hersenstam en bepaalde

Wertheimer, Max

Wertheimer, Max (1880-1943) Duits psycholoog, een der belangrijkste grondleggers van de Gestaltpsychologie. Verrichtte met Koffka en Köhler onderzoek wervel

wervel (vertebra) Element van de wervelkolom of ruggengraat. Bestaat uit een naar de buikzijde gekeerd wervellichaam en een naar de rugzijde gekeerde wervelkanaal

wervelkanaal Kanaal in de wervelkolom, dat wordt gevormd door de opeenvolgende wervelgaten. Bevat het ruggenmerg. Loopt van de atlas tot onder wervelkolom

wervelkolom (columna vertebralis, ruggengraat) Onderdeel van het skelet, bestaande uit 24 afzonderlijke beweeglijke botten, wervels genaamd, plus wespen

wespen Algemene benaming voor angeldragers (infraorde Aculeata) die niet tot de mieren of bijen behoren. Biologisch alleen gebruikt in samenstellingen wespendieven

wespendieven (onderfamilie Perninae, familie havikachtigen) Roofvogels met lange, brede vleugels (lijken sterk op een buizerd), lange staart en korte wespenorchis

wespenorchis (geslacht Epipactis, orchideeënfamilie) Orchideeën met een wortelstok, stevige verspreide bladeren en groene tot roodbruine bloemen wespesteek

wespesteek Steek van een wesp. In tegenstelling tot bij een bijesteek waarbij een zuur in het lichaam wordt gespoten, worden in dit geval stoffen als Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne

Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne (WABM) Milieuwet uit 1980. Met deze wet werd integratie van alle sectorale milieuwetten nagestreefd. wet van de parsimoniteit

wet van de parsimoniteit Wetenschapstheoretisch principe dat, waar een keuze uit verschillende, op het oog gelijkwaardige, verklaringen van een wet van Emmert

wet van Emmert Wanneer de grootte van een afbeelding op het netvlies constant blijft, groeit de geschatte grootte van het waargenomen voorwerp wet van Fechner

wet van Fechner Een in 1860 door de Duitse filosoof en psycholoog Gustave Theodore Fechner opgestelde wet die voortborduurde op de wet van wet van Fitts

wet van Fitts Een in 1954 door Paul Fitts opgestelde wet die de relatie beschrijft tussen bewegingstijd (BT), bewegingsafstand (BA) en grootte van wet van het effect

wet van het effect Een in 1913 door de Amerikaanse psycholoog Edward L. Thorndike opgestelde wet over de totstandkoming van de relatie tussen wet van Heyman

wet van Heyman Het verschijnsel dat de drempelwaarde die overschreden moet worden voordat een stimulus wordt waargenomen, omhooggaat me

wet van Hick

wet van Hick Het verschijnsel dat bij een keuze-opdracht de reactietijd toeneemt als er meer informatie-eenheden verwerkt moeten worden. Een toenemend wet van Humphrey

wet van Humphrey Het verschijnsel dat de bewuste aandacht voor een motorische beweging die normaal gesproken 'automatisch' verloopt, de prestaties wet van Jost

wet van Jost Een door Georg Elias Müller en Adolf Jost opgestelde wet over associaties in het geheugen. Als twee associaties even sterk zijn, zal de wet van Miller

wet van Miller Een door George Miller opgestelde wet over de grootte van het korte-termijngeheugen. Dit geheugen kan afhankelijk van de persoon wet van Morgan

wet van Morgan (Eng: (Lloyd) Morgan's canon) Ook canon van (Lloyd) Morgan. De opdracht om gedrag van dieren te verklaren met behulp van zo wet van Murphy

wet van Murphy Alles wat mis kan gaan, zal ook fout gaan. Dit bevlogen gezegde, dat waarschijnlijk afkomstig is van de Amerikaanse vliegtuigingenieur wet van onbeduidendheid

wet van onbeduidendheid Een door Cyril Northcote Parkinson opgestelde wet dat de tijd die een agendapunt bij een vergadering vraagt, omgekeerd wet van Stevens

wet van Stevens (Eng: Steven's power law) Ook machtwet van Stevens. Een rond 1955 door S.S. Stevens opgestelde wet over de relatie tussen de wet van vergelijkende oordelen

wet van vergelijkende oordelen (Eng: law of comparative judgement) Ook wet van het vergelijksoordeel. Een door de Amerikaanse psychometrist wet van Weber

wet van Weber Een door de Duitse anatoom Ernst Heinrich Weber (1795-1878) opgestelde wet over de waarneming van verandering. De wet gaat wet van Yerkes-Dodson

wet van Yerkes-Dodson Een beschrijving van de samenhang tussen motivatie en prestatie. Wanneer dit in een grafiek wordt weergegeven, vertoont

wevervogels

wevervogels (wevers, familie Ploceidae, orde zangvogels) Meestal kleine zangvogels met dikke snavel. Sommige soorten onopvallend (mussen), andere wezels

wezels (onderfamilie Mustelinae, familie marterachtigen) Meest karakteristieke marterachtigen, veelal met langgerekt lichaam en korte poten, maar

Wheeler, William Morton

Wheeler, William Morton (1865-1937) Amerikaans entomoloog (insectenkundige). Hij was gespecialiseerd in de familie der mieren (Formicidae). Whipple, George Hoyt

Whipple, George Hoyt (1878-1976) Amerikaans geneeskundige, hoogleraar te Baltimore (1909-14), Berkeley (1914-21) en Rochester (1921-55). Hij

whirling

whirling Het snel rondtollen om de eigen lengte-as. Dit verschijnsel komt voor bij kinderen met autisme. Het opvallende is dat dit gedraai de kinderen wiegendood

wiegendood (sudden infant death syndrome, SIDS) Plotselinge en onverwachte dood van een ogenschijnlijk gezonde zuigeling, waarvoor ook bij obductie wielewalen

wielewalen (familie Oriolidae, orde zangvogels) Middelgrote zangvogels met 10 grote slagpennen. Verenkleed mannetjes fel, vaak geelzwart of roodzwart; wielspinnen

wielspinnen (familie Araneidae, orde spinnen) Spinnen waarvan de meeste soorten een wielvormig web spinnen. Enkele honderden soorten, w.o. de wierschimmels

wierschimmels (klasse Phycomycetes) Tegenwoordig rangschikt men wierschimmels in drie hoofdgroepen: flagellate schimmels (Chytridiomycota)

Wieschaus, Eric

Wieschaus, Eric (geb. 1947) Amerikaans bioloog, verbonden aan Princeton University, New Jersey. Wieschaus kreeg in 1995 samen met Edward Lewis Wiesel, Torsten Nils

Wiesel, Torsten Nils (geb. 1924) Zweeds neurobioloog, kwam in 1955 naar de VS, waar hij van 1964-67 hoogleraar in de fysiologie was en sinds

wij-cultuur Samenlevingsverband waarbij het eigen ik primair wordt gezien in relatie tot de groepsleden en minder als een zelfstandige entiteit. Deze wikken

wijfjesvaren

wijfjesvaren (Athyrium filix-femina, naaktvarenfamilie) Varen met kortgesteelde, dubbel geveerde bladeren, in bundels geplaatst. Is vrij algemeen in wijngaardslak

wijngaardslak (Helix pomatia, familie Helicidae) Landlongslak die leeft in niet al te vochtige, met struikgewas begroeide streken. Brengt de winter wijngrens

wijngrens Temperatuurlijn die het gebied begrenst waarbinnen in de open lucht druiventeelt mogelijk is. Wijngaarden treft men aan in twee duidelijke wijnruitfamilie

wijnruitfamilie (Rutaceae, orde wijnruitachtigen) Ca. 1500 soorten kruiden en bomen, die gekenmerkt worden door olieklieren in de bladeren, zichtbaar wijnstokfamilie

wijnstokfamilie (Vitaceae, orde kardinaalsmutsen) Houtige klimplanten met tegenover de bladen staande hechtranken. Bladen verspreid, vaak handvormig wijnvlek

wijnvlek (naevus flammeus; naevus vinosus) Aangeboren, grillig gevormde rode huidvlek; berust op een toename van de haarvaten in de huid. Vaak wij-cultuur

wikken (geslacht Vicia, vlinderbloemenfamilie) Kruipende of klimmende kruidachtige planten, met geveerde bladeren en meestal met ranken. Het meest wil (psychol.)

wil (psychol.) Het vermogen van mensen om keuzes te maken op grond van gevoelens en gedachten. In de moderne psychologie speelt het begrip wil wild vlees

wild vlees (caro luxurians) Overmatig gevormd granulatieweefsel dat ontstaat bij een wondje of een steeds opnieuw geprikkeld litteken. Wild vlees wilde zwijnen

wilde zwijnen (geslacht Sus, familie varkens) Meest verbreide varkens; drie soorten in ZO-Azië; in Eurazië het wilde zwijn (Sus scrofa), het zwartwild wilgenfamilie

wilgenfamilie (Salicaceae, orde wilgachtigen) Tweehuizige bomen of heesters met enkelvoudige, meestal verspreid staande bladeren. De bloemen staan wilgenroosjes

wilgenroosjes (Chamaenerion angustifolium, teunisbloemfamilie) Manshoge plant met zeer opvallende lange bloemtros met roze 2-3 cm grote bloeme

Wilkins, Maurice Hugh Frederick

Wilkins, Maurice Hugh Frederick (geb. 1916) Brits biochemicus, hoogleraar te Londen (1970-1982). Onderzocht bioluminescentie, kernzuren en Willis, Thomas

Willis, Thomas (1621-1675) Engels arts en anatoom; vooral bekend vanwege zijn voor zijn tijd zeer precieze beschrijving van het zenuwstelsel. De Willughby, Francis

Willughby, Francis (1635-1672) Engels natuurkenner. Maakte samen met zijn leermeester en vriend John Ray een reis door Engeland en West-Eur

Wilms-tumor

Wilms-tumor Zeer kwaadaardig gezwel van de nier, dat voornamelijk voorkomt bij kinderen onder de 5 jaar. Meestal is er sprake van een forse zwelling wind (med.)

wind (med.) (flatus) Het via de anus lozen van gas vanuit de darm. Het in de dikke darm aanwezige gas is voor de helft met het voedsel ingeslikt en windbestuiving

windbestuiving (anemogamie) Bestuiving met door de wind aangevoerd stuifmeel. Komt voor bij grassen, berk, hazelaar, els, naaldbomen e.a. De b

windefamilie

windefamilie (Convolvulaceae, orde nachtschadeachtigen) Merendeels kruipende en windende planten met grote kelkvormige bloemen. De stengels windhonden

windhonden Honderassen die hard kunnen lopen en niet met de neus, maar met de ogen jagen. Vroeger veel ingezet voor de jacht op hazen e.d., tegenwoordig windigo

windigo Ook windigo-psychose, wendigo, witigo, wittigo. Een geestelijke stoornis die bij bepaalde indianenstammen in het Noorden van Amerika (windsingel

windsingel Strook bomen of heg om de wind te breken. Vooral rond land- en tuinbouwgebieden worden windsingels aangelegd om de gewassen te wingerd

wingerd (Parthenocissus quinquefolia, wijnstokfamilie) Klimplant met vijftallige, handvormige bladeren, die in de herfst prachtig rood kleuren. De winterakoniet

winterakoniet (Eranthis hyemalis, boterbloemfamilie) Sierplant uit Midden- en Zuid-Europa met een gele bloem (kelkbladeren) van januari tot maart, wintergast

wintergast Vogelsoort die in de winter in een bepaald gebied kan worden aangetroffen. In onze streken de trekvogels die in noordelijke streken gebroed wintergroenfamilie

wintergroenfamilie (Pyrolaceae, orde heideachtigen) Kruidachtige planten met meestal overblijvende bladeren, ondergebracht in 15 geslachten met winterhanden en -voeten

winterhanden en -voeten (perniones) Huidaandoening, gekenmerkt door sterk jeukende rode handen en voeten, die vooral optreden bij koude. Vooral

winterhardheid

winterhardheid Het verdragen van vorst gedurende een fase waarin de plant in metabolische rust verkeert.

winterkleed

winterkleed Tijdelijke aanpassing van vacht of verenkleed aan het koude seizoen. Zeer opvallend is de kleurverandering van de bruine zomervacht naar winterkoningen

winterkoningen (familie Troglodytidae, orde zangvogels) Kleine tot zeer kleine zangvogels met donker verenkleed. Rusteloos, voortdurend op zoek winterslaap

winterslaap (hibernatie) Bij zoogdieren in gematigde luchtstreken voorkomende manier van slapend overwinteren. Tijdens deze rustperiode daalt de wintertarwe

wintertarwe Tarwe die in het najaar gezaaid wordt en pas in het daaropvolgende jaar in de vroege zomer geoogst wordt. Omdat wintertarwe de winter wisent

wisent (Bison bonasus, onderfamilie runderen) Groot, indrukwekkend rund; nauw verwant met de Amerikaanse bizon, waarmee de wisent onbeperkt wisseltransfusie

wisseltransfusie Bloedtransfusie waarbij gezond bloed wordt toegediend, nadat een zelfde hoeveelheid ziek bloed is verwijderd. Wordt vaak toegepast witbollen

witbollen (geslacht Holcus, grassenfamilie) Zeer algemeen voorkomende zacht behaarde grassen van slecht hooiland (echte witbol, H. lanatus) en droge witjes (biol.)

witjes (biol.) (familie Pieridae, onderorde hogere vlinders) Witte, gele of oranjegele dagvlinders; seksueel dimorfisme; kale of dunbehaarde rupsen. witlof

witlof (Cichorium intybus var. sativum, composietenfamilie) Omstreeks 1850 uit cichorei (C. intybus) gekweekte groente. Men eet de knop die in het witte stof

witte stof Witte massa in het centrale zenuwstelsel, voornamelijk bestaande uit de, door een mergschede omgeven, lange uitlopers van zenuwcellen. witte vloed

witte vloed (fluor albus) Overvloedige, niet-bloedige afscheiding uit de vagina. Meest voorkomende klacht in de gynaecologie; gaat vaak gepaard met woelmuizen

woelmuizen (onderfamilie Microtinae, orde knaagdieren) Muisachtige, soms ratachtige knaagdieren met karakteristieke glazuurgroeven in de tanden. woelrat

woelrat (Arvicola sapidus, onderfamilie woelmuizen) Ratgroot knaagdier aangepast aan landleven. Graaft ondergrondse gangenstelsels die wel wat woelslangen

woelslangen (familie Aniliidae, suborde slangen) Niet giftige, ca 1 m lange slangen met kleine kop en nog restanten van achterpoten (klauwtjes). Leven wolapen

wolapen (onderfamilie Atelinae; familie grijpstaartapen) Apen met zeer ontwikkelde grijpstaart; bewegen zich slingerend van tak tot tak waarbij de wolf

wolf (Canis lupus; geslacht honden) Grootste wilde hondachtigen; kleinste ondersoort tot ca. 30 kg, grootste tot ca. 80 kg. Lijkt het meest op de Duitse Wolff, Caspar Friedrich

Wolff, Caspar Friedrich (1733-1794) Duits anatoom; geldt als grondlegger van de moderne embryologie. In de naamgeving op dit gebied komt zijn wolfskers

wolfskers (Atropa bella-donna, nachtschadefamilie) Zeer giftige plant met bruinviolette, knikkende bloemen en glanzend zwarte bessen. Leverancie

wolfsklauwfamilie

wolfsklauwfamilie (Lycopodiaceae, orde wolfsklauwen) Eertijds (Carboon) een van de belangrijkste plantenfamilies, maar tegenwoordig overvleugeld wolfsmelkorde

wolfsmelkorde (Euphorbiales, klasse tweezaadlobbigen) Een familie: wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae) Kruidachtige planten en bomen, meestal met wolfsspinnen

wolfsspinnen (familie Pisauridae en Lycosidae, orde spinnen) Spinnen met een jagende, zwervende levenswijze. Veel soorten, w.o. de in Zuid-Europa wolhaar

wolhaar (onderhaar) Deel van de vacht van zoogdieren, gelegen onder het dekhaar. Wolhaar dient vooral voor isolatie, het dekhaar beschermt tegen wollegrassen

wollegrassen (geslacht Eriophorum, cypergrassenfamilie) Grasachtige plant met driekantige stengel en opvallend wit zaadpluis (aartjes), waardoor wolluizen

wolluizen (familie Pseudococcidae, onderorde schildluizen) Schildluizen waarvan de mannetjes gevleugeld zijn en de vrouwtjes onbeweeglijke parasieten. wolvet

wolvet (lanoline; adeps lanae; wolwas) Vetachtige stof, maakt deel uit van talg. Wordt uit het waswater van schapewol gewonnen en na oxidatie gebruikt wombats (geslachten Vombatus en Lasiorhinus, familie Vombatidae, orde buideldieren). Stevige, plompe knaagdierachtige buideldieren met tanden wond

wond Elk letsel van een weefsel, al dan niet na verbreking van huid of slijmvliesoppervlak. Wonden worden meestal door een (plotseling) uitwendig wondernet

wondernet Zeer fijn netwerk van dunne bloedvaatjes (haarvaten of capillairen) waarin, door hun wanden heen, stoffen worden uitgewisseld. Een wondernet wondmeristeem

wondmeristeem Plantecellen die zich snel vermeerderen op de plaats waar een stengel beschadigd is. Deze cellen, afkomstig van parenchym, kunnen wondroos

wondroos (erysipelas, belroos) Acute, voortschrijdende infectie van de huid met streptokokken, gepaard gaande met hoge koorts. De aandoening ontstaat woordassociatietest

woordassociatietest Een test waarvan de eerste versie door Jung werd ontworpen om op het spoor te komen van iemands onbewuste gedachten en workaholic

workaholic Een persoon die `verslaafd' is aan zijn werk. Dit kan voortkomen uit een kwetsbaar zelfbeeld. De persoon heeft goede prestaties nodig om World Conservation Strategy

World Conservation Strategy (WCS) In 1980 opgesteld rapport van de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN), World Health Organization

World Health Organization (WHO, Wereldgezondheidsorganisatie) Gespecialiseerde organisatie van de VN, opgericht in 1948. Het doel van deze wormen (biol.)

wormen (biol.) (stam Vermes, onderafdeling tweezijdig symmetrische dieren) Ongewervelde dieren die niet op een vaste plaats leven. Oude naam, tegenwoordig

wormen (med.)

wormen (med.) (Helminthes) Parasieten die bij mens en dier meer of minder ernstige ziekten kunnen veroorzaken. In West-Europa komen de wormziekte

wormhagedissen

wormhagedissen (suborde Amphisbaenia, orde hagedissen en slangen) Wormachtige dieren zonder (of met rudimentaire) pootjes; huid met ringen, wormmollusken

wormmollusken (klasse Solenogastres of Aplacophora, stam weekdieren) Primitieve wormvormige weekdieren zonder schelp en met rasptong; lengte wormsalamanders

wormsalamanders (orde Gymnophiona, klasse amfibieën) Pootloze dieren met een slangachtig uiterlijk. Ogen slecht ontwikkeld en soms door huid wormslangen

wormslangen (familie Typhlopidae, suborde slangen) Primitieve slangen met gravende levenswijze; stevige graafkop; geen of twee tanden in de onderkaak; wormvormig aanhangsel

wormvormig aanhangsel (appendix) Is een klein aanhangsel van de blinde darm; het is een stukje darm van 3 à 15 cm lengte. De opening naar de wortel

wortel Een van de drie hoofdorganen van hogere planten. Wortels zijn door het ontbreken van chlorofyl wit tot bruin van kleur en dragen geen bladeren. worteldruk

wortel- en knolgewassen Gewassen waarvan (ondergrondse) wortels, verdikte wortels of knollen (verdikte stengeldelen) worden gebruikt. Gewoonlijk

worteldruk Hoge hydrostatische druk in de wortels van planten; berust op actieve ionenopname door het wortelstelsel. Hierdoor stijgt de zoutconcentratie wortelhals

wortelhals (wortelvoet) Bovenkant van de wortel, waar deze overgaat in de stengel. Het xyleem (de houtvaten) en het floëem (de zeefvaten) liggen in wortelknol

wortelknol Als gevolg van voedselopslag sterk verdikte, ondergrondse, eventueel vertakte wortel. Komt o.a. voor bij dahlia's en speenkruid. Te onderscheiden wortelpotigen

wortelpotigen (klasse Rhizopoda, rijk eencelligen) Eencelligen die schijnvoetjes (pseudopodia) kunnen uitstulpen door stromingen in het protoplasm

wortelratten

wortelratten (familie Rhizomyidae, onderorde muisachtige knaagdieren) Plompe, stevige knaagdieren met enorme knaagtanden. Planteneters die veel wortelrozet

wortelrozet Bladeren van stengelloze (in feite met zeer weinig ontwikkelde leden) planten. Bij veel tweejarige soorten wordt het eerste jaar alleen een wortelschede

wortelschede (coleorhiza) Bladachtige schede die bij grassen het worteltje van de kiem omgeeft. Op dezelfde manier is bij grasplanten het stengeltje wortelstok

wortelstok (rhizoom) Ondergrondse, verdikte stengel (geen wortel) die onbeperkt kan blijven doorgroeien. Ieder jaar vormt de eindknop nieuwe bovengrondse wortelvlies

wortelvlies (periodontium) Vlies dat de tandwortel verbindt met de kaak. Bestaat uit bindweefselvezels, die enerzijds uitstralen in het cement en anderzijds wortel- en knolgewassen

woudaapjes

woudaapjes (wouwaapjes, geslacht Ixobrychus, familie reigers) Kleinste reigers; mannetjes en vrouwtjes met verschillend verenkleed. Verborgen levenswijze; woudzangers

woudzangers (familie Parulidae, orde zangvogels) Kleine zangvogels met slanke, platte snavel; tongpunt soms gespleten; mannetjes in broedseizoen wouwen

wouwen (onderfamilie Milvinae, familie havikachtigen) Kleine tot middelgrote roofvogels met bruin en grijs verenkleed; veelal gevorkte staart. Veel wratten

wratten (verrucae) Goedaardige gezwelletjes van de huid, die ontstaan door een virusinfectie. Ze zijn enkele millimeters tot enkele centimeters in doorsnee wrattenslangen

wrattenslangen (familie Acrochordidae, suborde slangen) Slangen met ruwe, wrattige huid die in kustwateren leven. 2 soorten in Zuidoost-Azië; de Wright, Sewall

Wright, Sewall (1889-1988) Amerikaans bioloog. Wright specialiseerde zich tijdens zijn studie biologie op de genetica. Door onderzoek naar de overerving wulpen

wulpen (geslacht Numenius, familie snippen) Flinke waadvogels met lange, omlaag gebogen snavel; bewoners van weiden en toendra's, buiten broedseizoen Wundt, Wilhelm

Wundt, Wilhelm (1832-1920) Duits fysioloog en psycholoog; medewerker van H.L.F. von Helmholtz. Wundt was hoogleraar te Leipzig, waar hij het wurgseks

wurgseks Het tijdens het masturberen verminderen van de bloedtoevoer naar de hersenen door middel van een touw rond de nek. Hierdoor zouden Würzburger Schule

Würzburger Schule Een historisch gezien belangrijke richting in de psychologie, waarvan Oswald Külpe (1862-1915) de grondlegger was. Külpe en xanthelasma

xanthelasma Kleine harde geelgekleurde zwelling in de hoek van de bovenoogleden, die vrijwel altijd symmetrisch aan beide oogleden voorkomt. xanthoxine

xanthoxine Remstof in stengels van planten die fototrope kromming veroorzaakt. Aan de belichte zijde van de stengel wordt twee maal zo veel xanthoxine xenobiontische stoffen

X-benen (genua valga) Toestand waarbij er ruimte bestaat tussen de enkels als de knieën bij gestrekte benen tegen elkaar gehouden worden. Jonge kinderen X-chromosoom

X-chromosoom Een van de twee in de cellen voorkomende geslachtschromosomen. Bij de mens bestaat het paar geslachtschromosomen bij de vrouw Yalow, Rosalyn

xenobiontische stoffen Stoffen die in levende organismen van nature niet thuishoren; bijvoorbeeld DDT (in vetweefsel).

xenofobie

xenofobie De extreme angst voor vreemden en/of onbekende plaatsen. Deze angst treedt al op voor de confrontatie met het onbekende. Hierdoor ontstaat xenoglossie

xenoglossie 1. Het spreken en verstaan van een bestaande vreemde taal zonder dat de spreker hiermee in aanraking is geweest. In de parapsychologie xenotransplantatie

xenotransplantatie (soortoverschrijdende transplantatie) Transplantatie van organen van een diersoort in het lichaam van de mens of een andere diersoort. xeroftalmie

xeroftalmie Afwijking waarbij een vermindering van de traansecretie bestaat en ten gevolge hiervan uitdroging van het hoornvlies. De klachten zijn xerofyten

xerofyten (droogteplanten) Planten die worden gekenmerkt door een geheel van erfelijke, morfologische aanpassingen aan een fysiologisch droog milieu, xi

xi (1870-1937) Oostenrijks medicus en psychiater. Hij was aanvankelijk volgeling van Freud, maar brak met hem in 1911 op grond van theoretische XTC

XTC Ook extacy. Een middel dat vanwege het opwekkende effect als drug gebruikt wordt. Het middel brengt tevens milde bewustzijnsveranderingen XXX-syndroom

XXX-syndroom Een geslachtschromosomale afwijking die bij vrouwen voorkomt. Deze vrouwen zijn uiterlijk normaal en kunnen ook kinderen krijgen, XXY-syndroom

XXY-syndroom Ook syndroom van Klinefelter. Een geslachtschromosomale afwijking die bij mannen voorkomt. Deze mannen zijn over het algeme

XYY-syndroom

XYY-syndroom Een geslachtschromosomale afwijking die bij mannen voorkomt. Deze mannen zijn langer dan gemiddeld en hebben uiterlijk vrij normaal X-benen

Yalow, Rosalyn (eig. Rosalyn Sussman; geb. 1921) Amerikaans natuurkundige en geneeskundige, hoogleraar te New York (sinds 1968). Ontving in yamswortels

yamswortels (familie Dioscoreaceae, orde lelieachtigen Liliales) Eenjarige - meest - klimplanten uit de tropen en subtropen met zeer dunne stengels. YAVIS-syndroom

YAVIS-syndroom Een `aandoening' waar psychotherapeuten aan lijden. Zij blijken namelijk bij voorkeur cliënten te behandelen die `Young, Attractive, Young-Helmholtz-theorie

Y-chromosoom Een van de twee in de cellen voorkomende geslachtschromosomen. Bij de mens bepaalt de aanwezigheid van een Y-chromosoom het zaad (planten)

Young-Helmholtz-theorie Een in de vorige eeuw opgestelde theorie over de manier waarop mensen kleuren waarnemen. Deze theorie gaat er van uit Y-chromosoom

Z- Verpleegkundige die een in-service-opleiding heeft genoten in een zwakzinnigeninrichting. Opleiding duurt 3 jaar, waarbij de verpoppen

zaad (planten) (semen) Verspreidingseenheid (diaspore) van zaadplanten. Ontstaat na bevruchting uit een zaadknop; bij naaktzadigen in de oksel van zaadblaasje

zaadblaasje (vesicula seminalis) Bij een aantal mannelijke zoogdieren (inclusief de mens) voorkomend, gepaard, zakvormig kliertje, gelegen onder zaadcel

zaadcel (spermatozoo) Mannelijke geslachtscel van dier en mens. Bestaat uit een kop (cellichaam met kern) en een staart (bij menselijke z. met een zaadhuid

zaadhuid (testa) Omhulsel van zaad dat ontstaat door vergroeiing van de integumenten die zich rond de embryozak bevinden. De zaadhuid is ontstaan zaadknop

zaadknop Zaadbeginsel waaruit zich na bevruchting een plantezaad ontwikkelt. Binnenin de zaadknop bevindt zich de zaadknopkern (nucellus) met zaadleider

zaadleider (ductus deferens) Afvoerkanaal van de bijbal. Totale lengte bij de mens ongeveer 50 cm, dikte ongeveer 0,5 cm. Loopt vanuit de balzak zaadlijst

zaadlijst Het deel van het vruchtbeginsel van bedektzadigen dat de zaadknoppen draagt.

zaadlobben

zaadlobben (cotylen) De eerste bladeren boven het worteltje van een kiemplantje. Bevatten reservevoedsel (in hoofdzaak zetmeel) voor de kiem. Bij zaadlozing, voortijdige

zaadlozing, voortijdige (ejaculatio praecox) Zaadlozing die plaatsvindt voordat de penis in de vagina gebracht is, ofwel het probleem dat de man niet zaadplanten

zaadplanten (afdeling Spermatophyta) Zaadplanten danken hun naam aan het feit dat zij zich voortplanten door middel van zaden. In dit opzicht verschillen zaadrok

zaadrok (arillus) Uitgegroeide streng die in een later stadium het zaad geheel of gedeeltelijk omhult. Vaak vliezig of vlezig en gekleurd. Rode arillus zaadschub

zaadschub Vruchtblad (macrosporofyl) van naaktzadigen, waarop zich een onbedekt zaadbeginsel ontwikkelt. De vruchtbladen staan ingeplant op zaadvarens

zaadvarens (klasse Pteridospermae) Uitgestorven groep naaktzadigen (Gymnospermae), die haar bloeiperiode beleefde in het Carboon. Aan varenachtige zaagbaarzen

zaagbaarzen (familie Serranidae, orde baarsachtigen) Baarzen met een zaagvormige rugvin. Kleur, kleurpatroon en tekening sterk veranderlijk. Ca. zaagbekken

zaagbekken (geslacht Mergus, onderfamilie eenden) Lange, gestroomlijnde vogels met lange, smalle snavels, vooral mannetjes prachtig gekleurd; ondersnavel zaaghaaien

zaaghaaien (familie Pristiophoridae, orde haaien) Kleine haaien (tot 1,5 m) met verlengde snuit, aan weerszijden bezet met tanden en aan elke kant zaagjes

zaagjes (familie Donacidae, klasse tweekleppigen) Weekdieren met een 1-8 cm lange schelp die door de langwerpige, driehoekige vorm en kleine, zaagvissen

zaagvissen (familie Pristidae, orde roggen) Vissen met haaiachtig lichaam, lengte tot 6 m; afgeplatte kop met verlengde snuit, aan weerszijden bedekt zaailing

zaailing Pas uit zaad opgekomen plantje. Zaailing die speciaal zijn gekweekt in kassen om te worden uitgezet, noemt men zaaigoed.

zachtschildkevers

zachtschildkevers (superfamilie Malacodermata, orde kevers) Slanke kevers met meestal zacht lichaam. Ruim tien families, w.o. glimwormen en e

zakjeszwammen

zakjeszwammen (klasse Ascomycetes, afdeling schimmels) Schimmels waarvan sporen worden gevormd (via meiose) in een zakvormige cel, de ascus, zakpijpen

zakpijpen (klasse Ascidiacea, onderstam manteldieren) Zakvormige dieren die alleen, in groepen of in kolonies leven; mantel soms fraai gekleurd; instroomopening zalmachtigen

zalmachtigen (orde Salmoniformes, klasse beenvissen) Soortenrijke groep vissen met 8 sterk verschillende suborden, waarvan 5 uitsluitend diepzeebewoners zalmenfamilie

zalmenfamilie (familie Salmonidae, orde zalmachtigen) Langgerekte, spoelvormige vissen met kleine schubben; grote bek met forse tanden; vetvin zandhoenders

zandhoenders (familie Pteroclididae, orde duiven) Vogels die verschillende kenmerken en gedragspatronen gemeen hebben met patrijzen, maar meer zandloopkevers

zandloopkevers (familie Cicindelidae, orde kevers) Kevers met veelal kleurig getekende dekschilden en lange poten. Goede lopers met jagende levenswijze; zandspieringen

zandspieringen (familie Ammodytidae, onderorde z. Ammodytoidei, orde baarsachtigen) Bodemvissen met langgerekt lichaam en spitse kop; uitstulpbare, zandvlooien

zandvlooien (familie Tungidae, orde vlooien) Vlooien, w.o. de Amerikaanse en Afrikaanse zandvlo (Tunga penetrans), die o.a. bij mensen en varkens zangers

zangers (families woudzangers en grasmussen, orde zangvogels) Niet verwante groepen zangvogels. De grasmussen uit Europa, Azië en Afrika behoren zangvogels

zangvogels (orde Passeriformes, klasse vogels) Kleine tot middelgrote landvogels (behalve waterspreeuwen). Omvat 60% van de recente vogelsoorten. zebra's

zebra's Opvallend zwart en wit gestreepte verwanten van paarden, behorend tot het geslacht Equus. Leven uitsluitend in Afrika op open, droog terrein zee

zee Zoutwaterlichaam, voor zover dit niet op een continent ligt en omgeven is door land (zoutmeren). Zeeën hebben in het algemeen een geringe diepte zeeanemonen

zeeanemonen (orde Actiniaria, onderklasse zesstraligen) Bloemdieren met cilindervormig lichaam, vaak levendig gekleurd. Holle tentakels in kransen zeeappels

zeeappels (orde Echinoida, klasse zee-egels) Groene, of bruine, soms purperkleurige zee-egels; rond of enigszins ovaal van vorm. De meeste van de zeebaarzen

zeebaarzen (geslacht Roccus, familie zaagbaarzen) Vrij plompe vissen met grote kop en ver naar voren geplaatste buikvinnen. Leven in zoet en/of zeebarbelen

zeebarbelen (familie Mullidae, orde baarsachtigen) Vlak bij de bodem levende vissen met naar verhouding grote kop en twee lange gevoelige baarddraden. zeeberen

zeeberen (pelsrobben, geslachtengroep Arctocephalini, superfamilie oorrobachtigen) Zeer forse oorrobben (mannetjes tot 3,5 m) met opvallend ruige zeebrasems

zeebrasems (Sparidae, orde baarsachtigen) Baarsvissen met zijdelings afgeplat lichaam, grote kop en grote kamschubben op de hoge rug. Leven van zeedraken

zeedraken (orde Pegasiformes, klasse vissen) Tot ca. 12 cm lange bepantserde vissen die enigszins aan knorhanen doen denken; grote borstvinnen. zeeduikers

zeeduikers (familie Gaviidae, orde Gaviiformes) Enigszins op futen lijkende vogels, maar forser en zonder kuif. Bewonen vooral grotere, diepere meren zeeduivels

zeeduivels (familie Lophiidae, onderorde Lophioidei, orde vinarmigen Lophiiformes) Tot ca. 1,5 m lange bodembewonende vissen met een afgeplat zeeëgels

zeeëgels (klasse Echinoidea, stam stekelhuidigen) Bol-, hart- of schijfvormige stekelhuidigen met een maximale doorsnede van 32 cm; vaak donker zeefvaten

zeefvaten Transportweefsel bij planten; opgebouwd uit levende cellen die van elkaar zijn gescheiden door geperforeerde tussenschotten (zeefplaten). zeegrondels

zeegrondels (familie Gobiidae, orde baarsachtigen) Meest kleine vissen met een in tweeën gedeelde rugvin. Meeste soorten bodembewoners die niet zeehondenfamilie

zeehondenfamilie (Phocidae N, superfamilie rob- of zeehond achtigen Phocoidea) Vrij kleine robben (ca. 1 m) tot de grootste vertegenwoordigers zeeklitten

zeeklitten (hartvormige zeeëgels, orde Spatangoida, klasse zee-egels) Zee-egels met aan de voorkant een groeve in de schaal, waaraan ze hun hartvorm

zeekoeien

zeekoeien (orde Sirenia, klassen zoogdieren) Met olifanten verwante zoogdieren die zich volledig aan het leven in water hebben aangepast. Het 2,5-zeekoet

zeekoet (Uria aalge, familie en suborde alken) 40-50 cm lange, zwartwitte zeevogels met korte smalle vleugels en een spitse snavel. De achterpoten

zeekomkommers

zeekomkommers (klasse Holothuroidea, stam stekelhuidigen) Meestal 10-30 cm lange, worm- tot wigvormige dieren die vooral in tropische zeeën zeekreeften

zeekreeften (Homaridae, orde tienpotigen) Kreeften waarvan de meeste soorten langs rotskusten leven, maar enkele in de diepzee voorkomen. Gaan zeeleeuwen

zeeleeuwen (familie Otariidae, onderorde zeeroofdieren) Lange, slanke oorrobachtigen met naar verhouding zeer lange vinpoten en korte staart. Kunnen zeelelies

zeelelies (orde Isocrinida, klasse zeelelies en haarsterren Crinoidea) Stekelhuidigen waarvan de romp met een steel op de ondergrond vastzit. Rond zeelt

zeelt (Tinca tinca, onderfamilie voornachtigen) Massieve, ca. 0,5 m lange vis met kleine schubben en donker uiterlijk. Rug- en aarsvin klein en afgerond; zeenaaktslakken

zeenaaktslakken (orde Nudibranchia, klasse slakken) Vrij kleine, maar vaak prachtig gekleurde geheel symmetrische naaktslakken. Bij enkele groepen zeenaalden

zeenaalden (onderfamilie Syngnathinae, familie zeenaalden en zeepaardjes Syngnathidae) Met stekelbaarsjes verwante langgerekte vissen met buisvormige zeeolifanten

zeeolifanten (geslacht Mirounga, zeehondenfamilie) Grootste vertegenwoordigers van de robben. Mannetje wordt wel 6,5 m lang en heeft een slurfvormig zeeoren

zeeoren (geslacht Haliotis, familie Haliotidae) In brandingszone levende slakken met een afwijkende vorm slakkenhuis: afgeplat, min of meer oorvormig, zeeotter

zeeotter (Enhydra lutris, onderfamilie otters) Nog beter dan andere otters aan het waterleven aangepast: behalve zwemvliezen tussen de tenen zijn de zeepaardjes

zeepaardjes (onderfamilie Hippocampinae, familie zeenaalden en zeepaardjes, Syngnathidae) Langgerekte, met stekelbaarsjes verwante vissen met zeepalingen

zeepalingen (familie Congridae, orde palingachtigen) In zee levende palingen. Bekendste soort de zeepaling of kommeraal (Conger conger), die bijna zeepier

zeepier (grote zager, wadpier, Arenicola marina, orde sessiele borstelwormen Sedentaria) Worm die een U-vormige koker in het zand graaft en het zeepkruiden

zeepkruiden (geslacht Saponaria, anjerfamilie) Planten met buisvormige kelk en twee stijlen, meestal roze bloemkroon. Ca. 30 soorten, vooral rond zeepokken

zeepokken (onderorde Balanomorpha, onderklasse rankpootkreeften) Kreeftachtigen die zich op andere dieren (bijv. walvissen), rotskusten e.d. vas

zeeroofdieren

zeeroofdieren (robben, vinvoetigen, onderorde Pinnipedia, orde roofdieren) Geheel aan het waterleven aangepaste zoogdieren die verwantschap vertonen zeeschildpadden

zeeschildpadden (familie Cheloniidae, orde schildpadden) In zee levende schildpadden met plat schild en brede vinvormige voorpoten. Pantser niet zeeschuim

zeeschuim Inwendige schelp van de ook in de Noordzee voorkomende inktvissoort Sepia officinalis (gewone zeekat), die uit talrijke kalklamellen bestaat zeesla

zeesla (geslacht Ulva, klasse groenwieren) Bladvormig vertakt groenwier bestaande uit twee cellagen; leeft vastgegroeid op de ondergrond. Generatiewisseling.

zeeslangen

zeeslangen (familie Hydrophiidae, suborde slangen) In zee levende slangen; platte roeistaart. Zoutklieren op de kop om overtollig zout uit te scheiden. zeespinnen

zeespinnen (klasse Pantopoda, stam geleedpotigen) Geleedpotigen met een slurfvormig uitsteeksel aan de voorkant van het voorlijf; vier lensogen; zeesterren

zeesterren (klasse Asteroidea, stam stekelhuidigen) Vaak fel gekleurde, stervormige stekelhuidigen met buigzaam afgeplat lichaam, bedekt met gestekelde zeevarkenhaaien

zeevarkenhaaien (familie Oxynotidae, orde haaien) Kleine haaien (tot 1 m) met gedrongen lichaam, afgeplatte buik en ongeveer driehoekig in doorsnede. zeeveren

zeeveren (orde Pennatularia, onderklasse achtstraligen) Tot ca. 50 cm lange koralen met een sterk gereduceerd skelet dat bestaat uit een hoornachtige zeevonk

zeevonk (Noctiluca miliaris, orde dinoflagellaten) Eencellige die van zijn verwanten afwijkt door het bezit van slechts één korte zweephaar. Voedt zeewier

zeewier Mariene wiersoorten of algen. Soortensamenstelling van de wiervegetatie in zee variëert en is veelal karakteristiek. De wiergroei langs de kust zeewolven

zeewolven (familie Anarhichadidae, onderorde slijmvisachtigen Blennioidei) 1-2 m lange, ongeschubde vissen met plompe kop en zeer brede bek zeeziekte

zeeziekte Qua verschijnselen, oorzaak en behandeling met wagenziekte overeenkomende ziekte, die kan ontstaan bij varen op een schommelend of

zegelboom

zegelboom (geslacht Sigillaria, klasse wolfsklauwen) Uitgestorven, grote, nauwelijks vertakte bomen; de in verticale rijen geplaatste bladeren lieten zeggen

zeggen (geslacht Carex, cypergrassenfamilie) Gras- of biesachtige planten met lintvormige bladeren; stengel driekantig en met merg gevuld; eenslachtige Zeigarnik-effect

Zeigarnik-effect Begrip uit de psychologische veldtheorie waarmee het verschijnsel wordt aangeduid dat onafgemaakte taken in het algemeen beter zeildragers

zeildragers (onderorde Veliferoidei, orde koningsvissen) Vijf zeer zeldzame vissoorten met grote zeilvormige rug- en aarsvin. Komen voor in de Stille Zeldenrust, Jan

Zeldenrust, Jan (1906 of 1907-1990) Nederlands patholoog-anatoom. Zeldenrust kwam in 1951 in dienst van het Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium, zelf

zelf Aan de persoon eigen, de kern van de persoonlijkheid. De term wordt op een aantal uiteenlopende manieren gebruikt en is niet erg nauwkeurig te zelfactualisatie

zelfactualisatie Ook actualisatie, zelfontplooiing, zelfrealisatie en zelfverwerkelijking. Het zichzelf ontwikkelen tot op de grenzen van het mogelijke. zelfamputatie

zelfamputatie (autotomie) Het in geval van nood afwerpen of verliezen van bepaalde lichaamsdelen doordat deze gemakkelijk afbreken. Meestal treedt zelfbeeld

zelfbeeld Ook zelfconcept. Het geheel van gedachten en waarderingen omtrent zichzelf; de attitude (houding) die men tegenover zichzelf heeft. In de zelfbeheersing

zelfbeheersing Ook zelfcontrole. De controle die mensen uitoefenen over de impulsen die hun oorsprong vinden in hun eigen biologisch gegeven, zelfbestuiving

zelfbestuiving (autogamie) (plantk.) Bij planten volgt zelfbevruchting op zelfbestuiving, d.w.z bestuiving door stuifmeel dat afkomstig is van dezelfde zelfbewustzijn

zelfbewustzijn Het vermogen om het bewustzijn op zichzelf te richten tot gedachten en voorstellingen over zichzelf. Dit wordt algemeen beschouwd zelfdoding

zelfdoding (zelfmoord, suïcide), het met opzet beëindigen van het eigen leven. De socioloog Durkheim verdeelde de zelfdodingen in drie groepen: de zelfperceptietheorie

zelfperceptietheorie De opvatting dat mensen tot opvattingen over zichzelf komen door hun eigen gedrag te observeren. Dit zou vooral belangrijk zijn zelfreinigend vermogen

zelfreinigend vermogen Het vermogen dat een deel van het milieu, bijvoorbeeld het oppervlaktewater of de bodem, heeft om de daarin voorkomende

zenegroen

zenegroen (geslacht Ajuga, lipbloemenfamilie) Lage, kruipende planten met wortelrozet, blauwe bloemen in dichte aren. Verschillende soorten in gebruik Zenerkaarten

Zenerkaarten Kaarten met daarop een kruis, een ster, een golflijn, een cirkel of een rechthoek. Zenerkaarten worden gebruikt bij parapsychologische zenuw

zenuw (nervus) Bundel van zenuwvezels, 'ingebed' in bindweefsel en omgeven door een bindweefselschede. In feite bestaande uit uitlopers van zenuwcellen zenuwaandoeningen

zenuwaandoeningen Alle aandoeningen van de onderdelen van het zenuwstelsel. Wanneer een zenuwcel (neuron) wordt beschadigd, zal ze afsterv

zenuwarts

zenuwarts In Nederland benaming voor arts die zich gespecialiseerd heeft in de zenuw- en zielsziekten; dit specialisme, dat tegenwoordig gesplitst zenuwcel

zenuwcel (neuron) Prikkelbare cel die voor communicatie in het lichaam zorgt. Zenuwcellen onderscheiden zich van andere lichaamscellen door hun zenuwcompressie

zenuwcompressie Beknelling van een zenuw, met kort- of langdurige uitval van de zenuwfunctie. Zenuwbeschadiging treedt vooral op door verstoring zenuwen, gemengde

zenuwen, gemengde Zenuw met zowel motorische als sensibele vezels naast elkaar. Meest voorkomende type.

zenuwontsteking

zenuwontsteking (neuritis) Ontsteking van een zenuw, waardoor deze zijn taak niet meer naar behoren kan uitvoeren, wat leidt tot een slappe verlamming zenuwpijn

zenuwpijn (neuralgie) Pijn die optreedt langs het verloop van een zenuw. Bij een zenuwpijn sec zijn er meestal geen andere afwijkingen zoals gevoels- zenuwstelsel

zenuwstelsel systeem opgebouwd uit zenuwweefsel dat zorgt voor de communicatie via elektrische impulsen. Het zenuwstelsel heeft een centraal en zenuwstelsel, animaal

zenuwstelsel, animaal (willekeurig zenuwstelsel, somatisch zenuwstelsel) Deel van het zenuwstelsel bij gewervelde dieren dat alle somatische elementen zenuwstelsel, autonoom

zenuwstelsel, autonoom (onwillekeurig zenuwstelsel, vegetatief zenuwstelsel) deel van het zenuwstelsel bij gewervelde dieren dat dient voor de re

zenuwstelsel, buisvormig

zenuwstelsel, buisvormig Centraal zenuwstelsel dat uit een neurale buis ontstaat, zoals bij gewervelden. Daarmee onderscheidt het zich in aanleg van zenuwstelsel, diffuus

zenuwstelsel, diffuus (netvormig zenuwstelsel) Zenuwstelsel van holtedieren. Bestaat uit een groot aantal onderling verbonden zenuwcellen en is zowel zenuwstelsel, parasympathisch

zenuwstelsel, parasympathisch Onderdeel van het autonome zenuwstelsel. Het heeft als functie ervoor te zorgen dat het lichaam rust krijgt en zich zenuwstelsel, perifeer

zenuwstelsel, perifeer Bij mens en gewervelde dieren alle zenuwen die uit hersenen en ruggenmerg ontspringen. Hiertoe behoren dus ook de twaalf

zenuwstelsel, sympathisch

zenuwstelsel, sympathisch Onderdeel van het autonoom zenuwstelsel. Het heeft als functie ervoor te zorgen dat het lichaam in staat van paraatheid

zesde ziekte

zesde ziekte (exanthema subitum, roseola infantum) Onschuldige virusziekte die uitsluitend optreedt bij kinderen tussen een half en drie jaar. De ziekte zesstraligen

zesstraligen (onderklasse Hexaradiata, klasse bloemdieren) Bloemdieren met een zestallige (zelden vijftallige) symmetrie; tentakels niet geveerd. Vijf zetmeelkorrels

zetmeelkorrels Voor iedere plantesoort typerend gevormde korrels, waarin reservezetmeel in lagen rond een centraal punt wordt afgezet. Bevinden zetpil

zetpil (suppositorium) Meestal torpedovormige, smeltbare toedieningsvorm van een geneesmiddel, die in de endeldarm wordt ingebracht. De vorm waarin zeug

zeug Wijfjesvarken. Wilde varkens leven in een rot, waarvan de kern gevormd wordt door een aantal zeugen met biggen. Na ongeveer een jaar verlaten Ziehen, Theodor

Ziehen, Theodor (1862-1950) Duits psycholoog en positivistisch filosoof. Met wat door de ervaring is gegeven (gignomene) moet kennis beginnen. ziekenhuis

ziekenhuis Inrichting waar gedurende dag en nacht ten minste één vorm van medisch-specialistische hulp en daarmee verband houdende verpleging ziekenhuis, academisch

ziekenhuis, academisch Algemeen ziekenhuis dat verbonden is aan een medische faculteit. Heeft een speciale taak op het gebied van onderwijs en

ziekte

ziekte Begrip dat in diverse landen van de wereld heel verschillend wordt omschreven. Soms zijn de definities zelfs in tegenspraak met elkaar. In het ziekte van...

ziekte van... Voor ziekte van... kijke men onder de eigennaam of het zelfstandig naamwoord.

ziel

ziel De niet-lichamelijke zijde van het mens-zijn, of een onderdeel daarvan. Door de mensheid op verschillende manieren gedacht. Bijv. als mana, een zien

zien (visuele waarneming) Het vermogen om waar te nemen op afstand, via een lichtgevoelig orgaan dat reageert op lichtstraling, rechtstreeks uit de zien, binoculair

zien, binoculair Met beide ogen zien; noodzakelijk voor stereoscopisch waarnemen (diepte zien).

zien, stereoscopisch

zien, stereoscopisch (dieptezien) Komt voor bij de mens en dieren die op prooien jagen of een klimmende levenswijze hebben. Beide ogen staan aan zijdeplantfamilie

zijdeplantfamilie (Asclepiadaceae, orde gentiaanachtigen Apocynales) Planten met als opvallendste kenmerk de samenklontering van het stuifmeel zijderups

zijderups (Bombyx mori, familie spinners Bombycidae) Kleine, onopvallend gekleurde vlinder, afkomstig uit China, waarvan de larve al sinds ca. 4000 zijlijnzintuig

zijlijnzintuig Bijzonder type zintuig bij vissen, gelegen in de opperhuid aan weerszijden van het lichaam. Aangezien het zijlijnzintuig zich ontwikkelt zilverreigers

zilverreigers (Egretta, familie reigers) Ruim 50 cm grote witgekleurde reigers met gele tenen, waarvan enkele soorten in de Oude Wereld en één Amerikaanse zilverspar

zilverspar (geslacht Abies, dennenfamilie) Grote naaldboom met een kerstboomachtig uiterlijk, kegels rechtopstaand. De eigenlijke z. (A. alba) is een zilveruitjes

zilveruitjes Witte, kleine variëteit van de gewone ui (Allium cepa), ingemaakt in azijn. Belangrijk conservengewas.

zilvervisje

zilvervisje ('suikergast', Lepisma saccharina, onderklasse franjestaarten) Primitief insect dat in vochtige voorraadruimten, zoals kasten en pakhuizen, zindelijkheidstraining

zindelijkheidstraining (Eng: toilet training) Het leren beheersen van de uitscheiding uit darmen en blaas. Anders dan leren lopen en praten, is dit geen zink

zink (Zn) Een belangrijk spoorelement, o.a. nodig voor het CO2 transport in het bloed van gewervelden.

Zinkernagel, Rolf M.

Zinkernagel, Rolf M. (geb. 1944) Zwitsers arts, sinds 1988 als hoogleraar verbonden aan de universiteit van Zürich. Zinkernagel kreeg in 1996 samen Zinnen Aanvul Test

Zinnen Aanvul Test (ZAT) Een verbale projectietest. De proefpersoon krijgt telkens een zin voor zich waarvan alleen de eerste paar woorden zijn gegeven. zintuigen

zintuigen Organen die dienen om prikkels vanuit de buitenwereld op te vangen. De prikkels worden waargenomen door de zintuigcellen (receptoren) Zittel, Karl Alfred von

Zittel, Karl Alfred von (1839-1904) Duits paleontoloog en geoloog. Hij studeerde geologie, mineralogie en paleontologie te Heidelberg en Parijs en zoethout

zoethout (geslacht Glycyrrhiza, vlinderbloemenfamilie) Forse planten met geveerde bladeren. Twaalf soorten over de hele wereld. Bekend het Zuid-zoetwatermossels

zoetwatermossels (suborde Schizodonta, klasse tweekleppigen) Ca. 4500 soorten weekdieren die vrijwel uitsluitend in zoet water leven (uitgezonderd zogstuwing

zogstuwing Onvoldoende afvloed van de moedermelk. In de eerste dagen van het kraambed, wanneer de borsten toeschieten, komt de melkproductie zomergast

zomergast Vogelsoort die in de zomer in een bepaald gebied kan worden aangetroffen, maar er niet broedt. In onze streken vooral halfwasindividuen zomerklokje

zomerklokje (Leucojum aestivum, narcissenfamilie) In april tot mei bloeiend bolgewasje met drie of meer witte, hangende bloempjes aan het eind van zomertarwe

zomertarwe Tarwe die in het voorjaar gezaaid wordt en in het vroege najaar van hetzelfde jaar geoogst. Omdat deze tarwe dus niet de winter hoeft te zomervogel

zomervogel Vogelsoort die in de zomer in een bepaald gebied regelmatig broedt, maar in de herfst wegtrekt. O.a. grutto, zwaluw, veel zangertjes.

zona pellucida

zona pellucida Het membraan dat het ei van een zoogdier omgeeft en dat verdwijnt vóór de implantatie in de uterus. Het membraan wordt afgescheiden zondagsarmpje

zondagsarmpje Verschijnsel dat het kopje van het spaakbeen uit het (kleinste) ellebooggewricht raakt. Dit kan gebeuren als het kind aan de hand loopt zonnebaarzen

zonnebaarzen (familie Centrarchidae, orde baarsachtigen) Meestal gedrongen, enigszins zijdelings samengedrukte baarsvissen (3-30 cm) met een zonnebloem

zonnebloem (geslacht Helianthus, composietenfamilie) Forse planten (1-4 m hoog) met grote bloemhoofdjes (15-40 cm). Ook in onze streken bekend: zonnebrand

zonnebrand Huidbeschadiging die ontstaat door een teveel aan ultraviolette stralen en vergelijkbaar is met een milde eerstegraadsverbranding. Meestal zonnedauwfamilie

zonnedauwfamilie (Droseraceae, orde citrusachtigen Cistales) Kruidachtige planten met regelmatige, vier- of vijftallige bloemen; bladeren meestal zonnediertjes

zonnediertjes (orde Heliozoa, klasse wortelpotigen) Min of meer bolvormige eencelligen met talrijke lange en dunne schijnvoetjes, die als zonnestralen zonnerallen

zonne-instraling Gemiddelde energie die de zon per vierkante meter horizontaal oppervlak op aarde uitstraalt (bijv. in kW, of in kWh per jaar).

zonnerallen (zonnevogels, familie Eurypygidae, orde kraanvogelachtigen) Ca. 40 cm lange vogels (er is slechts één soort) met lange hals en snavel zonneroosjes

zonneroosjes (Helianthemum, zonneroosjesfamilie) Zeer kleine heestertjes met naar verhouding grote gele bloemen met vijf kroonbladen, veel meeldraden zonneroosjesfamilie

zonneroosjesfamilie (Cistaceae, orde citrusachtigen Cistales) Heesters of halfheesters met vijftallige bloemen, die enigszins aan die van ranonkels zonnesteek

zonnesteek Ernstige aandoening ten gevolge van oververhitting, die vooral voorkomt bij mensen met een niet optimale gezondheid (hart- en vaatziekten, zonnesterren

zonnesterren (familie Solasteridae, klasse zeesterren) Zeesterren met min of meer cirkelvormige lichaamsschijf en meestal meer dan 10 korte armen. zonnevissen

zonnevissen (haanvissen, orde Zeiformes, klasse vissen) Met baarzen verwante vissen met een schijfvormig, afgeplat lichaam, deels stekelige vinnen zonne-instraling

zonzoekers

zonzoekers (geslacht Heliomaster) Donkergroene vogels, behorend tot de kolibries, met staalblauwe borst en nek en een rode keel. De roodkeelkolibrie

zoöerastie

zoöerastie Het hebben van geslachtsgemeenschap met dieren.

zoöfilie

zoöfilie 1. Ook bestialiteit. Een weinig voorkomende seksuele afwijking waarbij dieren een sterke erotische aantrekkingskracht hebben. Dit kan leide