Levenswetenschappen A-H

A-Griep veroorzaakt door het zeer besmettelijke influenzavirus A. Kan grote epidemieën veroorzaken, vooral bij jongeren.A-Verpleegkundige die een in-service-opleiding heeft genoten in een algemeen ziekenhuis. Opleiding duurt 3,5 jaar, waarbij de verpleegkundige, Bverpleegkundige,aalaal Europese palingen (Anguilla anguilla), geslacht palingen. De jonge larve ontwikkelt zich tot glasaal. Tijdens deze ontwikkeling trekt hij van zout aalsalamandersaalsalamanders (familie Amphiumidae, orde salamanders) Tot 1 meter lange salamanders, voorkomend in Amerika. Inwendig zien ze eruit of ze halverwege aalscholversaalscholvers (geslacht Phalacrocorax) Grote visetende watervogels, orde pelikaanachtigen. Overal ter wereld voorkomend bij zoet water of langs kusten. aaltjesziektenaaltjesziekten Planteziekten veroorzaakt door draadwormen (Klasse Nematoda). Deze wormpjes die in de grond leven, tasten het wortelstelsel van aambeeld (biol.)aambeeld (biol.) (incus) Middelste van de drie gehoorbeentjes, die zorgen voor de overdracht van geluidstrillingen van het trommelvlies naar het ovale aambeien

aambeien (hemorroïden) Spataderen van de anus; gelegen binnenin het rectum (inwendig) of meer naar buiten, onder de huid (uitwendig). Ze komen aandacht

aandacht Term die verwijst naar selectieve omgang met informatie. Een mens krijgt vele duizenden prikkels tegelijk te verwerken. Bijvoorbeeld over aandachtsbereik

aandachtsbereik 1. Het maximum aantal afzonderlijke prikkels waarop tegelijkertijd de aandacht kan worden gericht. 2. De duur dat iemand zich zonder aandachtsstoornis

aandachtsstoornis Ook aandachtstekortstoornis en concentratiestoornis. Het onvermogen om zich behoorlijk te kunnen concentreren. De persoon wordt aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit

aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit De meest voorkomende psychiatrische stoornis op kinderleeftijd, waar ongeveer twee tot vijf procent aangezichtsligging

aangezichtsligging Ligging van het kind in de baarmoeder waarbij het aangezicht het diepst in het baringskanaal ligt. De geboorte duurt meestal langer aangifteplicht

aangifteplicht In Nederland geldende verplichting voor een arts om van bepaalde besmettelijke ziekten (A-ziekten en B-ziekten) aangifte te doen. Vastgelegd aanleg (psychol.)

aanleg (psychol.) (Eng: ability, aptitude; dispositie, predispositie) Het geheel der aangeboren eigenschappen en gedragsmogelijkheden. Een belangrijk aanleg/omgevingdebat

aanleg/omgevingdebat (Eng: nature/nurture debate) Bij dit wetenschappelijke twistpunt gaat het om de vraag wat het aandeel is van erfelijkheids- aanpassing (psychol.)

aanpassing (psychol.) (Eng: adaptation, accommodation) Oorspronkelijk begrip uit de biologie voor veranderingen in eigenschappen van organisme

aanpassingsstoornis

aanpassingsstoornis Een algemene aanduiding voor psychische aandoeningen die zijn ontstaan als reactie op stressveroorzakende gebeurtenissen. aanvaardbare dagelijkse inname

aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) De hoeveelheid verontreinigingsstoffen of toevoegingen waarvan de dagelijkse opname nog toelaatbaar wordt aanvalsmimicry

aanvals- (agressief gedrag) Gedrag gericht op het aanvallen van soortgenoten (niet bijv. het grijpen van een prooi). Gaat bijna altijd gepaard gedrag, agonistisch

aanvalsmimicry (agressieve mimicry) Aanpassingen van rovende dieren en parasieten, waardoor prooidieren worden gelokt. Ook sommige planten aanvoerende zenuw

aanvoerende zenuw (sensibele of afferente zenuw) Zenuw die impulsen vanuit zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel voert.

aar

aar (spica) Bloeiwijze waarbij de ongesteelde bloemen langs de hoofdas aan de top van de stengel staan ingeplant.

aardappel

aardappel (geslacht Solanum, vooral S. tuberosum) Sinds de 19e eeuw belangrijk voedingsgewas, inheems in Midden- en Zuid-Amerika. Misoogsten aardappelbovist

aardappelbovist (Scleroderma aurantium) Veel voorkomende paddestoel in Europa en Noord-Amerika. De rijpe sporen komen bij vochtig weer vrij aardappelkever

aardappelkever (coloradokever, Leptinotarsa decemlineata; familie bladhaantjes, Chrysomelidae) Larve voedt zich met aardappelloof en richt hierdoor aardappelmoeheid

aardappelmoeheid Planteziekte, veroorzaakt door het aardappelcysteaaltje (Heterodera rostochiensis), dat de knollen van de aardappelplant aantast. aardbeien

aardbeien (geslacht Fragaria) Kruidachtige planten uit de rozenfamilie. De aardbeivrucht die men eet is eigenlijk geen vrucht, maar een uitgegroeide

aardbeineus

aardbeineus (rhinophyma) Afwijking aan de huid van de neus, waardoor deze groot, roodpaars en knobbelig wordt. Deze verschijnselen worden ten aardbeivlek

aardbeivlek Bobbelig, rose-rode zwelling van de huid, ontstaan uit een opeenhoping van bloedvaatjes (vasculaire naevus; in tegenstelling tot een mo

aardnoot

aardnoot (Arachis hypogaea) Vlinderbloemige plant, oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, tegenwoordig in vele tropische streken gekweekt. De peulen aardpeer

aardpeer (Helianthus tuberosus; topinamboer) Overblijvende composiet (familie Compositae). Lijkt sterk op de zonnebloem (H. annuus). Vroeger aardvarkens

aardvarkens (orde Tubilidentata) Eén levende vertegenwoordiger: het aardvarken (Orycteropus afer). Schaars behaard hoefdier met een lange, varkensachtige aarsmade

aarsmade (Enterobius vermicularis, Oxyuris vermicularis, priemworm) Veel voorkomende ingewandsparasiet die de wormziekte oxyuriasis veroorzaakt. aarsvin

aarsvin (anaalvin) Achterste vin aan de buikzijde van vissen. Dient samen met de rugvin voor het bewaren van het evenwicht tijdens het zwemmen van aartje

aartje (spicula) kleine aar, speciaal gebruikt bij de grassen- en cypergrassenfamilie. Een aartje bestaat uit bloempjes omgeven door een kafje.

aarvissen

aarvissen (familie Antherinidae, orde koornaarvissen) Verwant met tandkarpertjes, maar met 2 rugvinnen; 7-15 cm. Leven van plankton en bodemdiertjes.

aasbloemen

aasbloemen (geslacht Stapelia, orde gentiaanachtigen, Gentianales) Succulente soorten in Zuid-Afrika, die lijken op cactusplanten.

aaseter

aaseter Dier dat zich voedt met gestorven dieren; bijv. gieren, hyena's.

AB0-systeem

AB0-systeem Eerste bekende bloedgroepensysteem, ontdekt door Karl Landsteiner. Deze onderscheidde vier bloedgroepen (A, B, AB en 0) en stelde abasie-astasiesyndroom

abasie-astasiesyndroom Een stoornis in de motorische coördinatie, waardoor een onvermogen optreedt om te kunnen lopen (abasie), rechtop te zitt

abces

abces (etterbuil) Een meestal duidelijk begrensde ophoping van pus in een holte die van te voren nog niet bestond. Pus of etter is een vloeibare brij ABC-model van emoties

ABC-model van emoties Het emotiemodel dat in de rationeel-emotieve therapie wordt gehanteerd. Hier gaat men ervan uit dat een emotie voorafgeg

Abd-al-Latif (1162-1231) Arabisch filosoof en natuuronderzoeker, reisde veel en beschreef nauwkeurig de planten en dieren die hij zag. Hij is bekend Abel, John Jacob

Abderhalden, Emil

Abderhalden, Emil (1877-1950) Zwitsers fysioloog en biofysicus, hoogleraar in Berlijn en Halle. Deed vooral experimenteel werk op het gebied van abdomen

abdomen (Lat.: onderlijf) Bij geleedpotigen het achterlijf, meestal bestaande uit elf segmenten; bij gewervelde dieren het onderlijf (buik).

abductie (med.)

abductie (med.) (lett: wegvoering) In de geneeskunde: het van de lichaamsas of romp af bewegen van een lichaamsdeel, bijvoorbeeld het naar opzij Abd-al-Latif

Abel, John Jacob (1857-1938) Amerikaans farmacoloog, vanaf 1893 hoogleraar te Baltimore en vanaf 1932 directeur van het Laboratory for Endocrine abiotische factoren

abiotische factoren (abiogene factoren) Niet-levende factoren, die invloed uitoefenen op levende organismen, bijv. licht, temperatuur, vochtigheid, ablatiemethode

ablatiemethode In de neuropsychologie bedoelt men hiermee een verwijdering van een deel van het perifere of centrale zenuwstelsel (door middel abnormaal

abnormaal Ook afwijkend, anomaal, deviant of aberrant. Iedere afwijking van een norm kan als abnormaal worden beschouwd. Als de norm statistisch abnormal psychology

abnormal psychology Onderdeel van de psychologie dat zich bezighoudt met abnormaal gedrag. Dit kan betrekking hebben op in statistische zin weinig abortus

abortus De uitdrijving van een embryo of foetus uit de baarmoeder, vóórdat de ontwikkeling van de vrucht zover is gevorderd, dat ze buiten het moederlichaam abortus provocatus (Nederland)

abortus provocatus (Nederland) (abortus provocatus, zwangerschapsafbreking) Volgens art. 296 van het Wetboek van strafrecht is het afbreken van abortuspil

abortuspil Pil die een van het hormoon progesteron afgeleide stof (zgn. anti- progesteron) in hoge dosering bevat en die het natuurlijke progesteron aboulie

aboulie (Grieks: geen besluit, wil of plan) Term die in principe alleen gebruikt wordt voor pathologische gevallen, waarbij sprake is van een sterk verminderde abrikoos

abrikoos (Prunus armeniaca, rozenfamilie). Wordt geteelt om de eetbare vruchten. Uit de harde pit wordt bittere amandelolie gewonnen. De abrikoos absentie

absentie (Eng: absence, Frans: petit mal) Een kort moment (5 ; 30 seconden) waarin het bewustzijn wegvalt. Dit kan gepaard gaan met staren en lic

abstinentie-schendingeffect

abstinentie-schendingeffect Het verschijnsel dat een overtreding van een zichzelf opgelegde regel kan leiden tot een verlies aan zelfcontrole. Een abstract denken

abstract denken Denken dat wordt gekenmerkt door het gebruik van abstracte begrippen. Het abstract denken ontwikkelt zich vanaf ongeveer het elfde abstractie

abstractie De laatste, formeel operationele fase in de ontwikkeling van het denken, waarin uit een concreet geheel van bepalingen een kenmerkende abundantie (biol.)

abundantie (biol.) Het aantal exemplaren van een soort dat in een bepaald gebied in de vegetatie voorkomt.

abyssale fauna

abyssale fauna (diepzeefauna) De dieren die leven in de diepzee. Alle stammen van het dierenrijk zijn in de diepzee vertegenwoordigd en vertonen acajou

acajou (Anacardium occidentale) Tropische boom gekweekt om de acajougom en acajouhars uit de stam en om het zaad (cashew- of acajounoten).

acalculie

acalculie Het onvermogen om eenvoudige rekenoperaties te verrichten als gevolg van een hersenbeschadiging. De term slaat niet op het niet kunnen acanthusfamilie

acanthusfamilie (Acanthaceae, orde nachtschadeachtigen) Struiken of kruiden met enkelvoudige tegenoverstaande bladeren. Bekend van de acanthusmotiev

accident prone

accident prone Het 'vatbaar' zijn voor ongelukken. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een grote impulsiviteit gecombineerd met een geringe oplettendheid. acclimatisatie

acclimatisatie Aanpassing van levende organismen aan veranderingen in temperatuur, vochtigheid, luchtdruk en aan het wisselen der seizoenen.

accommodatie (biol.)

accommodatie (biol.) Vermogen van het oog om op verschillende afstanden scherp te zien door veranderingen in de kromming van de ooglens. Acco

accommodatie (psychol.)

accommodatie (psychol.) 1. In de ontwikkelingstheorie van Piaget: de kwalitatieve verbetering van interne schema's die noodzakelijk is door een veranderd acculturatie

acculturatie Proces van sociale en culturele verandering onder invloed van contacten met een andere maatschappij en cultuur. Dit proces vindt vooral accumulatie (biol.)

accumulatie (biol.) Langzame ophoping van (gif)stoffen in een levend organisme door het eten van dieren en/of planten die de betreffende stoffen in acetonurie

acetonurie Overmatige uitscheiding van aceton in de urine. Komt o.a. voor bij ernstige suikerziekte en na langdurig vasten. Acetonurie is het gevolg acetylcholine

acetylcholine Verbinding die in de meeste hogere dieren voorkomt en die betrokken is bij de overdracht van impulsen van de ene zenuwcel op de andere acetylco-A

acetylco-A (acetylco-enzym A, 'geactiveerd azijnzuur') Stof die een zeer centrale plaats inneemt in de celademhaling. Ontstaat door oxidatieve decarboxylatie Ach

Ach Afkorting van acetylcholine.

achalasie

achalasie Aandoening van de slokdarm, gekenmerkt door een stoornis in de voortbeweging van het voedsel in de slokdarm, met name in het onderste achievement

achievement (verwerving) Begrip uit de sociale wetenschappen voor de karakteristieke wijze waarop in een groepering of samenleving de sociale posities achillespees

achillespees Pees waarmee de spieren van de kuit aan het hielbeen bevestigd zijn. Een tik op de pees veroorzaakt strekking van de voet (achillespeesreflex

achillespeesletsel

achillespeesletsel Elke vorm van beschadiging van de achillespees. Bij voetballers komt door een trap op de hiel nogal eens een achillespeesscheur achloorhydrie

achloorhydrie Toestand waarbij in de maag geen zoutzuur wordt gevormd. Men spreekt van achloorhydrie als bij maagsaponderzoek na stimulering achondroplasie

achondroplasie Een weinig voorkomende aangeboren misvorming van het skelet die berust op een kraakbeenstoornis. Reeds voor de geboorte is de achromatopsia

achromatopsia Een totale kleurenblindheid, waarbij alleen nog maar licht en donker waargenomen kan worden. De wereld ziet er dan zwart-wit uit.

achtarmige inktvissen

achtarmige inktvissen (orde Octobranchia, stam weekdieren) Inktvissen met een lichaam met 8 armen waarop ongesteelde zuignappen zitten; geen achterhoofdkwab

achter- (metencephalon) Een van de vijf onderdelen van de hersenen van gewervelde dieren en de mens. Het dak van de achterhersenen hersenen, grote

achterhoofdkwab Het achterste gedeelte van de cerebrale hemisfeer.

achterhoofdsbeen

achterhoofdsbeen (os occipitale) Plat bot dat de achter-onderkant van de schedel vormt. Heeft een grote opening (achterhoofdsgat of foramen mag

achterhoofdsligging

achterhoofdsligging Ligging van het kind in de baarmoeder, waarbij het achterhoofd het diepst in het baringskanaal ligt. Het is de meest voorkomende achtervolgingswaan

achtervolgingswaan (paranoia) De overtuiging dat één of meer personen er op uit zijn de betrokkene te benadelen, te vermoorden of op andere wijze achterwortel

achterwortel (dorsale wortel) Bundel zenuwvezels die samen met een voorwortel een ruggenmergszenuw vormt. De achterwortel bevat vezels die prikkels achtste-maandangst

achtste-maandangst Ook separatieangst of scheidingsangst. De vrees die optreedt bij baby's van ongeveer acht maanden als zij gescheiden worden achtstraligen

achtstraligen (Octocorallia, Octoradiata) Onderklasse van de bloemdieren (Anthozoa), waarvan de poliep door acht tussenschotten in kamers is verdeeld. Acidaspis

Acidaspis Trilobiet (behorend tot een uitgestorven groep geleedpotigen), voorkomend van Onder Ordovicium tot Devoon. Breed; drie lobben niet erg acidose

acidose Toestand waarbij het bloed te zuur is en dus de pH te laag (lager dan 7,36). Normaal schommelt de pH tussen 7,36 en 7,43. Een pH beneden acne

acne (jeugdpuistjes) Zeer veel voorkomende huidaandoening. De meeste mensen krijgen acne vulgaris tijdens de puberteit. Meestal verdwijnen de puistjes acne conglobata

acne conglobata Uitgebreide vorm van acne met ernstige ontstekingen; komt vooral voor bij mannen tussen dertig en veertig jaar.

acrocefalie

acrocefalie (punthoofd) Anatomische deformiteit die gekenmerkt wordt door een spits uitlopende schedel.

acrocentrisch chromosoom

acrocentrisch chromosoom Chromosoom waarvan het centromeer, de verbinding tussen de twee chromosoomdraden (chromatiden), aan het uiteinde acromegalie

acromegalie Groeistoornis bij volwassenen, waarbij door een te hoge productie van het groeihormoon bepaalde delen van het lichaam te sterk uitgroeien. acrosoom

acrosoom Kapje aan de voorkant van mannelijke geslachtscellen (spermacellen) van mens en dier, waarmee de wand van eicellen kan worden doorboord actief centrum

actief centrum Het gedeelte van een enzym waaraan het substraat zich kan hechten, doorgaans een klein gedeelte van het enzymmolecule dat de geëigende actief slib

actief slib Slib uit bepaalde waterzuiveringsinstallaties (actief-slibinstallatie), bestaande uit minerale en organische deeltjes en overdekt met micro-organismen actief transport

actief transport Het energievergende transport van moleculen of ionen door de celmembraan tegen de concentratiegradiënt in.

actief/passief-dimensie

actief/passief-dimensie In de theorie van Freud zijn dit de tegengestelde wijzen waarop een individu zijn driftdoelen realiseert. Iemand met een actieve actiepotentiaal

actiefase

actiefase Toestand van de zenuwvezel tijdens het passeren van een impuls. Daarna is gedurende korte tijd, de herstelfase, geen prikkelgeleiding mogelijk.

actie-onderzoek (psychol.) Wijze van wetenschappelijk onderzoek waarbij niet volstaan wordt met het afstandelijk analyseren, maar waarbij tegelijke

actiepotentiaal Potentiaalverschil tussen het deel van de membraan van een zenuwcel in rust en in geprikkelde toestand. Het ontstaan van een actiepotentiaal actietendens

actietendens Ook activatiewijze. In de emotietheorie van de Nederlandse psycholoog Nico H. Frijda de geneigdheid tot handelen. Volgens Frijda is actieve kool

actieve kool Kool met een enorm bindingsvermogen, verkregen door grote porositeit. Toepassing in filters die water of lucht zuiveren van kleur-, smaak- actieve plek

actieve plek Centrum van chemische reactiviteit in een molecule, bijvoorbeeld in een enzym of een polymeer. Ook het oppervlak van vaste-stofkatalysatoren actie-onderzoek (psychol.)

actine

actine Een contractiel eiwit, waaruit een dwarsgestreepte spiervezel (myofibril) is opgebouwd. De eiwitmoleculen zijn gerangschikt in bundels: dunne actinefilamenten

actinefilamenten Een van de elementen waaruit een dwarsgestreepte spiervezel is opgebouwd. Van belang bij het samentrekken van een spier.

acting out-gedrag

acting out-gedrag 1. Het afreageren van innerlijke conflicten op onschuldige buitenstaanders zonder dat de persoon zich bewust is van de oorzaak actinomycinen

actinomycinen Groep van antibiotica, geproduceerd door bacteriën uit het geslacht Actinomyces. Actinomycinen remmen de groei van micro-organismen, actinomycose

actinomycose Infectieziekte veroorzaakt door schimmels van het geslacht straalschimmel (Actinomyces). Geeft aanleiding tot zwelling, ontsteking

activisme

activisme Leer en levenshouding, waarin doelgerichtheid van de wil en daadkrachtig handelen centraal staan. Het kennen en denken moeten in dienst activiteit (scheik.)

activiteit (scheik.) Mate waarin chemische stoffen zich volgens de ideale wetten gedragen. In verschillende deelgebieden wordt de activiteit met een activiteiten van het dagelijks leven

activiteiten van het dagelijks leven (ADL) Term uit de revalidatie waarmee allerlei dagelijkse handelingen (wassen, aan- en uitkleden, naar het toilet actomyosine

actomyosine Reversibele binding tussen de twee spiereiwitten actine en myosine, die bij samentrekking van spiervezels ontstaat.

actor-waarnemereffect

actor-waarnemereffect Ook actor-toeschouwerfenomeen. Dit is het verschil in de beoordeling van een actie. Een toeschouwer en een actor verschi

actualiseren (psychol.)

actualiseren (psychol.) Het oproepen van informatie die in het geheugen ligt opgeslagen.

actualisme

actualisme (uniformitarianisme) In de geologie gangbare opvatting dat vroeger de aardkorst door dezelfde processen en krachten veranderde als waardoor actuele neurose

actuele neurose (Duits: Aktualneurose) Een neurose die Freud op grond van de wijze waarop zij ontstaat, onderscheidde van de psychoneurose. De acupunctuur

acupunctuur Oude, van oorsprong Chinese geneesmethode, waarbij naalden op bepaalde plaatsen (acupunctuurpunten) in de huid worden gestoken. acustico-lateraal systeem

acustico-lateraal systeem Evenwichtszintuig en zijlijnzintuig samen. Men neemt aan dat het evenwichtszintuig van de gewervelde dieren zich heeft acute buik

acute buik Medische term voor een plotseling optredende, hevige buikpijn, ten gevolge van een infectie, een afsluiting van de darm, een steen in de acute stress-stoornis

acute stress-stoornis Een angststoornis die is ontstaan na een zeer ingrijpende gebeurtenis als een oorlog of een natuurramp. Het trauma wordt steeds ad hoc-aanpassing

ad hoc-aanpassing (lett: aanpassing tot hier, tot dit moment) Een aanpassing achteraf van een theorie of hypothese naar aanleiding van een weerlegging. adamsappel

adamsappel Het voelbare, naar voren gerichte deel van het schildkraakbeen (het grootste kraakbeenstuk van het strottenhoofd). Bij de man sterker Adamson, George

Adamson, George (1906-1989) Brits natuurbeschermer. Adamson kwam in 1924 met zijn echtgenote Joy naar Kenya en voorzag op uiteenlopende

Adams-Stokes-syndroom

Adams-Stokes-syndroom Aanvalsgewijs bewusteloos raken doordat het hart plotseling niet meer voldoende bloed uitpompt om de hersenen van zuurst

Adanson, Michel

Adanson, Michel (1727-1806) Frans botanicus van Schotse origine. Bezocht Senegal en beschreef de apenbroodboom (baobab), die naar hem Adansonia adaptatie (biol.)

adaptatie (biol.) (lett: aanpassing) In het gebruik heeft het woord nogal uiteenlopende betekenissen. 1. De aanpassing van de gevoeligheid van een adaptatiesyndroom

adaptatiesyndroom Natuurlijke aanpassingsreactie van een organisme op belastende invloeden zoals infectie, beschadigingen en spanningen. De Canadese adders

adders Hoog ontwikkelde slangen met een gifapparaat, die hun jongen vaak levend baren. Twee families: echte adders (Viperidae) en groefkopadders

addertongfamilie

addertongfamilie (Ophioglossaceae, klasse varens) Omvat twee soorten: de addertong (Ophioglossum vulgatum) en de maanvaren. De bladeren zijn Addison, ziekte van

Addison, ziekte van Aandoening gekenmerkt door een geleidelijk verminderde vorming van hormonen door de bijnierschors (chronische bijniersch

additieve-factorenmethode

additieve-factorenmethode Een wijze van onderzoek doen om uit te vinden uit hoeveel deelprocessen een mentaal proces is samengesteld. Deze benader

adelaar (biol.)

adelaar (biol.) Verouderd synoniem voor arend.

adelaarsroggen

adelaarsroggen (familie Myliobatidae, orde roggen) Ook wel vleermuisroggen genoemd, omdat ze hun borstvinnen gebruiken als de vleugels van een adelaarsvaren

adelaarsvaren (Pteridium aquilinum, orde landvarens, Filicales) Massaal voorkomend op voedselarme gronden. Wanneer men de bladvoet scheef adembuis

adembuis Buis waarmee sommige waterbewonende insectenlarven lucht opnemen boven het wateroppervlak.

ademcentrum

ademcentrum Groepje in het verlengde merg gelegen zenuwcellen die frequentie en diepte van de ademhaling regelen. Het ademcentrum reageert v

ademfrequentie

ademfrequentie (ademhalingsfrequentie) Aantal ademhalingen per minuut, bij volwassenen in rust tussen 12 en 20, bij kinderen ongeveer 25. Normaal ademhaling

ademhaling bij de mens Term die een aantal begrippen omvat, waaronder ook het gewone in- en uitademen: de lucht wordt de longen ingezogen (ademhalingsgymnastiek

ademhaling Opname van zuurstof en afgifte van kooldioxide. Elke cel van plant, dier en mens heeft energie nodig om in leven te blijven. Een van de ademhaling bij de mens

ademhalingsgymnastiek Bepaalde lichaamsoefeningen, gericht op een juiste manier van ademhalen. Is van belang voor o.a. patiënten met astma. Vo

ademhalingsketen

ademhalingsketen (cytochroomsysteem, terminale oxidatie) Laatste stappen in het celademhalingsproces, waarbij elektronen van waterstofatomen ademhalingsorganen

ademhalingsorganen Organen waarin bij dieren en de mens de gaswisseling plaatsvindt. Eenvoudige dieren, die leven in water of een vochtige omgeving, ademhalingsspieren

ademhalingsspieren Spieren die bij de inademing samentrekken en zo de borstkas ruimer maken. De normale ademhalingsspieren. zijn het midden

ademhalingsstelsel

ademhalingsstelsel (tractus respiratorius) Geheel der organen die betrokken zijn bij de ademhaling. Omvat bij de mens en de meeste op land levende ademhaling, borstademhaling,

ademopeningen (stigmata) Openingen in de huid van insecten die een verbinding vormen tussen het tracheeënstelsel en de buitenwereld. Via de ademopeningen ademstilstand

ademstilstand (apneu) Het uitblijven van de normale ademhalingsbewegingen. Bij een nog ongeboren kind is dit normaal; ook tijdens een narcose ademwortel

ademwortel (pneumatofoor) Wortel van planten in moerassige streken. In de diepere bodemlagen is de zuurstofvoorziening van de wortels onvoldoende. adenine

adenine Stikstofbase die een onderdeel vormt van tal van verbindingen, o.a. DNA, RNA, enkele enzymen en adenosine-trifosfaat. Vormt in DNA een adenosine

adenosine Chemische verbinding die van belang is voor de energiehuishouding in de cel. Bestaat uit de stikstofhoudende base adenine en de suiker adenotomie

adenotomie Operatieve verwijdering van de neusamandel, toegepast wanneer deze vergroot en/of ontstoken is. Kan gebeuren onder een 'roesje' of onder adequate prikkel

adequate prikkel Prikkel van dusdanige aard en sterkte dat een zintuigcel of zenuwvezel een reactie vertoont (fysiologisch adequate prikkel). Als de ader

ader Bloedvat dat bloed naar het hart toevoert. Grotere aders in de onderste helft van het lichaam zijn voorzien van kleppen die ervoor zorgen dat het aderkleppen

aderkleppen Kleppen die zich om de ca. 10 cm aan de binnenkant van de aders in armen en benen bevinden. Laten het bloed alleen door in de richting aderlating

aderlating (venasectie) Het opensnijden van een ader voor het afnemen van een grote hoeveelheid bloed. Wordt soms gedaan wanneer het bloed te veel aderontsteking

aderontsteking (thrombophlebitis) Ontsteking van de wand van een ader, meestal in een van de beenaderen. Bijna altijd gaat een aderontsteking samen aderpols

aderpols Het kloppen van de aders in de hals. In halfrechtop liggende stand in de kom boven het borstbeen zichtbaar. Doordat deze aders in directe aderverkalking

aderverkalking Onjuiste term voor dementie en atherosclerose. Atherosclerose is een bloedvataandoening waarbij er in de slagaders (en dus niet in Adler, Alfred

Adler, Alfred (1870-1937) Oostenrijks medicus en psychiater. Hij was aanvankelijk volgeling van Freud, maar brak met hem in 1911 op grond van adnexa

adnexa Organen die verbonden zijn aan een ander orgaan. Wordt meestal gebruikt voor de organen (eileider en eierstok) die in verbinding staan met adnexitis

adnexitis Ontsteking van de eileider(s) en eierstok(ken). Verschijnselen: koorts, buikpijn en uiteindelijk vaak een verminderde vruchtbaarheid. Oorzaak: adolescentie

adolescentie 1. In de Nederlandstalige literatuur: de ontwikkelingsperiode die volgt op de puberteit. Deze duurt ongeveer van het zestiende tot het adoptieproblematiek

adoptieproblematiek De psychische problemen waarmee adoptie gepaard gaat. Voor adoptiekinderen is het vaak moeilijk te verwerken dat hun bio

adrenaline

adrenaline (epinefrine) Een stof die in het lichaam als hormoon en als neurotransmitter fungeert. Als hormoon is deze stof afkomstig uit het bijniermerg adrenerg neuron

adrenerg neuron Een sympathische zenuwcel die aan het uiteinde noradrenaline afscheidt, een neurotransmitter met prikkelende werking. In het andere adrenocorticotroop hormoon

adrenocorticotroop hormoon (ACTH, adrenocorticotrofine) Hormoon dat wordt afgescheiden door de voorkwab van de hypofyse; stimuleert productie adrenogenitaal syndroom

adrenogenitaal syndroom (AGS) Combinatie van verschijnselen als gevolg van een enzymstoornis in de schors van de bijnieren (adrenes). Een aangeb

adres (psychol.)

adres (psychol.) In geheugentheorieën binnen de cognitieve psychologie wordt de computer gebruikt als metafoor voor de menselijke informatieverwerking; Adrian, Edgar Douglas

Adrian, Edgar Douglas (1889-1977) Brits fysioloog, hoogleraar te Cambridge (1937-51), hoofd van Trinity College aldaar (1951-65) en rector van

advanced organizers

advanced organizers Informatie in een tekst die erop gericht is om te leren materiaal te relateren aan reeds aanwezige kennis. Hierdoor worden nieuwe adventiefplanten

adventiefplanten Planten die door de mens onopzettelijk zijn overgeplaatst naar een omgeving waar ze van nature niet thuishoren. Adventiefplanten Aedes aegypti

Aedes aegypti Muskiet van het geslacht Aedes. Overbrenger van gele koorts en dengue, tropische ziekten die door een virus worden veroorzaakt.

aëratie

aëratie (beluchting) Doorblazen van lucht door vloeistof (bijv. afvalwater), hooi (tegen broei), meestal om bepaalde biologische processen te bevorderen. aërobe bacteriën

aërobe bacteriën Bacteriën die alleen in aanwezigheid van zuurstof kunnen leven.

aerobic-dance

aerobic-dance Intensieve gymnastiek op stimulerende muziek. Ontwikkeld door de Amerikaan Jacky Sorenson voor dames van luchtmachtofficieren aërobiologie

aërobiologie Wetenschap die het passieve transport door de lucht van zwevende organismen (aëroplankton) of van deeltjes die van levende organismen aërofagie

aërofagie Het - meestal onbewust - inslikken van grote hoeveelheden lucht. Veroorzaakt oprispingen, opgeblazen gevoel in de buik en het laten van aëroob

aëroob Eigenschap van alle cellen en organismen die om in hun energiebehoefte te voorzien, vrije zuurstof opnemen. Zij hebben een citroenzuurcyclus aërosol

aërosol Fijn verdeelde vaste stof of vloeistof die zich zwevend in de atmosfeer verspreidt, bijvoorbeeld roet of rookdeeltjes. Luchtverontreiniging bestaat aërotaxis

aërotaxis Actieve plaatsverandering van micro-organismen (vooral bacteriën) in de richting van de gunstigste zuurstofconcentratie.

afagie

afagie Weigering om te eten (en in extreme gevallen om te drinken) veroorzaakt door een beschadiging van de hypothalamus. De weigering van voedsel afasie

afasie Een taalstoornis die veroorzaakt wordt door beschadiging van bepaalde hersendelen. Er zijn vele soorten afasie. De meest bekende zijn: 1. Broca's afasietest

afasie, motorische Afasie waarbij het vormen van woorden in de hersenen gestoord is. De patiënt weet wel wat hij wil zeggen, maar hij spreekt slechts afasie, sensorische

afasie, sensorische Afasie waarbij het begrijpen van de taal verloren is gegaan. Het is alsof men tegen de patiënt spreekt in een voor hem volkomen AFBC

afasietest Een test waarmee vastgesteld kan worden of iemand aan afasie lijdt. Veel gebruikte tests zijn de Tokentest en de SAN-test. Bij de Tokentest afasie, motorische

AFBC (Atmospheric Fluidized Bed Combustion) Verbrandingsproces waarbij men de brandstof in de oven d.m.v. een toegevoerde luchtstroom in zwevende afbraakproduct

afbraakproduct (metaboliet) Stof die ontstaat bij een natuurlijk afbraakproces, waarbij gecompliceerde stoffen omgezet worden in eenvoudige. Belangrijke afbreekbaar

afbreekbaar Eigenschap van stoffen om in het milieu door micro-organismen omgezet te worden in kooldioxide, water en mineralen. Vooral van belang affect

affect 1. Een bepaalde emotie of een bepaald gevoel met betrekking tot een specifieke situatie of gebeurtenis. 2. Een bepaalde vorm van gedrag dat een

affectieve functie

affectieve functie Deze term is afkomstig uit de functieleer en staat voor het voelen. Naast de affectieve functies worden conatieve functies (willen affectieve verwaarlozing

affectieve verwaarlozing Een vorm van kindermishandeling, gekenmerkt door een ernstig en chronisch tekort aan ouderlijke liefde (binnen het gez

affectlabiliteit

affectlabiliteit Het onvermogen om de emoties en de uitingen daarvan in bedwang te houden, zodat deze enorme schommelingen doormaken. Het is afferent

afferent Ook aanvoerend. Richtingaanduiding in het zenuwstelsel: van perifeer (het lichaam) naar centraal (de hersenen). Afferente zenuwbanen vervoeren affordance

affordance De `behandelingspotentialiteit' in de theorie van J.J. Gibson. Volgens Gibson wordt bij de visuele waarneming niet alleen de vorm van objecten afgeleid orgaan

afgeleid orgaan Orgaan bij planten dat is afgeleid van een van de drie hoofdorganen: stengel, wortel en blad. De bloemen van bedektzadigen bijv. zijn afhankelijke persoonlijkheid

afhankelijke persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis, waarbij er sprake is van een buitensporige behoefte afhankelijkheid

afhankelijkheid 1. In de statistiek: de samenhang tussen variabelen. De verandering in de ene variabele gaat gepaard met veranderingen in de andere. afhankelijkheid, geestelijke

afhankelijkheid, geestelijke Belangrijk verschijnsel bij een verslaving, veroorzaakt doordat de betreffende drug bij de persoon positieve gevoelens afhankelijkheid, lichamelijke

afhankelijkheid, lichamelijke Verschijnsel bij verslaving aan o.a. alcohol en morfine, veroorzaakt doordat het lichaam gewend is geraakt aan deze afkicken

afkicken Proces van het al dan niet vrijwillig stoppen met druggebruik door een verslaafde. Gaat meestal gepaard met ernstige onthoudingsverschijnselen.

aflatoxine

aflatoxine Door de schimmel Aspergillus flavus afgescheiden stof, die leverkanker kan veroorzaken. De schimmel leeft o.a. op pinda's. In Europa worden afleren

afleren Het niet meer optreden van een bepaald soort gedrag als het gevolg van oefening. Deze term wordt o.a. in de gedragstherapie gebruikt. Bedplassen afname-effect

afname-effect De tendentie in parapsychologische experimenten dat een significante boven- of benedenkansscoring gedurende het experiment nog afnavelen

afnavelen Doorknippen van de navelstreng na de geboorte. Kan pas gebeuren als de pasgeborene heeft geademd. De navelstreng wordt op twee plaatsen, afrasie

afrasie Het niet willen of niet kunnen spreken, zonder dat daar een organische oorzaak voor aangewezen kan worden. De stoornis heeft in tegenstelling afreageren

afreageren 1. In het dagelijkse spraakgebruik: het botvieren van frustraties op een (meestal onschuldig) persoon of voorwerp. 2. In de psychoanalyse: Afrikaanse olifant

Afrikaanse olifant (Loxodonta africana, orde slurfdieren, Proboscidae) Grootste levende landdier; kan een gewicht van 7500 kg bereiken. Zeer grote afrikaantje

afrikaantje (geslacht Tagetes) Planten van de composietenfamilie (Compositae), oorspronkelijk uit Mexico. In Nederland en België in vele vormen afrodisiacum

afrodisiacum Middel om de seksuele verlangens en potentie te versterken. Meestal alleen een suggestief effect. (biol.) Seksferomoon (signaalstof), afscheiding (biol.)

afscheiding (biol.) (secretie) Het vrijkomen van door kliercellen gemaakte stoffen in buizen of lichaamsholten. De term wordt ook gebruikt voor het afschilfering

afschilfering (desquamatie, huidschilfering) Loslaten van de oppervlakkige laag van de opperhuid. Normaal wordt de opperhuid in 4 weken door afsterving afsnijdscore

afsnijdscore (Eng: cut-off score) De score op een selectietest die minimaal gehaald moet worden om te worden toegelaten. Bijvoorbeeld: om aangenomen afstotingsreactie

afstotingsreactie Reactie na transplantie van lichaamsvreemd weefsel of orgaan, waardoor dit onwerkzaam wordt. De afstotingsreactie wordt veroorzaakt aftands paard

aftands paard Paard van 25-30 jaar. Aan de mate waarin de tanden zijn afgesleten en de richting waarin de snijtanden staan, kan men bepalen hoe oud afte

afte Klein, ondiep zweertje aan het mondslijmvlies. Aften komen vooral voor aan de binnenkant van de lippen en aan de tong. Ze zijn geelwit en omgeven afval

afval Voorwerpen of stoffen die hun functie verloren hebben en overtollig overblijven. Men kan verschillende soorten afval onderscheiden. Huishoudelijk afvalmakelaar

afval, gevaarlijk

afval, gevaarlijk Afval bestaande uit chemische stoffen (organisch en anorganisch). Met het in 1994 van kracht worden van het hoofdstuk Afvalstoffen afval, huishoudelijk

afval, huishoudelijk Afval afkomstig van huishoudens. Per hoofd van de bevolking rekent men in Europa op 300 - 400 kg huishoudelijk afval. Het afval, industrieafval,

afval, radioactief Afval dat radioactieve stoffen bevat. Is vooral afkomstig van kerncentrales en te verdelen in HAVA (hoogactief afval zoals splijtingsstoffen), afval, vloeibaar radioactief

afval, vloeibaar radioactief Radioactief afval in vloeibare vorm; heeft meestal een lage (LAVA: laagactief vloeibaar afval) of middellage activiteit

afvalmakelaar Tussenpersoon die onderhandelt bij het afvoeren van afval. Gevaarlijk chemisch afval verdwijnt vaak door toedoen van dubieuze internationale afvalstoffen

afvalstoffen In 1994 werd de wetgeving met betrekking tot afvalstoffen ondergebracht in de Wet Milieubeheer (milieuwetgeving). Hiermee kwamen Afvalstoffendecreet

Afvalstoffendecreet Belgische wet (2 juli 1981) die tot doel heeft het ontstaan van afvalstoffen te voorkomen, hergebruik, terugwinning of recyclin

Afvalstoffenwet

Afvalstoffenwet Milieuwet van 1977 met als uitgangspunt 'de vervuiler betaalt'. Een ieder die afvalstoffen produceert of doet ontstaan, moet zorgen afvalverbrandingsinstallatie

afvalverbrandingsinstallatie (AVI) Industriële inrichting voor het verbranden van afval in ovens met hoge temperatuur. Bijzondere aandacht moet afvalverwerking

afvalverwerking Processen die erop zijn gericht om huishoudelijk en industrieel afval op te ruimen of om te zetten in minder schadelijke stoffen, deels afvalwarmte

afvalwarmte Warmte die bij elektriciteitsopwekking en veel industriële processen vrijkomt. Om oververhitting van een deel van een installatie te voorkomen afvalwater

afvalwater Water dat door het gebruik zodanig van samenstelling is veranderd dat het niet meer geschikt is voor verder gebruik. Men onderscheidt o.afvalwaterzuivering

afvalwater, huishoudelijk Afvalwater afkomstig van woonhuizen. Ook het afvalwater uit de sanitaire ruimten en keukens van bedrijven, organisaties

afvalwaterzuivering Het behandelen van huishoudelijk of industrieel afvalwater voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd. In de eerste stap afvalwater, huishoudelijk

afvoerende zenuw

afvoerende zenuw (motorische of efferente zenuw) Zenuw die impulsen van het centrale zenuwstelsel naar het perifere zenuwstelsel voert.

afweermechanismen

afweermechanismen Manier om onbewuste verlangens en impulsen die 'niet kunnen' om te zetten in een gevoel dat voor het bewuste wel aanvaardbaar afweerreactie

afweerreactie Reactie waarmee een organisme zich verweert tegen binnengedrongen ziekteverwekkers en soortvreemde eiwitten. Een vorm van afweer afweerstijl

afweerstijl De algemene wijze waarop iemand gebruik maakt van afweermechanismen. Dit begrip werd geïntroduceerd door de Amerikaanse psychiater afweerstoornissen

afweerstoornissen Ontbreken van een goede afweer tegen ziektekiemen door een falen van het afweersysteem (immuunsysteem). Zowel een te sterke afweersysteem

afweersysteem (immuunsysteem) Het geheel van reacties in het lichaam, die optreden wanneer het lichaam aangevallen wordt door binnendringende afwijkend gedrag

afwijkend gedrag Ook deviant gedrag. 1. Gedrag dat symptomatisch is voor psychische stoornissen of geestelijke onvolwaardigheid. 2. Gedrag dat afwijkingen, aangeboren

afwijkingen, aangeboren (congenitale afwijkingen) Alle afwijkingen die al bij de geboorte zichtbaar zijn of in aanleg aanwezig zijn en later in het agamen

agamen (familie Agamidae) Hagedissen met goed ontwikkelde poten en een lange staart. Deze familie van de reptielen, vooral voorkomend in Afrika,

agar-agar Veel gebruikte voedingsbodem voor bacteriën. Vooral in Japan geproduceerd. Men kweekt veel soorten roodwieren en bruinwieren op bamboetakken Agassiz, Jean Louis Rodolphe

Agardh, Carl Adolf

Agardh, Carl Adolf (1785-1859) Zweeds bisschop en botanicus, algoloog (algenkundige). Beschreef de systematiek van de algen in zijn 'Icones algarum agar-agar

Agassiz, Jean Louis Rodolphe (1807-1873) Zwitsers paleontoloog en geoloog. Schreef monografie over Braziliaanse vissen (1829) en stichtte aan agavefamilie

agavefamilie (Agavaceae, orde lelieachtigen) Grote planten met een wortelstok en een rozet van dikke bladeren; bloeien maar één keer en stervan dan ageusie

ageusie Afwezigheid van het smaakvermogen. Onder deze term vallen alleen organische stoornissen. De oorzaak kan centraal in de hersenen zijn gelegen, agglutinatie

agglutinatie Samenklontering van bloedcellen door bepaalde stoffen uit het bloedplasma, agglutininen genaamd. Zulke agglutininen vormen de basis aggregatie (biol.)

aggregatie (biol.) Opeenhoping van individuen (vooral lagere dieren, bijv. mosselbanken) die ontstaat doordat een aantal individuen door dezelfde

agnosie

agnosie (lett: geen inzicht) Het als gevolg van hersenbeschadiging(en) zintuiglijke informatie nog wel kunnen opnemen, maar niet meer kunnen herkennen. agogie(k)

agogie(k) De deskundige hulpverlening aan, en opvoeding en vorming van, personen en maatschappelijke groeperingen. Deelgebieden van de agogie(agologie

agologie Wetenschap die de deskundige begeleiding van doelbewuste veranderingen van personen of groepen bestudeert.

agrammatisme

agrammatisme Het onvermogen om de bestaande taalregels te gebruiken. Hierdoor bestaat geen begrip voor de woordvolgorde in zinnen en raakt ook agranulocytose

agranulocytose Een tekort aan een bepaald soort witte bloedcellen, namelijk de granulocyten. Deze cellen heten zo omdat ze, onder de microscoop agressie

agressie Alle handelingen en houdingen (aanval en dreiging) waarmee dieren elkaar op een afstand houden, verwonden of doden. Er bestaat groot agrimonie

agrimonie (geslacht Agrimonia) Welriekende planten van de rozenfamilie. In Nederland en België vrij algemeen langs wegen en dijken en in graslanden.

Aha-erlebnis

Aha-erlebnis De o-zit-dat-zo-belevenis. Het gevoel dat zich voordoet bij plotseling inzicht in de oplossing van een probleem. Het plotseling verworven aids

aids (Afkorting van de Engelse term: acquired immune deficiency syndrome, ofwel 'verworven immuun-deficiëntiesyndroom') Aids is een ziekte waarbij aigrette

aigrette Lange witte rugveer van de grote zilverreiger (Casmerodius albus). Aigrettes verschijnen in het broedseizoen. Ze waren rond de eeuwwisseling akeleien

akeleien (geslacht Aquilegia, ranonkelfamilie, Ranunculaceae) Voorkomend in voedselrijke loofbossen in de ondergroei. De bloemen van a. bestaan akineten

akineten (reservesporen; aplanosporen) Ongeslachtelijke, onbeweeglijke sporen van de groenwieren (klasse Chlorophyceae) met een dikke wand en akkerdistel

akkerdistel (Cirsium arvense, familie Compositae) Bloeiwijze bestaande uit of alleen vrouwelijke of alleen mannelijke bloemen. Evenals bij de andere

akkerhoningklaver

akkerhoningklaver (Melilotus officinalis, familie vlinderbloemigen, Papillionaceae) Forse plant die vaak meer dan een meter hoog kan worden. Talrijke akkerwinde

akkerwinde (Convolvulus arvensis, windefamilie, Convolvulaceae, orde nachtschadeachtigen, Solanales) Zeer algemeen op bouwland, akkers en in

Akt-psychologie

Akt-psychologie Een historisch gezien interessante tak van de psychologie, die verbonden is aan Franz (von) Brentano (1838-1917). Deze was opgeleid alanine

alanine (2-aminopropionzuur) In de natuur voorkomend aminozuur, met formule: HOOC-CH-(NH2)-CH3). Witte kristallijne stof, enigszins in water alanten

alanten (geslacht Inula, composietenfamilie, Compositae) Hoog opschietende kruiden met vaak donzig behaarde bladeren en gele bloemen. 150 soorten, alarmfase

alarmfase (waarschuwingsfase) Situatie waarin men op de gevolgen van luchtverontreiniging bedacht moet zijn. Men spreekt tegenwoordig vaak van alarmferomonen

alarmferomonen Feromonen (signaalstoffen), voorkomend bij sociaal levende insecten. Raakt een dier uit de kolonie gewond, dan worden alarmferomonen alarmroep

alarmroep Waarschuwingsroep van dieren bij dreigend of aanwezig gevaar. Alarmgeluiden zijn meestal kort, schel en worden herhaald. De a. is niet alastrim

alastrim (kafferpokken, variola minor) Op pokken gelijkende ziekte met een veel goedaardiger verloop. Wordt veroorzaakt door het alastrimvirus. De albatrossen

albatrossen (familie Diomedeidae) Grote vogels met lange spitse vleugels, zweefvliegers van zuidelijke oceanen. Bij windstilte zijn ze hulpeloos en albinisme

albinisme Zeldzame erfelijke stoornis in de aanmaak van het pigment melanine. De aandoening komt bij ongeveer 1 op de 20.000 mensen voor, maar albumine

albumine Groep van natuurlijke eiwitten die zich onderscheiden door een nog redelijke oplosbaarheid bij het iso-elektrisch punt (anders dan bijv. globulinen). alcoholgisting

alcoholgisting Gisting, d.w.z. omzetting van glucose zonder zuurstof, waarbij alcohol (ethanol) en kooldioxide (CO2) als eindproduct worden gevormd. Alcoholics Anonymous

Alcoholics Anonymous (AA, Anonieme Alcoholisten) Over de gehele wereld verspreide organisatie gericht op hulp van en aan alcoholisten onderli

alcoholisme

alcoholisme Misbruik van of verslaving aan alcoholhoudende dranken. Oorzaken van alcoholisme Er zijn veel verklaringen voor de oorzaken va

alcoholmisbruik

alcoholmisbruik De buitensporige inname van alcohol, waardoor geestelijk en lichamelijk verval optreedt. De persoon is verslaafd en kan niet meer alcoholspiegel

alcoholspiegel Hoeveelheid alcohol die in een bepaalde hoeveelheid bloed aanwezig is, vaak uitgedrukt in duizendsten (promillage). De alcoholspiegel alcoholvergiftiging

alcoholvergiftiging Vergiftiging door het gebruik van grote hoeveelheden alcohol. Acute alcoholvergiftiging leidt voornamelijk tot maagslijmvliesontsteking aldosteron

aldosteron Hormoon uit de bijnierschors, behorend tot de mineralocorticosteroïden. Bevordert de uitscheiding van kalium en het vasthouden van natrium.

Aldrovandi, Ulisse

Aldrovandi, Ulisse (1522-1605) Italiaans natuuronderzoeker en medicus. Doceerde in Bologna en stichtte er een botanische tuin. Zette een encyclopedie alen

alen (orde Anguilliformes) Vissen met typische slangevorm, bekend van de gewone paling of aal (Anguilla anguilla). Vijfentwintig families die op één aleuronlaag

aleuronlaag Buitenste, één tot drie cellen dikke laag van het endosperm van graankorrels. De aleuronlaag is vergroeid met de zaadhuid en bevat veel alfa-cellen

alfa-cellen 1. Bepaalde cellen in de eilandjes van Langerhans (in de alvleesklier) waarin het hormoon glucagon wordt gemaakt. 2. De cellen in de voorkwab alfa-dier

alfa-dier Leidend dier van een groep sociaal levende dieren. In veel dierengemeenschappen stellen mannetjes en wijfjes een gescheiden rangorde op. alfa-foetoproteïne

alfa-foetoproteïne Eiwit dat door embryo's met een bepaalde afwijking (open rug) in verhoogde hoeveelheden aan het vruchtwater wordt afgegeven. alfa-helix

alfa-helix Naam voor de schroeflijnrangschikking van de aminozuurketens in eiwitten. Komt tot stand door waterstofbindingen tussen een NH-groep alfa-ritme

alfa-ritme Ook alfa-golven. Een bepaald patroon van elektrische hersenactiviteit zoals dat geregistreerd wordt op een elektro-encefalogram. Dit ritme algazel (biol.)

algazel (biol.) (Oryx gazella dammah, sabelantilope; onderfamilie paardantilopen, Hippotraginae) Opvallend getekend woestijndier, voorkomend in Algemene Gehandicapten Attitude Schaal

Algemene Gehandicapten Attitude Schaal (AGAS) Individueel af te nemen test die meet in hoeverre een lichamelijke handicap of chronische ziekte algemene ontwikkeling

algemene ontwikkeling 1. In het dagelijks spraakgebruik veel gebruikte term, waarvan de betekenis nogal vaag is. Meestal wordt er een veelzijdige algemene taalwetenschap

algemene taalwetenschap De algemene taalwetenschap of linguïstiek houdt zich bezig met de bestudering van de natuurlijke taal; hiertoe mogen algen

algen (wieren, hoofdafdeling Phycophyta) Lagere planten die voorkomen in zee, in zoet water en op vochtige plaatsen op het land. Dank zij de aanwezigheid algenbloei

algenbloei Tijdelijke massale ontwikkeling van een of meer algesoorten in zeewater of in zoet water. Normaal gesproken is algenbloei een uitzonderlijk algeneters

algeneters (familie Gyrinocheilidae, orde karpers, Cypriniformes) Vissen die in woest water algen van de bodem kunnen grazen. Hebben een extra algesie

algesie Het vermogen om pijn te ervaren. Bij sommige ernstige psychiatrische ziektebeelden kan dit vermogen verloren gaan, zonder dat hier een organische algine

algine Verzamelnaam voor polysacchariden die in bruinwieren voorkomen. Bevatten vooral zouten en esters van alginezuur, moleculegewicht circa algolagnie

algolagnie (lett: pijnwellust) Het ervaren van seksuele opwinding bij het pijnigen van iemand of bij het zelf gepijnigd worden.

alkaloïden

alkaloïden Groep in planten voorkomende, basisch reagerende stoffen die merendeels sterke vergiften zijn voor dier en mens. Behoren chemisch meestal alkalose

alkalose Toestand waarbij het bloed te basisch is en dus de pH te hoog (groter dan 7,43). Ontstaat door groot verlies van zuren, bijv. bij overmatig braken, alken

alken (suborde Alcae) Zeevogels uit noordelijke streken, verwant aan meeuwen; goede duikers en zwemmers, nestelen in holen of in de open lucht op allantoïs

Allan, regel van Regel in de zoögeografie: soorten die leven in koudere delen van een bepaald gebied op aarde, bezitten kleinere oren, staart, snavel allel

allantoïs Embryonale uitgroeiing van de oerdarm die de ruimte opvult tussen amnionvlies en chorionvlies. Hierin worden de afbraakproducten van Allan, regel van

allel Een van de twee (of meer) vormen van een zelfde gen (erfelijke eigenschap), die op dezelfde vaste plaats ('locus') op een bepaald chromosoom

allelen, multipele

allelen, multipele Meer dan twee allelen van één gen. Binnen een populatie komen voor een bepaalde eigenschap vaak meer dan twee allelen voor, allelomorfische paren

allelomorfische paren Fysisch-antropologische term voor paren van contrasterende erfelijke eigenschappen (bijvoorbeeld lang-kort; blauwe-bruine allelopathie

allelopathie Concurrentieverschijnsel bij planten; wanneer plantesoorten elkaars groei wederzijds remmen wordt gesproken van allelopathie.

allergeen

allergeen Stof die een allergische reactie opwekt. Bekende allergenen zijn pollen van bloeiend gras, huidschilfers van mens en dier, huisstof, bepaalde allergie

allergie (overgevoeligheid) Een 'verkeerd' gerichte reactie van het afweersysteem (immuunsysteem) van het lichaam. Gewoonlijk beschermt het lichaam alleseters

alleseters (omnivoren) Dieren die plantaardig en dierlijk voedsel eten.

alles-of-niets-wet

alles-of-niets-wet Regel volgens welke de impulsgeleiding door zenuwvezels en de samentrekking van spieren geschiedt. Alleen wanneer een prikkel alligators en kaaimans

alligators en kaaimans lie Alligatoridae, orde krokodillen, Crocodylia) Voorkomend in de Nieuwe Wereld. Vooral bekend de mississippialligator

allopathie

allopathie Geneeswijze die vooral toepassing vindt in de officiële geneeskunde en waarbij men geneesmiddelen gebruikt die bij een gezonde proefpersoon almachtsfantasie

almachtsfantasie Het idee de hele wereld naar de eigen hand te kunnen zetten. Dit is volgens Freud een normaal onderdeel van de gedachtewereld alpenwatersalamander

alpenwatersalamander (Triturus alpestris alpestris, orde salamanders, Urodela) Voorkomend in het gehele Alpengebied en de Benelux in stromend alsem

alsem (geslacht Artemisia) Aromatische kruiden en halfheesters van de composietenfamilie (Compositae). Alleen voorkomend op het noordelijk ha

alter ego

alter ego (Lat.: ander of tweede ik) 1. Aanduiding voor iemand die het volledige vertrouwen geniet van een ander en deze in alles bijstaat of vervangt. alternatieve geneeswijzen

alternatieve geneeswijzen Alle vormen van diagnostiek en therapie, die niet op de medische faculteiten worden onderwezen. De meest bekende zijn: Altman, Sidney

Altman, Sidney (geb. 1939) Canadees chemicus, verbonden aan Yale University, New Haven, Connecticut, VS. Altman kreeg in 1989 samen met Thomas altruïsme

altruïsme Term afkomstig van de Franse filosoof Auguste Comte, ook onbaatzuchtigheid. Onzelfzuchtig gedrag, waarbij het individu zich opoffert. aluin

aluin Kaliumaluminium(III)sulfaat, kleurloze kristallijne verbinding, dichtheid 1760 kg/m3. Beitsende, eiwitcoagulerende werking. Tegenwoordig in alveole

alveole Longblaasje, de functionele eenheid aan het uiteinde van de vertakkingen van de bronchiën. In de alveole vindt de gaswisseling plaats. Hier alver

alver (Alburnus alburnus, familie karpers, Cyprinidae) Voorkomend in stilstaande en stromende wateren van Europa. Leeft in scholen en voedt zich alvleesklier

alvleesklier (pancreas), langwerpig orgaan dat onder de achterkant van de maag is gelegen. Het bijzondere van deze klier is dat er zowel hormonen alvleeskliergezwel

alvleeskliergezwel Gezwel in de alvleesklier dat goedaardig kan zijn of kwaardaardig (pancreascarcinoom). Een goedaardig gezwel is zeer zeldzaam; alvleesklierontsteking

alvleesklierontsteking (pancreatitis) Eén van de ernstigste buikaandoeningen. Bij een alvleesklierontsteking treedt een vorm van zelfvertering van de alvleesklierontsteking, acute

alvleesklierontsteking, acute (pancreatitis acuta) Ontsteking van de alvleesklier, waarbij het alvleeskliersap uit de kliergangetjes treedt en het alvleesklierweefsel alvleesklierontsteking, chronische

alvleesklierontsteking, chronische (pancreatitis chronica) Chronische ontsteking van de alvleesklier met bindweefselvorming en verkalking. Verschijnselen:

Alzheimer, ziekte van

Alzheimer, ziekte van Vorm van preseniele dementie, waarbij de hersencellen om onbekende reden reeds op middelbare leeftijd gaan degenereren.

amandel (biol.)

amandel (biol.) (Prunus amygdalus, pruimenfamilie, Amygdalaceae, orde roosachtigen, Rosales) Cultuurplant uit Oost-Europa en Klein-Azië met enkelvoudige amandelen (med.)

amandel, vergroting van de

amandel, vergroting van de Vergroting van de keelamandel (tonsil), meestal als gevolg van infecties met virussen en/of bacteriën. Vooral in het laa

amandelen (med.) De neusamandel (adenoid), de keelamandelen (tonsillen) en het lymfatisch weefsel van de tong vormen te zamen de zogeheten ring amandelontsteking

amandelontsteking (angina tonsillaris, tonsillitis) Ontsteking van de keelamandelen, vooral voorkomend bij kinderen en jonge volwassenen. De 'ge

amarantenfamilie

amarantenfamilie (Amaranthaceae, orde muurachtigen, Caryophyllales) Omvat drie geslachten. Bekend als sierplant: hanenkam (Celosia cristata)

amaryllistype

amaryllistype Type huidmondje van de meeste planten: twee boonvormige sluitcellen met daartussen een spleet. Langs de spleet zijn de wanden van ambergrijs

ambergrijs (grijze amber) Grijze, vetachtige stof uit de ingewanden van dode potvissen. Door langdurige inwerking van lucht en licht krijgt het op het ambidextrie

ambidextrie Vermogen om beide handen of voeten met een gelijke vaardigheid te gebruiken of het niet hebben van een voorkeur voor één van beide ambiguïteit (psychol.)

ambiguïteit (psychol.) Het gelijktijdig ; of na elkaar ; aanwezig zijn van twee of meer mogelijke betekenissen. Voorbeelden daarvan zijn homoniemen. ambitie

ambitie (eerzucht) Streven naar succes, vaak gekoppeld aan het streven naar erkenning of roem. De doeleinden kunnen op allerlei gebieden liggen, ambivalentie (psychol.)

ambivalentie (psychol.) Het gelijktijdig ; of na elkaar ; aanwezig zijn van tegengestelde affecten, motieven of gedragingen bij één persoon. Bijvoorbeeld ambulante hulpverlening

ambulante hulpverlening Iedere vorm van hulpverlening waarbij de hulpvrager niet wordt opgenomen in een instelling, maar met behulp van therapeu

ameloblasten

ameloblasten (adamantoblasten) Cellen in de tandkiem van gewervelde dieren en de mens die verantwoordelijk zijn voor de vorming van tandglazuur amenorroe

amenorroe Het niet optreden van de menstruatie bij meisjes of vrouwen. Amenorroe is normaal vóór de eerste menstruatie, na de menopauze, tijdens amentia

amentia (lett: geen geest) Een in onbruik geraakte term voor langdurige paniektoestanden, waarbij de patiënt getroffen wordt door verbijstering en radeloosheid.

American Psychological Association

American Psychological Association (APA) De grootste overkoepelende organisatie waarin psychologen zich als beroepsgroep verenigd hebben. American Society for Psychical Research

American Society for Psychical Research (ASPR) Een organisatie die zich ten doel stelt om op een rationele manier, door middel van experimenten Amerikaanse kroosvaren

Amerikaanse kroosvaren (Azolla filiculoides, kroosvarenfamilie, Azollaceae, grote kroosvaren) Oorspronkelijk uit tropisch Amerika; breidt zich sterk Amerikaanse lariks

Amerikaanse lariks (Larix laricina, dennenfamilie, Pinaceae) Naaldboom uit Canada, Alaska en Noord-Amerika; levert timmerhout. Verliest naal

Amerikaanse linde

Amerikaanse linde (Tilia americana, lindenfamilie, Tiliaceae, orde malveachtigen, Malvales) Loofboom uit Noord-Amerika, aangeplant als laanboom. amfetaminen

amfetaminen (Ook wekaminen; benzedrine; 'speed'). Een groep stoffen (o.a. benzedrine, dexidrine en preludine) die een stimulerend effect hebben amfibieën

amfibieën (klasse Amphibia, onderstam gewervelde dieren) Koudbloedige gewervelde dieren. Ca. 3000 soorten verdeeld, over kikkers en padden en amfimixis

amfimixis Samensmelting van twee gameten (geslachtscellen).

Amici, Giovanni Battista

Amici, Giovanni Battista (1786-1863) Italiaans opticien, astronoom en natuurfilosoof. Hij leverde belangrijke bijdragen aan de verbetering van de aminozuren

aminozuren Reeks koolstofverbindingen met algemene formule RCHNH2COOH, met R als een koolstofketen. Zeer belangrijk als bouwsteen van eiwitten. Amman, Johann Conrad

Amman, Johann Conrad (1669-1724) Zwitsers arts. Werkte in Amsterdam aan het onderwijs aan doofstommen. Slaagde erin een doof meisje te leren

ammonieten

ammonieten 1. (Ammonoidea) Uitgestorven klasse van de Cephalopoda (koppotigen), een klasse van de Mollusca (weekdieren). Typerend zijn de ammoniumcarbonaat

ammoniumcarbonaat Produc zonder vaste samenstelling; bekend is het handelsproduct hertshoornzout (vlugzout). Geeft langzaam ammoniakgas af

ammoniumchloride

ammoniumchloride (salmiak) Verbinding van ammoniak en chloor. Witte kristallijne vaste stof, dichtheid 1520 kg/m3. Sublimeert en ontleedt (in NH

ammoniumnitraat

ammoniumnitraat (ammonsalpeter) Verbinding uit ammoniak en salpeterzuur. Kleurloze, kristallijne vaste stof; dichtheid 1730 kg/m3, smeltpunt: 169,5°amnesie, anterograde

amnesie, anterograde Een vorm van geheugenverlies (amnesie) waarbij herinneringen ontbreken van gebeurtenissen die plaatsvonden na de gebeu

amnesie, retrograde

amnesie, retrograde Een vorm van geheugenverlies (amnesie) waarbij de herinneringen zijn aangetast van gebeurtenissen die plaatsvonden voorafgaand amnesie, voorbijgaande globale

amnesie, voorbijgaande globale Korte episode van geheugenverlies. De patiënt neemt in het geheel geen nieuwe informatie meer op in zijn geheugen amnestisch syndroom

amnestisch syndroom Ook syndroom of psychose van Korsakov. Een ernstige geheugenstoornis voor het recente en het verdere verleden, die samen

amnestisch-confabulatoir syndroom

amnestisch-confabulatoir syndroom Ook syndroom van Korsakov. De gaten in het geheugen die deze ziekte heeft veroorzaakt worden door de patiënt amnion

amnestische stoornis

amnestische stoornis 1. Een vorm van amnesie die veroorzaakt wordt door psychoactieve middelen en niet door lichamelijke of psychische stoorn

amnion Binnenste der beide vruchtvliezen. Vormt de blaas die het vruchtwater bevat en waarin het embryo zich vrij kan bewegen. Omgeeft de navelstreng amnioscopie

amnioscopie Rechtstreeks bekijken van het embryo, de vruchtvliezen en het vruchtwater. Wordt tegenwoordig weinig meer gebruikt. Gebeurt met een amoeben

amoebe- Dysenterie veroorzaakt door de dysenterieamoebe (Entamoeba histolytica). Geen of slechts matige koorts. Wordt overgebracht dysenterie, bacillaire

amoeben (orde Amoebina, klasse Rhizopoda, onderrijk Protozoa) Eencellige diertjes die elke willekeurige vorm kunnen aannemen door de vorming

amoebocyt

amoebocyt Verzamelnaam voor cellen die zich net als amoeben actief kunnen voortbewegen. Een voorbeeld hiervan zijn de witte bloedcellen. Ze zijn amok

amok Een in het Verre Oosten voorkomend psychiatrisch ziektebeeld dat zich kenmerkt door een uren durende aanval van razernij. Hierbij worden ampullen van Lorenzini

ampullen van Lorenzini Zeer gevoelige elektroreceptoren in de huid van kraakbeenvissen en een aantal beenvissen. Hiermee kunnen verstoringen in

amputatie

amputatie- (fantoompijn) Gevoel van pijn in een geamputeerd lichaamsdeel. Gevolg van het feit dat de zenuwen, die het geamputeerde

amputatie Het afzetten van een deel van het lichaam. Mensen met een amputatie kunnen voor grote problemen komen te staan op psychisch en sociaal Amsterdamse Biografische Vragenlijst

Amsterdamse Biografische Vragenlijst (ABV) Een veel gebruikte persoonlijkheidsvragenlijst. De test is relatief kort en bevat 107 vragen die met amulet

amulet Voorwerp dat men op het lichaam draagt en waaraan men krachten toeschrijft bij (het voorkomen van) ziekte, ongeluk, diefstal en als beschermmiddel amygdala

amygdala Ook amygdaloïd complex. Een amandelvormige structuur in de hersenen, die onderdeel uitmaakt van het limbisch systeem. Wanneer de amygdala amylase

amylase (diastase) Enzym dat zetmeel en glycogeen, via een aantal tussenproducten, omzet in maltose. Komt voor in kiemend graan en speeksel (hier amyloïdose

amyloïdose Aandoening gekenmerkt door overmatige afzetting van een eiwitachtige, witte, doorschijnende substantie (amyloïd) in bepaalde organen amylopectine

amylopectine Bestanddeel van zetmeel (70-90%), bestaande uit vertakte ketens van glucose-eenheden. Wordt door amylasen gedeeltelijk afgebroken amyloplast

amyloplast Plantaardig celorganel dat gespecialiseerd is in de synthese en opslag van zetmeel. Amyloplasten kunnen uit chloroplasten ontstaan.

amylose

amylose Bestanddeel van zetmeel (10-30%), bestaande uit onvertakte ketens van glucose-eenheden in een helixstructuur. Vormt insluitverbindingen, amyotrofe lateraalsclerose

amyotrofe lateraalsclerose (ALS) Vrij zeldzame aandoening met verval van motorische zenuwen. De oorzaak is onbekend, bij sommige vormen is amytal

amytal Soms ook aangeduid als waarheidsserum. Het is een merknaam van een barbituraat dat de activiteit van het centrale zenuwstelsel remt. In een anaal karakter

anaal karakter Binnen de psychoanalyse wordt deze term gebruikt om een volwassene aan te duiden die anaal gefixeerd is. Dit wil zeggen dat de persoon anabiose

anabiose (cryptobiose) Toestand waarin de levensprocessen van planten en dieren zo langzaam verlopen dat ze vrijwel niet waarneembaar zijn. Hierin anabole steroïden

anabole steroïden (anabolica) Van mannelijke hormonen afgeleide stoffen, die het lichaam aanzetten tot de opbouw van lichaamseiwitten en dus van anabolisme

anabolisme (assimilatie) De opbouw van stoffen in de levende cel, waardoor vermenigvuldiging en vernieuwing van cellen mogelijk is. Staat tegenover anaconda

anaconda (Eunectes murinus, familie reuzenslangen Boidae) Met een gewicht van meer dan 115 kg de zwaarste slang ter wereld. De lengte varieert anadrome trek

anadrome trek Periodieke trek van zoutwaterdieren naar zoet water om zich voort te planten, bijvoorbeeld bij geslachtsrijpe zalm of bij glasaaltjes.

anaëroob

anaëroob Eigenschap van cellen die aangeeft dat zij voor hun energiebehoefte geen zuurstof uit de lucht of het water gebruiken. Organismen die zich anafase

anafase Stadium van de celkerndeling, waarin de chromatiden (chromosoomhelften) uiteen beginnen te wijken en langs de spoeldraden naar de beide anafylaxie

anafylaxie Bepaalde vorm van allergie. Komt men voor de eerste keer in contact met een stof waar men allergisch voor is, dan worden er tegen deze anale fase

anale fase (Anaal: de anus betreffende) Ook anaal-sadistische fase. Volgens Sigmund Freud is deze fase de tweede in de psychoseksuele ontwikkeling. analeptica

analeptica Medicijnen die een stimulerende werking hebben op het centraal zenuwstelsel. Zij bereiken hun effect door ontremming of door directe stimulering.

analgesie

analgesie Toestand waarbij het pijngevoel verminderd of afwezig is, terwijl het bewustzijn intact is, bijv. bij beschadiging van een zenuw. Wordt kunstmatig analogieëntest

analogieëntest Een test waarbij de relatie tussen twee termen is gegeven en waarbij van de proefpersoon wordt verwacht een overeenkomstige relatie analysand

analysand De patiënt die een psychoanalyse ondergaat, terwijl de analyticus degene is die als therapeut optreedt.

analyse

analyse door synthese Het nagaan wat iets is door gebruik te maken van achtergrondinformatie. Dit kan betrekking hebben op bijvoorbeeld het le

analyse Het uiteenleggen van een eenheid in zijn samenstellende delen. Met deze omschrijving wordt meestal de zogeheten elementaire analyse bedoeld, analyse door synthese

analyticus

analyticus De therapeut die de psychoanalyse uitvoert. Zijn patiënt wordt analysand genoemd.

analytische psychologie

analytische psychologie 1. De psychologische theorie van Carl Gustav Jung (1875-1961). Deze 'kroonprins' van Freud geloofde niet dat seksualitei

analytisch-synthetische methode

analytisch-synthetische methode Een bij het aanvankelijk lezen gebruikte onderwijsmethode, waarbij leerlingen eerst geleerd wordt uit een klein anamnese

anamnese (lett: herinnering) 1. Iemands persoonlijke voorgeschiedenis. Meestal gebruikt in klinische setting en dan staat het specifiek voor iemands

ananas

ananas (Ananas sativus, familie bromelia's, Bromeliaceae) Tropisch cultuurgewas, gekweekt vanwege de vezels en vooral om de smakelijke schijnvruchten, anastomose

anastomose Natuurlijke of kunstmatige verbinding tussen twee organen of delen daarvan. Bij planten bijv. onderlinge verbinding van vaatbundels; anatomie

anatomie (ontleedkunde) Wetenschap die de in- en uitwendige bouw van organismen bestudeert. Soms noemt men de bestudering van de uitwendige andijvie

andijvie Bladgroente waarvan de bladeren van teeltvormen van Cichoreum endivia, een composiet, gegeten worden. Kan in de volle grond geteeld worden, andoorns

andoorns (geslacht Stachys, familie lipbloemen, Labiatae of Lamiaceae) Vrij algemeen in Nederland en België: de bosandoorn (S. sylvatica) met donkerrode, andragogie(k)

andragogie(k) De deskundige begeleiding bij het bereiken van doelbewuste veranderingen bij volwassenen. In feite valt heel veel onder deze noemer. andragologie

andragologie Wetenschap die zich bezighoudt met de volwasseneneducatie, samenlevingsopbouw, sociale hulpverlening, socio- en psychotherapie, androblastoom

androblastoom (arrenoblastoom) Meestal goedaardig gezwel van de eierstok. Maakt mannelijke hormonen, waardoor zwaardere stem, andere beharing, androgenen

androgenen (androgene hormonen) Mannelijke geslachtshormonen. Worden geproduceerd in de teelballen en in kleine hoeveelheden in de bijnierschors androgenese

androgenese Het ontstaan van een individu uit een cel met alleen een mannelijke kern (aner, andros = man). Experimenteel te verwezenlijken door androgynie

androgynie Het tentoonspreiden van zowel mannelijk als vrouwelijk gedrag of het gekenmerkt zijn door zowel mannelijke als vrouwelijke psychosociale andropauze

andropauze Het verdwijnen van de seksuele activiteit bij mannen. Er komen grote individuele verschillen voor in de leeftijd waarop de andropauze androsteron

androsteron Zwak werkend mannelijk geslachtshormoon. Wordt gevormd in de lever bij de afbraak van het veel sterker werkende testosteron. Androsteron anemofiel pollen

anemofiel pollen Stuifmeel dat door de wind wordt verspreid, doorgaans zeer licht en glad.

anemonen

anemonen (geslacht Anemone, familie ranonkels, Ranunculaceae) Vooral sierplanten. Als tuinplant is bekend het wildemanskruid (A. pulsatilla) uit anencefalie

anencefalie Aangeboren misvorming, waarbij een groot deel van het schedeldak ontbreekt, en een deel van de hersenen in ontwikkeling is achtergebleven. anesthesie

anesthesie (verdoving) Opheffing van (pijn)gevoelens. Men onderscheidt algemene anesthesie en lokale (plaatselijke) anesthesie. Het medisch specialisme anesthesie, algemene

anesthesie, algemene (narcose) Vorm van anesthesie, waarbij niet alleen het gevoel, maar ook het bewustzijn en ongewenste spierreacties worden anesthesie, geleidingsanesthesie,

anesthesie, infiltratieanesthesie,

anesthesie, lokale (plaatselijke verdoving) Methode om een deel van het lichaam tijdelijk gevoelloos te maken. Men gebruikt hiertoe een stof die de anesthesie, oppervlakteanesthesie,

aneuploïdie

aneuploïdie Chromosomale afwijking waarbij er enkele chromosomen te veel of te weinig zijn. Gevolg van een onvolledige reductiedeling, waarbij aneurysma

aneurysma Abnormale verwijding van een gedeelte van een slagader. De meeste aneurysma's ontstaan in de aorta; andere plaatsen zijn de lies- en hersenslagaderen Anfinsen, Christian Boehmer

Anfinsen, Christian Boehmer (1916-1995) Amerikaans biochemicus; Nobelprijs voor chemie 1972. Onderzoekterrein: eiwitten, polypeptiden, enzymen angina

angina (letterlijk: vernauwing, omsnoering) Term die meestal wordt gebruikt voor een acute ontsteking in het keelgebied, gepaard gaande met keelpijn, angina pectoris

angina pectoris (hartkramp) Pijn die ontstaat door zuurstofgebrek van het hartspierweefsel. Wanneer de kransslagaderen ten gevolge van atherosclerose angina tonsillaris

angina tonsillaris (keelontsteking) Ontsteking van de keel, vooral van de keelamandelen. Verschijnselen: keelpijn, slikklachten, heesheid. Lichte vormen angiografie

angiografie Onderzoekmethode waarbij bloedvaten worden afgebeeld op een röntgenfoto. De bloedvaten worden hiertoe zichtbaar gemaakt door het angst

angst Gevoel van onrust en spanning, zonder dat men weet waarvoor men bang is. Soms ontaardt het tot een allesoverheersende paniek. Angst gaat angsthysterie

angst, sociale Vrees of gevoelens van onbehagen die ontstaan in gezelschap van anderen. De persoon weet zich geen houding te geven, is bang om anhedonie

angsthysterie Een aanduiding die Sigmund Freud gebruikte voor vormen van hysterie waarbij angst het meest opvallende kenmerk is.

angstneurose

angstneurose 1. Een actuele neurose die volgens Sigmund Freud ontstaat als gevolg van een opeenstapeling van seksuele opwinding, zonder dat de angststoornis

angststoornis Hieronder vallen volgens de DSM-IV-classificatie vier toestanden waarin irreële, heftige angst iemands leven beheerst. 1. Fobische stoornissen angst, sociale

anhedonie Het onvermogen om ergens plezier aan te beleven. Dit is het belangrijkste kenmerk van een depressie.

anima

anima In de analytische psychologie van Carl Gustav Jung het beeld van de ideale vrouw zoals dat leeft in het onbewuste gevoelsleven van de man.

animisme (godsd.)

animisme (godsd.) De term animisme is afkomstig van het Latijnse woord animus (ziel) en wordt in de volkenkunde en in de godsdienstwetenschap animus

animus In de analytische psychologie van Carl Gustav Jung het beeld van de ideale man zoals dat leeft in het onbewuste gevoelsleven van de vrouw.

anisofyllie

anisofyllie Verschijnsel dat aan één zelfde stengeldeel bladeren van verschillende grootte voorkomen, meestal als boven- en onderkant van een (klimmende anisogameten

anisogameten Geslachtscellen die in grootte verschillen. Bijvoorbeeld: bij de mens is de eicel veel groter dan de spermacel. Versmelting van twee anisogamie

anisogamie Versmelting van twee in grootte ongelijke geslachtscellen (anisogameten).

anjerfamilie

anjerfamilie (Caryophyllaceae, orde muurachtigen, Centrospermae of Caryophyllales) Omvat 28 geslachten, waarvan veel variëteiten als snijbloem

anjers

anjers (geslacht Dianthus, anjerfamilie Caryophyllaceae) Ruiken naar kruidnagelen. A. (anjelieren) komen in het wild zelden meer voor: langs Zeeuwse ankylosauriërs

ankylosauriërs (suborde Ankylosauria) Zwaar gepantserde dinosauriërs, met dikke huidplaten, vaak voorzien van stekels. Voorkomend in het Boven annulus

annulus (ook: anulus) 1. Ring van cellen in de wand van sporendoosjes van bepaalde varensoorten. De wanden van deze cellen zijn aan alle zijden anorexia nervosa

anorexia nervosa (magerzucht) Ziektebeeld, dat vooral bij jonge vrouwen voorkomt en wordt gekenmerkt door een bijzondere beleving van eten en anorexie

anorexie Gebrek aan eetlust. Komt voor bij allerlei ziektetoestanden. Soms heeft het een psychische oorzaak en spreekt men van anorexia nervosa. Dit anorganische stoffen

anorganische stoffen Chemische stoffen die niet van levende organismen afkomstig zijn.

anorganische vervuiling

anorganische vervuiling Vervuiling door anorganische stoffen, d.w.z. stoffen die van niet-levende organismen afkomstig zijn. Voorbeelden zijn de

anorgasmie

anorgasmie Onvermogen tot het bereiken van een orgasme bij de geslachtsgemeenschap, vooral bij vrouwen. Anorgasmie heeft vaak te maken met anosmaten

anosmaten Dieren die het reukvermogen in de loop van de evolutie geheel hebben verloren (o.a. tandwalvissen).

anosmie

anosmie Het onvermogen om geuren waar te nemen. Dit kan zowel een psychische als een organische oorzaak hebben.

anoxemie

anoxemie Sterk tekort aan zuurstof in het bloed. Oorzaken: stoornissen in de longfunctie, het bloed (bijv. bloedarmoede), de bloedsomloop of een tekort anoxybiose

anoxybiose Leefwijze waarvoor geen vrije zuurstof nodig is.

antacidum

antacidum Geneesmiddel dat het maagzuur bindt. Kan bij een patiënt met een maagzweer de pijn verlichten, maar neemt de oorzaak niet weg. Moet antagonist

antagonist Twee stoffen, processen of structuren zijn elkaars antagonist wanneer ze een tegengesteld effect hebben. Voorbeelden zijn: 1. farmacologische Antarctische krill

Antarctische krill Kleine, vooral kreeftachtige diertjes die in groten getale leven in de oceanen rond de Zuidpool en een belangrijke voedingsbron vormen antenne (biol.)

antenne (biol.) (voelspriet) Gelede sprieten op de kop van volwassen insecten, waartussen zich vaak enkelvoudige oogjes bevinden. Vaak hulpmiddel antheridium

antheridium Mannelijk geslachtsorgaan bij mossen en varens: ovaal of kogelrond blaasje waarin mannelijke voortplantingscellen (microgameten of antherozoïd

antherozoïd (spermatozoïd) Beweeglijke mannelijke geslachtscel met flagel, voortgebracht door de haploïde geslachtelijke generatie van sporeplanten. anthocyaan

anthocyaan Kleurstof opgelost in de vacuolen van planten. Geeft kleur aan wortels, stengels en bladeren, maar vooral aan bloemen en vruchten. Afhankelijk antibiogram

antibiogram Proef om na te gaan voor welke antibiotica bepaalde bacteriën gevoelig zijn. Men brengt hiertoe druppels met de bacteriën besmet bloed antibiotica

antibiotica Groep geneesmiddelen die door levende micro-organismen als bacteriën en schimmels worden gemaakt en die in staat zijn de groei van andere anticodon

anticodon Gedeelte van het transport-RNA (t-RNA) bestaande uit een reeks van drie opeenvolgende basen (basetriplet); het gaat steeds om combinaties anticonceptiepil

anticonceptie, hormonale

anticonceptie, hormonale (orale anticonceptie) Vorm van anticonceptie die berust op de toediening van vrouwelijke geslachtshormonen aan vrouwen.

anticonceptiepil Voorbehoedmiddel dat bepaalde hormonen bevat. Meestal moeten deze hormonen worden ingenomen (orale anticonceptie), maar

antidepressiva

antidepressiva De psychofarmaca die met elkaar gemeen hebben dat zij in ongeveer 60-70% van de gevallen een stemmingsverbetering tot gevolg antidiuretisch hormoon

antidiuretisch hormoon (ADH, vasopressine) Hormoon, gevormd in de hypothalamus en afgegeven door de neurohypofyse (hypofyseachterkwab) antigeen

antigeen Iedere stof die, wanneer zij het lichaam van een mens of dier is binnengedrongen, aanleiding geeft tot de productie van antistoffen. Vroeger antihemofiliefactor

antihemofiliefactor (AHF) Stof die de eigenschap heeft de verhoogde neiging tot bloeden bij patiënten met hemofilie te corrigeren. Moet via een inj

antihistaminicum

antihistaminicum Geneesmiddel dat de meeste effecten van histamine tegengaat. Vooral bij allergische reacties.

antilopen

antilopen (onderfamilie Antilopinae, familie holhoornigen, Bovidae) Eén soort, de gaffelantilope (Antilocapra americana) uit Amerika behoort tot de antilymfocytenserum

antilymfocytenserum (ALS) Serum dat gebruikt wordt om de afstotingsreactie na transplantatie te onderdrukken. Bevat antistoffen tegen lymfocyten. antiperistaltiek

anti-oxidant Verbinding die oxidatie tegengaat, meestal door wegvangen van reactieve zuurstofatomen. Beschermt tegen processen als verouderen, anti-testbeweging

antiperistaltiek Beweging tegengesteld aan die van de normale peristaltiek. Treedt o.a. op bij braken. Vogels maken ervan gebruik om maagsap in de antipoden (biol.)

antipoden (biol.) Drie kernen in de embryozak (kiemzak). De embryozak is een grote cel met daarin acht haploïde kernen, die eigenlijk cellen zonder antipsychiatrie

antipsychiatrie Hoewel de naam misschien anders doet vermoeden, wordt hiermee een stroming binnen de psychiatrie aangeduid. Deze hervormingsgezinde antipsychotica

antipsychotica De psychofarmaca die met elkaar gemeen hebben dat zij de symptomen van psychosen kunnen bestrijden. De belangrijkste gevolgen antipyreticum

antipyreticum (koortswerend middel) Werking berust waarschijnlijk op beïnvloeding van de hypothalamus. Men neemt aan dat de warmteafgifte van antisepticum

antisepticum Stof die micro-organismen doodt en slechts een geringe irriterende werking heeft, zodat zij gebruikt kan worden voor het desinfecteren antiserum

antiserum (immuunserum) Serum dat antistoffen bevat tegen bepaalde bacteriën of virussen. Kan worden verkregen uit mensen die de infectie hebben antisociale persoonlijkheid

antisociale persoonlijkheid Een volwassene met een vergaand patroon van onverantwoordelijk en sociaal onaangepast gedrag. Dit patroon is al voor antistof

antistof (antilichaam, immunoglobuline, Ig) In het lichaam gemaakt eiwit gericht tegen een bepaald antigeen. Kan van nature aanwezig zijn (bijv. antistoffen antivraatstoffen

anti-testbeweging Een met name in de Verenigde Staten voorkomende stroming die vooral in de jaren zestig actief was. Zij protesteerde tegen het antracose

antivraatstoffen Specifieke stoffen waarmee planten zich beschermen tegen vraat door zoogdieren, insecten en slakken. Deze door de plant gevormde anti-oxidant

antracose (mijnwerkerslong) Een vorm van stoflongen. Het ontstaat door het langdurig inademen van koolstof bij het werk, en komt voor bij onder antropogenetica

antropogenetica Wetenschap die de erfelijkheid bij de mens bestudeert. Hanteert in principe dezelfde regels als bij de erfelijkheid van dieren en planten. antropomorfisme

antropomorfisme Antropomorfisme (van het Griekse anthropos = mens en morphè = vorm) is het toekennen van menselijke eigenschappen, gedachten antroposofische geneeswijze

antroposofische geneeswijze Geneeswijze, gebaseerd op en geïnspireerd door het werk van de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner (1861-1925). anurie

anurie Minder urineproductie dan 100 ml per dag. Is de urineproductie minder dan 400 ml per dag dan spreekt men van oligurie. De oorzaak van anurie anus

anus praeternaturalis Kunstmatige uitgang (stoma) van de darm in de buikwand. Een darmstoma wordt vaak aangelegd, wanneer het bij een operatie

anus uiteinde van de endeldarm De wand van het anale kanaal (laatste stukje van de endeldarm) bestaat rondom uit spierweefsel, dat in het onderste anus praeternaturalis

anusfistel

anusfistel Pijpvormige zweer ('gang') die een verbinding vormt tussen het anale slijmvlies en de huid rond de anus. Een fistel ontspringt als regel uit anusscheurtje

anusscheurtje (anusfissuur) Een van boven naar beneden verlopend scheurtje in het slijmvlies van de anus. Deze fissuurtjes kunnen o.a. ontstaan door anxiolytica

anxiolytica De psychofarmaca die met elkaar gemeen hebben dat zij een angstvermindering (anxiolyse) tot gevolg hebben. Deze stoffen hebben in principe aorta

aorta (grote lichaamsslagader) Grootste slagader van het lichaam. Ontspringt uit de linker hartkamer, loopt vandaar omhoog in de borst, buigt dan naar aortaklepafwijkingen

aortaklepafwijkingen Er zijn twee soorten aortaklepafwijkingen: vernauwing (aortaklepstenose) en lekkage (aortaklepinsufficiëntie). Een aortaklepstenose aortakleppen

aortakleppen Halvemaanvormige kleppen op de overgang van linker hartkamer naar aorta, drie in getal. Sluiten de doorgang af wanneer het hart nie

aortavernauwing

aortavernauwing (coarctatio aortae) Aangeboren afwijking waarbij een vernauwing bestaat van de grote lichaamsslagader vlak bij de uittredeplaats apathie

apathie Onverschilligheid en passiviteit, veelal veroorzaakt door teleurstelling of desinteresse. De term apathie wordt zowel voor individuen als groepen apen

apen (onderorde Simiae, orde primaten) Hoog ontwikkelde zoogdieren met onbehaard aangezicht en voorwaarts gerichte ogen. Twee infraorden: bree

apex (biol.)

apex (biol.) De top van bijv. een stengel of blad.

apexresectie

apexresectie Operatieve verwijdering van de punt van de tandwortel. Geschiedt via een opening in het kaakbot.

Apgar-score

Apgar-score Methode aan de hand waarvan de conditie van een pasgeboren kind beoordeeld wordt. Er wordt uitgegaan van vijf aspecten: kleur, ademhaling, apicaal meristeem

apicaal meristeem (topmeristeem) Primair deelweefsel in de wortel- en stengeltoppen van een plant, van waaruit de lengtegroei plaatsvindt. In het aplanospore

aplanospore Ongeslachtelijke spore zonder flagellen die zich niet actief kan voortbewegen. Van algen en schimmels zijn verschillende typen aplanosporen aplastische bloedarmoede

aplastische bloedarmoede (aplastische anemie) Vorm van bloedarmoede die ontstaat als het beenmerg geen of te weinig bloedcellen aanmaakt. Dit apomixis

apo-enzym Het eiwitgedeelte van een enzym. Door dialyse kunnen veel enzymen vrij gemakkelijk worden gesplitst in twee delen: het co-enzym en appelbloesemkever

apomixis Het ontstaan van een plante-embryo zonder sporevorming of versmelting van eicel en zaadcel. Bijv. via parthenogenese (embryo ontstaat aponogetonfamilie

aponogetonfamilie (Aponogetonaceae, orde waterweegbreeachtigen, Alismatales) Eén geslachtAponogeton met veertig soorten, die alle (op één na) apoplast

apoplast Het geheel van samenhangende celwanden in de plant waardoor watertransport kan plaatsvinden. De bandjes van Caspary, een kurkstofafzetting apoplexie

apoplexie Term die vaak wordt gebruikt als synoniem van beroerte. Soms bedoelt men er alleen een hersenbloeding mee.

apotheek

apotheek Inrichting waar geneesmiddelen worden bereid, bewaard en afgeleverd. Steeds meer geneesmiddelen worden aangeleverd door de farmaceutische apo-enzym

appelbloesemkever (Anthonomus pomorum, familie snuitkevers, Curculionidae) Zwartbruine, behaarde tor van ongeveer vier millimeter. Overwintert appelfamilie

appelfamilie (Pomaceae, orde roosachtigen, Rosales) Bomen en struiken met een onderstandig vruchtbeginsel. Vrucht: pit- of steenvrucht. Vijf geslachten, appels

appels (geslacht Malus, appelfamilie, Pomaceae) Vooral gekweekt als fruit. Pitvrucht uit drie lagen bestaand: klokhuis, vruchtvlees en schil. Gekweekte appelschildluis

appelschildluis (Lepidosaphes ulmi, kommaschildluis, mosselschildluis, schildluizenfamilie, Pseudococcidae) Oorspronkelijk Europese soort. De vrouw

appelzaagwesp

appelzaagwesp (Holocampa testudinea, familie zaagwespen, Holocampa) Legt eitjes in bloemen van vruchtbomen; larven ontwikkelen zich in de apperceptie

apperceptie Actieve en aandachtige opname van iets waarneembaars in het bewustzijn. De term is ingevoerd door G.W. Leibniz (1646-1716) om het apport

apport Een op paranormale wijze tot stand gekomen plaatsverandering van een voorwerp, zodanig dat het door vaste stof is heengegaan, zonder dat apprehensie

apprehensie 1. Het met de waarneming van een stimulus gepaard gaande begrip van wat het voorstelt. Dit is een basaal niveau van cognitieve activiteit.

apprehensiebereik

apprehensiebereik Het maximum aantal afzonderlijke prikkels dat tegelijkertijd kan worden waargenomen.

apraxie

apraxie Onvermogen doelgerichte bewegingen uit te voeren, terwijl de erbij betrokken spieren en zenuwen intact zijn. De oorzaak ligt in beschadiging apraxie, amnestische

apraxie, amnestische Het onvermogen bewegingen uit te voeren, omdat men op het moment dat de beweging uitgevoerd moet worden, vergeten is apraxie, ideationele

apraxie, ideationele Het onvermogen om voorwerpen op de juiste wijze te hanteren, omdat deze voorwerpen (of hun functie) niet herkend worden.

apraxie, motorische

apraxie, motorische (lett: het niet meer bezig zijn) Het verlies van energie. Het verlies van het vermogen om doelgerichte bewegingen uit te voeren

aquarium

aquarium Elke bak waarin waterplanten en dieren in leven worden gehouden. Meer in het bijzonder gebruikt men de term voor bakken met ten minste arachidonzuur

arabica- Belangrijkste koffiesoort (ca. 70% van de wereldproductie). Verbouwd in gebieden met gemiddelde jaartemperatuur van 16-20°C op koffie, robustakoffie,

arachidonzuur Viervoudig onverzadigd vetzuur. Behoort tot de essentiële vetzuren en wordt in het lichaam o.m. omgezet in prostaglandines.

arachnoïdale bloeding

arachnoïdale bloeding Hersenbloeding waarbij het bloed zich niet in het hersenweefsel ophoopt, maar in de arachnoïdale ruimte. Eerste verschijnsel arachnoidea

arachnoidea (spinnenwebvlies) Middelste der drie hersenvliezen; door vele dunne vezeltjes verbonden met het binnenste hersenvlies, waardoor de araucaria-achtigen

araucaria-achtigen (familie Araucariaceae, klasse naaldbomen,Coniferae) In Nederland en België niet inheems, maar wel in opkomst (als kamerplant) arbeidsbelevingstest

arbeidsbelevingstest Een test waarmee de arbeidsbeleving en de affiniteit met het werk gemeten kan worden. Voorbeelden van deze tests zijn de Vragenlijst arbeidspsychologie

arbeidspsychologie Tak van de psychologie die zich richt op de kwaliteit van het werk. Arbeidspsychologen richten zich op vragen als: Hoe kan het arbeidssatisfactie

arbeidssatisfactie De (on)tevredenheid met het eigen werk. Dit blijkt afhankelijk van de arbeidsomstandigheden (o.a. het geboden salaris, de promotiemogelijkheden, arbeidstherapie

arbeidstherapie Behandelingsmethode waarbij patiënten onder leiding van een arbeidstherapeut(e) individueel op hen afgestemde arbeid verrichten. Arber, Werner

Arber, Werner (geb. 1929) Zwitsers microbioloog, buitengewoon hoogleraar moleculaire genetica te Genève (1965-71) en hoogleraar microbiologie arboretum

arboretum Plantentuin met een systematisch geordende collectie levende bomen en struiken; belangrijk hulpmiddel bij onderzoek en onderwijs op allerlei Arbuthnot, John

Arbuthnot, John (1667-1735) Schots arts en schrijver, bevriend met Swift en Pope, lijfarts van koningin Anna sinds 1709. Zijn 'History of John Bull' ARC (med.)

ARC (med.) (Aids Related Complex) aan aids verwant ziektebeeld (ARC), waarbij het afweersysteem wel is aangetast, maar nog net in staat is allerlei archegonium

archegonium Vrouwelijk geslachtsorgaan van mossen, varens, levermossen en veel naaktzadige planten. Het archegonium is een flesvormig geheel, archetypen

archetypen Term uit de analytische psychologie van Carl Gustav Jung voor voorstellingen en begrippen (zoals moeder, opperwezen, energie), die onbewust archosauriërs

archosauriërs (onderklasse Archosauria) Reptielen, ontstaan uit de thecodonte reptielen (met de tanden in tandkassen) uit het Perm. Verschillende arcus senilis

arcus senilis Witte boog of ring, juist binnen de rand van het hoornvlies. Komt voor bij oudere mensen. Wordt veroorzaakt door vetafzetting en is areaal

areaal Geografisch verspreidingsgebied van een soort, geslacht of familie.

arenavogels

arenavogels (familie Paradisaeidae) Zangvogels uit Zuidoost-Azië en Australië, waarvan de mannetjes baltsen op een speciaal afgebakend terrein arenden

arenden (geslacht Aquila, familie havikachtigen, Accipitridae, orde roofvogels Falconiformes) Zware, forsgebouwde vogels, wijfjes groter dan mannetjes; arenpalm

arenpalm (Arenga saccharifera, familie palmen, Palmae of Arecaceae) Indonesische palm die arak levert, een alcoholische drank die men bereidt uit arginine

arginine Een van de belangrijkste aminozuren, formule HOOC-CH(NH2)-CH2-CH2-CH2-NH-C(NH2)-NH. Niet essentieel voor de mens, dat wil zeggen argumentatieleer

argumentatieleer De leer waarin richtlijnen worden gegeven voor het redeneren en het discussiëren in gewone omgangstaal. In de oudheid vielen argumentatieleer argusvissen

argusvissen (familie Scatophagidae, orde baarzen, Perciformes) Meestal zilverachtig gekleurd, tot 30 cm lang, gedrongen plat lichaam en donkere arm (med.)

arm (med.) (brachium) Elk van de twee bovenste ledematen. Alleen bij aap en mens zo genoemd. Dient bij de mens vooral als grijporgaan, bij de aap armchair psychology

armchair psychology Ook leunstoelpsychologie. Een laatdunkende term voor theorievorming die zonder experimentele toetsing verloopt. Degenen

armpotigen

armpotigen (klasse Brachiopoda; ook wel armvoetigen genoemd) In zee levend. Oppervlakkige gelijkenis met tweekleppige weekdieren. Schelpen Army Alpha Test en Army Beta Test

Army Alpha Test en Army Beta Test Twee algemene intelligentietests die tegenwoordig niet meer worden gebruikt. Zij zijn ontwikkeld voor en b

aronskelkfamilie

aronskelkfamilie (Araceae) Genoemd naar het geslacht Arum, de Romeinse naam voor aronskelk. In onze streken in het wild de gevlekte aronskelk

arousal

arousal Ook activatie. Een globale aanduiding voor een verhoogd niveau van activiteit. Bij corticale arousal is er sprake van een verhoogde elektrische arousal, sympathische

arousal, sympathische Wel omschreven als energiemobilisatie. De brandstof is afkomstig uit de weefsels van het organisme, door een versnelde hartslag, arseen

arseen (As), atoomnummer 33. Giftig metaal, dat in diverse verbindingen is toegepast bij de bestrijding van knaagdieren, insecten en als middel om arteriitis temporalis

arteriitis temporalis Ontsteking van de wand van de slagader die over de slaap loopt. De oorzaak is niet bekend, maar deze aandoening komt nogal arteriografie

arteriografie Onderzoekmethode waarbij slagaders m.b.v. röntgenstralen zichtbaar gemaakt worden. Hiertoe spuit men een contrastmiddel in de slagaders. articulatie

articulatie Beweging in mond- en keelholte t.b.v. spraakproductie. Gebeurt hoofdzakelijk met tong, lippen, kaak en gehemelte. Articulatiebewegingen articulatieontwikkelingsstoornis

articulatieontwikkelingsstoornis Het consequent te kort schieten in het gebruik van spraakklanken ten opzichte van wat op grond van het ontwikkelingsnive

artisjok

artisjok (Cynara scolymus, composietenfamilie, Compositae) Distel met bloemen in hoofdjes en puntige omwindselbladeren. Vertoont het merkwaardige artrodese

artrodese Operatief vastzetten van een gewricht. Is soms noodzakelijk bij een ernstige misvorming. Het gewricht kan na de operatie niet meer gebruikt artrografie

artrografie Het maken van een röntgenfoto van een gewricht. Om het gewricht zichtbaar te maken, moeten er contrastmiddelen (lucht en een contrastvloeistof) artroscopie

artroscopie Het bekijken van het inwendige van de gewrichten met behulp van speciale apparatuur (dunne buizen die door de huid en spieren heen artrose

artrose (arthrosis deformans, gewrichtsslijtage) Chronische aantasting van één of meer gewrichten, waarbij het gewrichtskraakbeen slijtage en het aangrenzende arts

arts Persoon die de bevoegdheid heeft de geneeskunde uit te oefenen. De opleiding tot arts vindt plaats aan een universiteit. Na het doctoraal examen Artsen Zonder Grenzen

Artsen Zonder Grenzen (AZG) Niet-gouvernementele organisatie voor medisch-humanitaire hulpverlening. De organisatie is opgericht in 1971 door

asbest

asbest Mineraal met vezelige structuur. De industriële toepassing ervan wordt sterk teruggedrongen, omdat gebleken is dat asbeststof kankerverwekkend asbestose

asbestose Een vorm van stoflongen, veroorzaakt door het gedurende vele jaren inademen van asbest, ofte wel 'fijnvezelige silicaten'. Het ontstaat bij Ascheim-Zondek, reactie van

Ascheim-Zondek, reactie van Verouderde zwangerschapstest waarbij jonge muizen worden ingespoten met urine van zwangere vrouwen. De reactie ascites

ascites (buikwaterzucht) Ophoping van vocht in de buikholte. Normaal bevindt zich tussen darmen onderling en tussen darmen en buikwand een zeer ascocarp

ascocarp Kenmerkend vruchtlichaam van de zakjeszwammen (Ascomycetes) waarin een aantal asci zijn gerangschikt. De bekendste typen zijn bol-, ascogonium Vrouwelijk geslachtsorgaan bij zakjeszwammen (Ascomycetes). Na de bevruchting, waarbij het ascogonium zich via een zgn. trichogyn ascus

ascus (mv. asci) Zakvormig opgezwollen cel van de zwamdraden (hyfen) van zakjeszwammen (Ascomycetes), waarin de sporen worden gevormd. Asci

Aselli, Gaspare

Aselli, Gaspare (1581-1626) Italiaans arts, werkzaam te Pisa. Ontdekte in 1622 de chylus (lymfevaten in de ingewanden die vetten met een hoog moleculegewicht asfyxie

asfyxie Dreigend stikkingsgevaar door uitvallen van de ademhalingsfunctie bij de pasgeborene. Dit komt voor bij moeilijke bevallingen of kunstverlossingen. Asimov, Isaac

Asimov, Isaac (1920-1992) Russisch-Amerikaans biochemicus en schrijver. Asimov werd beroemd door zijn talloze science fiction-romans en -verhalen, Aslan, Ana Vasilitsja

Aslan, Ana Vasilitsja (1897-1988) Roemeens gerontologe. Ana Aslan was hartspecialiste van beroep maar werd bekend om de door haar gepropageerd

asparaginezuur

asparaginezuur Niet-essentieel aminozuur, met formule HOOC-CH(NH2)-CH2-COOH. Slecht in water oplosbaar. Nauw verwant met het amide van asperge

asperge (Asparagus officinalis, leliefamilie, Liliaceae) Plant met naaldvormige takjes, groenachtig gele of witte bloemen, rode bessen. Bloeit van m

aspiratieniveau

aspiratieniveau In de sociale psychologie duidt dit begrip op de mate waarin mensen streven naar het verwezenlijken van bepaalde doeleinden, bijvoorbeeld assertiviteit

assertiviteit Het vermogen op te komen voor eigen belangen zonder de ander nodeloos te kwetsen. Vooral in de jaren zeventig waren 'assertiviteitstrainingen', assertiviteitstraining

assertiviteitstraining Een vorm van gedragstherapie waarbij de cliënt wordt geleerd meer zelfbewust of assertief te worden. Het betreft vooral mensen assessment center

assessment center Een manier om sollicitanten en personeel te testen. De kandidaat moet in een rollenspel laten zien dat hij praktische problemen assimilatie (psychol.)

assimilatie (psychol.) Term die, afhankelijk van het gebruik, drie specifieke betekenissen heeft: opneming, gelijkmaking en aanpassing. 1. In de ontwikkelingstheorie assimilatie-contrasttheorie

assimilatie-contrasttheorie Theorie over de verandering van standpunten (attitude). Ze voorspelt dat een attitude eerder wordt overgenomen (assimila

associatie (biol.)

associatie (biol.) Basis-classificatie-eenheid uit de vegetatiekunde: plantengezelschap dat een constante soortensamenstelling heeft en bepaalde eisen associatie (psychol.)

associatie (psychol.) (lett: het samen gaan) Vast verband tussen twee opeenvolgende gedachten, ontstaan door ervaringen in het verleden. Gedachte associatiecentra

associatiecentra Gedeelten van de schors van de grote hersenen. Hierdoorheen lopen veel zenuwbanen die verschillende hersendelen met elkaar verbinden. associatief leren

associatief leren Ook rote learning. Het van buiten leren van woorden of andere symbolen, totdat een exacte reproductie mogelijk is. Experimenteel associatiegebieden

associatiegebieden Ook associatiecentra. Delen van de cortex waar integratie van informatie plaatsvindt (bijvoorbeeld zintuiglijke en motorische). associatiesterkte

associatiesterkte De mate (snel/langzaam, makkelijk/moeilijk, vaak/af en toe) waarin één bepaalde representatie of één bepaald proces in staat is een associatietest

associatietest Een test waarbij de proefpersoon spontaan een verbinding van gedachten of voorstellingen moet maken met een gegeven woord, een associatieve clustering

associatieve clustering Eén van de manieren waarop vermoed wordt dat representaties (woorden, beelden, e.d.) in het geheugen zijn opgeslagen. Zo

associatievermogen

associatievermogen Het vermogen zintuiglijke waarnemingen met elkaar in verband te brengen. Het centraal zenuwstelsel omvat onder meer asso

associatiewetten

associatiewetten Ook associatiemechanismen. De regelmatigheden waaraan het leggen van associaties voldoet. Zo blijkt dat associaties makkelijker associationisme

associationisme Ook associatiepsychologie. Het idee dat mentale activiteiten opgevat kunnen worden als het combineren van verschillende, minder asterion

asterion Fysisch-antropologische term voor de plaats waar de schedelnaden van de mastoïde, parietale en occipitale botten bij elkaar komen. Het asterion asters

asters (geslacht Aster, composietenfamilie, Compositae) Plant met gele schijfbloemen en rode, blauwe of witte straalbloemen. Aantal soorten door de asthenie

asthenie (lett: geen kracht) Een toestand die zich kenmerkt door verzwakking en depressie: slapheid, krachteloosheid en veel slapen. Achter een asthene asthenisch type

asthenisch type (leptosoom type) Persoonlijkheidstype uit de typologie van de Duitse psychiater Ernst Kretschmer. Het asthenisch type is lang en tenger astigmatisme

astigmatisme Onregelmatige kromming van het hoornvlies of van de lens van het oog, waardoor de beeldvorming op het netvlies wordt verstoord. Een astma

astma (asthma bronchiale) Een in aanvallen optredende benauwdheid, waarbij vooral het uitademen moeite kost. Tijdens een astma-aanval heeft een astma cardiale

astma cardiale Vorm van benauwdheid waarvan de oorsprong niet in de longen of de luchtwegen ligt, maar in het hart. Een kenmerk van astma cardiale astraal lichaam

astraal lichaam (meta-organisme) Drager van de persoonlijkheid na de dood. In het Indische denken en in de Griekse filosofie is hierover gespeculeerd. astrilden

astrilden (geslacht Estrilda, familie prachtvinken, Estrildidae) Zangvogels die veel in volières worden gehouden. Fraai gekleurd met kleine smalle snavels. astrocyt

astrocyt Stervormige cel, behorend tot het steunweefsel van het zenuwstelsel. Bezit veel uitlopers, die enerzijds in verbinding staan met de haarvaten, ataxie

ataxie Gestoorde spiercoördinatie waardoor bewegingen niet goed op elkaar zijn afgestemd. Is o.a. een verschijnsel bij stoornissen in de gevoelswaa

atelectase

atelectase Afwezige of onvolledige ontplooiing van de longblaasjes. Is voor en direct na de geboorte een normaal verschijnsel. Kan op latere leeftijd atheroomcyste

atheroomcyste (talgkliercyste) Talgkliertje waarvan de uitvoergang door een of andere oorzaak dicht is komen te zitten. Doordat het kliertje doorgaat atherosclerose

atherosclerose (arteriosclerose) Aandoening van de slagaderen die wordt gekenmerkt door vervetting en verharding van de slagaderwand. De veel athetose

athetose Bewegingsstoornis waarbij voortdurend, vaak ook tijdens de slaap, onregelmatige bewegingen worden uitgevoerd, vooral met handen en voeten. Atlantische wereld

Atlantische wereld De landen aan weerszijde van de Atlantische Oceaan die vanaf 1949 deel uitmaken van het Atlantisch Bondgenootschap, de NAVO: atlas (biol.)

atlas (biol.) Eerste halswervel, heeft de vorm van een wijde ring. In de opening past het uitsteeksel van de tweede halswervel (draaier). De atlas kan atletenhart

atletenhart (sporthart) Vergroot hart als gevolg van intensief trainen. Zowel de maximale zuurstofopname als het hartvolume (van ca. 600 tot ca. 900 atletisch type

atletisch type Persoonlijkheidstype uit de typologie van de Duitse psychiater Ernst Kretschmer. Kenmerkt zich door gespierde, brede lichaamsbouw atopie

atopie Vorm van allergie die snel na contact met een allergeen ontstaat. Van de verschillende typen immunoglobulinen is het type IgE verantwoordelijk ATP (biol.)

ATP (biol.) (adenosine-trifosfaat) Verbinding opgebouwd uit adenosine en drie fosfaateenheden; wordt gerekend tot de energierijke verbindingen. Komt atrioventriculaire knoop

atrioventriculaire knoop (knoop van Aschoff-Tawara) Groepje gewijzigde hartspiercellen op de grens van hartboezems en hartkamers. Onderdeel van atriumseptumdefect

atriumseptumdefect (ASD) Aangeboren hartafwijking waarbij een opening bestaat in het tussenschot tussen de linker en rechter boezem van het hart. atrofie

atrofie Vermindering van de omvang van een weefsel of orgaan door afname van de celgrootte en/of het aantal cellen. Verschijnselen: ophoping van atropine

atropine Alkaloïd uit wolfskers; kan ook synthetisch worden bereid. Is voor de mens giftig, voor veel plantenetende dieren niet. Wordt veel in de geneeskunde attaque

attaque (lett.: aanval) Vaak gebruikte term als synoniem voor beroerte.

attitude (psychol.)

attitude (psychol.) Geesteshouding of instelling. Het begrip verwijst naar iemands neiging om een bepaald object (haarkleur, gastarbeiders, een persoon, attitudeschaal

attitudeschaal Met deze test kan iemands attitude bepaald worden. Vaak bestaat de test uit een reeks uitspraken op sociaal, maatschappelijk en politiek attitudeverandering

attitudeverandering De verandering van attitude. Dit is een belangrijk studieveld binnen de psychologie vanwege de vele praktische toepassingen. attributie

attributie (lett: toeschrijving) De toegekende, onderliggende oorzaken van het eigen gedrag of dat van anderen. Bijvoorbeeld: wanneer iemand zijn trouwdag attributiefout

attributiefout Een stereotiepe fout die ontstaat bij het toekennen van onderliggende oorzaken aan het eigen gedrag of dat van anderen. Eigen falen wordt attributietheorie

attributietheorie Een psychologische theorie die zich vooral bezighoudt met de wijze waarop mensen intuïtief proberen de oorzaken van gedrag te begrijpen. aubergine

aubergine (eiervrucht, Solanum melongena, Nachtschadefamilie, Solanaceae) Tropische plant, die wordt gekweekt als voedselgewas. Er zijn verschillende audiologie

audiologie Wetenschap die zich bezighoudt met eigenschappen van het normale en afwijkende gehoor. De meetmethoden van de eigenschappen van

Auenbrugger, Joseph Leopold

Auenbrugger, Joseph Leopold (Edler von Auenbrugg; 1722-1809) Oostenrijks arts te Wenen. Ontdekte in 1754 de methode der percussie. Hierdoor Aufgabe

Aufgabe (lett: opdracht) Het fenomeen dat het denken gestuurd wordt door een gegeven taak. Wanneer iemand bijvoorbeeld de opdracht krijgt om te augurk

augurk (Cucumis sativus, familie komkommerachtigen, Cucurbitaceae) Plant met langwerpige vruchten; oorspronkelijk afkomstig uit India, waar men aura

aura Geheel van kortdurende verschijnselen die aan een aanval van epilepsie vooraf kunnen gaan. De patiënt ruikt bijv. een ogenblik een bepaalde geur, auriculotherapie

auriculotherapie Alternatieve geneeswijze, waarbij de oorschelp wordt gezien als projectie van het gehele lichaam. Door prikkeling van bepaalde ze

auscultatie

auscultatie Beluistering van geluiden die door sommige organen van het lichaam worden voortgebracht, met name door hart, longen, bloedvaten en Australopithecus

Australopithecus Hominidengeslacht. Mensachtigen die leefden in het Vroeg Pleistoceen in Oost- en Zuid-Afrika. Australopithecus liep rechtop, bezat autecologie

autecologie De bestudering van een enkel organisme of soort in samenhang met de biotische en abiotische invloeden uit zijn omgeving.

autisme

autisme Zeer ernstige emotionele ontwikkelingsstoornis, waarbij het kind in zichzelf gekeerd leeft en contactgestoord is. Het komt voor bij 4 tot 5 op autogene training

auto- Vorm van echte mimicry waarbij een dier de eigen soort nabootst. Bijv. de angelloze mannetjesbij wordt door veel vijanden gemeden mimicry, bevruchtingsmimicry,

auto-erotiek Verwijst binnen de psychoanalyse naar de seksuele bevrediging waarbij het eigen lichaam, en niet dat van een ander het lustobject vormt auto-immuunziekte

autogene training (lett: zelftraining) 1. Een vorm van zelfhypnose, ontwikkeld door de Duitse zenuwarts Johannes H. Schultz (1884-1970), die gebruikt autohypnose

autohypnose Het zichzelf met behulp van autosuggestie in een hypnotische toestand brengen. Autohypnose wordt o.a. aan mensen geleerd die met autokinetisch effect

auto-immuunziekte Stoornis in de afweer van het lichaam tegen het binnendringen van schadelijke stoffen. Voor de bescherming tegen het binnendringen auxine

autokinetisch effect Ook autokinetische illusie of autokinetisch fenomeen. Wanneer een lichtpunt in een donkere ruimte op één plaats is gefixeerd, autolyse

autolyse Proces waarbij cellen zichzelf afbreken en daardoor afsterven. Cellen van levende organismen zijn in staat de talrijke verbindingen waaruit automatisch

automatisch Ook autonoom. Het zonder bewuste controle plaatsvinden van gedrag of van fysiologische, cognitieve, emotionele, motivationele en sociale automatisme (biol.)

automatisme (biol.) Handelingen die verricht worden buiten het bewustzijn om, maar die eerst zijn aangeleerd. Voorbeelden: lopen, fietsen, schaatsen, automatisme (psychol.)

automatisme (psychol.) 1. Gewoontehandeling, meestal bij verlaagd bewustzijnsniveau, zoals tijdens hypnose of bij slaapwandelen. 2. In de psychiatrie automutilatie

automutilatie Ook zelfverwonding of zelfverminking. Dit komt voor bij psychische stoornissen (bijvoorbeeld bij schizofrenie) en bij zwakzinnigheid. autonome leerprocessen

autonome leerprocessen Leren dat terloops wordt opgedaan; ook bij opzettelijk of intentioneel leren zijn onderdelen van het bereikte leerresultaat autorisatiekaart

autorisatiekaart Schriftelijke toestemming van een arts aan verpleegkundigen om medische handelingen te verrichten, terwijl de arts zelf de eindverantwoording autoritaire opvoeding

autoritaire opvoeding Manier van opvoeden waarbij de opvoeder een dominante rol heeft en doel, methoden en inhoud van de opvoeding bepaalt, autoritaire persoonlijkheid

autoritaire persoonlijkheid Persoon met een rigide, antidemocratische instelling ten aanzien van het politiek-maatschappelijk leven. Gekenmerkt door

autoritairismemeting

autoritairismemeting Tijdens de jaren '40 en '50 werden, in navolging van Adorno's F(ascisme)-schaal, verschillende schalen ontwikkeld om aspecten autoritatieve opvoeding

autoritatieve opvoeding Een manier van opvoeding waarbij het kind aan de ene kant veel warmte en liefde krijgt, maar waarbij de ouders ook duide

autosomen

autosomen Chromosomen die niet direct het geslacht beïnvloeden. Bij een haploïde organisme is het aantal autosomen per cel één minder dan het totale autosuggestie

autosuggestie Zelfsuggestie. Beïnvloeding van eigen gedachten, gevoelens of oordelen door bijvoorbeeld concentratie of herhaling van dezelfde stimuli, autotrofie

autotrofie Vermogen van vooral planten om de voor hun stofwisseling benodigde energie uit het zonlicht te betrekken of uit de omzetting (oxidatie) auto-erotiek

auxine (lett.: vermeerderstof; indol-3-azijnzuur, IAA) Groeibevorderende stof, gemaakt o.a. in stengeltoppen van planten. Ontdekt door F. Kögel, die auxotrofie

auxotrofie De behoefte van micro-organismen aan een of meerdere essentiële toevoegingen (aminozuren, vitaminen) voor hun stofwisseling. Dit komt aversietherapie

aversietherapie Een therapeutische methode om ongewenste gewoonten, zoals drankmisbruik, te verzwakken of teniet te doen. Dit gebeurt door de aversieve stimulus

aversieve stimulus Een stimulus die, door de negatieve ervaring die ermee gepaard gaat, vermindering of uitdoving van bepaald gedrag als gevolg avitaminose

avitaminose Ziekte veroorzaakt door een totaal gebrek aan een bepaalde vitamine. In minder ernstige gevallen spreekt men van hypovitaminose. Ka

avocado

avocado (advocaatboom, Persea americana, familie laurierachtigen, Lauraceae) Tropische boom, vooral gekweekt om de geelachtige, eetbare pitvrucht, Avogadro, getal van

Avogadro, getal van Natuurconstante die het aantal atomen of moleculen in een mol (grammolecule) van een stof aangeeft (6,0220941*1023 mol-1). Axelrod, Julius

Axelrod, Julius (geb. 1912) Amerikaans biochemicus, hoogleraar in Bethesda (Maryland). Neurobiochemie (ontdekking neurotransmitters). Nobelprijs axolotls

axolotls (familie Ambystomatidae, orde salamanders, Urodela) Nauw verwant aan de reuzensalamanders (Dicamptodontinae) en de olympusbergsalamanders

axon

axon (neuriet) Lange uitloper van zenuwcellen, omgeven door een isolerende myelineschede. Geleidt impulsen van een zenuwcel naar dendrieten (korte azijnboom

A-ziekten Aantal besmettelijke ziekten (o.a. pokken, cholera, hondsdolheid) die een arts reeds moet aangeven als hij de ziekte alleen maar vermoedt. baard

azijnboom (fluweelboom; Rhus typhina) Tweezaadlobbige sierheester, behorend tot de familie der Anacardiaceae, die uit Noord-Amerika afkomstig azijnhout

azijnhout Houtsoort afkomstig van de altijd groene steeneik (Quercus ilex), voorkomend in Portugal en het Middellandse-Zeegebied. Dichtheid 900 azijnzuur

azijnzuur (methaancarbonzuur) Belangrijkste carbonzuur, formule CH3COOH. Komt in de natuur veel voor als ester. Enzymatisch geactiveerd azijnzuur azijnzuurbacterie

azijnzuurbacterie Bacterie (Acetobacter) die door onvolledige oxidatie uit suikers of alcoholen azijnzuur kan vormen.

aztecamieren

aztecamieren (Azteca) Zeer agressief mierengeslacht van de onderfamilie langhalzigen (Dolichoderinae). Hoewel de a. slechts enkele mm groot zijn, azuurmees

azuurmees (Parus cyanus, mezenfamilie, Paridae) Exotisch gekleurde vogel (witachtig blauw), voorkomend in Centraal- en Oost-Azië. Verwant aan Azyr, Vicq d'

Azyr, Vicq d' (1748-1794) Frans arts en anatoom. In zijn 'Système anatomique des Vertébrés' (voortgezet door H. Cloquet, 1787-1840) heeft hij een A-ziekten

B- Griep veroorzaakt door het influenzavirus B. Meestal epidemieën van beperkte omvang met om de 5 à 10 jaar een grotere epidemie. Treedt griep, Cgriep,

B- Verpleegkundige die een in-service-opleiding heeft genoten in een psychiatrisch centrum. Opleiding duurt 3 jaar.

baard Beharing op bovenlip, wangen, hals en kin bij mannen. Secundair geslachtskenmerk dat tijdens de puberteit ontstaat onder invloed van mannelijke baard in de keel

baard in de keel De tijdens de puberteit bij jongens optredende stemwisseling, waarbij door de groei van het strottenhoofd en het langer worden van baardmannetje

baardmannetje (baardmees, Panurus biarmicus, familie vliegenvangers, Muscicapidae) Vogel met zwarte baardstrepen en 8 cm lange staart; bewoont baardwalvissen

baardwalvissen (onderorde Mystacoceti, orde walvissen, Cetaceae) Drie families: echte walvissen (Balaenidae), grijze walvissen (Eschrichtiidae) baardwormen

baardwormen (klasse Pogonophora) Mariene diertjes, levend in draadvormige kokers. Pas in de jaren dertig ontdekt.

baarmoeder

baarmoeder (uterus) Inwendig vrouwelijk geslachtsorgaan van levendbarende dieren en de mens, waarin de ontwikkeling van eicel tot foetus plaatsvindt. baarmoederaandoeningen

baarmoederaandoeningen De baarmoeder kan op vele manieren aangedaan zijn. Lang niet altijd geven aandoeningen direct klachten. Een aangeboren baarmoederhalskanker

baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom) De meest voorkomende vorm van kanker op gynaecologisch gebied. Hoe vaak de aandoening precies voorkomt

baarmoederkanteling

baarmoederkanteling Achteroverkanteling van de hele baarmoeder (retroversie) of alleen van het baarmoederlichaam (retroflexie). Vroeger dacht baarmoederlichaam, kanker van het

baarmoederlichaam, kanker van het (carcinoma corporis uteri) Treedt meestal op in de postmenopauze. Verschijnselen: bloederige afscheiding uit baarmoedermond

baarmoedermond (portio vaginalis) Onderste deel van de baarmoederhals, dat in de vagina uitsteekt. De opening aan de onderkant vormt de toegang baarmoederpoliep

baarmoederpoliep Goedaardige, gesteelde slijmvliesgezwellen in de baarmoederholte. Ze kunnen soms zo groot worden dat ze uit de baarmoedermond baarmoederslijmvlieskanker

baarmoederslijmvlieskanker (endometriumcarcinoom, corpuscarcinoom) Een kwaadaardig gezwel, uitgaande van het slijmvlies aan de binnenkant baarmoederslijmvliesontsteking

baarmoederslijmvliesontsteking (endometritis) Een infectie die meestal in het kraambed voorkomt, vooral wanneer de vliezen langdurig gebroken baarmoederverzakking

baarmoederverzakking (uterusprolaps) Toestand waarbij de baarmoeder te ver naar beneden in de vagina of soms zelfs bijna uit de vagina hangt. D

baarsachtigen

baarsachtigen (orde Perciformes) Grootste orde van de vissen; 7000 soorten. Uitwendig te herkennen aan een stekel- en een weekstralige rugvin. Belangri

baarzen

baarzen (familie Percidae, orde baarsachtigen, Perciformes) Zoetwatervissen van het noordelijk halfrond, behalve de zeezander (Lucioperca marina)

Baba Ram Das

Baba Ram Das (eig. Richard Alpert; geb. 1931) Amerikaans hoogleraar in de psychologie aan de Harvard University. Experimenteerde samen met bacil van Calmette-Guérin

bacil van Calmette-Guérin (BCG) Tuberkelbacil die gedurende een aantal jaren gekweekt is op een voedingsbodem van glycerine, gal en aardappel bacillen

bacillen Staafvormige bacteriën. Een belangrijke groep vormen de nitrificerende bacteriën (geslacht o.a. Nitrobacter), die nitrietverbindingen in de bodem bacteriegenetica

bacteriegenetica Wetenschap die zich bezighoudt met de erfelijkheid bij bacteriën. Geeft de algemene erfelijkheidsleer een moleculaire basis. Bacteriën bacteriën

bacteriën Een veelvormige groep van microscopisch kleine organismen, eencellig en zonder duidelijk afgegrensde kern. In het celvocht ontbreken ook bacteriofaag

bacteriofaag Virus dat bacteriën infecteert en zich ten koste van de bacterie vermenigvuldigt. Parasiet bestaande uit een kop met een eiwitmantel om bacteriologie

bacteriologie Wetenschap waarin bacteriën bestudeerd worden, onderdeel van de microbiologie. Opkomst vooral te danken aan Louis Pasteur (1822-badhuis

badhuis Inrichting om te baden. Bij de Romeinen ontwikkelden de badhuizen (thermen) zich tot uitgebreide bouwwerken, met koude en warme baden, Baer, Karl Ernst von

Baer, Karl Ernst von (1792-1876) Duits embryoloog, studeerde geneeskunde te Dorpat, Berlijn en Wenen en vergelijkende anatomie te Würzburg. bakkerseczeem

bakkerseczeem Eczeem door allergische reactie op meel of meelveredelingsstoffen (o.a. ammoniumpersulfaat). Verschijnselen: roodheid, puistjes, bakkersgist

bakkersgist (biergist, Saccharomyces cerevisiae, klasse gisten, Endomyces) Micro-organisme dat met en zonder zuurstof kan leven. Gebruikt in bakkerijen Balanophoraceae

Balanophoraceae (orde sandelhoutachtigen, Santalales) Plantenfamilie, volledig parasiterend op wortels van andere planten, bezitten geen bladgroen. balanssuïcide

balanssuïcide Een vorm van zelfdoding waarbij eerst een zorgvuldige afweging is gemaakt of het zichzelf ombrengen de beste oplossing is in de gegeven balanstheorie

balanstheorie Een voorbeeld van een consistentietheorie, beschreven door Fritz Heider. Een gevoelsrelatie is in balans wanneer twee personen dezelfde Balbiani, Edouard Gérard

Balbiani, Edouard Gérard (1822 of 1825-1899) Frans bioloog, hoogleraar in de vergelijkende embryologie aan het Collège de France. Beschreef in Balchin, Nigel Marlin

Balchin, Nigel Marlin (1908-1970) Engels natuurkundige, psycholoog en prozaschrijver. Beoefende verscheidene genres. 'How to run a bassoon fac

Baldner, Leonard

Baldner, Leonard (1612-1694) Duits natuuronderzoeker en bioloog. Bouwde in Straatsburg als eerste een aquarium (1665), ontdekte als eerste de baleinen

baleinen (baarden) Hoornen platen in de bovenkaak die bij baardwalvissen de tanden vervangen. De baarden hangen achter elkaar aan het verhemelte Balfour, Francis Maitland

Balfour, Francis Maitland (1851-1882) Schots embryoloog. In zijn 'A monograph on the development of the Elasmobranch fishes' (1878) vocht hij ballaststoffen

ballaststoffen Onverteerbare voedselbestanddelen (bijv. zemelen) die van groot belang zijn door de stimulerende werking die ze op de darmwand uitoefenen. balsem

balsem Natuurhars die in ethanol oplosbaar is en van nature vloeibaar blijft (meestal door hoog gehalte aan esters van benzoëzuur en kaneelzuur).

balsemienfamilie

balsemienfamilie (Balsaminaceae, orde reigersbekken, Geraniales) Planten inheems in Afrika en Azië; verscheidene soorten nu ook in gematigde str

Baltimore, David

Baltimore, David (geb. 1938) Amerikaans bioloog en viroloog, verbonden aan het Salk Institute for Biological Studies te San Diego, Calif., en sinds balts

balts (paringsvoorspel) Gedrag van dieren in de voortplantingstijd. Veel vissen, vogels en zoogdieren bakenen dan een territorium af, leveren onderlinge balzak

balzak (scrotum) Loshangende huidplooi bij zoogdieren en de mens van het mannelijk geslacht, waarin zich de twee teelballen (testes) bevinden. De bamboe

bamboe (geslacht Bambusa, grassenfamilie, Gramineae) Planten met langlevende, houtige stengels, die zeer lang kunnen worden. Vele soorten, voo

banaan

banaan (pisang, geslacht Musa, bananenfamilie, Musaceae) Wilde plant in Zuidoost-Azië. De gekweekte b. (M. sapientum) is tegenwoordig over het banaanachtigen

banaanachtigen (orde Scitamineae of Zingiberales) Eenzaadlobbige planten met ondergronds wortelstokken of knollen. Bovengronds metershoge bananenfamilie

bananenfamilie (Musaceae) Genoemd naar de banaan of pisang (geslacht Musa). Bij het Zuid-Afrikaanse geslacht Strelitzia komt vogelbestuiving bandletsel

bandletsel Letsel van de gewrichtsbanden (de bindweefselbanden om een gewricht die de richting en mate van beweging in dat gewricht bepalen). De bandwagon-effect

bandwagon-effect (Engels: bandwagonman = meeloper) Aansluiting van kiezers bij een politieke partij of kandidaat die duidelijk op winst staat. Vooral Bang, ziekte van

Bang, ziekte van Infectieziekte bij runderen, veroorzaakt door de bacterie Brucella abortus. Bij drachtige dieren ontstaat een ontsteking van het baarmoederslijmvlies Banks, Joseph

Banks, Joseph (1743-1820) Brits natuurvorser, nam deel aan de eerste reis om de wereld van James Cook (1768-1771). Speelde vanaf 1778 als voorzitter Banting, Frederick Grant

Banting, Frederick Grant (1891-1941) Canadees fysioloog en farmacoloog. Ontdekte, samen met C.H. Best en de biochemicus J.H. Collip, het insuline

Bárány, Robert

Bárány, Robert (1876-1936) Oostenrijks keel-, neus- en oorarts, hoogleraar aan de universiteit van Wenen; ontwikkelde tests voor de evenwichtszin barbelen

barbelen (onderfamilie Barbinae, orde karperachtigen, Cypriniformes) Zoetwatervissen, die leven op of bij de bodem van stromend water. Voedsel: barbier

barbier Kapper en baardscheerder, hield zich in de Middeleeuwen ook bezig met tandheelkundige ingrepen en primitieve operaties (aderlaten, amputeren barbituraten

barbituraten Een groep slaapmiddelen waarvan de werking gebaseerd is op een algehele remming van het centraal zenuwstelsel. De barbituraten worden barbudo's

barbudo's (onderorde Polymioidei, orde slijmkopvissen, Beryciformes) Beenvissen met onderhuidse slijmkanalen in de kop. Weinig bekende diepzeevissen

Barcroft, Joseph

Barcroft, Joseph (1872-1947) Iers fysioloog, hoogleraar te Cambridge (1926). Onderzocht de functie van hemoglobine (bloedkleurstof) en de regeling baringsstoornissen

baringsstoornissen Alle complicaties die tijdens een bevalling kunnen optreden. Vooral tijdens de eerste zwangerschap heeft een vrouw vaak het angstige bariumpap

bariumpap Mengsel van het onoplosbare bariumsulfaat (BaSO4) en water. Wordt gebruikt als contrastmiddel voor röntgenonderzoek van het maag-Barnard, Christian

Barnard, Christian (geb. 1923) Zuid-Afrikaans chirurg. Verrichtte in 1967 met zijn team de eerste harttransplantatie bij een mens. De patiënt overleed Barnum-effect

Barnum-effect Het verschijnsel dat een goed klinkende en op algemene stereotypen gebaseerde beschrijving van een persoonlijkheid de meeste mensen barracuda's

Barr, lichaampje van

Barr, lichaampje van (genoemd naar de Canadese anatoom M.L. Barr; geslachtschromatine, seksechromatine) Donker vlekje in celkernen van zoogdi

barracuda's (onderorde Sphyraenoidei, orde baarsachtigen, Perciformes) Snel zwemmende, langgerekte, snoekvormige vissen van de open zee. Leven barracudina's

barracudina's (familie Paralepidae, orde zalmachtigen, Salmoniformes) Diepzeevissen met barracudavormig lichaam, felle rovers.

Bartholin, klieren van

Bartholin, klieren van Twee geslachtsklieren die uitmonden aan de bovenzijde van de schaamspleet van vrouwelijke individuen en een glijvloeistof bartonellose

bartonellose Infectieziekte, veroorzaakt door het micro-organisme Bartonella bacilliformis. Komt voor in de valleien van de Andes in Perú, Colombia Bartram-ruiter

Bartram-ruiter (Bartramia longicauda) Slanke geelbruine vogel met donkere strepen, behorend tot de snipachtigen (Scolopacidae). Is 20 cm groot; Bary, Anton Heinrich de

Bary, Anton Heinrich de (1831-1888) Duits botanicus, hoogleraar te Straatsburg (1872). Verrichtte microscopisch onderzoek naar de anatomie van basaalkorrel

basaalkorrel (basaallichaampje, blefaroplast) Korrel aan de basis van trilharen en flagellen van dieren en lagere planten. Ligt in de cel en is de structuur basaalmembraan

basaalmembraan (basale membraan) Membraan aan de basis van epitheelcellen die een scheiding vormt met het onderliggende bindweefsel. De membraan basaalmetabolisme

basaalmetabolisme Stofwisseling van een organisme in rust, waarin alleen de primaire fysiologische functies werkzaam zijn (ademhaling, bloedsom

basale ganglia

basale ganglia Ook cerebrale nuclei (kernen). Concentraties van zenuwcellen die in beide hersenhelften voorkomen. Zij behoren tot de lagere delen basale-temperatuurcurve

basale-temperatuurcurve (BTC) Curve die gedurende een reeks van dagen de lichaamstemperatuur 's ochtends vlak na het ontwaken weergeeft. In basalioom

basalioom (ulcus rodens) De meest voorkomende vorm van huidkanker; tegelijktijdig ook de minst kwaadaardige vorm. Het basalioom uit zich door Baschwitz, Kurt

Baschwitz, Kurt (1886-1968) Duits-Nederlands sociaal-psycholoog. Tot 1933 journalist in Duitsland, waarna hij naar Nederland emigreerde. Van 1948-Basedow, ziekte van

Basedow, ziekte van (ziekte van Graves) Ziekte waarbij de schildklier te veel hormonen produceert (hyperthyreoïdie). Er treedt vergroting van gehele basensequentie

basensequentie Volgorde van basen, met name die van thymine, cytosine, adenine en guanine in een DNA-molecuul. De erfelijke informatie in het baseparing

baseparing Reactie tussen stikstofbasen van nucleïnezuurketens (DNA, RNA), waardoor deze aaneengekoppeld kunnen worden tot een dubbelhelix. basic trust

basic trust Gevoel van geborgenheid, zonder voortdurende angst dat men op zijn hoede hoeft te zijn. Dit basale gevoel van vertrouwen wordt opgebouwd basidiosporen

basidiosporen Sporen gevormd aan het basidium van steeltjeszwammen (Basidiomycetes). Het basidium is het opgezwollen uiteinde van een zwamdraad basidium

basidium Opgezwollen cel aan het uiteinde van de zwamdraden (hyfen) van steeltjeszwammen (Basidiomycetes), waaraan twee tot acht (meestal vier)

basilicum

basilicum (bazielkruid, koningskruid, Ocimum basilicum, familie lipbloemen, Labiatae) Kruid waarvan de blaadjes worden gebruikt bij de bereiding basisemoties

basisemoties Ook primaire, elementaire of fundamentele emoties. De emoties die de basis vormen van het menselijk gevoelsleven. De overige emoties Bassi, Agostino Maria

Bassi, Agostino Maria (1773-1856) Italiaans natuurhistoricus, studeerde rechten en natuurwetenschappen te Padua, waar hij onder andere les kreeg bast

bast Al het weefsel dat door het cambium bij de secundaire diktegroei van planten naar buiten toe wordt geproduceerd. De bast dient voor het transport bastaard

bastaard (hybride) Individu dat het product is van een kruising van twee ouders die verschillen in één of meerdere erfelijke eigenschappen. In de plantenveredeling: bastaardschorpioenen

bastaardschorpioenen (orde Pseudoscorpiones) Spinachtigen die, ondanks hun naam, nauwelijks overeenkomsten vertonen met schorpioenen, maar Bastiaans, Jan

Bastiaans, Jan (1917-1997) Nederlands psychiater. Bastiaans, die in 1957 promoveerde op het proefschrift Psychosomatische gevolgen van onderdrukk

bastvezels

bastvezels Vezels bestaande uit dikwandige, vaak verhoute langwerpige cellen in de bast van een boom, die de bast zijn stevigheid verlenen. Zij behoren bataat

bataat (zoete aardappel, Ipomoea batatas) Tropisch gewas waarvan de bladeren en jonge ranken, maar vooral de knollen worden gegeten. Deze bevatten batch (techn.)

batch (techn.) (partij, groep, reeks) Hoeveelheid die in één procesgang wordt verwerkt in een (bio)chemische of fysische reactie. In tegenstelling tot Bateson, William

Bates, Henry Walter (1825-1892) Brits natuuronderzoeker, maakte met A. Wallace ontdekkingsreizen door het Amazonegebied (1848-1859). Verzame

Bateson, William (1861-1926) Brits bioloog, ontdekte na intensieve kruisingsproeven dat er veel situaties voorkomen waarvoor de wetten van Mendel Bates, Henry Walter

battered child-syndroom

battered child-syndroom Groeiachterstand en stoornissen in de geestelijke en motorische ontwikkeling bij kinderen door verwaarlozing of mishande

Bauhin, Casper

Bauhin, Casper (1560-1624) Europees plantkundige, die nieuwe plantesoorten inpaste in het systeem van de Klassieken. Maakte een geordend namenregister Bauhin, klep van

Bauhin, klep van (valvula Bauhini) Klep op de overgang van dunne darm in dikke darm. Voorkomt dat voedsel vanuit de dikke darm terugstroomt Baur, Erwin

Baur, Erwin (1875-1933) Duits geneticus, hoogleraar te Berlijn (1911). Studeerde geneeskunde en plantkunde te Heidelberg, Freiburg en Kiel; maakte bavianen

bavianen Grondbewonende apen uit Afrika en Arabië. Leven in grote groepen en vertonen typische aanpassingen voor sociale dieren: hoog ontwikkelde Beadle, George Wells

B-cel

B-cel (B-lymfocyt) Witte bloedcel met op zijn celoppervlak plaatsen die in staat zijn lichaamsvreemde eiwitten (antigenen) te herkennen. Bij contact B-ziekten

Beadle, George Wells (1903-1989) Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Pasadena (1946-60) en rector van de universiteit van Chicago (1961-6

Beagle

Beagle Schip waarmee Charles Darwin van 27-12-1831 tot 2-10-1836 een reis om de wereld maakte. Als onbezoldigd onderzoeker bestudeerde Darwin Bechterev, Vladimir Michajlovitsj

Bechterev, Vladimir Michajlovitsj (1857-1927) Russisch neuroloog en psychiater, vanaf 1893 hoogleraar in St.-Petersburg. In samenwerking met Pavlov Bechterev, ziekte van

Bechterev, ziekte van (spondylitis ankylopoëtica) Reumatische aandoening, die gekenmerkt wordt door een chronische ontsteking van de gewrichte

bedektzadigen

bedektzadigen (Angiospermae) Onderafdeling van de zaadplanten, waarvan de zaden zich niet open en bloot ontwikkelen (zoals bij de naaktzadigen), bedplassen

bedplassen (enuresis nocturna), onwillekeurige urinelozing in de nacht bij kinderen ouder dan 4 jaar. Het komt vrij vaak voor en vooral bij jongens. bedreigde diersoorten

bedreigde diersoorten Diersoorten die gevaar lopen uit te sterven, soms door natuurlijke oorzaken, maar tegenwoordig meestal door toedoen van de bedreigde planten

bedreigde planten Plantesoorten die dreigen te verdwijnen door directe oorzaken (overmatig plukken of uitgraven, bijv. orchideeën) of indirecte bedreigingen bedreigde uitheemse diersoorten, Wet

bedreigde uitheemse diersoorten, Wet Nederlandse wet, waarin een groot aantal met name genoemde uitheemse diersoorten wordt beschermd. Is bedrijfsgeneeskunde

bedrijfsgeneeskunde Tak van de geneeskunde die zich richt op bescherming en bevordering van de gezondheid van werknemers in hun bedrijfssitu

bedrijfspsychologie

bedrijfspsychologie Ook arbeids- en organisatiepsychologie. Tak van de psychologie die het functioneren van mensen in productieve organisaties bestudeert. bedstro

bedstro (geslacht Asperula, familie sterbladigen, Rubiaceae) Kruidige planten met witte of blauwe, trechtervormige bloemen. Ca. vijftig soorten, die bedwantsen

bedwantsen (geslacht Cimex, familie platwantsen, Cimicidae) Bloedzuigende insecten. Bekend in Europa en Noord-Amerika: de bedwants (C. lectularius)

beelddenken

beelddenken (eidetisch denken) Ordenen van ervaringen aan de hand van directe waarneming en de beelden die hiermee zijn verbonden. Beelddenken beeldtherapie

beeldtherapie Non-verbale therapie, waarbij gebruik gemaakt wordt van verbeelding of uitbeelding. Vooral toegepast als diagnostische onderzoekmethode beeldvorming

beeldvorming Het verschijnsel dat de resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek deels bepaald kunnen worden door het beeld dat de te onderzoeken been

been 1.(bot) Onderdeel van het skelet van gewervelde dieren en de mens, opgebouwd uit beenweefsel en beenmerg en overdekt met beenvlies. Steungevende beenderzouten

beenderzouten Kalkzouten (vooral calciumfosfaat en -carbonaat) die het grootste deel van het skelet vormen. Worden tijdens de verbening van kraakbeen beengeleiding

beengeleiding Voortplanting van geluid via de schedelbeenderen naar het binnenoor. Normaal slechter dan de luchtgeleiding. De beengeleiding is bij beenlengteverschil

beenlengteverschil Een verschil in beenlengte komt zeer veel voor. Meestal is dit verschil minimaal en veroorzaakt geen klachten. Bij een beenlengteverschil beenmerg

beenmerg (medulla ossium) Zachte substantie in de mergholten van beenderen. In rood beenmerg vindt de aanmaak van bloedcellen plaats; geel beenmerg beenmergontsteking

beenmerg- Vorm van weefseltransplantatie, waarbij beenmerg uit het borstbeen of de heupbeenderen van de donor wordt opgezogen transplantatie, bloedvattransplantatie,

beenmergontsteking (osteomyelitis) Ontsteking van het beenmerg, die meestal gepaard gaat met een ontsteking van het omringende bot. De ontsteking beenmergpunctie

beenmergpunctie Afzuigen van rood beenmerg door middel van een ingestoken naald, meestal uit het borstbeen. Geschiedt onder plaatselijke verdoving. beentongvissen

beentongvissen (orde Osteoglossiformes, klasse beenvissen, Osteichthyes) Langgerekte vissen met harde schubben en een meestal sterk gebit; vooral beenvissen

beenvissen (klasse Osteichthyes) Vissen ontstaan uit voorouders die een bewapening bezaten van ruitvormige schubben in plaats van een beenplatenpantser.

beenvlies

beenvlies (periost) Dun maar stevig, grijswit vlies dat de beenderen omhult. Bevat veel bloedvaten en zenuwen en is, in tegenstelling tot beenweefsel, beenvorming

beenvorming Proces in de steunweefsels van gewervelde dieren en de mens waarbij been ontstaat. Been kan direct uit bindweefsel worden gevormd beenweefsel

beenweefsel (botweefsel) Netwerk van beencellen (osteocyten, een soort bindweefselcellen) ingebed in een cementachtige tussenstof bestaande uit beer (varken)

beer (varken) Volwassen mannelijk varken; leeft in het wild solitair en zoekt de wijfjes alleen tijdens de paartijd op.

beerdiertjes

beerdiertjes (stam Tardigrada) Wormachtige diertjes van 0,1-1,2 mm lengte met grote klauwen aan korte poten. Naast het kopgedeelte is het lichaam beermaki

beermaki (Arctocebus calabarensis, familie lori's, Lorisidae, onderorde halfapen, Prosimiae) Alleseter uit West-Afrika; traag, wollig behaard nachtdier beet of steek van een dier

beet of steek van een dier Iedere beet of haal van een huisdier of wild dier (maar ook mensenbeten, bijvoorbeeld opgelopen tijdens een vechtpartij!

begeleidende cel

begeleidende cel Lange, dunwandige cel met kern, gelegen naast een zeefvat en daarmee in verbinding staand via plasmodesmata. Vervult stofwisselingsfunctie begoniafamilie

begoniafamilie (Begoniaceae) Kruiden met eenslachtige bloemen en doosvruchten. In 1877 Begonia nitada als eerste ingevoerd. Daarna vele varië

begrijpen

begrijpen 1. Algemeen: snappen hoe iets zit. 2. Ook Verstehen. Het werkelijke inzicht in het gedrag van mensen dat tot stand komt door zich zoveel behaviorisme

behaviorisme (Eng: behavio(u)r = gedrag) Ook black box-psychologie. Vooral historisch gezien zeer invloedrijke richting in de psychologie, die primair behoefte

behoefte Datgene wat nodig is voor het eigen welzijn. Een behoefte kan de psychische component zijn van een lichamelijk tekort. Zo ontstaat de behoefte behoeftenhiërarchie

behoeftenhiërarchie Een door de Amerikaanse psycholoog Abraham Harold Maslow opgestelde theorie. Volgens Maslow zijn de noden van de mens Behring, Emil Adolf von

Behring, Emil Adolf von (1854-1917) Duits arts en bacterioloog, studeerde geneeskunde te Berlijn en was tot 1894 militair arts. In die functie ontwikkelde Beijerinck, Martinus Willem

Beijerinck, Martinus Willem (1851-1931) Nederlands microbioloog, in 1885 leider van het microbiologisch laboratorium in Delft, in 1895 hoogleraar Bekaert, Jozef Lodewijk Pieter

Bekaert, Jozef Lodewijk Pieter (1923-87) Vlaams medicus. Na een lectoraat aan de Rijksuniversiteit Gent werd Bekaert in 1972 hoogleraar in de bekerkraakbeentjes

bekerkraakbeentjes Twee piramidevormige, uit kraakbeen opgebouwde orgaantjes, die deel uitmaken van het skelet van het strottenhoofd. Zijn verbonden Békésy, George von

Békésy, George von (1899-1972) Hongaars-Amerikaans fysioloog en natuurkundige. Nobelprijs in 1961 (geneeskunde) voor zijn onderzoekingen bekken (med.)

bekken (med.) (pelvis) Komvormige structuur aan de basis van de wervelkolom, bestaande uit heupbeenderen, heiligbeen en staartbeen. De heupbeenderen beklemde breuk

beklemde breuk Ingewandsbreuk waarvan de inhoud niet meer kan worden teruggeduwd, terwijl tevens de bloedstroom van het stuk darm in de breuk bekrachtiger

bekrachtiger (Eng: reinforcer) Bekrachtiging is het proces waardoor gedrag in frequentie toeneemt of afneemt. Een specifieke positieve of negatieve bekrachtiger, geconditioneerde

bekrachtiger, geconditioneerde Een secundaire bekrachtiger die op zich niet direct positief of negatief gewaardeerd wordt. Het zijn de gevolgen die bekrachtiger, primaire en secundaire

bekrachtiger, primaire en secundaire Een primaire bekrachtiger is de directe beloning of straf voor gedrag. De secundaire ofwel gesignaleerde bekrachtiger bekrachtiging (psychol.)

bekrachtiging (psychol.) (Eng: reinforcement) Ook versterking. Wanneer gedrag een aangenaam gevolg heeft, wordt dit gedrag bekrachtigd: de kans bekrachtigingsschema

bekrachtiging, (niet-)contingente De bekrachtiging wordt contingent genoemd als de beloning of straf daadwerkelijk het gevolg is van vertoond gedrag. bekwaamheid

bekrachtigingsschema Ook beloningsschema. De manier waarop bekrachtigers aangeboden worden. Het lijkt simpel: wanneer gedrag gevolgd wordt bekrachtiging, (niet-)contingente

bekwaamheid (Eng: ability) Het vermogen tot iets. Dit is het resultaat van de wisselwerking tussen talent en oefening. Een talent moet in dit geval opgevat belastbaarheid

belastbaarheid Vermogen (in watt) dat aan een luidspreker mag worden toegevoerd zonder dat vervorming of beschadiging optreedt. Er is onderscheid belemnieten

belemnieten (orde Belemnoidea, klasse inktvissen, Cephalopoda) Tweekleppige weekdieren, alleen fossiel bekend. Ontstonden in het Trias, grootste Belgische Vereniging voor Psychologen

Belgische Vereniging voor Psychologen (BVP) Een beroepsvereniging voor universitair geschoolde psychologen die in 1946 te Brussel werd opgericht. Bell, Charles

Bell, Charles (1774-1842) Schots fysioloog en chirurg, deed belangrijke ontdekkingen op het gebied van de anatomie en functie van het zenuwstelsel, Bell, verlamming van

Bell, verlamming van Eenzijdige aangezichtsverlamming, door zwelling en inklemming van de aangezichtszenuw (nervus facialis). De oorzaak is o

Belon, Pierre

Belon, Pierre (dansschrift) Schriftelijk vastleggen van dansbewegingen d.m.v. symbolen. Vergelijkbaar met registreren van muziek d.m.v. notenschrift. Bem Sex Role Inventory

Bem Sex Role Inventory Een veel gebruikte vragenlijst die ontwikkeld werd door S. Bem, waarmee nagegaan kan worden of iemand typisch vrouwelijk

bemesting

bemesting Toevoegen van organische en/of anorganische stoffen aan grond om de bodemvruchtbaarheid op peil te brengen of te houden. Op bouwland Benacerraf, Baruj

Benacerraf, Baruj (geb. 1920) Venezolaans-Amerikaans patholoog, hoogleraar aan Harvard Medical School. Ontving in 1980 de Nobelprijs voor geneeskunde Bender (Visual Motor) Gestalt Test

Bender (Visual Motor) Gestalt Test (1585-1618) Een van de grote Nederlandse dichters uit de Gouden Eeuw. In zijn werk vertoont hij een merkwaardige Bender, Hans

Bender, Hans (1907-1991) Duits schrijver. B. studeerde literatuur- en kunstgeschiedenis in Erlangen en Heidelberg, raakte in WO II in Russische krijgsgevangenschap Beneden, Edouard Joseph Louis Marie van

Beneden, Edouard Joseph Louis Marie van (1845-1910) Belgisch embryoloog, zoon van parasitoloog en paleontoloog Pierre Joseph van B. Toonde Beneden, Pierre Joseph van

Beneden, Pierre Joseph van (1809-1894) Belgisch dierkundige en paleontoloog, vader van Edouard van B., hoogleraar zoölogie te Leuven (1856). beneveling

beneveling Een relatief lichte vorm van verminderde alertheid (bewustzijnsgraad).

Bentham, George

Bentham, George (1800-1884) Brits botanicus, belangrijk plantensystematicus. Studeerde rechten, maar wijdde zich vanaf 1833 aan de botanie. Bestudeerde benthos

benthos Alle planten en dieren die leven op de bodem van zoete wateren en de zee, aangepast aan o.a. de heersende schemering en de waterdruk.

benzeen

benzeen Cyclische koolwaterstofverbinding C6H6; de benzeen- of fenolring komt voor in zeer veel stoffen die door planten worden gemaakt, o.a. in benzine

benzine Mengsel van vluchtige koolwaterstoffen, gebruikt als brandstof voor benzinemotoren. Door toevoegstoffen gewoonlijk gekleurde en gearomatiseerde benzodiazepinen

benzodiazepinen De psychofarmaca die gebruikt kunnen worden voor het reduceren van angst en als slaapmiddel (vooral als de slapeloosheid wordt beoordelingsschalen

beoordelingsschalen Observatietests die gebruikt worden wanneer een persoon niet zelf een psychologisch onderzoek kan ondergaan, zoals het geval beperkende factor

beperkende factor (limiterende factor) Maatgevende factor voor de snelheid waarmee een enzymreactie plaatsvindt. Als aan alle voorwaarden optimaal beren

beren (familie Ursidae, orde roofdieren, Carnivora) Alleseters uit gematigde en koude streken (niet in Afrika en Australië); bekwame klimmers en berenklauw

berenklauw (geslacht Heracleum, familie schermbloemen, Umbelliferae) Grote kruidachtige planten. Bekend is de berenklauw (H. sphondylium), voorkomend berg (med.)

berg (med.) Dikke, gele, vettige laag schilfers op het hoofd van een baby. Het is geen gevolg van een gebrek aan hygiëne. Als berg in een milde vorm Bergmann, Carl Georg Lucas Christian

Berg, Paul (geb. 1926) Amerikaans microchemicus, hoogleraar biochemie aan de Stanford University School of Medicine in Californië. Baarde in 1974 berigheid

Bergmann, Carl Georg Lucas Christian (1814-1865) Duits dierkundige, deed o.a. onderzoek naar de klieving van de dooier (vogelei, 1847), de bloedsomloop Bergström, Sune K.

Bergström, Sune K. (geb. 1916) Zweeds biochemicus, hoogleraar aan de Universiteit van Lund (1947-1958), vervolgens aan het Karolinska-Instituut. Berg, Paul

beri-beri Ziekte veroorzaakt door een gebrek aan vitamine B-1. Komt vooral voor in landen waar rijst het hoofdvoedsel is. Verschijnselen: psychische berkenfamilie

berigheid Bronstperiode van vrouwelijke varkens (zeugen); telkens twee dagen per drie weken, het hele jaar door. De mannetjes (beren) zijn altijd tot beri-beri

berkenfamilie (Betulaceae) Bomen en struiken waarvan de vruchten door een napvormig omhulsel omgeven worden. Bekende geslachten: berken (berkezwam

berkezwam (Polyporus betulinus) Grootste natuurlijke vijand van de berk: schimmel die stam en takken van binnenuit verteert en tenslotte als paddestoel

Bernal, John Desmond

Bernal, John Desmond (1901-1971) Iers fysicus en kristallograaf, hoogleraar fysica (1938) en kristallografie (1963) te Londen. Onderzocht d.m.v. Bernard, Claude

Bernard, Claude (1813-1878) Frans medicus, die geldt als een der grondleggers van de moderne fysiologie. Werd in 1853 hoogleraar aan de Sorbo

beroepeninteressetest

beroepeninteressetest Met deze test kan nagegaan worden welk beroep of opleiding het best bij de persoonlijke belangstelling van de proefpersoon beroepsethiek voor psychologen

beroepsethiek voor psychologen De morele regels waar een fatsoenlijk psycholoog zich aan zou moeten houden. De American Psychological Association beroepskeuzeonderzoek

beroepskeuzeonderzoek Een procedure waarbij gekeken wordt naar de interesses en capaciteiten van de proefpersoon. Op grond hiervan kan advies

beroepskeuzepsychologie

beroepskeuzepsychologie De sterk ontwikkelde tak van de psychologie die zich ten doel stelt uit te zoeken in welk beroep iemand het best tot zijn beroepskeuze-zelfonderzoek

beroepskeuze-zelfonderzoek (BZO) Een veelgebruikte test, waarbij de proefpersoon aan de hand van vragen zelf kan uitzoeken welk beroep het beroerte

beroerte (cerebro-vasculair accident, CVA, attaque) Plotselinge verstoring van de bloedvoorziening van de hersenen, waardoor uitvalsverschijnselen berouw

berouw Het afstand nemen van vroegere daden of overtuigingen, vaak min of meer emotioneel. Meestal religieus van aard en gelijk te stellen met schuldbesef Bescherming van Dieren, Nederlandse Vereniging tot

Bescherming van Dieren, Nederlandse Vereniging tot Vereniging opgericht in 1864. Keerde zich in de vorige eeuw vooral tegen wantoestanden Bescherming van Dieren, Wereldfederatie tot

Bescherming van Dieren, Wereldfederatie tot Opgericht in 1950 in Nederland, secretariaat in Zürich. Doel: verbetering van wangedrag van mensen beschikbaarheid

beschikbaarheid De mate waarin (ideeën voor) een oplossing van een probleem voor de hand ligt. De benodigde informatie kan bijvoorbeeld verstopt beschikbaarheidsheuristiek

beschikbaarheidsheuristiek Ook representativiteitsheuristiek. Het vormen van een oordeel met behulp van informatie met een hoge beschikbaarheid. beschrijven

beschrijven Een voorstelling geven van iets. Dit kan al dan niet met behulp van getallen gebeuren, bijvoorbeeld hoeveel procent van de inwoners van beslissingscriterium

beslissingscriterium In de rationele beslissingstheorie wordt ervan uitgegaan dat een beslisser moet streven naar een optimaal resultaat. Dit is in de beslissingstheorie

beslissingstheorie Een stelsel van opvattingen over de wijze waarop mensen tot een besluit komen. 1. De normatieve of rationele beslissingstheorie besmettelijke ziekten

besmettelijke ziekten Ziekte die door besmetting kan worden overgebracht. Overdracht van ziektekiemen kan rechtstreeks vanaf een patiënt plaatsvinden, besmetting

besmetting (contaminatie) Overgang van ziektekiemen (bijv. bacteriën, virussen) op een organisme dat daar tevoren vrij van was. Mensen kunnen besmet besnijdenis

besnijdenis (circumcisie) Verwijdering van de voorhuid van de penis. Wordt soms ook gebruikt voor het wegsnijden van de clitoris (clitoridectomie). bespuiting

bespuiting Behandeling van gewassen met bestrijdingsmiddelen, gewoonlijk door bespuiting met of verneveling van in water opgeloste, geëmulgeerde bessen

bessen (besvruchten) Sappige vruchten, na bevruchting ontstaan uit vruchtbeginsels van meerjarige, houtige gewassen, bijv. rode bes, druif, tomaat. beste bestaande techniek

Best, Charles Herbert (1899-1978) Canadees fysioloog van Amerikaanse afkomst, van 1929-65 hoofd afdeling fysiologie van de universiteit van To

beste bestaande techniek (Best Technical Means, BTM) Techniek die op het moment van schrijven het grootst mogelijke effect heeft (op de bestrijdi

beste uitvoerbare techniek

beste uitvoerbare techniek (Best Practicable Means, BPM) Techniek die op het moment van schrijven het grootst mogelijke effect heeft (bij de bestri

bestraling (med.)

bestraling (med.) (radiotherapie) Behandeling met straling. Voor de behandeling van snel groeiende gezwellen maakt men gebruik van röntgenstraling bestraling (techn.)

bestraling (techn.) Blootstelling aan de inwerking van straling. Men onderscheidt de volgende typen straling: alfa-, bèta- en gammastraling. Alfastraling: bestrijding

bestrijding Het doelgericht proberen uit te schakelen van ongewenste organismen (planten of dieren). Bij biologische bestrijding gebruikt men vaak bestrijdingsmiddelen

bestrijdingsmiddel, breedspectrumbestrijdingsmiddel,

bestrijdingsmiddelen (ook: pesticiden, insecticiden) Middelen om ongewenste plantengroei (pesticiden) en schadelijke insecten (insecticiden) te bestrijden. Bestrijdingsmiddelenwet

Bestrijdingsmiddelenwet Wet die het gebruik van bestrijdingsmiddelen regelt. Bestrijdingsmiddelen kunnen slechts toegelaten worden na advies van

bestuiving Stuifmeeloverdracht bij planten; is noodzakelijk voor de bevruchting en daarmee het voortbestaan van plantesoorten. Het stuifmeel dat o

bestuivingsdruppel

bestuivingsdruppel (pollinatiedruppel) Vochtdruppel afgescheiden door de zaadknoppen van naaktzadigen, waarop stuifmeelkorrels vastkleven. De Best, Charles Herbert

bèta-blockers

bèta-blockers Verzamelterm voor de groep vrijwel identieke geneesmiddelen, o.m. voorgeschreven bij hoge bloeddruk, angina pectoris en hartritmestoringen. bèta-cellen

bèta-cellen 1. Cellen in de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, die het hormoon insuline produceren. 2. Cellen in de hypofysevoorkwab, die bèta-endorfine

bèta-endorfine Ook ?-endorfine. Dit is de endorfine waar het meest onderzoek naar is gedaan. Deze stof verhoogt waarschijnlijk de tolerantie voor bèta-ritme

bèta-ritme Ook bèta-golven. Een bepaald patroon van elektrische hersenactiviteit zoals dat geregistreerd wordt op een elektro-encefalogram. Dit ritme betekenisprobleem

betekenisprobleem De problematische relatie tussen de inhoud van een woord en het bijbehorende concept. Dit komt doordat ieder woord voor elk betonrot

betonrot De aantasting van beton en cement als gevolg van zure regen. De kooldioxide en zwaveldioxide doen het volume van het beton toenemen, betrekkingswaan

betrekkingswaan De niet met de werkelijkheid overeenstemmende idee dat de handelingen van anderen speciaal op de eigen persoon zijn gericht. Als Bettelheim, Bruno

Bettelheim, Bruno (1903-1990) Amerikaans kinderpsycholoog. Bettelheim, een door Freud beïnvloed psychoanalyticus, specialiseerde zich in de behandeling beugel (med.)

beugel (med.) Plaat van acryl en metaaldraad, met haakjes en klemmetjes om de tanden, die wordt toegepast wanneer de blijvende tanden en/of kiezen beukenfamilie

beukenfamilie (Fagaceae, orde napjesdragers, Fagales) Bomen met vruchten in een vierkleppig napje. Negen geslachten met ongeveer 800 soorten. bevallingsdatum

bevallingsdatum De datum waarop de bevalling vermoedelijk plaats zal vinden. Om deze uit te rekenen zijn twee gegevens nodig. Ten eerste moet bevergeil

bevergeil (castoreum) Klierafscheiding van de bever (Castor fiber), gebruikt om het territorium af te bakenen. Vroeger vooral begeerd om de reukst

bevernel

bevernel (geslacht Pimpinella, schermbloemenfamilie, Umbelliferae) Kruidachtige planten. Bekend; anijs (P. anisum), inheems in Klein-Azië. Vruchtjes beverrat

beverrat (Myocastor coypus, moerasbever, familie beverratten, Myocastoridae) Plomp dier (40-60 cm) met bijna vierkante kop, grote, oranje snijtanden; bevers

bevers (familie Castoridae, orde knaagdieren, Rodentia) Grote gedrongen dieren met ruige, langharige vacht. Eén soort: de bever (Castor fiber). Brede bevredigen

bevredigen Het voorzien in de behoefte van het individu. Eten bevredigt een hongerig persoon, drinken een dorstig persoon en vrijen iemand die seksueel bevriezing (med.)

bevriezing (med.) (congelatio) Beschadiging van de huid door inwerking van lage temperaturen. De meest getroffen huiddelen zijn de neustop, de bevruchting

bevruchting (conceptie) Samensmelten van een zaadcel en een eicel. Volgt bij planten op de bestuiving: een pollenkorrel die op de stamper terechtkomt, bevruchtingsheuvel

bevruchtings- Vorm van echte mimicry waarbij bloemen (bijv. van het orchideeëngeslacht Ophrys) in vorm en kleur zo sterk lijken op bij

bevruchtingsheuvel Verhoging op het oppervlak van een eicel, gevormd bij contact met een zaadcel. Komt overeen met een lichte instulping van de bevruchtingsmembraan

bevruchtingsmembraan (vitellinemembraan) Primair eivlies van insecten, weekdieren, amfibieën en vogels. Gevormd in de eierstokken tussen foll

beweging (biol.)

beweging (biol.) (dierk.) Verplaatsing van celonderdelen binnen de cel door protoplasmastroming, van organen ten opzichte van elkaar, of vrije b. (bewegingsfysiologie

beweging, aetionome (biol.)

beweging, aetionome (biol.) (geïnduceerde beweging) Plantebeweging als reactie op een uitwendige prikkel, zoals zwaartekracht, licht, temperatuu

beweging, alassotonische

beweging, alassotonische Plantebeweging die, veroorzaakt door snelle waterverplaatsingen, plaatsvindt in volgroeide, daartoe gespecialiseerde pla

beweging, amoeboïde

beweging, amoeboïde Beweging die sommige cellen kunnen uitvoeren en die lijkt op de oortbeweging van amoeben.

beweging, autonome

beweging, autonome (endogene beweging) Plantebeweging die spontaan optreedt, niet veroorzaakt door een prikkel. Grondig onderzoek van deze

beweging, auxotonische

beweging, auxotonische (Plantebeweging) Groeibeweging die wordt veroorzaakt door de verschillende mate van celstrekking aan weerszijden van beweging, geïnduceerde (psychol.)

beweging, geïnduceerde (psychol.) Ook aetionome beweging. De waarnemingsillusie dat een stilstaand object beweegt, doordat in een ander deel beweging, mechanische

beweging, mechanische Plantebeweging als gevolg van veranderingen in watergehalte in de planteweefsels. Door uitdroging of opzwelling van cell

bewegingsfysiologie Wetenschap die bewegingen van dieren bestudeert; deelwetenschap van de animale fysiologie.

bewegingsillusie

bewegingsillusie Het waarnemen van beweging zonder dat daar objectief aanleiding voor is. Er kunnen drie soorten genoemd worden: het autokinetisch bewegingsparallax

bewegingsparallax Wanneer het punt vanwaar wij zien wordt verplaatst, zullen de verschillende voorwerpen in ons blikveld op een andere snelheid bewegingsperspectief

bewegingsperspectief Een soort bewegingsparallax waarbij het niet gaat om bewegende voorwerpen in het blikveld, maar om de schijnbare bewegin

bewijs (filos.)

bewijs (filos.) Methode waarmee met behulp van logische regels uit een reeks van stellingen of wetten een conclusie wordt afgeleid (deductie). Voor bewust

bewust 1. Intentioneel, doelbewust. Dit heeft drie aspecten: het willen van of het streven naar een doel, het bijbehorende gevoel, en het in de gaten hebben bewusteloosheid

bewusteloosheid (coma) Diepste vorm van bewustzijnsdaling; bij minder diepe vormen spreekt men van verlaagd bewustzijn of sufheid (somnolentie). bewustzijn

bewustzijn De door de Duitse filosoof C. Wolff (1679-1754) geïntroduceerde term `bewustzijn' heeft een aantal betekenissen. Hij kan staan voor datgene bewustzijnsdaling

bewustzijnsdaling Toestand waarbij iemand door een gestoorde hersenfunctie een verlaagd bewustzijn heeft. Afhankelijk van de oorzaak en de ernst bewustzijnsgraad

bewustzijnsgraad De helderheid van het bewustzijn of het niveau van aanspreekbaarheid. Hierin kunnen verschillende graden worden onderscheiden. bewustzijnspsychologie

bewustzijnspsychologie De eerste richting in de geschiedenis van de psychologie die zich losmaakte van het filosofisch denken (ca. tweede helft 19e bewustzijnsspanne

bewustzijnsspanne Ook bewustzijnsbreedte. De hoeveelheid elementen waar iemand zich tegelijkertijd bewust van kan zijn. In feite komt dit overeen bewustzijnstoestanden, bijzondere

bewustzijnstoestanden, bijzondere Situaties waarin de normale structuur van het bewustzijn doorbroken is. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens het dromen bewustzijnsvernauwing

bewustzijnsvernauwing Het alleen nog maar aandacht hebben voor een zeer beperkt deel van de eigen psychische activiteit. De persoon wordt voll

bewustzijnsverruimende middelen

bewustzijnsverruimende middelen Ook psychedelica. Een aantal drugs die met elkaar gemeen hebben dat zij een verandering in het bewustzijn bewerkstellige

bewustzijnverruimende middelen

bewustzijnverruimende middelen Ook psychedelica. Een aantal drugs die met elkaar gemeen hebben dat zij een verandering in het bewustzijn bewerkstellige

bezetting

bezetting Ook cathexis. Begrip uit de psychoanalyse: het richten van de aangeboren seksuele energie (libido) op een voorwerp of persoon, die voor bezigheidstherapie

bezigheidstherapie Aanbieden van een zinvolle vorm van tijdsbesteding aan langdurig zieken in ziekenhuizen, verpleegtehuizen en verzorgingstehuizen. bezinken

bezinken (sedimenteren) Uitzakken van kleine deeltjes door de zwaartekracht. De bezinkingssnelheid is afhankelijk van de grootte van de deeltjes. bezinkingssnelheid

bezinkingssnelheid (BSE) Snelheid waarmee de bloedcellen in het bloed bezinken. Om de bezinkingssnelheid te bepalen, laat men onstolbaar gemaakt bezinkveld

bezinkveld (ook:vloeiveld) Terrein waarop afvalwater wordt geloosd, dat hierdoor micro-organismen wordt gezuiverd. De werking is afhankelijk van bias (psychol.)

bias (psychol.) Een houding ten opzichte van een bepaalde theorie, mening of onderwerp, die onbewust het eigen oordeel vertekent. Een experimentator bibliomanie

bibliomanie Overdreven zucht tot het verzamelen van boeken. Zo bracht de Engelsman Richard Heber (ca. 1830) meer dan 150.000 boeken onder in biceps

biceps (eig. musculus biceps) Tweehoofdige spier, aan het ene uiteinde via één pees bevestigd aan het skelet, aan het andere uiteinde via twee pezen. Bichat, Marie François Xavier

Bichat, Marie François Xavier (1771-1802) Frans bioloog, onderzoeker van organische weefsels en weefselfuncties, die hij tegen een vitalistische bidden

bidden (wiekelvlucht) Het met klappende vleugels stilhangen in de lucht. Deel van de jachttechniek van roofvogels als de torenvalk en buizerd. De v

bidet

bidet Zitbad met spoeling. Komt in Nederland vrijwel niet voor, in België incidenteel. Wordt daarentegen in Frankrijk en Zwitserland als een normale bidsprinkhaankreeften

bidsprinkhaankreeften (orde Stomatopoda, onderklasse hogere kreeften, Malacostraca) Kreeften met fors achterlijf en lange, buigzame poten, waardoor bidsprinkhanen

bidsprinkhanen (orde Mantodea) Rovende insecten die hun naam danken aan de wijze waarop ze de voorpoten onder het borststuk gevouwen houden. Bierens de Haan, Johannes Abraham

Bierens de Haan, Johannes Abraham (1883-1958) Nederlands zoöloog. Onderzocht diergedrag in Artis, vooral van kapucijnapen. Streefde naar bieslook

bieslook (Allium schoenoprasum, narcissenfamilie, Amaryllidaceae) Gekweekte en wilde plant, voorkomend in weilanden. Bloeiend in de voorzomer biesvarenfamilie

biesvarenfamilie (Isoëtaceae, klasse wolfsklauwen, Lycopodiinae) Ondergedoken water- of moerasplanten met korte, wortelstokachtige stengel, die

biet, gewone

biet, gewone (Beta vulgaris, familie ganzenvoetachtigen, Chenopodiaceae) Plant met veel gecultiveerde variëteiten, onder te verdelen in: groentegewasse

biet, rode

biet, rode (Beta vulgaris var. rubra, kroot) Plant met sterk verdikte wortel met opvallend rode kleur, veroorzaakt door anthocyaankleurstoffen. Kleurstof biet, suikerbiet,

big Jong varken dat door de zeug wordt gezoogd. Na ongeveer een jaar verlaat het jong de moeder, maar blijft nog een tijd met broers en zusters samen.

biggekruid

biggekruid (geslacht Hypochoeris, composietenfamilie, Compositae) Planten die op paardenbloemen lijken; te onderscheiden aan de stroschubben, bijbal

bijbal (epididymis) Reservoir en afvoerorgaan van het in de teelbal geproduceerde sperma. De bijbal ligt als een boon aan de achterzijde van de teelbal. bijbalcyste

bijbalcyste (epididymiscyste) Blaasje, te voelen als een duidelijke zwelling in de balzak (scrotum). Het blaasje is meestal gevuld met troebel wit vocht bijbalontsteking

bijbalontsteking (epididymitis) Zeer pijnlijke ontsteking van één of beide bijballen. Meestal ontstaat deze in aansluiting op een urineweginfectie of bijen

bijen (superfamilie Apoidea, orde vliesvleugeligen, Hymenoptera) Insekten, meestal levend in grote volken, die vooral bestaan uit onvruchtbare vrouwtjes bijendans

bijendans Bewegingen van o.a. de honingbij om binnen in het nest afstand tot en richting naar een voedselbron aan soortgenoten mee te delen. Onderzocht bijeneters

bijeneters (familie Meropidae, orde scharrelaarvogels, Coraciiformes) Fel gekleurde vogels met lange, gebogen snavels en lange, spitse vleugels. Vluc

bijensteek

bijensteek Steek van een bij, waarbij een giftig zuur in de huid wordt geïnjecteerd. Op de plaats van de steek kan het beste een in verdunde ammonia bijentaal

bijentaal Geurentaal van bijen en hommels, ondersteund door bepaalde gebaren. Pioniers zoeken een nieuwe voedselbron, nemen nectar mee terug bijgeloof

bijgeloof (superstitie; Lat. superstitio) 1. Het begrip bijgeloof houdt een kritiek in: wat men bijgeloof noemt, wijst men af. Uitgangspunt voor beoordeling bijkelk

bijkelk (epicalix) Krans van groene blaadjes onder de kelk bij bloemen van o.a. de aardbei, zilverschoon en kaasjeskruid.

bijkroon

bijkroon Aanhangsel aan de binnenkant van de kroon bij de bloem van o.a. de narcis.

bijlzalmen

bijlzalmen (familie Gasteropelecidae, orde karperachtigen, Cypriniformes) Kleine (tot 9 cm) zoetwatervissen, de enige werkelijk 'vliegende vissen'. bijnier

bijnier Twee kleine, maar onmisbare orgaantjes, die ieder boven een nier zijn gelegen. Zij produceren verschillende hormonen, die een belangrijke rol bijniermerg

bijniermerg Binnenste deel van de bijnier, ontstaan uit zenuwweefsel. Maakt de hormonen adrenaline en noradrenaline, die beide ongeveer dezelfde bijnierschors

bijnierschors Buitenste deel van de bijnier, ongeveer 2 mm dik. De hormonen die door de bijnierschors worden gemaakt (corticosteroïden) zijn onder bijscherm

bijscherm Middelpuntvliedende bloeiwijze, waarbij aan het eind van de hoofdas één bloem staat (het middelpunt), daaronder twee stengelblaadjes en bijschildklier

bijschildklier Vier kleine, afzonderlijke kliertjes, die achter of binnen de schildklier liggen. De bijschildklieren produceren parathormoon, een hormo

bijschildklieren, functiestoornissen

bijschildklieren, functiestoornissen Aandoeningen waarbij mineraalgehalten in het lichaam niet meer goed kunnen worden geregeld. Er zijn twee bijtende luizen

bijtende luizen (onderorde Mallophaga, orde dierluizen, Phthiraptera) Insekten, parasitair levend tussen de veren van vogels, soms op zoogdieren. bijwortels

bijwortels 1.(adventiefwortels) Worteltjes die zich op andere plaatsen ontwikkelen dan hoofdwortel en zijwortels, bijv. op stengel of blad. Dit komt bijziendheid

bijziendheid (myopie) Afwijking van het oog waarbij verafgelegen voorwerpen niet scherp kunnen worden waargenomen. Invallende lichtstralen worden bilharziasis

bilharziasis (schistosomiasis) Infectie veroorzaakt door de worm Schistosoma van ongeveer 1 cm lengte, die als tussengastheer een zoetwaterslak heeft. billijkheidstheorie

billijkheidstheorie Een verzamelnaam voor een aantal theorieën, vooral afkomstig uit de sociale psychologie, die er van uitgaan dat de bijdragen die Billroth, operatie van

Billroth, operatie van Operatie waarbij de maagportier en het ervoor gelegen deel van de maag worden weggenomen. Het resterende deel van de maa

bilzekruid

bilzekruid (Hyoscyamus niger, nachtschadefamilie, Solanaceae) Plant met gele, gemarmerde bloemen en wollig behaarde stengels; voorkomend lang

binding (psychol.)

binding (psychol.) In de psychoanalyse het vastleggen van energie of libido. Hierdoor kan een min of meer blijvende constellatie van gevoelens ontstaan, bindvlies

bindvlies (conjunctiva) Slijmvlies dat de achterkant van de oogleden en de buitenkant van de oogbol bekleedt. Beschermt het oog en is zeer gevoelig bindvliesontsteking

bindvliesontsteking (conjunctivitis) Ontsteking van het bindvlies van het oog. Oorzaken van bindvliesontsteking kunnen zijn: een infectie door bacteriën, bindweefsel

bindweefsel Steunweefsel bestaande uit verspreid liggende cellen, gescheiden door een tussencelstof, die bestaat uit vezels van eiwitten en een waterrijke bindweefsel, collageen

bindweefsel, collageen Bindweefsel met liggend in de tussencelstof soepele, maar trekvaste vezels. Komt voor in pezen en gewrichtskapsels. Veze

bindweefsel, elastisch

bindweefsel, elastisch Bindweefsel met liggend in de tussencelstof uiterst rekbare, maar weinig trekvaste vezels, Komt o.a. voor in de wand van slagaders.

bindweefsel, reticulair

bindweefsel, reticulair Bindweefsel met liggend in de tussencelstof uiterst dunne vezels (reticulinevezels), die onder de lichtmicroscoop niet zichtbaar Binet-Simon-schaal

Binet, Alfred (1857-1911) Frans psycholoog, vanaf 1895 directeur van het psycho-fysiologisch laboratorium van de Sorbonne. Ontwierp in opdracht Bing-Horton-syndroom

Binet-Simon-schaal De eerste intelligentietest, uit 1905. Binet en Simon hadden dertig opgaven opgesteld met een opklimmende moeilijkheidsgraad. Binet, Alfred

Bing-Horton-syndroom (cluster headache) Hoofdpijnsoort, gekenmerkt door zeer heftige, eenzijdige, migraine-achtige aanvallen (zo erg dat somm

binnenoor

binnenoor (labyrint) Binnenste deel van het oor, gelegen in een ruimte in het rotsbeen (benig labyrint). Sluit aan op het middenoor; komt voor bij zoogdieren binnenoorontsteking

binnenoorontsteking (labyrinthitis) Een acute ontsteking van het binnenoor. De oorzaak kan een virus of een bacterie zijn. Virale oorzaken zijn bijvoorbeeld biochemie

bio-accumulatie De ophoping van giftige of radioactieve stoffen in bepaalde weefsels of organen van levende organismen. In voedselketens is het mechanisme bio-elektriciteit

biochemie Wetenschap waarin de chemische processen in levende organismen worden bestudeerd. Een bijzonder aspect is het optreden van reacties biochemisch zuurstofverbruik

biochemisch zuurstofverbruik (BZV, Biochemical Oxygen Demand = BOD) Zuurstofverbruik als gevolg van de bacteriële afbraak van organische biocide

biocide Stof die giftig is voor alle levensvormen. Toegepast als bestrijdingsmiddel van levende organismen in afgesloten ruimten (huizen, kassen). O.biocoenose

biocoenose (levensgemeenschap) Alle organismen die in een biotoop voorkomen; te verdelen in producenten, consumenten en reducenten. Binnen bioconcentratiefactor

bioconcentratiefactor (BCF) De verhouding tussen de concentraties van een stof in een organisme (bijv. een vis) en het hem omringende medium (

biocriminologie

biocriminologie Controversiële stroming binnen het onderzoek naar misdaad, overtreding en afwijkend gedrag. Uitgangspunt vormt de al eeuwenoude biodegradatie

biodegradatie De afbraak van organische stoffen tot minerale zouten, water, stikstof en kooldioxide, een proces dat doorgaans in verschillende stappen biodegradatiefactor

biodegradatiefactor (BDF) De mate waarin een stof volledig kan worden afgebroken door biologische (enzymatische) reacties.

bio-elektriciteit Alle elektrische verschijnselen in levende organismen. Speelt in iedere cel een rol; o.a. van belang bij geleiding van prikkels in zenuwen bio-energetica

bio-energetica Richting in de psychotherapie die ontwikkeld is door de Amerikaanse psychiater Alexander Lowen. Ze is verwant aan de oerschreeuwtherapie bio-indicator

biofeedback

biofeedback Een bijzondere vorm van feedback. Een proefpersoon krijgt hierbij via apparatuur informatie over zijn eigen lichamelijke reacties. Dit biofilter

biofilter Een biofilter bestaat uit een bed van organisch materiaal waar vochtige, met stank verontreinigde, lucht doorheen wordt geleid. Op het materiaal biofysica

biofysica Wetenschap waarin biologische problemen natuurkundig worden benaderd. Veel onderzoek naar regelsystemen bij hogere dieren, bijv. warmteregulatie, biogenetische grondwet

biogenetische grondwet (recapitulatietheorie) Wet, in 1874 door E. Haeckel geformuleerd, waarin gesteld wordt dat de evolutie van een diersoort biogeografie

biogeografie Wetenschap die de verspreiding van levende organismen over de aarde bestudeert.

biografische methode

biografische methode (Eng: life history approach) Een voornamelijk kwalitatieve methode van wetenschapsbeoefening, die van oudsher werd gebru

bio-indicator (biologische indicator) Organisme dat gevoelig reageert op milieuveranderingen en waarvan de aan- of afwezigheid kan worden gebruikt bio-industrie

bio-industrie Veeteelt op industriële wijze die niet aan grond gebonden is. De dieren staan dicht opeen in stallen, kooien e.d., met een centrale aanvoer bio-insecticiden

bio-insecticiden (biologische bestrijdingsmiddelen) Levende organismen gekweekt om schadelijke organismen uit te roeien, Zo kan men bijv. in een bipolaire uitstroming

Biological Oxygen Demand

Biological Oxygen Demand (BOD-waarde, biologisch zuurstofverbruik) Aantal milligrammen zuurstof dat onder gegeven omstandigheden per liter biologie

biologie Wetenschap die het leven in al zijn verschijningsvormen bestudeert; meest bekende indeling in botanie (plantkunde) en zoölogie (dierkunde). biologie, moleculaire

biologie, moleculaire Wetenschap die zich bezighoudt met de chemische grondslagen van biologische eigenschappen en processen. In de praktijk b

biologisch determinisme

biologisch determinisme Aanduiding voor de volstrekt achterhaalde, maar hardnekkig terugkerende opvatting dat het menselijk gedrag te herleiden

biologische afbraak

biologische afbraak Omzetting van koolstofhoudende materialen en verbindingen in eenvoudiger verbindingen door levende organismen. In het id

biologische beschikbaarheid

biologische beschikbaarheid De mate en snelheid waarmee vreemde stoffen door een organisme worden opgenomen en uitgescheiden, in relatie tot biologische bestrijding

biologische bestrijding Bestrijding van plagen en ziekten zonder gebruikmaking van chemische bestrijdingsmiddelen; vooral door het inzetten van

biologische bestrijdingsmethode

biologische bestrijdingsmethode Bestrijding van ongedierte zonder gebruikmaking van bestrijdingsmiddelen; vooral door het inzetten van natuurlijke biologische klok

biologische klok Inwendig mechanisme dat bij organismen periodieke schommelingen in gedrag en/of weefsel- en celfunctie regelt. Bij vogels is als biologische kringloop

biologische kringloop Kringloopproces, waarbij binnen een ecosysteem het afval wordt afgebroken tot grondstoffen voor nieuwe productie. De ess

biologische organische verontreiniging

biologische organische verontreiniging Waterverontreiniging door virussen, bacteriën en andere ziekteverwekkende micro-organismen uit menselijke biologische recycling

biologische recycling Proces waarbij stoffen een deel van de natuurlijke kringloop nog eens doorlopen. Wanneer bijv. een afvaleter de uitwerpselen biologische revolutie

biologische revolutie Snelle ontwikkelingen binnen de biologie na de Tweede Wereldoorlog als gevolg van het beschikbaar komen van allerlei nie

biologische ritmiek

biologische ritmiek Vast ritme in de levensverrichtingen van organismen, bijv. in gedrag, hormoonproductie, hartslag e.d. Dergelijke ritmen die zowel biologische soort

biologische soort (biospecies) Groep individuen die onderling een voortplantingsgemeenschap vormen (vruchtbare nakomelingen voortbrengen). Bestaat biologische waarde

biologische waarde Nut van voedingsmiddelen voor het organisme. Vooral gebruikt voor het gehalte aan essentiële aminozuren, omdat deze niet in biologische zelfreiniging

biologische zelfreiniging Natuurlijk proces waarbij dode plante- en dierresten worden afgebroken tot oplosbare anorganische stoffen (mineralisatie

biologische zuivering

biologische zuivering Zuivering van afvalwater en verontreinigde grond, gebaseerd op het vermogen van micro-organismen om organische stoffen biologisch-wetenschappelijke naam

biologisch-wetenschappelijke naam Tweedelige naam van plante- en diersoorten, gegeven door Linnaeus. Eerste deel: geslachtsnaam (geschreven bioluminescentie

bioluminescentie Verschijnsel dat bepaalde planten en dieren licht kunnen geven. Dit licht komt vrij bij de oxidatie van de stof luciferine. Bioluminescentie biomassa

biomassa 1. Drooggewicht (na wateronttrekking) van de totale organische stof die per oppervlakte-eenheid geproduceerd wordt. Kan van iedere schakel biomechanica

biomechanica Tak van wetenschap waarin men het verloop van lichaamsbewegingen bestudeert aan de hand van de wetten van de mechanica. Voor

biometrica

biometrica Deelwetenschap van de biologie die wiskundige technieken toepast bij het ontrafelen van ingewikkelde structuren en gedragingen van levende bionica

bionica Deelwetenschap van de biofysica, die op basis van bouw en werking van organen van levende organismen nieuwe technische apparaten en methodieken bioom

bioom Een aantal levensgemeenschappen die zich in dezelfde klimaatgordel bevinden en dezelfde soort levensgemeenschap als eindstadium (climax) biopsie

biopsie Microscopisch onderzoek van weefsel dat uit een levend organisme (meestal de mens) is verwijderd. Het weefsel (biopt) kan worden verkregen biopsychologie

biopsychologie Richting in de psychologie die de nadruk legt op biologische determinanten van het gedrag. Andere factoren, zoals sociale, worden Biosphere II

Biosphere II Reusachtige, luchtdicht van de buitenwereld afgesloten kas in de Amerikaanse staat Arizona, waarin vijf ecosystemen zijn nagebootst. biosynthese

biosynthese Opbouw van chemische verbindingen in en door levende cellen. Deze opbouw geschiedt steeds in een aantal deelreacties, die gewoonlijk biosystematiek

biosystematiek (experimentele systematiek) Deelwetenschap van de systematiek die zich richt op bestudering van populaties van dezelfde soort en biotechnologie

biotechnologie Toegepaste wetenschap waarin gebruik wordt gemaakt van levende organismen en biologische processen voor de grootschalige productie biotische factoren

biotische factoren Het geheel van levende omgevingsfactoren die inwerken op levende organismen, bijv. predatie, voedsel, beschuttingsmogelijkheden biotoop

biotoop Leefgebied waar de omstandigheden min of meer vergelijkbaar zijn en waar een bepaalde kenmerkende groep organismen (levensgemeenschap biotoopvernietiging

biotoopvernietiging Vernietiging van het leefmilieu, waardoor het voortbestaan van planten en dieren indirect wordt bedreigd. Bijv. het kappen van bio-accumulatie

bipolair-depressief syndroom Ook tweezijdige stoornis. Een stemmingsstoornis waarin zowel manische (overdreven opgewekte) als depressieve episodes biseksualiteit

bipolaire uitstroming Asymmetrische gasuitstroming van een hemellichaam, meestal een jonge ster of protoster. Het gas wordt in twee tegenovergestelde bipolair-depressief syndroom

biseksualiteit Een combinatie van zowel een homo- als heteroseksuele gerichtheid. Strikt genomen is eigenlijk iedereen biseksueel, want een zuivere Bishop, John Michael

Bishop, John Michael (geb. 1936) Amerikaans kankeronderzoeker, sinds 1972 hoogleraar aan het University of California Medical Center in San F

bit

bit 1. Eenheid van informatie, gelijk aan één ja- of nee-beslissing. Vooral gebruikt in de computertechniek, waarin alle informatie via ja/nee- beslissingen bittervoorns

bittervoorns (onderfamilie Rhodeinae, familie karpers, Cyprinidae) Kleine, bitter smakende voorntjes met een merkwaardig voortplantingsgedrag: het

Bittner, John Joseph

Bittner, John Joseph (1904-1961) Amerikaans bioloog, studeerde biologie aan de universiteit van Michigan, waar hij in 1930 promoveerde en assistent bivalenten

bivalenten (gemini) Twee homologe chromosomen die door wederzijdse aantrekking tijdens de reductiedeling bij elkaar liggen. Ieder chromosoom bizons

bizons (geslacht Bison, familie holhoornigen, Bovidae) Amerikaanse, zwaargebouwde runderen met korte poten. Door de kolonisatie haast volledig blaar

blaar Met vocht gevulde holte in de huid. Blaren ontstaan wanneer een van de diepere lagen van de huid beschadigd raakt, zodat er zich vocht onder

blaas

blaas (urineblaas) Hol orgaan dat dient voor het verzamelen van urine en voor het periodiek lozen daarvan. De blaas ligt in het midden van het kleine blaasaandoeningen

blaasaandoeningen De belangrijkste blaasaandoeningen hebben te maken met de urinelozing. Een bemoeilijkte urinelozing kan het gevolg zijn van blaasgat

blaasgat Neusopening aan de bovenkant van de kop van walvissen; tandvissen hebben een enkel en baardwalvissen een dubbel b. Bij het bovenkomen blaasgezwel

blaasgezwel In de blaas kunnen verschillende soorten gezwellen voorkomen. Ongeveer 95% van de gezwellen gaat uit van de binnenbekleding van blaashalssclerose

blaashalssclerose Meestal aangeboren vernauwing van de blaashals. De vernauwing berust op de aanwezigheid van een overmatige hoeveelheid spier- blaasjeskruidfamilie

blaasjeskruidfamilie (Lentibulariaceae, orde nachtschadeachtigen, Solanales) Vleesetende planten. Op vochtige heidegrond: vetblad (Pinguicula vulgaris)

blaaskanker

blaaskanker (blaascarcinoom) Kwaadaardig gezwel, uitgaande van het slijmvlies van de blaas. Verschijnselen: pijnlijke, frequente aandrang tot urinelozing blaasontsteking

blaasontsteking (cystitis) Ontsteking van de urineblaas door besmetting van urine met micro-organismen. Meestal is er sprake van een besmetting blaaspoliep

blaaspoliep (blaaspapilloom) Goedaardig, gesteeld gezwel, uitgaande van het slijmvlies van de blaas. Verschijnselen: bloed in de urine. Oorzaak: niet blaasstenen

blaasstenen Harde deeltjes in de blaas, grotendeels bestaande uit uitgekristalliseerde zouten. Ontstaan vermoedelijk in het nierbekken en worden vandaar blaasverzakking

blaasverzakking (cystocèle) Uitstulping van een deel van de blaas in de vagina, voornamelijk ten gevolge van een verslapping van de bekkenbodemspieren blaasworm

blaasworm (cysticercus) Larve van lintwormen; uit eieren in de spieren van de tussengastheer (gewerveld of ongewerveld dier). De eindgastheer is black box

black box 1. Volgens de behavioristen dat deel van de menselijke psyche en bewustzijn dat niet kenbaar is. De behaviorist beperkt zich derhalve tot Black Country

Black Country 1. Sterk vervuild gebied als gevolg van de extreem vervuilende industrie ten tijde van de Industriële Revolutie in de 19e eeuw. Het gebied black-out

Black, James Whyte (geb. 1924) Brits medisch onderzoeker. Kreeg, samen met G. Elion en G. Hitchings, de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie blad

black-out 1. Een begrip van gevechtspiloten die bij het maken van zeer scherpe bochten een ogenblik kennen waarin zij tijdelijk niets zien. Dit wordt Black, James Whyte

blad Hoofdorgaan van de hogere planten, bestaande uit bladschede, bladsteel en bladschijf. De vaatbundels in het blad worden nerven genoemd. Het bladdimorfie

blad, bifaciaal Planteblad waarvan onder- en bovenzijde verschillend gebouwd zijn. De meeste planten bezitten bifaciale bladeren: palissadeparenchym blad, enkelvoudig

blad, enkelvoudig Planteblad bestaande uit één bladschijf, bijv. eikenblad en dennennaald.

blad, samengesteld

blad, samengesteld Planteblad bestaande uit meerdere bladschijven, bijv. blad van de paardenkastanje, blad van een varen.

bladdimorfie Verschijnsel dat aan dezelfde plant twee vormen bladeren voorkomen, bijv. waterplanten met drijvende en ondergedoken bladeren, varens bladdoorns

bladdoorns Omgevormde bladeren, vooral voorkomend bij planten uit droge streken als bescherming tegen diervraat. Vaak verhout. Voorbeelden: bladeren, primaire

bladeren, primaire (eerste bladeren) Bladeren die zich ontwikkelen aan het topje van de stengel van een kiemplant. Bevinden zich boven de zaadlobben.

bladherbicide

bladherbicide Onkruidbestrijdingsmiddel dat op de bladeren verstoven wordt en zo in de plant dringt.

bladknopen

bladknopen (nodiën) De plaatsen op de stengel, waar de bladeren zijn ingeplant. Worden afgewisseld door leden (internodiën).

bladluizen

bladluizen (onderorde Aphidina, orde planteluizen, Homoptera) Gevleugelde en ongevleugelde insecten; ingewikkelde levenscyclus met parthenoge

bladmoes

bladmoes (bladparenchym, mesofyl) Het bladweefsel waarin de fotosynthese plaatsvindt, liggend tussen de nerven. Aan de bovenzijde van het blad bladmossen

bladmossen (klasse Musci echte mossen) Altijdgroene mossen met stengels, bladeren en rhizoïden (op wortel lijkende celstrengetjes), vooral voork

bladmozaïek

bladmozaïek Ordening van de bladeren van een plant. Meestal is de rangschikking ervan zodanig dat de maximale hoeveelheid zonlicht wordt opgevangen bladpootkreeftjes

bladpootkreeftjes (bladpotigen, onderklasse Phyllopoda, klasse kreeftachtigen, Crustaceae) Lagere kreeften die voedsel vergaren met behulp van filtrerende bladprimordium

bladprimordium De eerste aanleg van het blad in het meristeem (deelweefsel) van de stengeltop, niet meer dan een kleine verhevenheid, waaruit zic

bladschede

bladschede Deel van een plantenblad, liggend tussen bladschijf en bladsteel. Ontbreekt, evenals de bladsteel, bij een zittend blad. Omgeeft bij grassen bladschijf

bladschijf (lamina) Deel van een plantenblad, bestaande uit een geraamte van nerven en het daartussen liggende weefsel, het bladmoes. In de bladschijf bladsprietigen

bladsprietigen (familiegroep Lamellicornia, orde kevers, Coleoptera) Sterke, zwaargebouwde kevers met antennen waarvan de laatste 3-7 leden bladvorm

bladstand, alternerende

bladstand, alternerende Bladstand waarbij een knoop twee bladeren draagt en de bladparen aan twee opeenvolgende knopen om en om loodrecht bladstand, gepaarde

bladstand, gepaarde (tegenoverstaande bladstand) Bladstand waarbij een stengelknoop twee bladeren draagt.

bladstand, kransstandige

bladstand, kransstandige Bladstand waarbij uit de stengelknoop meer dan twee bladeren ontspruiten.

bladstand, verspreide

bladstand, verspreide Bladstand waarbij elke stengelknoop één blad draagt. Ieder volgend blad is ten opzichte van het vorige volgens een bepaalde bladsteel

bladsteel (petiolus) Deel van een planteblad waarmee het blad vastzit aan de stengel. Ontbreekt, evenals de bladschede, bij een zittend blad. Ontbreekt bladval

bladval (abscissie) Proces waardoor de bladeren van veel planten, aan het eind van de zomer afvallen. Het blad vormt het plantehormoon abscissinezuur, bladvlekkenziekte

bladvlekkenziekte Ziekte voorkomend bij populieren, veroorzaakt door schimmels van het geslacht Marssonina. Tegenwoordig worden in de bosbouw bladvlooien

bladvlooien (onderorde Psyllina, orde plantenluizen, Homoptera) Kleine insecten (2-5 mm) die lijken op zeer kleine cicaden; dijen van de achterpoten bladvogels

bladvogels (familie Irenidae, orde zangvogels, Passeriformes) Levendige, snel vliegende vogels, die in groepjes leven. Drie geslachten met veertien bladvormen

bladvormen Vormen van plantenladeren. Men onderscheidt: enkelvoudige en samengestelde bladeren, die handvormig (kastanje) of veervormig (varen) bladwespen

bladwespen (superfamilie Siricoidea, orde vliesvleugeligen, Hymenoptera) Insekten waarbij de karakteristieke insnoering (wespenaille) tussen voor- blad, bifaciaal

Blasius, Gerardus Leonardsz.

Blasius, Gerardus Leonardsz. (1625-1682) Nederlands geneeskundige, stadsdokter te Amsterdam en eerste hoogleraar in de medicijnen aan het Athenaeum blastocoel

blastocoel (klievingsholte) Holte die ontstaat tijdens het blastulastadium binnen de delende cellen van het bevruchte ei.

blastocyst

blastocyst Blastulastadium bij zoogdieren, bestaande uit een bolvormige laag cellen (trofoblast) met een plaatselijke verdikking (de embryonale knop blastoderm

blastoderm (kiemschijf) Oppervlakkige laag cellen waaruit het embryo ontstaat bij dooierrijke eieren.

blastomeren

blastomeren De cellen die bij de eerste klievingsdelingen ontstaan uit de bevruchte eicel. Wanneer de cellen ongelijk van grootte zijn, onderscheidt blastula

blastula Klievingsstadium (na het morula-stadium), waarin de bevruchte eicel van gewervelde dieren en de mens zich heeft ontwikkeld tot een blaasje blauw oog

blauw oog Zwelling en blauwe verkleuring rond het oog ten gevolge van een bloeduitstorting. De oorzaak kan een slag tegen het oog zijn, maar ook blauwbekagamen

blauwbekagamen (geslacht Aphaniotis, familie agamen Agamidae) Kleine, in bomen levende hagedissen met een afgeplat lichaam en erg lange en blauwborstje

blauwborstje (Luscinia svecica, onderfamilie lijsters, Turdinae) Zangvogel met korte snavel, korte staart en lange vleugels. Dankt zijn naam aan de blauwe plek

blauwe plek Bloeduitstorting vlak onder de huid, waardoor aanvankelijk een paarsblauw gekleurde zwelling ontstaat. Door afbraak van de rode bloedcellen blauwe regen

blauwe regen (Wisteria sinensis, vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Klimmende heester met blauwe bloemtrossen. Peulen springen, als ze rijp

blauwe vinvis

blauwe vinvis (Balaenoptera musculus, orde walvissen, Cetacea) Grootste zoogdier dat ooit op aarde heeft geleefd; lengte 33 m, gewicht meer dan blauwgrasland

blauwgrasland Voedselarm, onbemest graslandtype, voorkomend in gematigde streken op vochtige grond. Zeer soortenrijke samenstelling, waaronder blauwhout

blauwhout (campêchehout) Kernhout van de Haematoxylon campechianum van de Christusdoornfamilie (Caesalpiniaceae). Wordt gebruikt om er blauwmaanzaad

blauwmaanzaad (slaapbol, Papaver somniferum, klaproosfamilie, Papaveraceae) Gewas uit Klein-Azië, bekend door het melksap dat opium levert. blauwwieren

blauwwieren (afdeling Cyanophyta, cyanobacteriën) Eencellige organismen die veel verwantschap met bacteriën vertonen en die zich in 2 miljard jaar blauwzucht

blauwzucht (cyanose) Blauwe verkleuring van de huid en de slijmvliezen. Blauwzucht is een uiting van een tekort aan zuurstof in de weefsels en ontstaat bleekselderij

bleekselderij (Apium graveolens, schermbloemenfamilie, Umbelliferae) Plant met donkergroene geveerde bladeren; schermen zeer kort met onopvallend Bleuler, Eugen

Bleuler, Eugen (1857-1939) Zwitsers psychiater, van 1898-1927 hoogleraar te Zürich en directeur van het psychiatrisch ziekenhuis Bürghölzi aldaar. blijvend gebit

blijvend gebit Gebit van zoogdieren en de mens, bestaande uit meer elementen en beter passend in de volwassen kaak dan het melkgebit. Het voorlopig blikveld

blikveld Gebied dat door middel van oogbewegingen kan worden overzien, terwijl het hoofd stil wordt gehouden.

blind experiment

blind experiment Een in de sociale wetenschappen gebruikte manier om experimenten uit te voeren of een psychologische test af te nemen. De centrale blinddiagnose

blinddiagnose Het bepalen wat er met iemand aan de hand is, zonder dat allerlei achtergrondinformatie is gegeven die er voor kan zorgen dat een bias blinde darm

blinde darm (coecum, caecum) Eerste gedeelte van de dikke darm. Bij veel zoogdieren en de mens blijft de ontwikkeling van het blinde uiteinde tijdens blinde muizen

blinde muizen (familie Spalacidae, onderorde muisachtige knaagdieren, Myomorpha) Knaagdieren aangepast aan het leven onder de grond; voorkomend blinde vissen

blinde vissen (familie Amblyopsidae, orde baarszalmachtigen, Percopsiformes) Holenvissen van 4-5 cm lengte, geheel aan het duister in grotten aangepast blinde vlek

blinde vlek Plaats waar de oogzenuw het netvlies (retina) doorboort. Op dit schijfje van ca. 1,5 mm doorsnede zitten geen lichtgevoelige zintuigcellen, blindedarmontsteking

blindedarmontsteking (appendicitis) Een ontsteking van het wormvormig aanhangsel (appendix). De term blindedarmontsteking is in feite dan ook

blindheid

blindheid (amaurosis) Het volledig ontbreken van het gezichtsvermogen in één of beide ogen. Blindheid kan aangeboren zijn of tijdens het leven ontstaan. Bloch, Konrad Emil

Bloch, Konrad Emil (geb. 1912) Amerikaans biochemicus van Duitse afkomst, hoogleraar aan de universiteit van Chicago (1946-54) en Harvard U

bloed

bloed ophoesten (hemoptoë) Het verschijnen van bloed in de mond na hoesten. Dit kan van zeer veel verschillende ziekten het gevolg zijn. De ernst bloedafwijkingen

bloed Suspensie van cellen in een vloeistof die plasma wordt genoemd. Het bloed stroomt continu rond in een gesloten buizensysteem, de bloedsomloop. bloed ophoesten

bloedafwijkingen Stoornis wat betreft het aantal of wat betreft de functie van een van de bloedcomponenten, welke kan leiden tot de volgende bloedziekten: bloedarmoede

bloedarmoede (anemie) Een tekort aan rode bloedcellen. De functie van de rode bloedcellen is het vervoeren van zuurstof (O2) van de longen naar bloedbank

bloedbank Inrichting waar bloed, afkomstig van donaties, wordt bewerkt, waarna de eindproducten in voorraad worden gehouden voor bloedtransfusies. bloedbeeld

bloedbeeld Gegevens over de samenstelling van het bloed, verkregen door bloedonderzoek. Meestal bepaalt men het hemoglobinegehalte en wordt bloedbraken

bloedbraken (hematemesis) Uiting van een aandoening in het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal, meestal van de slokdarm, maag of twaalfvingerige bloedcellen

bloedcellen In het bloed bevinden zich drie soorten cellen: rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). bloeddruk

bloeddruk (tensie) De druk die in de arteriële bloedvaten (slagaders) en het hart heerst. Het meten van de bloeddruk (bloeddrukmeting) wordt meest

bloeddrukmeting

bloeddrukmeting Meting van de bloeddruk met behulp van een bloeddrukmeter. Gebeurt meestal aan de bovenarm. Een bloeddrukmeter bestaat uit bloedgroep

bloedgroep Typen bloed, ingedeeld op grond van het al of niet aanwezig zijn van bepaalde merkstoffen (antigenen A en/of B) op het oppervlak van bloeding

bloed-hersenbarrière Belemmering van de overgang uit het bloed naar de hersenen van stoffen die elders in het lichaam wel gemakkelijk naar de weefsels bloeihormoon

bloeding (hemorragie) Uittreden van bloed buiten het vaatstelsel. Bloedingen kunnen in verschillende vormen en in verschillende mate voorkomen. bloedkanker

bloedkanker Iedere vorm van kanker waarbij bloedcellen ongecontroleerd worden aangemaakt. Meestal betreft het een ongeremde groei van de witte bloedkleurstoffen

bloedkleurstoffen Kleurstoffen in het bloed die het vermogen hebben om zuurstof tijdelijk aan zich te binden, zodat het via het bloedvaatstelsel van bloedkoraal

bloedkoraal (Corallium rubrum, orde waaierkoralen, Gorgonaria) Kolonievormend koraaldiertje (een holtedier) dat in het midden van de kolonie e

bloedkweek

bloedkweek Onderzoek om de aanwezigheid van bacteriën in het bloed vast te stellen. Hiertoe wordt 10 tot 20 ml bloed onder steriele omstandigheden bloedneus

bloedneus (neusbloeding, epistaxis) Een bloeding van de neus kan allerlei oorzaken hebben, maar meestal is het een gevolg van een beschadiging van bloedplaatjes

bloedplaatjes (trombocyten) Bloedbestanddelen bestaande uit kleine deeltjes, die zich afgesplitst hebben van grote 'stamcellen' in het beenmerg. Ze bloedplaatjes, aandoeningen van

bloedplaatjes, aandoeningen van Stoornis in de functie of in het aantal van de bloedplaatjes. Soms vormen de bloedplaatjes een bloedprop zonder bloedplasma

bloedplasma Bloedvloeistof zonder bloedcellen. Bloedplasma wordt bereid door centrifugeren. De stollingsfactoren zijn nog steeds aanwezig. Bloedplasma bloedsomloop

bloedsomloop De stroming van het bloed door het bloedvatstelsel. De grote bloedsomloop zorgt ervoor dat alle lichaamsdelen een doorlópende toevoer bloedsomloop, dubbele

bloedsomloop, dubbele Gesloten bloedvaatstelsel van vogels, zoogdieren en de mens, bestaande uit kleine en grote bloedsomloop. Bij amfibieën e

bloedsomloop, enkelvoudige

bloedsomloop, enkelvoudige Gesloten bloedvaatstelsel van vissen. Er is geen scheiding tussen long- en lichaamscirculatie en het bloed in het hart bloedsomloop, grote

bloedsomloop, grote Deel van de dubbele bloedsomloop van vogels, zoogdieren en de mens. Dient voor de bloedvoorziening van alle lichaamscell

bloedsomloop, kleine

bloedsomloop, kleine Deel van de dubbele bloedsomloop van vogels, zoogdieren en de mens. Loopt via de longen, waar het bloed zuurstof kan opn

bloedspiegel

bloedspiegel Gehalte aan een bepaalde stof in het bloed. Kan betrekking hebben op normaal in het bloed aanwezige stoffen (bijv. glucose, calcium) bloedstolling

bloedstolling Chemisch proces waarbij vloeibaar bloed wordt omgezet in een vaste vorm (stolsel). Wanneer door een verwonding een bloedvat is beschadigd, bloedsuikerspiegel

bloedsuikerspiegel Het gehalte aan glucose in het bloed. Dit varieert tussen 80-150 mg/100 ml bloed. De bloedsuikerspiegel wordt voornamelijk door bloedtransfusie

bloedtransfusie Het inbrengen van bloed, afkomstig van een donor, in de bloedsomloop van een ontvanger. De reden hiervoor kan ernstig bloedverlies bloeduitstorting

bloeduitstorting (hematoom) Beschadiging van een bloedvat onder de huid. De vorming van een bloedprop en stolling van het bloed zullen het beschadigde bloedvaatstelsel

bloedvaatstelsel Systeem van vertakte buizen, waarin het bloed wordt voortgestuwd door de samentrekking van het hart. Bij hogere dieren is het bloedvaatstelsel bloedvat

bloedvat- Allo- of autotransplantatie van een bloedvat. Autotransplantatie wordt vaak toegepast wanneer de kransslagaders sterk ve

bloedvat Buizen die zorgen voor de vervoer van bloed door het lichaam. De bouw van een bloedvat hangt af van de functie die het betreffende bloedvat bloedvatgezwel

bloedvatgezwel (hemangioom) Woekerachtige toename van kleine bloedvaatjes in de huid en de onderhuid. Ze komen bijna alleen voor bij kinderen. bloedvattransplantatie

bloedvattransplantatie Transplantatie van bloedvaten, m.n. van vernauwde kransslagaders in het hart en slagaders in de benen. Meestal wordt het zieke bloedvergiftiging

bloedvergiftiging (sepsis) Aanwezigheid en groei van ziekteverwekkende bacteriën in het bloed. Wanneer ergens in het lichaam een bacteriële ontsteking bloedverlies gedurende zwangerschap

bloedverlies gedurende zwangerschap Iedere vorm van bloeding in de eerste of tweede helft van de zwangerschap. Op het moment dat de zwangerschap bloedvormende organen

bloedvormende organen Men onderscheidt bij de gewervelde dieren twee soorten organen waarin bloedcellen worden gevormd: mergweefsel (bee

bloedzuigers

bloedzuigers (orde Hirudinea, stam gelede wormen, Annelida) Wormen met een afgeplat lichaam dat naar voren taps toeloopt; grenzen tussen de segmenten bloed-hersenbarrière

bloeihormoon (florigeen) Plantehormoon dat de bloei van planten beïnvloedt; waarschijnlijk is er geen sprake van één bepaald hormoon, maar is een bloeikolf

bloeikolf Aarvormige bloeiwijze met verdikte, vlezige spil (bijv. aronskelk). De bloemen zijn ongesteeld en de bloeiwijze wordt omgeven door een groot bloeiwijzen

bloeiwijzen Manieren waarop bloemen in groepen aan de stengel kunnen staan. Afhankelijk van de rangschikking van de bloemen ten opzichte van bloem (biol.)

bloem (biol.) Omhulsel van de voortplantingsorganen van bedektzadige planten. Zijn zowel meeldraden als stamper aanwezig, dan spreekt men van bloembekleedsels

bloembekleedsels (bloemdelen) Bladachtige delen die stamper en meeldraden omgeven. Meestal zijn er twee kransen: een buitenste krans van vaak bloembodem

bloembodem (receptaculum) Kort stengelstuk waarop alle bloemdelen staan ingeplant. Soms uitgegroeid (aardbei), hol en bekervormig (kers, roos) bloemdek

bloemdek Bloembladen van bloemen, zo genoemd wanneer kelk- en kroonbladen dezelfde kleur hebben of niet beide aanwezig zijn (bijv. tulp, brandnetel).

bloemdiagram

bloemdiagram Schema van een bloem waaruit de stand van de bloemdelen ten opzichte van elkaar kan worden afgelezen. Voor het eerst gebruikt door bloemdieren

bloemdieren (klasse Anthozoa, stam holtedieren, Coelenterata) Neteldieren die zich van hun verwanten, de kwallen, onderscheiden door het ontbreken bloemformule

bloemformule Beschrijving van een bloem met behulp van symbolen voor de vorm en cijfers voor het aantal van de aanwezige bloemdelen. Men ziet bloemkool

bloemkool (Brassica oleracea var., kruisbloemenfamilie, Cruciferae) Belangrijke groente, verbouwd in de volle grond, uitsluitend met de hand geoogs

bloemrietfamilie

bloemrietfamilie (Cannaceae, orde banaanachtigen, Scitamineae) Planten uit tropisch Amerika; omvat één geslacht (Canna). Veel bastaarden in de blokkering (psychol.)

blokkering (psychol.) Belemmering van gedachten, gevoelens of handelingen door een tegelijkertijd optredende tegenstrijdige gedachte, emotie of blondisme

blondisme Fysisch-antropologische term voor het bij mens of ras tegelijk voorkomen van een lichte huidskleur, blond haar en blauwe ogen. Hoewel Bloom, Benjamin Samuel

Bloom, Benjamin Samuel (geb. 1913) Amerikaans psycholoog en onderwijskundige, die op een aantal gebieden belangrijk werk heeft verricht. In blozen

blozen Het rood worden van de wangen en soms ook de hals als gevolg van verlegenheid of schaamte. De roodheid ontstaat doordat de normale bloedvatvernauwing Blumberg, Baruch Samuel

Blumberg, Baruch Samuel (geb. 1925) Amerikaans arts, sinds 1977 hoogleraar aan de universiteit van Pennsylvania. Ontdekte in 1964 een nog onbeke

BMR-vaccin

BMR-vaccin Vaccinatie die de vorming van antistoffen stimuleert, waardoor men is beschermd tegen achtereenvolgens bof, mazelen en rodehond. In boa constrictor

boa constrictor (Constrictor constrictor, familie reuzenslangen, Boidae) Slang uit Midden- en Zuid-Amerika zonder gifapparaat; prooi wordt gedood Boccius, Norbert

Boccius, Norbert (18e eeuw) Prior van het klooster van de barmhartige broeders te Feldsberg bij Wenen. Hij herkende bij de broers Joseph, Franz en bochel

bochel (gibbus) Abnormale verhevenheid van de rug. Deze kan veroorzaakt worden door een achterwaartse verkromming van de wervelkolom (kyfose) bodembescherming

bodembescherming Bescherming van de bodem tegen verontreiniging door (schadelijke) stoffen die niet in grote gehalten in de bodem thuishoren. Bodembeschermingsgebied

bodembescherming, Wet

bodembescherming, Wet Milieuwet van 1986 ter bestrijding van bodemverontreiniging. Het is een zgn. raamwet met algemene regels die nader uitge

Bodembeschermingsgebied Gebied waarin de kwaliteit van de bodem bijzondere bescherming behoeft.

bodemfactoren

bodemfactoren (edafische factoren) De invloed van de verschillende bodemeigenschappen op de samenstelling van de flora en fauna, bijv. de grondwaterstand, bodemfauna

bodemfauna Alle dieren die tenminste een deel van hun actieve levenscyclus in de grond doorbrengen. Bijv. wel aardrupsen die zich met grasworte

bodemflora

bodemflora Alle algen, virussen, schimmels en bacteriën die in de bodem voorkomen. Aërobe en anaërobe bacteriën zijn het belangrijkst voor natuurlijke bodemleven

bodemleven Bodemfauna en -flora. De bodemfauna bestaat voornamelijk uit ongewervelde dieren, van eencellige amoeben tot de veel grotere mijten, bodemonderzoek

bodemonderzoek Onderzoek naar de kwaliteit van de bodem. Er kunnen diverse redenen zijn om een bodemonderzoek te doen. Als eerste kan het bodemontsmetting

bodemontsmetting Het behandelen van de bodem met chemische preparaten, stoom of infrarode straling om aanwezige schadelijke (micro)organismen bodemsanering

bodemsanering Schoonmaken van de bodem die ernstig verontreinigd is. Een bodem is ernstig verontreinigd wanneer de interventiewaarden overschreden bodemsaneringstechnieken

bodemsaneringstechnieken Technieken om een ernstig verontreinigde bodem te saneren. Bodemsaneringstechnieken kunnen onderscheiden worden bodemverontreiniging

bodemverontreiniging Term die wordt gebruikt voor het diffuus of lokaal toevoegen van relatief hoge gehalten schadelijke stoffen aan de bodem, bijvoorbeeld bodhi-boom

bodhi-boom (Ficus religiosa, familie moerbeiachtigen, Moraceae) Houtig gewas, waarvan de bloeiwijzen uitgroeien tot eetbare schijnvruchten, de

boeklong

boeklong Ademhalingsorgaan van spinnen en schorpioenen; holte in het achterlijf die via een ademopening (stigma) in contact staat met de buitenwereld. boekmaag

boekmaag (omasum, psalterium) Laatste van de drie voormagen van herkauwers, met een slijmvlies dat een aantal evenwijdig aan elkaar verlopende boekweit

boekweit (Fagopyrum esculentum, familie zuringachtigen, Polygonaceae) Cultuurgewas afkomstig uit Midden-Azië; gekweekt op schrale grond om Boerhaave, Herman

Boerhaave, Herman (1668-1738) Nederlands geneeskundige, botanicus en scheikundige, hoogleraar te Leiden (1709). Een van de beroemdste gene

boezemfibrilleren

boezemfibrilleren (atriumfibrilleren) Hartritmestoornis die wordt gekenmerkt door een onregelmatige hartslag. Boezemfibrilleren kan ontstaan bij allerlei boezemfladderen

boezemfladderen Hartritmestoornis waarbij de boezems in een abnormaal tempo samentrekken. Het is vergelijkbaar met boezemfibrilleren. Boezemfladderen bof

bof (parotitis epidemica) Door een virus veroorzaakte besmettelijke infectieziekte van de oorspeekselklier. De ziekte komt over de hele wereld voor bokken

bokken (onderfamilie Caprinae, familie holhoornigen, Bovidae) Geiten, schapen en gemzen; levend in kudden, van nature typische bergdieren. Geliefde boksbaard

boksbaard (morgenster, geslacht Tragopogon, composietenfamilie, Compositae) Planten die alleen 's morgens hun gele of purperen bloemhoofden boktorren

boktorren (familie Cerambycidae, orde kevers of torren, Coleoptera) Insekten waarvan de larven zich ontwikkelen onder de bast of in het hout van bol (biol.)

bol (biol.) Gedrongen stengel (bolschijf of bolstoel), waarop een groot aantal bladen, de rokken, is ingeplant. Onderaan de bolschijf bevinden zich bijwortels. bonen

bonen (geslacht Phaseolus, vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Plantengeslacht met 250 soorten, waarvan een groot aantal eetbaar is. Snijbonen

Bonner, James Frederick

Bonner, James Frederick (geb. 1910) Amerikaans moleculair bioloog, ontwikkelde methoden om de werking van genen in reageerbuisjes te bestuderen.

Bonnet, Charles

Bonnet, Charles (1720-1793) Zwitsers entomoloog (insectenkundige) en filosoof. Hij ontdekte de parthenogenese (ontstaan van individuen zonder Bonpland, Aimé-Jacques Alexandre

Bonpland, Aimé-Jacques Alexandre (1773-1853) Frans onderzoeker en botanist, was bevriend met Alexander Humboldt, met wie hij een reis door bonsai

bonsai Dwergboom, in Japan vooral gebruikt in so-tuin. bonsai-boompje

bontebok

bontebok (Damaliscus dorcas dorcas, onderfamilie koeantilopen, Alcelaphinae) Holhoornigen met S-vormig gedraaide hoorns. Oorspronkelijk over boodschapper-RNA

boodschapper-RNA RNA dat in de cellen genetische informatie overbrengt van de celkern naar de ribosomen.

boom (biol.)

boom (biol.) Overblijvend houtig gewas, meermalen bloeiend en vruchtdragend. Bezit een duidelijke stam, die zich ruim boven de grond vertakt (kroon).

boomchirurgie

boomchirurgie Chirurgie gericht op herstel of instandhouding van bomen. Twee aspecten: verbetering van standplaatsfactoren (vocht, bodemlucht

boomkikkers

boomkikkers Boombewonende amfibieën, vanuit hun stamgebied Zuid-Amerika over de hele wereld verspreid. Twee families: boomkikkers (Hylidae)

boomklevers

boomklevers (familie Sittidae, orde zangvogels, Passeriformes) Kleine vogels met korte, bijna vierkante staart, lange spitse snavel en grote voeten. boomklimmers

boomklimmers (familie Dendrocolaptidae, orde zangvogels, Passeriformes) Bruin tot roodbruin gestreepte vogels, lengte 14-37 cm, zingend met heldere boomkruipers

boomkruipers (familie Certhiidae, orde zangvogels, Passeriformes) West-Europese vogels die tegen bomen omhoogklimmen; te vergelijken met de boomstructuur (med.)

boomstructuur (med.) Ook boomdiagram.In de anatomie en de fysiologie een organische structuur die door zijn vertakkingswijze aan een boom doe

Boomtest

Boomtest Door K. Koch ontworpen test. Hij gaf proefpersonen de opdracht een boom te tekenen en probeerde aan de hand daarvan persoonlijkheidsaspecten boon, bruine

boon, bruine (Phaseolus vulgaris var., vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Planten op grote schaal in onze streken gekweekt om de zaden die als boon, tuinboon,

boon, witte

boon, witte (Phaseolus vulgaris var., vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Planten in onze streken gekweekt, gevoelig voor nachtvorst. Vele vormen: boosterinjectie

boosterinjectie Herhaalde toediening van een vaccin. Is vaak noodzakelijk wanneer de immuniteit na de oorspronkelijke inenting(en) onvoldoende Bordeauxse pap

Bordeauxse pap Bestrijdingsmiddel op basis van kopersulfaat en kalkmelk (Ca(OH)2). Wordt als suspensie verstoven. Tegenwoordig grotendeels vervangen borderline

borderline (lett: grenslijn) Een algemene aanduiding binnen de psychiatrie voor stoornissen die moeilijk te classificeren zijn, omdat er sprake is van borderline persoonlijkheid

borderline persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie opgenomen persoonlijkheidsstoornis waarbij sprake is een extreme instabiliteit in sociale

Bordet, Jules Jean Baptiste Vincent

Bordet, Jules Jean Baptiste Vincent (1870-1961) Belgisch bacterioloog; grondlegger van de serologie. Was arts in 1892. Werkte in Parijs in het Bornholm, ziekte van

Bornholm, ziekte van (zomergriep, myalgia epidemica) Infectieziekte veroorzaakt door het virus Coxsackie B. Verschijnselen: begint na een incubatietijd borst

borst 1.(borstkas, thorax) Bovenste deel van de romp, van de buik gescheiden door het middenrif. De wand wordt gevormd door de borstkas en spieren borstaandoeningen

borst- Ademhaling waarbij als ademhalingsspieren vooral de tussenribspieren worden gebruikt. Te zien aan het op en neer gaan van de ademhaling, buikademhaling,

borst, abnormale afscheiding uit de (tepelvloed) (melk)Afscheiding buiten de zoogperiode. Bij pasgeboren kinderen kan dit optreden door het wegvallen bos

borstaandoeningen Aandoeningen van de borst(klier) doen zich meestal na de puberteit voor. Na de overgang treden een aantal afwijkingen niet meer borstademhaling

borstademhaling Ademhaling die in hoofdzaak berust op de werking van de borstspieren.

borstbeen

borstbeen (sternum) Plat, langwerpig bot bij gewervelden, oppervlakkig midden voor gelegen in de borst. Bestaat van boven naar beneden uit drie borstbuis

borstbuis (ductus thoracicus) Lymfevat dat ter hoogte van de bovenste lendewervels begint en door de borstholte omhoog loopt, om in de linker ondersleutelbeenader borstelwormen

borstelwormen (klasse Polychaeta, stam gelede wormen, Annelida) Primitieve, in zee levende ringwormen. Voorste kopgedeelte heeft slanke tentake

borstgezwel

borstgezwel (borstknobbeltje, mammatumor) Abnormaal aanvoelende weefselverdikking in de borst. Tegenwoordig is bijna iedereen op de hoogte borstkanker

borstkanker (mammacarcinoom) De meest frequent voorkomende dodelijk verlopende kanker bij vrouwen. Geschat wordt dat 3-5% van de vrouwen borstkas

borstkas (thorax) Deel van het skelet, bij de mens bestaande uit twaalf borstwervels met de daaraan verbonden ribben. Inhoud kan worden vergroot borstkasfoto

borstkasfoto (thoraxfoto) Röntgenfoto van de borst. Wordt vooral gemaakt voor het opsporen van longafwijkingen, meestal in combinatie met doorlichting. borstklier

borstklier (mamma, vaak kortweg borst genoemd) Melkklier die zich bij vrouwen ontwikkelt in het huidgebied aan de voorzijde van de borstkas. De borstklierontsteking

borstklierontsteking (mastitis) Een aandoening van de zogende moeder in het kraambed. Bij ongeveer 1% van de kraamvrouwen treedt een ontsteki

borstonderzoek

borstonderzoek Een belangrijke bijdrage tot het vroeg ontdekken van borstkanker is een maandelijks borstonderzoek door de vrouw zelf. Door zich

borstoperatie

borstoperatie Operatieve ingreep ter behandeling van borstkanker of ter correctie van te grote dan wel te kleine borsten. Bij de behandeling van borstkanker borstpomp

borstpomp Apparaat dat gebruikt wordt voor het afzuigen (afkolven) van melk uit de borstklier, wanneer het kind niet of onvoldoende drinkt of voor borststuk

borststuk (thorax) Middenstuk van het skelet van geleedpotigen, evenals de rest van het lichaam opgebouwd uit segmenten. Bij insecten drie segmenten borstvlies

borstvlies (pleura) Om iedere long gelegen dun, spiegelglad vlies, bestaande uit twee bladen, waarvan het buitenste tegen de borstwand aanligt. De borstvliesontsteking

borstvliesontsteking (pleuritis) Ontsteking van de beide longvliezen en de met vocht gevulde ruimte hiertussen. De ontsteking ontstaat vaak in aansluiting borstvoeding

borstvoeding Het voeden van de zuigeling met moedermelk die na de geboorte onder invloed hormonen wordt gevormd in de borstklieren. Vrouwen borstwervels

borstwervels Iedere wervel die een paar ribben draagt. Door gewrichtjes zijn de ribben beweeglijk verbonden met de wervels. De 12 borstwervels zijn borst, abnormale afscheiding uit de

bos Levensgemeenschap, die grotendeels bepaald wordt door de aanwezigheid van bomen. De rijkste landecosystemen zijn bosecosystemen, het tropisch bosantilopen

bosantilopen (onderfamilie Tragelaphinae, familie holhoornigen, Bovidae) Antilopen, nauw verwant aan runderen; niet altijd levend in bossen. Het bosbessen

bosbessen (geslacht Vaccinium, dopheidefamilie, Ericaceae) Kleine struiken met enkelvoudige bladeren zonder steunblaadjes. Roze, stervormige Bosc, Louis Augustin Guillaume

Bosc, Louis Augustin Guillaume (1759-1828) Frans natuuronderzoeker, volgde plantkundelessen bij A. Thouin en A.L. de Jussieu aan de Jardin du bosgors

bosgors (Emberiza rustica, gorzenfamilie, Emberizidae) Bruine vogel met witte keel, bruine borstband en bruingestreepte flanken. Bij onraad zet hij bosliefjes

bosliefjes (geslacht Nemophila, bosliefjesfamilie, Hydrophyllaceae) Kruiden met blauwe bloemen; uit Californië afkomstige sierplanten, die in Neder

bosliefjesfamilie

bosliefjesfamilie (Hydrophyllaceae, orde nachtschadeachtigen, Solanales) Kruiden of halfstruiken; bloeiwijze: een spiraalsgewijs opgerolde schicht. bosmieren

bosmieren (geslacht Formica, onderfamilie schubmieren, Formicinae)Insekten, levend in zeer grote kolonies (soms honderdduizenden dieren); nuttig bossterfte

bossterfte Het afsterven van bosgebieden, zoals vooral in Tsjecho-Slowakije en Duitsland, waar honderdduizenden ha naaldbos verloren zijn gegaan. botaandoeningen

bot- Allo- of autotransplantatie van een botstuk. Bij allotransplantatie gebruikt men vaak dood bot; dit veroorzaakt geen afstotingsreactie transplantatie, gesteelde

botaandoeningen Aantasting van een of meer botten of zelfs het hele skelet. Leeftijd speelt een belangrijke rol bij het ontstaan en de gevolgen van botanie

botanie (plantkunde) Wetenschap die planten bestudeert, deelwetenschap van de biologie. Vele specialisaties binnen de botanie.

botanische soorten

botanische soorten Plantesoorten die in het wild voorkomen en waarvan cultuurvormen zijn gekweekt. De hondsroos (Rosa canina) bijv. komt voor botanische tuin

botanische tuin (hortus botanicus) Tuin waarin een groot aantal voor de botanie belangrijke planten wordt gekweekt, meestal verbonden aan een universiteit. botbank

botbank Plaats waar bot voor transplantatie wordt bewaard. Met toestemming van de donor of diens familieleden kunnen botten na de dood worden botbreuk

botbreuk (fractuur) Breuk of scheur in een van de botten. Men kan een onderscheid maken in eenvoudige en gecompliceerde botbreuken. Bij een eenvoudige boterbloemen

boterbloemen (geslacht Ranunculus, ranonkelfamilie, Ranunculaceae) Planten met goudgele, glanzende bloemen, die meestal bijeen staan in een bloeiw

botgezwel

botgezwel Weefselophoping door overmatige celdeling in de botten. Dergelijke gezwellen kunnen van het been of kraakbeen, het beenvlies of het beenmerg botscan

botscan (skeletscintigrafie) Onderzoekmethode voor het opsporen van botafwijkingen die op een gewone röntgenfoto niet te zien zijn (bijv. gezwel). botten

botten (beenderen) Uit bot- of beenweefsel bestaande delen die met elkaar het skelet vormen. Ieder mens heeft ongeveer 206 botten. Dit aantal kan bottom-up- en top-down-verwerking van informatie

bottom-up- en top-down-verwerking van informatie Binnen de cognitieve psychologie worden hiermee twee richtingen beschreven volgens welk

botulisme

botulisme Vergiftiging door botuline.

botvliesontsteking

botvliesontsteking (periostitis) Ontsteking van het botvlies of periost. Behalve bloedvaatjes, die het bot van voeding voorzien, bevat het periost ook boulimie

boulimie (bulimia nervosa) Overdreven vraatzucht, gekenmerkt door aanvallen van overmatig eten, vaak gevolgd door moedwillig braken. Boulimie Bourdon-Wiersma Test

Bourdon-Wiersma Test (BWT) Psychologische test die het vermogen tot concentratie meet. Hij kan vanaf tien jaar individueel worden afgenomen.

Boussingault, Jean Baptiste

Boussingault, Jean Baptiste (1802-1887) Frans biochemicus en landbouwkundige, hoogleraar te Parijs (1837). Werkterrein: stikstofkringloop, kooldioxi

bouwplan (biol.)

bouwplan (biol.) Geheel van kenmerken waardoor een bepaalde groep organismen zich onderscheidt van andere. De kenmerken worden gevormd do

bovenlip

bovenlip (plantk.) Bovenste deel van de vergroeidbladige bloemkroon van tweelippige bloemen (labium). (dierk.) Ongepaarde, afdekkende huidplooi Boveri, Theodor Heinrich

Boveri, Theodor Heinrich (1862-1915) Duits dierkundige, legde door experimenteel celonderzoek de grondslag voor de cytologische verklaring van Bovet, Daniel

Bovet, Daniel (1907-92) Zwitsers-Italiaans farmacoloog. Bovet was directeur van het Institut Pasteur in Parijs (1939-47) en van het laboratorium voor Bovet, Theodor

Bovet, Theodor (1900-1976) Italiaans-Zwitsers godsdienstpsycholoog. Bovet werd beïnvloed door psychoanalyse en Karl Barth; hij legde een theologisch Bowman, kapsel van

Bowman, kapsel van (capsula glomeruli) Uitstulping van een nierbuisje die een kluwentje van haarvaten (glomerulus) omgeeft. De beide elementen braakballen

braakballen Uitgebraakte onverteerbare resten van het voedsel van roofvogels, uilen, reigers en kraaien. Onderzoek van braakballen geeft inzicht in braaknotenfamilie

braaknotenfamilie (Loganiaceae, orde gentiaanachtigen, Gentianales) Houtige planten met tegenoverstaande bladeren en steunblaadjes, voorkomend Brachet, Albert Toussaint Joseph

Brachet, Albert Toussaint Joseph (1869-1930) Belgisch embryoloog, hoogleraar te Brussel (1904). Leverde een bijdrage aan de beschrijvende embryologie Brachet, Jean

Brachet, Jean (1909-1988) Belgisch bioloog. Brachet studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit te Brussel, waar hij later hoogleraar werd. Tevens Brachiosaurus

Brachiosaurus (suborde sauropodomorfen, Sauropodomorpha) Uitgestorven reptiel, grootste landdier dat ooit leefde (gewicht tot 50 ton); planteneter brachyblast

brachyblast (kortlot) Takken met gedrongen bouw waaraan zich de bloeiwijzen ontwikkelen, zoals voorkomt in de appelboom. Langlot of mesoblast Bradley, Richard

Bradley, Richard (ca. 1688-1732) Brits plantkundige. Bestudeerde de sapstroom en de geslachtelijke voortplanting bij planten. Wees o.a. op de betekenis Braer

Braer Mammoettanker die in 1993 bij de Schotse Shetland-eilanden op de rotsen liep, waarna de gehele lading (85.000 ton aardolie) in zee terechtkwam. brainstormen

brainstormen Een methode om zo veel mogelijk ideeën te verzamelen. Daartoe wordt aan een groep mensen met uiteenlopende achtergronden een braken

braken (vomitus) Het krachtig naar buiten komen van de maaginhoud via de mond. Braken is vaak een onwillekeurige, niet te onderdrukken reactie, brakken

brakken (zweethonden, bloedhonden) Jachthonden die het bloedspoor (in jagerstaal: zweet) van aangeschoten wild volgen. Grote verschillen in verschijningsvorm bramen

bramen (geslacht Rubus, rozenfamilie, Rosaceae) Struiken of kruiden met enkelvoudige, drietallige of geveerde bladeren en tweeslachtige bloemen bramenuiltje

bramenuiltje (Thyatira batis, familie nachtvlinders, Thyatiridae) Stevig gebouwde vlinder met lichtgekleurde achtervleugels, voorvleugels groenachtig

brandblaar

brandblaar Tweedegraads brandwond. De pijngewaarwording blijft intact; men kan dit testen door met een steriele naald in de huid te prikken. Behandeling: brandharen

brandharen Haren voorkomend bij planten van de brandnetelfamilie. Bestaan uit langgerekte, holle cellen, die eindigen in een haakvormig omgebogen brandnetelfamilie

brandnetelfamilie (Urticaceae, brandnetelorde, Urticales) Kruiden met brandharen en eenslachtige bloemen. De vier of vijf meeldraden zijn eerst naar brandnetels

brandnetels (geslacht Urtica, brandnetelfamilie, Urticaceae) Planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren met steunblaadjes, tweeslachtige

brandwonden

brandwonden Een wond die is veroorzaakt door hitte of vuur, door de inwerking van sterk zuur, loog of andere etsende stoffen of door elektrische brasem

brasem (Abramis brama, onderfamilie echte voorns, Leuciscinae) Zoetwatervis, voorkomend in laaglandgedeelten van rivieren, meren en plassen. P

breedneusapen

breedneusapen (apen van de Nieuwe Wereld, infraorde Platyrrhina) Kleine zoogdieren met ver uiteen staande ogen, goed ontwikkelde staart (grijpor

breedspectrum

breedspectrum Aanduiding voor o.a. bestrijdingsmiddelen en antibiotica om aan te geven dat het middel tegen een zeer groot aantal organismen werkzaam Brehmer, Hermann

breedspectrum- Bestrijdingsmiddel dat tegen zeer veel soorten onkruid en ongedierte werkzaam is. Levert uiteraard veel gevaar bestuiving

Brehm, Alfred Edmund (1829-1884) Duits dierkundige. Verzamelde dieren en bestudeerde het wild in Egypte en Sudan. Was directeur van de dieren

Brehmer, Hermann (1826-1889) Duits arts en grondlegger van de behandeling van de tuberculose, bestaande uit dieet en lichaamsoefeningen. Stichtte Brehm, Alfred Edmund

breinmetafoor

breinmetafoor Een metafoor die de menselijke geest opvat als vergelijkbaar met de menselijke hersenen. Dit gebeurt met name binnen het connectionisme. breken van de vruchtvliezen

breken van de vruchtvliezen Spontaan of kunstmatig scheuren van de vruchtvliezen. Gaat gepaard met verlies van het lichtgroene en zoetig ruikende brekingsafwijking

brekingsafwijking (ametropie) Functiestoornis van het oog, waarbij het beeld niet goed op het netvlies wordt gevormd en men onscherp ziet. Er zijn brem

brem (bezembrem, Sarothamnus scoparius, vlinderbloemenfamilie, Papilionaceae) Struik met groene, kantige stengels en gele bloemen. Voorkomend bremraapfamilie

bremraapfamilie (Orobanchaceae, orde nachtschadeachtigen, Solanales) Kruiden met dikke, geel tot paarse stengels en kleine, schubvormige blaadjes Brent Spar

Brent Spar In 1975 gebouwd olieplatform, dat de eigenaars Shell en Esso in 1995 met een Britse vergunning wilden laten afzinken in een 2 km diepe Breuer, Josef

Breuer, Josef (1842-1925) Oostenrijks arts te Wenen. Slaagde erin een hysterische patiënte - de befaamde Anna O. (Bertha Pappenheim) - te hypnotiseren breuk (med.)

breuk (med.) Door leken gebruikte term voor zowel een ingewandsbreuk als een botbreuk. De vakterm voor een botbreuk is fractuur, voor een ingewandsbreuk breukband

breukband Riem waarmee een ingewandsbreuk binnen de buikholte wordt gehouden. Bestaat uit een riem die om het middel sluit met een tweede band Bridges, Calvin Blackman

Bridges, Calvin Blackman (1889-1938) Amerikaans geneticus. Onderzocht de plaats van de genen op de chromosomen van de bananenvlieg. Formuleerde Brits empirisme

Brits empirisme Ook Engels empirisme. Een filosofische richting uit de 18e eeuw waarvan de Britten John Locke, George Berkeley en David Hume broed

broed (dierk.) Nakomelingschap van eierleggende dieren (bijv. van vogels). (plantk.) De kleine bolletjes (klisters) die in een bol die men heeft uitgehold, broedbal

broedbal Ronde of ovale bal van mest, gemaakt door mannelijke hoornmestkevers, waarmee een door het wijfje gegraven kamertje wordt opgevuld. broedbuidel

broedbuidel (marsupium) Buidel van mannelijke zeepaardjes en hoger ontwikkelde zeenaalden, waarin eieren worden uitgebroed. Mannelijke zeepaardjes broedknop

broedknop (gemma) Bolletje cellen waaruit bij blad- en levermossen een nieuw plantje groeit (ongeslachtelijke voortplanting). Bij levermossen zitten broedparasitisme

broedparasitisme Laten uitbroeden en grootbrengen van jongen door pleegouders. Verschillende soorten wevervogels en koekoeken leggen hun eieren broedterritorium

broedterritorium Directe omgeving van het nest bij vogels die in kolonie broeden en bij vissen; kan bij andere vogels een vrij groot gebied omvatten. broedvlek

broedvlek Vlek in de huid aan de buikzijde van mannelijke zeenaalden, rijk voorzien van bloedvaten, waar het wijfje de eitjes aan vastkleeft. Door de broedzorg

broedzorg Dierlijke gedragspatronen die dienen ter bescherming en verzorging van het nageslacht. Hiertoe behoren bijv. het voeren, huidverzorging, broeikaseffect

broeikaseffect Opwarming van de aarde als gevolg van absorptie van infrarode straling door sporegassen in de atmosfeer, vooral kooldioxide (CO2). broeikasgassen

broeikasgassen Gassen die zorgen voor de opwarming van de aardse atmosfeer. Dit zijn kooldioxide, cfk's, methaan en lachgas.

bromelia-achtigen

bromelia-achtigen (familie Bromeliaceae, orde commelina-achtigen, Commelinales) Kruiden met een wortelrozet en kokervormig samengegroeide,

bronchi

bronchi (luchtpijptakken) Vertakkingen van de luchtpijp. Deze verdeelt zich eerst in twee hoofdbronchi, die elk naar een long gaan en zich verder boomvormig bronchiëctasie

bronchiëctasie Abnormale verwijding van de bronchi met gedeeltelijke vernietiging van de wand ervan. Verschijnselen: de verwijde bronchi zijn vaak bronchiolitis

bronchiolitis Ontsteking van de kleinste vertakkingen van de luchtpijp (bronchioli). Acute bronchiolitis is een ziekte die voornamelijk voorkomt bij bronchitis

bronchitis Er zijn twee vormen van bronchitis: acute en chronische bronchitis. Acute bronchitis is een plotselinge ontsteking van de bronchiën, de grotere bronchitis, acute

bronchitis, acute Plotseling beginnende en hevig verlopende ontsteking van het slijmvlies van de bronchi. Verschijnselen: koorts, hoest, opgeven van bronchitis, astmatische

bronchitis, astmatische Vorm van chronische bronchitis, waarbij soms astma-aanvallen optreden. De eerste aanval treedt, in tegenstelling tot astma, bronchitis, chronische

bronchitis, chronische Chronische ontsteking van het slijmvlies van de bronchi. Verschijnselen: hoesten, opgeven van sputum en kortademigheid,

bronchografie

bronchografie Röntgenonderzoek van de longen, nadat een contrastmiddel in de bronchi is gespoten, ten einde deze zichtbaar te maken. Als contrastmiddel bronchoscopie

bronchoscopie Bekijken van de binnenkant van de luchtpijp en bronchi door een instrument (bronchoscoop), dat via de luchtpijp wordt ingebracht. Brongniart, Alexandre

Brongniart, Alexandre (1770-1847) Frans geoloog. In zijn 'Essai d'une classification naturelle des reptiles' (1800) deelde hij de reptielen in vier groepen bronmos

bronmos (Fontinalis antipyretica, klasse bladmossen, Musci) Drijvend mos, tot 40 cm lang, groeiend in stromend of stilstaand water. Sterk vertakt met bronst

bronst (oestrus) Toestand van geslachtelijke opwinding bij geslachtsrijpe dieren, gepaard gaande met sterke drang tot voortplanting. Verloopt bij verschillende bronsttijd

bronsttijd Periode waarin dieren bronstig zijn. Valt meestal zo dat de jongen in een gunstige periode worden geboren. Bij het schaap bijv. valt de b. Brontosaurus

Brontosaurus (orde Saurischia) Geslacht van gigantische, uitgestorven reptielen, een der grootste dinosauriërs (gewicht tot 35 ton). Leefde in plassen

bronzalmen

bronzalmen (familie Crenuchidae, suborde karperzalmen Characoidei) Vissen die qua lichaamsbouw lijken op tandkarpers. Mannetjes hebben veel broodboom

broodboom (Artocarpus communis, moerbeifamilie, Moraceae) Boom met veerdelige bladeren en wit kleverig melksap in stam en takken. Voorkom

broodtarwe, harde

broodtarwe, harde Tarwe waarin veel gluten (eiwitachtige, in water opzwellende kleefstoffen) voorkomen. Meestal Noord-Amerikaanse tarwe. Wordt broodtarwe, zachte

broodtarwe, zachte Tarwe met een gering gehalte aan gluten. Meestal Nederlandse en Belgische tarwe. Gemalen wordt het gebruikt voor de bereiding Brouwer, Fop I.

Brouwer, Fop I. (1912-1991) Nederlands bioloog. Brouwer was leraar en directeur van de middelbare landbouwschool in Groningen. Landelijke bekendheid Brown-Séquard, Charles Edouard

Brown, Michael S.

Brown, Michael S. (geb. 1941) Amerikaans geneticus. Kreeg, samen met J.L. Goldstein, de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van 1985 toegekend Brown, Robert

Brown, Robert (1773-1858) Brits botanicus. Beschreef in zijn 'Prodomus florae Novae Hollandiae...' (1810) meer dan 3900 plantesoorten, die hij aantrof brucellose

Brown-Séquard, Charles Edouard (1817-94) Frans-Amerikaans arts en fysioloog. Ontdekte dat banen van zenuwvezels elkaar in het ruggenmerg Brown-Séquard, syndroom van

Brown-Séquard, syndroom van Geheel van verschijnselen die ontstaan wanneer de prikkelgeleiding in één helft van het ruggenmerg geheel is onderbroken

brucellose Infectieziekte, veroorzaakt door bacteriën van het geslacht Brucella. Vooral in de tropen van belang. Besmetting meestal door het drinken brug (med.)

brug (med.) Gedeeltelijke gebitsprothese, die steunt op een aantal elementen van het natuurlijke gebit. Meestal dienen enkele kronen als pijlers; soms brughoektumor

brughoektumor (acusticusneurinoom) Hersengezwel, uitgaande van de achtste hersenzenuw op de plaats waar deze de hersenen verlaat. Komt meestal Brugmans, Henri Johan Frans Willem

Brugmans, Henri Johan Frans Willem (1884-1961) Nederlands psycholoog en pedagoog. Van 1928 tot 1954 hoogleraar te Groningen. Was vooral brugproteïnen

brugproteïnen (tunnelproteïnen) Eiwitten die dwars door celmembranen lopen en een rol spelen bij het transport van voedingsstoffen en celproduct

bruidsvlucht

bruidsvlucht Vlucht van vrouwelijke dieren (koninginnen) en mannetjes van in kolonies levende insecten (bijv. mieren en bijen), waarbij de koninginnen bruiloftskleed

bruiloftskleed Opvallende verenkleed van vogels (of bepaalde uiterlijke kenmerken van andere gewervelde dieren) tijdens de paartijd. Meestal alleen bruin worden

bruin worden Donkere verkleuring van de huid, veroorzaakt door toename van het pigment melanine onder invloed van ultraviolette straling. Het pigment bruinvissen

bruinvissen (familie Phocaenidae, onderorde tandwalvissen, Odontoceti) Dolfijnen met een bolle kop zonder snuitje en met spatelvormige tanden. bruinwieren

bruinwieren (klasse Phaeophyceae) Grote meercellige wieren, voornamelijk in zee voorkomend, met grote karakteristieke blazen aan de uiteinden van brulapen

brulapen (onderfamilie Alouattinae, onderorde apen, Simiae) Breedneusapen, levend in gemengde troepen van vijf tot veertig dieren, zonder duidelijke brunel

brunel (Prunella vulgaris, lipbloemenfamilie, Labiatae) Plant van 5-30 cm hoogte, gemakkelijk te herkennen aan de eindstandige, paarse bloemkroon Bruner, Jerome Seymour

Bruner, Jerome Seymour (geb. 1915) Amerikaans psycholoog, hoogleraar te Harvard (1952-72) en te Oxford (1972-80). Bekend door onderzoek Brunfels, Otto

Brunfels, Otto (ca. 1488-1534) Duits monnik en plantkundige. Zijn 'Herbarum vivae eicones...' (I, 1530; II, 1531; III, 1536) bevat beschrijvingen van bruxisme

bruxisme Het tandenknarsen tijdens de slaap. Dit wordt meestal veroorzaakt door woede die gedurende de dag is opgekropt.

BST

BST (bovien somatropine) Langs biotechnologische weg geproduceerd groeihormoon dat bij runderen de melkproductie aanzienlijk kan verhogen. Er Buchner, Hans Ernst Angass

Buchner, Hans Ernst Angass (1850-1902) Duits bacterioloog, broer van E. Buchner (die in 1907 de Nobelprijs voor chemie ontving), vanaf 1892 Buckland, Francis Trevelyan

Buckland, Francis Trevelyan (1826-1880) Brits bioloog, zoon van William B. Onderzocht economische vraagstukken m.b.t. kunstmatige aanvulling Buckland, William

Buckland, William (1784-1856) Brits geoloog en anglicaans priester, was de vader van Francis Trevelyan Buckland. Hij beschreef paleontologische buddlejafamilie

buddlejafamilie (Buddlejaceae, orde Loganiales) Heesters met regelmatige bloemen in pluimen of schermvormige bloeiwijzen. Doos-, bes- of steenvrucht. buffels

buffels (geslachten Bubalus en Syncerus, familie holhoornigen, Bovidae) Grote runderen uit Afrika en Azië. In Azië tot huisdier geworden; nauwelijks Buffon, Georges Louis Leclerc, comte de

Buffon, Georges Louis Leclerc, comte de (1707-1788) Frans natuuronderzoeker, studeerde rechten te Dijon en genees-, plant- en wiskunde te Angers. Bühler, Charlotte Bertha

Bühler, Charlotte Bertha (geboren Malachowski; 1893-1974) Duits-Amerikaans psychologe, hoogleraar te Wenen (1929). Week uit naar Engeland Buhler, Karl

Buhler, Karl (1879-1963) Duits ontwikkelingspsycholoog. Samen met zijn vrouw Charlotte en de Amerikaan Abraham Maslow grondlegger van de buidel

buidel Huidplooi op de buik van vrouwelijke buideldieren (orde Marsupialia), waar het naakte, blinde jong onmiddellijk na de geboorte in kruipt met buideldieren

buideldieren (orde Marsupialia) Zoogdieren zonder een echte placenta. Vrouwtjes bezitten een buidel, waarin de jongen na de geboorte nog een tijdlang buik (biol.)

buik (biol.) (abdomen), deel van de romp dat onder het middenrif ligt. De buik bestaat uit de buikwand, de buikholte (met daarin de buikorganen), bloedvaten buikademhaling

buik- Ademhaling waarbij als ademhalingsspier vooral het middenrif wordt gebruikt. Als het middenrif samentrekt, wordt het platter en ademopeningen

buikademhaling Ademhaling, die in hoofdzaak berust op de werking van de buikspieren en het middenrif.

buikgriep

buikgriep Elke ingewandsstoornis zonder direct aanwijsbare oorzaak. Meestal wordt buikgriep veroorzaakt door een virus (o.a. Coxsackievirussen, buikletsel

buikletsel Een verwonding van de buik kan verschillende vormen aannemen en kan veel gevolgen hebben van weinig ernstige tot levensbedreigende. buikpers

buikpers Verhoging van de druk in de buikholte door samentrekking van het middenrif en de buikspieren. Van belang voor de stoelgang, urinelozing buikpijn

buikpijn Pijn ergens in de buik komt vrij veel voor en kan enorm variëren in hevigheid, duur en plaats. Het kan wijzen op iets onbelangrijks, maar kan buikvlies

buikvlies (peritoneum) Vlies dat de binnenzijde van de buikholte bekleedt en dat verschillende buikorganen omgeeft. Het totale oppervlak van het bu

buikvliesontsteking

buikvliesontsteking (peritonitis) Geen op zichzelf staande ziekte, maar een complicatie van een groot aantal buikaandoeningen. De buikvliesontsteking buikzwammen

buikzwammen (Gasteromycetes, klasse steeltjeszwammen, Basidiomycetes) Paddestoelen met bolvormige vruchtlichamen waarin eencellige basidiën, buisbloemen

buisbloemen Buisvormige bloemen, voorkomend in de bloeiwijze(hoofdje) van de composietenfamilie (Compositae). Meestal vijftallig en tweeslachtig buisjes van Malpighi

buisjes van Malpighi Bij geleedpotigen voorkomende buisvormige uitstulpingen van de middenarm, waarin natrium, kalium en water vanuit de lich

buitenzintuiglijke waarneming

buitenzintuiglijke waarneming Ook extrasensorische perceptie (ESP) en paragnosie. De gewaarwording van zaken buiten de zintuigen om. Er worden buizerdachtigen

buizerdachtigen (onderfamilie Buteoninae, orde roofvogels, Falconiformes) Roofvogels, die overdag jagen. Voorkomend over de hele wereld in bossen, bulbairparalyse

bulbairparalyse Verlamming van o.a. mond, tong en keel bij beschadiging van het verlengde merg. Verschijnselen: moeilijk articuleren, slikken en bulbil

bulbil Broedknop, gevormd in plaats van een bloem. Bij bepaalde grassoorten die voor een normale bloei lange perioden van daglicht en hoge temperaturen bulvleermuizen

bulvleermuizen (familie Molossidae, orde vleermuizen, Chiroptera) Dieren met een brede, afgeplatte snuit en vaak lippen vol plooien en vouwen, Bürger, ziekte van

Bürger, ziekte van (thromboangiitis obliterans) Vaatziekte die gepaard gaat met vernauwingen en ontstekingsverschijnselen in de kleinere bloedvaten. Burman, Johannes

Burman, Johannes (1706/7-1779) Nederlands plantkundige, leerling van H. Boerhaave. Promotie in 1728 te Leiden en daar datzelfde jaar hoogleraar, Burman, Nicolaas Laurens

Burman, Nicolaas Laurens (1733-1793) Nederlands plantkundige, zoon van Johannes Burman, leerling van Linnaeus. Hoogleraar te Amsterdam, Burnet, Frank Macfarlane

Burnet, Frank Macfarlane (1899-1985) Australisch geneeskundige, hoogleraar te Melbourne (1944-65) en directeur van het instituut voor medische Burt, Cyril Lodowic

Burt, Cyril Lodowic (1883-1971) Brits psycholoog, hoogleraar aan University College in Londen (1931-50). Belangrijke bijdragen op het gebied van Butenandt, Adolf Friedrich Johann

Butenandt, Adolf Friedrich Johann (1903-1995) Duits biochemicus. Butenandt was directeur van biochemische instituten te Danzig, Berlijn, Tübingen Bütschli, Otto

Bütschli, Otto (1848-1920) Duits dierkundige, hoogleraar te Heidelberg (vanaf 1878). Pionier in de cytologie; beschreef o.a. de verschillende stadia buulbuuls

buulbuuls (haarvogels, familie Pycnonotidae, orde zangvogels, Passeriformes) Vogels, variërend van mus- tot merelgrootte. Zacht, los kleed met lange, Buytendijk, Frederik Jacobus Johannes

Buytendijk, Frederik Jacobus Johannes (1887-1974) Nederlands fenomenologisch psycholoog, hoogleraar fysiologie te Groningen (1925), hoogleraar bypassoperatie

bypassoperatie Operatie waarbij men m.b.v. een stukje ader (vene) uit het been een omleiding maakt langs afgesloten kransslagaders of geblokkeerde byssusdraden

byssusdraden Elastische draden waarmee mosselen zich verankeren aan een vaste ondergrond.

B-ziekten Aantal besmettelijke ziekten (o.a. tyfus, difterie, roodvonk, rode hond) waarvan de arts aangifte moet doen wanneer de diagnose gesteld is. cacaobomenfamilie

C- Griep, veroorzaakt door het influenzavirus C. Komt weinig voor; minst gevaarlijke griep, waarbij de verschijnselen beperkt blijven tot die griep, Hongkonggriep,

cacaobomenfamilie (Sterculiaceae, orde malveachtigen, Malvales) Tropische struiken en bomen, waaronder de cacaoboom (Theobroma cacao): inheems cactussen

cactussen (familie Cactaceae, orde muurachtigen, Caryophyllales) Planten met opgezwollen stengels die dienen als waterreservoir (stamsucculenten

caesalpinafamilie

caesalpinafamilie (Caesalpiniaceae, orde vlinderbloemigen, Fabales) Houtige gewassen, waaronder enkele lianen, met enkelvoudige of samengestelde, cafeïne

cafeïne Een stof die een mild stimulerende werking heeft op het centrale zenuwstelsel. Het gebruik ervan leidt daardoor tot grotere waakzaamheid. caissonziekte

caissonziekte (decompressieziekte) De bloedbaan, als gevolg van snelle drukverlaging. Caissonziekte is een ziekte die alleen voor kan komen bij duikers callose

callose Het koolhydraat dat in bastvaten (floëem) wordt afgezet op de zeefplaten rond de plasmodesmata. In een later stadium wordt de stof door een

callus

callus (dierk.) Weefsel dat op de plaats van een fractuur ontstaat en dat de breukeinden weer verbindt. Bevat cellen die bot kunnen vormen. De callus caloriebehoefte

caloriebehoefte Hoeveelheid energie, uitgedrukt in calorieën, die iemand per dag nodig heeft. Hangt o.a. af van omgeving, geslacht, leeftijd, gezondheidstoestand calyptra

calyptra (sporenkapselmutsje, wortelmutsje) Bij mossen: bovenste deel van de archegoniumwand, die na bevruchting en kapselvorming uitgroeit en cambium

cambium Laagvormig delingsweefsel (meristeem) bij planten; vormt steeds nieuwe cellen. Primair of fasciculair cambium ligt in de vaatbundels, vooral Camerarius, Rudolph Jacob

Camerarius, Rudolph Jacob (1665-1721) Duits botanicus. Toonde aan dat planten mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bezitten. Deed onderzoek

camouflage

camouflage Vorm van mimicry, waarbij planten en dieren zich in vorm, kleur en/of tekening aanpassen aan de omgeving, waardoor ze minder opvallen Camper, Petrus

Camper, Petrus (1722-1789) Nederlands medicus, leerling van Pieter van Musschenbroek. Achtereenvolgens hoogleraar te Franeker, Amsterdam en canadabalsem

canadabalsem Balsem gewonnen uit de schors van verschillende Abies-soorten. Aangenaam ruikende, kleurloze tot lichtgele olie; dichtheid 985 kg/candidiasis

candidiasis (moniliasis) Een infectie, veroorzaakt door de schimmel Candida albicans. De schimmel komt bij gezonde mensen voor op de huid en Candolle, Alphonse Louis Pierre Pyrame de

Candolle, Alphonse Louis Pierre Pyrame de (1806-1893) Zwitsers plantkundige, studeerde ook rechten. Hoogleraar te Genève (1835), waar hij Candolle, Anne Casimir Pyrame de

Candolle, Anne Casimir Pyrame de (1836-1918) Zwitsers plantkundige, zoon van Alphonse de C. Bestudeerde vooral de tropische plantenfamilie

Candolle, Augustin Pyrame de

Candolle, Augustin Pyrame de (1778-1841) Zwitsers plantkundige, vader van Alphonse de C. Doceerde o.a. te Parijs. Werkte aan een classificatiesysteem

cara

cara (chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen) Een verzamelnaam van aandoeningen van luchtwegen en longen die gekenmerkt zijn door langzame carapax

carapax Rugschild van vele kreeftachtigen (Crustaceae) en schildpadden (Testudinae); een huidplooi (exoskelet) die vanaf de kop naar achteren en carcinogene werking

carcinogene werking Eigenschap om kanker te kunnen veroorzaken. Bewezen voor bepaalde chemische stoffen, straling, erfelijke factoren en virussen. carcinoïd

carcinoïd Gezwel van bepaalde cellen in de darm, vaak beginnend in het wormvormig aanhangsel; lijkt uiterlijk op een carcinoom, maar is meestal niet carcinoom

carcinoom De meest voorkomende vorm van kanker, namelijk een kwaadaardig gezwel uitgaande van dek- of epitheelweefsel. Epitheelweefsel komt cardiologie

cardiologie Medisch specialisme dat zich bezighoudt met het onderzoek en de behandeling van hartziekten. De beoefenaar noemt men een cardioloog cardiospasme

cardiospasme Stoornis in de bewegingsmogelijkheid van de spieren nabij de overgang van slokdarm naar maag. Verschijnselen: slikklachten (vooral cariës

cariës (tandbederf, tandwolf) Het proces van afbraak van tanden door inwerking van plak, een mengsel van bacteriën, voedselresten (suikers) waarvan carnivoren

carnivoren Organismen die vooral van dierlijk voedsel leven, bijv. roofdieren, roofvogels, roofvissen en vele lagere dieren. Vaak zijn speciale monddelen carnosauriërs

carnosauriërs (infraorde Carnosauria, onderklasse Archosauria) Zwaargebouwde reuzenreptielen uit Jura en Krijt; roofdieren met een grote sched

carpaal tunnel-syndroom

carpaal tunnel-syndroom De beknelling van een handzenuw (de nervus medianus) door zwelling van bepaalde weefsels in het polsgebied. De genoemde

Carrel, Alexis

Carrel, Alexis (1873-1944) Frans geneeskundige, ontving in 1912 de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie voor zijn onderzoek naar het hechten Carroll, John Bissell

Carroll, John Bissell (geb. 1916) Amerikaans psycholoog en onderwijskundige, vooral werkzaam op het gebied van de taalpsychologie en het (vree

Carson, Rachel Louise

Carson, Rachel Louise (1907-1964) Amerikaans biologe en publiciste, docente aan de Johns Hopkins University en de universiteit van Maryland. Caspary, band van

Caspary, band van In plantenwortels voorkomende, bandvormige verdikking van celwanden, en wel die van de endodermis (een ring van cellen tussen cassave

cassave (manihot, Manihot esculenta, wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae) Belangrijkste, waterrijk zetmeelgewas van de tropen. Houtige plant met h

Castle, William Ernest

Castle, William Ernest (1867-1962) Amerikaans geneticus (erfelijkheidsgeleerde). Hij heeft het werk van Mendel in Amerika de nodige ondersteuni

castor (biol.)

castor (biol.) (wonderboom, Ricinus communis, wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae) Sierlijke plant met grote, handdelige bladeren en pluimvormige castratie

castratie Behandeling van een man, waarbij door verwijdering van beide teelballen (testikels) onvruchtbaarheid ontstaat. Ook de verwijdering van de castratieangst

castratieangst Begrip uit de psychoanalytische theorie waarmee de houding van jongens ten opzichte van het andere geslacht moet worden verklaard, castratiecomplex

castratiecomplex Het geheel van gevoelens dat samenhangt met castratieangst.

casuïstiek

casuïstiek Casuïstiek is een begrip dat een rol speelt in de moraaltheologie, de ethiek en de rechtspraak. Met behulp van een voorbeeld of door het stellen catalepsie

catalepsie Een houdingsperseveratie. Het lichaam wordt lange tijd in dezelfde stand gehouden. Dit komt voor bij schizofrenie.

catarrale ontsteking

catarrale ontsteking (catarre) Lichte ontsteking van slijmvlies (bijv. in neus of darm), gepaard gaande met afscheiding van dun, vloeibaar vocht, al catathymie

catathymie Denkvorm waarbij het bewuste denken beheerst en omgevormd wordt door (onbewuste) gevoelens en strevingen, bijvoorbeeld het leggen catecholaminen

catecholaminen Een verzameling aminen die een belangrijke rol spelen in de hersenen als neurotransmitter. Belangrijke catecholaminen zijn dopamine, catecholaminenhypothese

catecholaminenhypothese De veronderstelling dat psychosen veroorzaakt worden door een verstoring van de catecholaminenhuishouding in de hersenen

categorieclustering

categorieclustering Het samenbrengen van representaties in het geheugen in bij elkaar horende groepjes (categoriseren). Zo kan de herinnering aan categoriseren

categoriseren Het onderbrengen in groepen van voorwerpen, ideeën en andere zaken die op de een of andere manier bij elkaar horen. Dit is waarschijnlijk catgut

catgut Geprepareerde en gesteriliseerde schapendarm in de vorm van een draad; wordt in de chirurgie gebruikt als hechtmateriaal. Heeft het grote voordeel catharsis (psychol.)

catharsis (psychol.) Ook abreactie. Een emotionele ontlading die het gevolg is van een plotseling inzicht in de oorzaken van de eigen psychische symptomen. catharsistheorie

catharsistheorie Psychoanalytische theorie betreffende het ontladen en afreageren van driftenergie door het in de fantasie bevredigen van bepaalde cathartische methode

cathartische methode Een vorm van psychotherapie, waarbij getracht wordt onbewuste conflicten en complexen bewust te maken. Het inzicht in de

catheter

catheter Buisvormig, stijf of slap, chirurgisch instrument, gebruikt voor het aftappen van (niet vanzelf afvloeiende) vloeistof uit een lichaamsholte. Cattell 16 Personality Factors

Cattell 16 Personality Factors (16 PF) Deze test meet zestien persoonlijkheidsfactoren. Cattell construeerde hem op grond van een aantal persoonlijkhei

Cattell, Raymond Bernard

Cattell, Raymond Bernard (geb. 1905) Brits-Amerikaans psycholoog, sinds 1941 werkzaam in de VS. Doceerde aan Harvard University en de universitei

Cattleya

Cattleya (geslacht van de orchideeënfamilie, Orchidaceae) Epifytische planten, voorkomend in tropisch Zuid-Amerika. De veel geteelde, vormenrijke caudaal

caudaal Aan de staartzijde.

cavia's

cavia's (familie Caviidae, orde knaagdieren, Rodentia) Zoogdieren (lengte 22 tot 35 cm, gewicht volwassen dier 450 tot 700 gram). Kunnen zich het Cech, Thomas Robert

Cech, Thomas Robert (geb. 1947) Amerikaans (bio)chemicus, sinds 1983 hoogleraar aan de University of Colorado in Boulder. Cech kreeg in 1989

cederhout

cederhout Zachte roodachtig bruine, gomhoudende houtsoort met aromatische geur, afkomstig van Cedrela odorata uit tropisch Amerika en Zuidoost-ceders

ceders (geslacht Cedrus, dennenfamilie, Pinaceae) Naaldbomen met verspreid staande naalden, die niet elke winter worden afgeworpen. Korte zijtakken cefaalhematoom

cefaalhematoom Bloeduitstorting onder het beenvlies van een der schedelbeenderen. Soms wordt deze onschuldige aandoening, die het gevolg is van cefalisatie

cefalisatie Begin van de groei van de hersenen in een embryo en in het evolutieproces: de ontwikkeling van de hersenen tot het belangrijke regelend

cel (biol.)

cel (biol.) microscopisch kleine eenheid waaruit één- en meercellige organismen zijn opgebouwd. Cellen die zijn gespecialiseerd in het verrichten van celademhaling

cel- (nucleus) Celorganel in plantaardige en dierlijke cellen, omgeven door een membraan. In de kern ligt het erfelijk materiaal, de chromosomen, kern, generatieve

cel, dierlijke Cel van dierlijke organismen, bestaande uit een celkern, cytoplasma, celorganellen en een celmembraan.

cel, eukaryote

cel, eukaryote Cel met een door een membraan omgeven celkern en talrijke celorganellen in het cytoplasma; ingewikkeld van bouw. Voorkomend cel, plantaardige

cel, plantaardige Cel van plantaardige organismen, bestaande uit een celkern, cytoplasma, celorganellen en een celmembraan. Bovendien omgeven cel, prokaryote

cel, prokaryote (oercel) Cellen die geen echte kern bezitten en eenvoudig van opbouw zijn. Voorkomend bij bacteriën, virussen en blauwwieren. Het cement (biol.)

celademhaling stofwisselingsproces in de cel, waarbij koolstofbevattende brandstoffen (met name koolhydraten, maar ook eiwitten en vetten) met behulp celbiologie

celbiologie (cytologie) Deelwetenschap van de biologie, die de levende cel bestudeert. Onderzoek naar deze kleine structuren stelt hoge eisen aan de celdeling

celdeling (cytokinese), proces waarbij uit één cel twee dochtercellen ontstaan. Bij de voortplanting moet iedere cel haar erfelijke kenmerken overbrengen celdifferentiatie

celdifferentiatie Specifieke ontwikkeling van een cel, gericht op de toekomstige plaats en functie. Treedt al op na enkele delingen van het embryo (bijv. celfractionering

celfractionering Werkwijze waarbij men levende cellen kapotmaakt en met behulp van ultrasnelle centrifuges de verschillende bestanddelen van de celgroei

celgroei Volumevergroting in alle richtingen van de na een celdeling ontstane dochtercellen door vermeerdering van de hoeveelheid protoplasma. Bij celhybridisatie

celhybridisatie Laten versmelten van twee verschillende celtypen (uit verschillende weefsels, zelfs uit verschillende organismen of soorten) of 'transplanteren' cellobiose

cellobiose Disaccharide opgebouwd uit twee glucose-eenheden met een ?-1-4-glucosidische binding. Het vormt de basiseenheid van cellulose en hemicellu

cellulitis

cellulitis (huidflegmone) Acute ontsteking van de huid en het onderhuidse bindweefsel. De term wordt echter ook wel gebruikt voor een zogenoemde celmembraan

celmembraan (plasmamembraan, plasmalemma) Dunne semi-permeabele membraan (dikte 8-10 nm), die de celinhoud (cytoplasma) omgeeft. Bestaat celorganel

celorganel Gespecialiseerde structuur in het cytoplasma; o.a. endoplasmatisch reticulum, ribosomen, mitochondriën.

celplaat

celplaat De nieuwe middenlamel die ontstaat in het beginstadium van de celdeling in het midden van de delende cel. Aanvankelijk slechts een schijf celspecialisatie

celspecialisatie Het proces waarbij de cellen in een groeiend weefsel hun karakteristieke vorm en functie krijgen.

celstrekking

celstrekking Vergroting van de plantencel door wateropname. In de meristematische (=delings-)weefsels aan de top van de plant vindt na deling van celtherapie

celtherapie Alternatieve behandelingsmethode waarbij allerlei ziekten worden behandeld door inspuiting van dierlijke cellen. Het beoogde doel is 'celtypen

celtypen Cellen met een karakteristieke vorm, grootte en structuur. Naast prokaryote cellen (bij bacteriën bijv.) komen eukaryote cellen voor bij hogere celwand

celwand Starre wand die bij plantencellen de celmembraan omgeeft. Bij dierlijke cellen ontbreekt deze. Aan de celwand ontleent de plant zijn stevigheid; celwand, textuur van

celwand, textuur van Wijze waarop de zgn. cellulosefibrillen zijn gerangschikt binnen de cellulosevezels waaruit de celwand van de plantencellen cel, dierlijke

cement (biol.) Hard gedeelte van het gebit, liggend bij de tandwortel over het tandbeen, doorlopend tot het glazuur aan de tandhals op de grens met censuur (psychol.)

censuur (psychol.) In de psychoanalyse wordt hiermee aangeduid dat niet alle wensen tot het bewustzijn doordringen dankzij het actieve ingrijpen centiel

centiel Een statistische eenheid die een honderdste deel van een verzameling scores representeert. Wanneer een proefpersoon bij een psychologische centraal zenuwstelsel

centraal zenuwstelsel Stelsel, bestaande uit de hersenen en het ruggenmerg, dat als functie heeft het registreren van de via de gevoelszenuwen van centrale tendentie

centrale tendentie Ook centrum. De richting waarin de resultaten van een steekproef wijzen. Het gaat er daarbij om in welke categorie de meeste w

centriool

centriool Celorganel in dierlijke cellen, onderdeel van het centrosoom. Speelt een rol bij de kerndeling (vorming van de kernspoel). Ook het basaallichaampje centromeer

centromeer Deel van chromosomen waaraan de draden van de delingsspoel zich vasthechten en de plaats waar de chromatiden elkaar raken. Bij de centrosoom

centrosoom (poollichaampje) Celorganel in de dierlijke cellen, liggend vlak bij de kern. Bestaande uit twee centriolen, die bij de kerndeling de kernspoel ceratopsiden

ceratopsiden (suborde Ceratopsia, onderklasse Archosauria) Laatste viervoetige reuzenreptielen uit het Boven Krijt, gelijkend op neushoorns. Droegen Ceratosaurus

Ceratosaurus (infraorde Carnosauria) Woest, vleesetend reuzenreptiel, voorkomend in sommige streken van Noord-Amerika gedurende het Jura. Liep cercarie

cercarie Ontwikkelingsstadium van parasitaire trematode (bijvoorbeeld de leverbot). Hij kan zich altijd actief voortbewegen en nestelt zich in de uiteindelijke cerci

cerci Draadvormige aanhangsels aan het achterlijf van o.a. haften (drie gelede draden), sprinkhanen (klein bij vrouwtjes, bij mannetjes dienstdoend cerebrospinale vloeistof

cerebrospinale vloeistof Vloeistof die zich tussen het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en de omringende vliezen bevindt. Deze vloe

certatie

certatie Verschijnsel dat zaadcellen die in een vrouwelijk organisme naar de eicel toe bewegen, een verschillende snelheid hebben, afhankelijk van cervicale myelopathie

cervicale myelopathie Ruggemergsletsel door een vernauwd halswervelkanaal, ten gevolge van artrose (slijtage) van de wervels, waarbij verdikkingen cervixinsufficiëntie

cervixinsufficiëntie (baarmoederhalsinsufficiëntie) Onvermogen van de baarmoederhals (cervix uteri) om de baarmoeder tijdens de zwangerschap te Cesalpino, Andrea

Cesalpino, Andrea (1519-1603) Italiaans arts en botanicus, aanhanger van Aristoteles. Bestudeerde de anatomie en fysiologie van de bloedsomloop. ceteris paribus

ceteris paribus (Lat.: onder overigens gelijkblijvende omstandigheden) Wetenschappelijke clausule met betrekking tot een bepaalde oorzakelijke relatie, cfk's

cfk's (chloorfluorkoolwaterstoffen) Groep verbindingen die o.a. worden gebruikt als drijfgas in spuitbussen en als koelmedium. Ze vormen een bedreiging Chagas, ziekte van

Chagas, ziekte van (Zuid-Amerikaanse trypanosomiasis) Tropische ziekte, veroorzaakt door Trypanosoma cruzi (behorend tot de Protozoa). Word

Chain, Ernst Boris

Chain, Ernst Boris (1906-1979) Brits biochemicus van Duitse afkomst, hoogleraar te Cambridge (1933-1935), Oxford (1935-1949), Rome (interna

chalazion

chalazion (hagelkorrel) Kleine, stevige, pijnloze zwelling in het onder- of bovenooglid. De huid is vrij beweeglijk over de zwelling. Aan de binnenzijde chalonen

chalonen Verzamelnaam voor bepaalde stoffen die in het bloed van gewervelde dieren voorkomen en een remmende invloed uitoefenen op de mitose chamaefyten

chamaefyten Planten met overwinteringsorganen of reproductieknoppen minder dan 25 cm boven de grond, zodat ze gedurende de winter worden Chamisso, Louis Charles Adélaide de

Chamisso, Louis Charles Adélaide de (ook: Chamisso, Adelbert von; 1781-1838) Frans-Duits dichter en natuuronderzoeker. Studeerde plantkunde champignons

champignons (geslacht Agaricus, vroeger Psalliota, orde plaatjeszwammen, Agaricales) Eetbare paddestoelen met witte tot roze plaatjes, zwarte sporen, Charcot-Marie-Tooth, ziekte van

Charcot, Jean Martin (1825-93) Frans neuroloog en psychiater, hoogleraar te Parijs. Charcot was één der grondleggers van de moderne neurologie. charisma

Charcot-Marie-Tooth, ziekte van (neurogene spieratrofie) Vorm van spierdystrofie. Verschijnselen: verminderde kracht in de onderbenen en later Charcot, Jean Martin

charisma (Grieks: genadegave) In het Nieuwe Testament buitengewone en bovennatuurlijke gaven, zoals het spreken in vreemde tongen, wonderbare Charolais

Charolais (Fr.: Le Charollais) Landstreek en voormalig graafschap in de Franse regio Bourgogne. Bekend van het gelijknamige rund, dat vnl. om zijn cheeta

cheeta (jachtluipaard, Acinonyx jubatus, familie katachtigen, Felidae) Roofdier met goed ontwikkelde ogen en tastzin. Vroeger voorkomend in Afrika cheilosis

cheilosis Aandoening van de lippen, die meestal met een bleek gebiedje aan de mondhoeken begint. Later wordt de huid ter plaatse eeltachtig en kunnen cheliceren

cheliceren Eerste paar pootvormige aanhangsels voor de mond aan de kop van gifkaakdragers (onderstam Chelicerata), waartoe o.a. spinnen, zeesp

chemie, klinische

chemie, klinische Analytisch-chemische wetenschap waarin uit het lichaam afkomstige stoffen op hun samenstelling worden onderzocht. Het betreft chemokar

chemo-autotrofie Vermogen van bepaalde bacteriën om de benodigde energie voor de productie van organische stoffen (vnl. glucose) te verkrijgen Cheyne-Stokes-ademhaling

chemokar Auto voor het inzamelen en transporteren van klein chemisch afval. In gebruik bij grote gemeenten

chemoreceptor

chemoreceptor Zintuigcel of zenuwuiteinde, waarvoor de adequate prikkel een chemische stof is. Voorkomend in de reuk- en smaakzin van insecten, chemosynthese

chemosynthese Vermogen van chemo-autotrofe bacteriën om met behulp van energie, verkregen door oxidatie van anorganische stoffen (ijzer, zwavel, chemotaxis

chemotaxis Beweging van organismen naar bepaalde chemicaliën toe (positieve chemotaxis) of van bepaalde chemicaliën af (negatieve chemotaxis). chemotherapeutica

chemotherapeutica Synthetisch bereide stoffen die micro-organismen kunnen doden of in hun groei remmen. Worden gebruikt voor het bestrijden chemotherapie

chemotherapie Het bestrijden van ziektekiemen in het lichaam met behulp van kunstmatig vervaardigde chemische verbindingen. Alhoewel kwaadaardige chemotropie

chemotropie Beweging van delen van planten als gevolg van de inwerking van chemische stoffen. Het vrouwelijk voortplantingsorgaan van wieren, chemo-autotrofie

Cheyne-Stokes-ademhaling Ademhalingstype, waarbij perioden van ademstilstand (apneu, die ca. 20 tot 30 seconden duurt) gevolgd worden door chiasma

chiasma Kruispunt van twee chromatiden van gepaarde chromosomen tijdens de kerndeling. De plaats waar overkruising (crossing-over) optreedt.

chiasma opticum

chiasma opticum Kruising van een deel van de zenuwvezels van de tweede hersenzenuw (gezichtszenuw). Bevindt zich tussen de schedelbasis en de chihuahua (dierk.)

chihuahua (dierk.) Kleinste rashond ter wereld (0,9 - 3,5 kg), met grote staande oren, grote ogen, kort- of langharig.

chimaere

chimaere Een door transplantatie (dierlijke embryo's) of enten (planten) ontstaan organisme met genetisch materiaal van verschillende herkomst.

chimpansees

chimpansees (geslacht Pan, familie mensapen, Pongidae). Plantenetende apen, die worden beschouwd als de meest intelligente zoogdieren na de mens. chinchilla

chinchilla (Chinchilla laniger, wolmuizenfamilie, Chinchillidae) Knaagdier uit Zuid-Amerika, lengte 25-30 cm en een pluimstaart van 12-20 cm, za

Chinese klokjes

Chinese klokjes (geslacht Forsythia, familie olijven, Oleaceae) Heesters, afkomstig uit China en Japan, met gele bloemen die in groepjes van drie langs chiroe

chiroe (Pantholops hodgsoni, onderfamilie steppeantilopen, Saiginae) Antilopen met een opblaasbare slurfachtige neus, voorkomend in Midden-Azië.

chirologie

chirologie Het aflezen van karaktertrekken uit de vorm en lijnen van de hand. Ontstaan uit chiromantie of handwaarzeggerij: het voorspellen van de chirurgie

chirurgie (heelkunde) Specialisme dat zich bezighoudt met het 'helen' van een patiënt. Het is in feite een zeer oud specialisme. Uit opgravingen is gebleken chirurgie, plastische

chirurgie, plastische (in Nederland officieel plastische en reconstructieve chirurgie genoemd) Deelspecialisme van de algemene chirurgie, dat zich chitine

chitine Voornaamste bestanddeel van het pantser van schaaldieren en het uitwendig skelet van insecten. Ook voorkomend in celwanden van bepaalde Chlamydia

Chlamydia Geslacht van ziekteverwekkers die tal van verschillende infecties kunnen veroorzaken. In Europa en Noord-Amerika is één ervan de oorzaak Chlamydobacteriaceae

Chlamydobacteriaceae Familie van staafvormige bacteriën met vertakte draden, meestal levend in water met veel organisch afval. Daarom gebruik

chlamydospore

chlamydospore Cel met een verdikte celwand, voorkomend in het midden of aan het eind van schimmeldraden. Bestand tegen langdurig ongunstige chloorkoolwaterstoffen

chloorkoolwaterstoffen (gechloreerde koolwaterstoffen) Groep verbindingen die voornamelijk bestaan uit koolstof, waterstof en chloor. Chloorkoo

chloorpromazine

chloorpromazine Het eerste antipsychoticum dat in de psychiatrie werd gebruikt. Dit gebeurde in 1952 en het bracht een ware revolutie in de psychiatrie Chlorella

Chlorella Geslacht van de klasse der groenwieren (Chlorophyceae), voorkomend op vochtige plaatsen en in zoet water. Eencellige wieren met ovale

chlorenchym

chlorenchym Plantaardig weefsel bestaande uit dunwandige cellen (parenchymcellen) met bladgroen, vooral voorkomend in de bladeren.

chloroplast

chloroplast Plastide waarin de fotosynthese plaatsvindt. Ze ontstaan onder invloed van licht uit proplastiden, die delingsvermogen bezitten. De chloroplast chlorose

chlorose (bleekzucht) Gebreksziekte (ijzer- of mangaangebrek), waarbij de bladeren bleekgeel worden door gebrekkige aanmaak van chlorofyl. Kan choanen

choanen (inwendige neusopeningen) Openingen waardoor de neusholte van gewervelde dieren en de mens in verbinding staat met de keelholte. Van cholangiografie

cholangiografie Onderzoek van de galwegen aan de hand van een röntgenfoto (cholangiogram). Daartoe wordt de patiënt een jodiumverbinding toegediend cholera

cholera Acute, besmettelijke darmziekte, veroorzaakt door een bacterie (Vibrio cholerae). De aandoening komt vooral voor in Azië. Besmetting vindt cholerisch type

cholerisch type Eén van de vier persoonlijkheidstypen waarin de Griekse arts Hippocrates de mensheid indeelde. Deze persoon is slank, sterk en gezond cholesteatoom

cholesteatoom (parelgezwel) Een goedaardig soort gezwel in het middenoor. Eigenlijk is het geen echt gezwel, maar een langzaam groeiende massa, cholesterolgehalte, verhoogd

cholesterolgehalte, verhoogd Een belangrijke bijdrage aan het veelvuldig voorkomen van hart- en vaatziekten is een verhoogd cholesterolgehalte. cholinerg neuron

cholinerg neuron Zenuwcel die bij prikkeling de transmitterstof acetylcholine afgeeft. Kenmerkend voor het parasympathische deel van het autonoom Chomsky, Noam Avram

Chomsky, Noam Avram (geb. 1928) Amerikaans taalkundige, die met zijn methode van taalbeschrijving - de transformationeel-generatieve grammat

chordadieren

chordadieren (stam Chordata) Dieren waarbij in het embryonale stadium een chorda dorsalis aanwezig is. Bij de lancetvisjes (schedellozen) en mantel

chordotomie

chordotomie Doorsnijding van zenuwvezels in het ruggenmerg die pijnprikkels voortgeleiden. Soms toegepast wanneer men het lijden aan een overigens chorea

chorea minor (chorea van Sydenham, Sint-Vitusdans) Meest voorkomende vorm van chorea; op kinderleeftijd en vooral bij meisjes. Hangt samen met chorion

chorea Overmatige bewegingsdrang als gevolg van een stoornis in het extrapiramidaal systeem. Wordt gekenmerkt door het onregelmatig optreden chorea minor

chorion Buitenste der beide vruchtvliezen; het binnenste is het amnion. Dient als beschermende en voedende laag. Is aanvankelijk over de gehele buitenkant chorionepithelioom

chorionepithelioom (chorioncarcinoom) Een kwaadaardig gezwel dat uitgaat van chorionweefsel. Meestal ontstaat het na een druiventroszwangerschap. Christusdoorn

Christusdoorn (Euphorbia milii, wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae) Plant met forse stekels en bloedrode bloemen, afkomstig van Madagaskar. Kan chromatiden

chromatiden Twee draadvormige helften van een chromosoom, bijeengehouden door het centromeer. Worden tijdens de anafase van de kerndeling chromatofoor

chromatofoor Cel (of onderdeel daarvan) die pigment of kleurstof bevat. Veel lagere dieren, vissen, reptielen en amfibieën bezitten chromatoforen (chromesthesie

chromesthesie Een bijzondere vorm van synesthesie: het verschijnsel dat prikkeling van een zintuigmodaliteit leidt tot een gelijktijdige waarneming chromomeer

chromomeer Goed kleurbare verdikking (korrel) in een chromosoom, veroorzaakt door een schroefvormige oprolling of lusvorming van een chromosoom chromonema

chromonema Schroefvormig gewonden streng in chromosomen, bevat de DNA-ketens met de erfelijke informatie. Een c. omgeven door een eiwitmantel chromoplast

chromoplast Plastide met geel tot oranje gekleurde pigmenten (carotenen). Kan rechtstreeks uit proplastiden ontstaan of door omvorming van bladgroenkorrels chromosomale afwijking

chromosomale afwijking Afwijking van het normale aantal chromosomen in de lichaamscellen. Het Down's syndroom, ofwel mongolisme, wordt bijvoorb

chromosomenonderzoek

chromosomenonderzoek Onderzoek naar aantal, grootte en vorm van de chromosomen. Een chromosomenonderzoek kan worden verricht om bij chromosoom

chromosoom (kernlis) Draadvormige structuur in de celkern van elke cel, bestaande uit spriraalsgewijs gewonden DNA-moleculen omgeven door beschermende chromosoomafwijkingen

chromosoomafwijkingen Aangeboren afwijkingen die ontstaan als het chromosomenmateriaal in de lichaamscellen van de foetus defect, overmatig

chromosoomkaart

chromosoomkaart Kaart van een chromosoom waarop de ligging van de erfelijke eigenschappen (genen) wordt aangegeven. De onderlinge volgorde chromosoomlocus

chromosoomlocus De plaats van een gen op de chromosoomkaart.

chromosoommutatie

chromosoommutatie Verandering in de structuur van een chromosoom. Kan aanleiding zijn tot allerlei afwijkingen. Een veel voorkomende chrom

chronische stemmingsstoornis

chronische stemmingsstoornis Een stemmingsstoornis die meerdere jaren aanhoudt.

chronische ziekten

chronische ziekten Stoornissen die zich meestal langzaam ontwikkelen, van lange duur zijn en als gevolg hebben dat de algemene gezondheidstoestand chronologische leeftijd

chronologische leeftijd De werkelijke leeftijd volgens de kalender. Bij kinderen wordt deze vaak in maanden uitgedrukt. De chronologische leeftijd chroom

chroom (Cr) Element uit de groep van zware metalen. Het is een bestanddeel van onder meer gele, oranje en groene verfpigmenten.

chunking

chunking Het samenvoegen van verschillende eenheden van informatie, zodat een nieuwe eenheid ontstaat. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om chylus

chylus Inhoud van de lymfevaten in de dunne darm. Doordat deze lymfevaten (chylusvaten) vooral vetten afvoeren, heeft de chylus in het bijzonder chymus

chymus (spijsbrij, voedselbrij) Halfvloeibare voedselmassa, gevormd in de maag. Door de maagperistaltiek wordt voedsel met maagsap vermengd, cicaden

cicaden (onderorde Cicadina, orde plantenzuigers, Homoptera) Insecten die planten aanboren met een zuigsnuit en leven van het sap, dat vaak met cichliden

cichliden (bonte baarzen, familie Cichlidae, orde baarsachtigen, Perciformes) Vissen met een doorlopende rugvin en ongepaarde neusgroeven uit tropen cichorei

cichorei (Cichorium, composietenfamilie, Compositae) Tweejarige plant met lichtblauwe bloemkroon (soms roze of wit). Vruchtjes aan de top voorzien cilinderepitheel

cilinderepitheel Aaneensluitende laag of lagen van cilindervormige cellen. Zij bedekken verschillende lichaamsholten en zijn belangrijk voor de opname cineraria

cineraria Gekweekte kamerplanten, bastaarden van Senecio cruentus, een kruiskruid met blauwpaarse, roze of witte bloemen en viltige driehoekige cipresfamilie

cipresfamilie (Cupressaceae, klasse naaldbomen, Coniferopsida) Bomen met naaldvormige bladeren, die gedurende enkele jaren blijven zitten in kransen cipressen

cipressen (geslacht Cupressus, cipresfamilie, Cupressaceae) Donkergroene, kegelvormige bomen, karakteristiek voor het landschap rondom de Middellandse circadiaan ritme

circadiaan ritme Ritme dat optreedt met een regelmaat of periodiciteit van 21 à 28 uur, ongeveer de duur van een etmaal (circa = ongeveer, dies = dag). circulatiesysteem

circulatiesysteem Stelsel van vaten waarin lymfe en bloed zich door het organisme verplaatsen.

cis-transeffect

cis-transeffect Verschil in lokalisatie van twee mutaties binnen eenzelfde gen. Binnen één gen komt zeer zelden recombinatie door crossing-over voor, citroen

cistron

cistron Structureel gen, onderdeeltjes van het DNA-molecule dat de code bevat voor de aminozuurvolgorde in een bepaalde polypeptideketen.

citroen (Citrus medica, wijnruitfamilie, Rutaceae) Boom uit subtropen en gematigde streken, in de 3e eeuw v.C. door Alexander de Grote ontdekt. Lichtgekleurde citroenzuurcyclus

citroenzuurcyclus (Krebscyclus) Biologische kringloop in cellen, waarbij de acetylgroep van 'geactiveerd azijnzuur' (acetylco-enzym A) met behulp citrusvruchten

citrusvruchten Eetbare vruchten van planten van het geslacht Citrus. Op grote schaal gekweekt en hooglijk gewaardeerd om de aangename smaak, het civetkatten

civetkatten (sluipkatten, familie Viverridae) Landroofdieren, verspreid over Afrika, Zuidwest-Europa en Zuid-Azië. Lange slanke dieren met korte poten, cladodium

cladodium Bladvormig verbrede hoofdstengel van planten, die toch kan doorgroeien en zich vertakken, maar tevens de fotosynthetische functie van classificatiesysteem

classificatiesysteem Stramien dat gebruikt wordt om een groep verschijnselen aan de hand van één of meer maatstaven in deelgroepen op te splitsen. Claude, Albert

Claude, Albert (1899-1983) Belgisch celbioloog, introduceerde de elektronenmicroscopie in de biologie en bestudeerde vooral de celsplitsing. Slaa

claudicatio intermittens

claudicatio intermittens (etalageziekte, intermitterend hinken) Pijn in de benen ten gevolge van vernauwingen in de beenslagaderen. De pijn wordt

claustrofobie

claustrofobie Ziekelijke angst voor kleine afgesloten ruimten, zoals kamers, bussen, enz. Evenals andere fobievormen is claustrofobie te herleiden tot Claviceps purpurea

Claviceps purpurea (klasse zakjeszwammen, Ascomycetes) Schimmel die parasiteert op granen. Bij geïnfecteerd graan worden de vruchtbeginsels Clayton, John

Clayton, John (ca. 1685-1773) Brits plantkundige, vertrok in 1705 uit Grootbrittannië naar Amerika. Verzamelde, identificeerde en beschreef planten clearance

clearance (klaring) Maat voor het vermogen van de nier om een bepaalde stof uit het bloed te verwijderen. Wordt uitgedrukt in het aantal milliliters cleistogamie

cleistogamie Zaadvorming bij planten zonder dat de bloemen zijn opengegaan. Bevruchting vindt plaats door zelfbestuiving in de gesloten bloem. clematis

clematis (geslacht Clematis, ranonkelfamilie, Ranunculaceae) Klimmende heesters met tegenoverstaande bladeren, bloemdek van vier blaadjes, dopvrucht. climacterium

climacterium (overgangsjaren) Leeftijdsperiode waarin de geslachtsklieren ophouden te functioneren. Vooral gebruikt ter aanduiding van het einde climax (biol.)

climax (biol.) Eindstadium (in de vegetatiekunde) van een successiereeks in een bepaald gebied zonder menselijk ingrijpen, waarbij gedurende lange clitoridectomie

clitoridectomie Besnijdenis van vrouwen. Deze besnijdenis komt in grote delen van Afrika voor, echter niet in het Noordwesten (Marokko, Algerije, clitoris

clitoris (kittelaar) Onderdeel van de vrouwelijke geslachtsorganen, vergelijkbaar met de penis van de man. De clitoris, die door de kleine schaamlippen clivia

clivia (Clivia miniata, narcissenfamilie, Amaryllidaceae) Kamerplant met een onderstandig vruchtbeginsel, trechtervormige oranje bloemen, besvrucht cloaca (biol.)

cloaca (biol.) Ruimte waarin endeldarm, urineleiders en de afvoergangen van de geslachtsorganen uitmonden. Staat in verbinding met de buitenwereld clonus

clonus Zich steeds herhalende spiersamentrekking als reactie op een enkelvoudige prikkel. Kan aan voet, knie of pols worden opgewekt bij een stoornis Cloquet, Hippolyte

Cloquet, Hippolyte (1787-1840) Frans arts, studeerde te Parijs, leerling van Cuvier. Bestudeerde het reukzintuig en beschreef een zwelling van de zenuw Clostridium

Clostridium (geslacht van de familie Bacillaceae) Grampositieve, staafvormige, sporevormende bacteriën met een anaërobe levenswijze (sommige soorten Clostridium tetani

Clostridium tetani (familie Bacillaceae) Anaërobe, grampositieve en sporevormende bacterie; verwekker van tetanus. Komt voor in het darmkanaal Cloud, Preston

Cloud, Preston (geb. 1912) Amerikaans geoloog, onderzocht de evolutie van ongewervelde dieren, waaronder de afstamming van de armpotigen. Bestudeerde Club van Rome

Club van Rome Groep Europese (oud-)politici, wetenschappers, schrijvers en industriëlen, die sinds 1968 samenwerkt en in het begin van de jaren cluster (psychol.)

cluster (psychol.) 1. Een van nature voorkomende groep. 2. Binnen de statistiek: een aantal eenheden die onderling hoge correlaties vertonen op bepaalde clusterhoofdpijn

clusterhoofdpijn (cluster headache) Vorm van hoofdpijn die vaak als een vorm van migraine wordt beschouwd, hoewel de meningen hierover verdeeld coagulatie

coagulatie Samenklontering van (bestanddelen van) een vloeistof tot een vaste stof. Treedt op bij verhitten van eiwitten (door het verloren gaan van coating (med.)

coating (med.) Het omhullen van tabletten met een buitenlaag die niet door het maagsap kan worden aangetast. De tablet valt hierdoor pas in de dunne cobra-achtigen

cobra-achtigen (familie Elapidae) Gifslangen, voorkomend in alle werelddelen, behalve Europa. Karakteristiek is de alarmhouding: het voorste deel coca

coca (geslacht Erythroxylon, orde reigersbekken, Geraniales) Heesters of kleine bomen, waarvan de bladeren alkaloïden bevatten, o.a. cocaïne. Inheems cocaïne

cocaïne (populaire naam: snow) Alkaloïde, afkomstig van de bladeren van de cocaplant (Erythroxylum coca). Kleurloze, bitter smakende kristallen. coccygodynie

coccygodynie Pijn in (de omgeving van) het stuitbeen, vooral bij zitten. Meestal als gevolg van een te grote beweegbaarheid of abnormale stand. Komt cocktailpartyfenomeen

cocktailpartyfenomeen Het verschijnsel dat mensen er in slagen om in een ruimte waar verschillende gesprekken door elkaar worden gevoerd, één

cocon

cocon 1.Omhulsel gemaakt door larven van vele insecten, waarin ze zich gaan verpoppen. Grondstof is meestal het product van zijdeklieren (omgevormde codeerspecificiteit

codeerspecificiteit Het verschijnsel dat het opdiepen van informatie uit het geheugen verbeterd wordt als daarbij gebruik wordt gemaakt van de categorieën coderen

coderen Het omzetten van voorvallen of gebeurtenissen in symbolen. Een serie geluiden kan bijvoorbeeld begrepen worden als een talige uitdrukking. codon

codon Eenheid voor informatie in de kernzuren (DNA of RNA), bestaande uit drie opeenvolgende basen (nucleotide-triplet). Ieder codon, dat men kan coelacanth

coelacanth (Latimeria chalumnae, orde kwastvinnigen, Crossopterygii) Vis, ontdekt in 1938. Vertegenwoordiger van een tot dan toe uitgestorven gewaan

coeliakie

coeliakie (inheemse spruw, ziekte van Gee-Herter) Darmziekte waarbij er een overgevoeligheid bestaat voor 'gluten', een bepaald bestanddeel van tarwe, coeloom

coeloom (secundaire lichaamsholte) Ruimte die sommige organen omgeeft bij zoogdieren en de mens, zoals de pericardholte om het hart, de pleuraholte coërcitiefkracht

co-enzym (co-factor) Het niet-eiwitdeel van een enzym, meestal bestaande uit een metaalatoom of een vitamine. Het co-enzym is kenmerkend voor co-enzym A

co-enzym A (co-A) Pantotheenzuur bevattende verbinding die door opname van een acetylrest overgaat in acetylco-enzym A ('geactiveerd azijnzuur').

co-enzym F

co-enzym F Foliumzuur bevattende verbinding die als co-enzym een rol speelt bij enzymatische reacties waarbij een C1-verbinding van het ene naar crack

coërcitiefkracht Benodigde kracht om remanent magnetisme (remanentie) af te breken ofwel om magnetisch materiaal te demagnetiseren. Het is dus cognitie

cognitie De processen waardoor mensen kennis kunnen opdoen. Het betekent in feite 'weten' in de ruimst mogelijke zin van het woord. Cognitie is naast cognitief beslissingsgedrag van kinderen

cognitief beslissingsgedrag van kinderen In de opvatting van de psycholoog R. Siegler beschikken kinderen naarmate zij ouder worden over steeds cognitief beslissingsgedrag, stadia van

cognitief beslissingsgedrag, stadia van De verschillende stappen die gezet moeten worden alvorens een complex probleem opgelost kan worden. cognitief schema

cognitief schema (Eng: cognitive map) De mentale voorstelling van de voor het bereiken van een doel nodig geachte informatie. De term komt van cognitieve categorieën

cognitieve categorieën Wetenschappelijke term voor begrippen waarmee mensen hun wereld indelen. Cognitieve categorieën zijn niet gelijk in elke

cognitieve dissonantietheorie

cognitieve dissonantietheorie De in 1957 opgestelde theorie van Leon Festinger die ervan uitging dat kenniselementen met elkaar in evenwicht gebracht

cognitieve functie

cognitieve functie Term die afkomstig is uit de functieleer en staat voor het kennen of weet hebben van iets. Naast de cognitieve functies worden conatieve cognitieve kaart

cognitieve kaart Een mentale voorstelling van de manier waarop de omgeving er uit ziet. Het woord 'kaart' impliceert dat de persoon ervan gebruik cognitieve neuropsychologie

cognitieve neuropsychologie Tak van de cognitieve psychologie die zich er op richt de gevolgen van hersenbeschadigingen voor het cognitieve function

cognitieve ontwikkelingstheorieën

cognitieve ontwikkelingstheorieën Theoretische opvattingen over de manier waarop de verstandelijke vermogens van de mens tot stand komen bij cognitieve persoonlijkheidstheorieën

cognitieve persoonlijkheidstheorieën Theorieën die uitgaan van de verschillende manieren waarop mensen informatie verwerken (hun cognitieve cognitieve structuur

cognitieve structuur De manier waarop kennis van de wereld in de menselijke geest georganiseerd is. De meest invloedrijke theorie op dit gebied is cognitieve therapie

cognitieve therapie Een vorm van psychotherapie die zich erop richt automatische negatieve gedachten te doorbreken. Deze aanpak werd bijvoorbeeld Cohen, Elie Aron

Cohen, Elie Aron (1909-1993) Nederlands arts en schrijver. Cohen werd in 1942 in Groningen als jood verraden en gearresteerd. In het doorgangskamp Cohen, Stanley

Cohen, Stanley (geb. 1922) Amerikaans biochemicus, van 1967 tot 1986 hoogleraar aan de Vanderbilt University School of Medicine in Nashville, Cohn, Ferdinand Julius

Cohn, Ferdinand Julius (1828-1898) Duits plantkundige, verbeterde de microscoop en leverde bijdragen aan de celtheorie van Schleiden-Schwann. Coiter, Volcher

Coiter, Volcher (1534-1576) Nederlands arts, anatoom, fysioloog en embryoloog. Hij studeerde geneeskunde te Tübingen (Fuchs), Montpellier (Rondelet), coïtus interruptus

coïtus interruptus Onderbroken geslachtsgemeenschap, waarbij de penis vóór de ejaculatie uit de vagina wordt teruggetrokken. Zeer onbetrouwbare colaboom

colaboom (Cola vera, Cola acuminata, cacaobomenfamilie, Sterculaceae). Plant uit tropisch Afrika, waarvan de zaden, die door de bevolking worden colibacterie

colibacterie De populaire benaming voor de bacteriesoort Escherichia coli, die saprofitisch leeft in de menselijke darm. De colibacterie kan zelfs als

colitis ulcerosa

colitis ulcerosa Chronische ontsteking van de dikke darm met zweervorming, zonder een specifieke oorzaak, d.w.z. er is geen duidelijke verwekker collageenziekten

collageenziekten (bindweefselziekten) Aandoeningen waarbij bindweefselbestanddelen (m.n. het vezeleiwit collageen) chronisch ontstoken zijn. Dergelijke collaps

collaps Plotselinge verstoring van de bloedsomloop, waarbij de hersenen tijdelijk onvoldoende zuurstof en/of bloedsuiker krijgen toegevoerd, waardoor collectief bewustzijn

collectief bewustzijn Ook collectief geweten. De waarden en normen die alle leden van een samenleving gemeen hebben. In eenvoudige samenleving

collectief gedrag

collectief gedrag Ongeorganiseerd, door niemand gepland gedrag van een massa mensen naar aanleiding van een zelfde stimulus, gekenmerkt door collectief onbewuste

collectief onbewuste Een laag van het onbewuste die alle mensen volgens Carl Gustav Jung met elkaar gemeen hebben. Zij bevat o.a. de grondslag collenchym

collenchym Soepel steunweefsel bij planten bestaande uit levende cellen met onregelmatig verdikte wanden van cellulose en pectine (geen houtstof). Colombo, Matteo Realdo

Colombo, Matteo Realdo (ca. 1510-1559) Italiaans anatoom en chirurg, leerling van Vesalius. Hoogleraar anatomie te Padua (1544). Publikatie: 'D

colon

colon (karteldarm) Grootste deel van de dikke darm, begint boven de uitmondingsplaats van de dunne in de dikke darm en eindigt bij de endeldarm. colonadenoom

colonadenoom Goedaardig gezwel van het colon of de endeldarm, vaak in de vorm van een poliep. Verschijnselen: meestal geen; als er veel gezwellen coloncarcinoom

coloncarcinoom (dikke-darmkanker) Kwaadaardig gezwel van het colon, vooral van het colon descendens en colon sigmoideum; vrij zeldzaam van coloscopie

coloscopie Vorm van endoscopie, waarbij door middel van een flexibele buis, die wordt ingebracht via de anus, de hele dikke darm (colon) van binnen colostrum

colostrum (biest), de eerste moedermelk die door de borsten van de moeder vlak voor en na de geboorte van haar kind wordt geproduceerd. Het is een coma (med.)

coma (med.) Toestand van ernstige bewusteloosheid waarbij iemand niet wekbaar is door krachtige prikkels zoals roepen, schudden of knijpen. Een combinatiepil

combinatiepil Ter voorkoming van zwangerschap gebruikt tablet, die zowel oestrogenen als progestagene hormonen bevat. De betrouwbaarheid is bij combinatietoon

combinatietoon Ook somtoon. Een toon die ontstaat bij het tegelijk klinken van twee of meer tonen, met een frequentie die gelijk is aan de som van comedo

comedo (mee-eter) Geelwit (gesloten comedo of white head) of zwart puntje (open comedo of black head) in de huid. Ontstaat door ophoping van talg commelinafamilie

commelinafamilie (Commelinaceae, orde commelina-achtigen, Commelinales) Planten met hangende of rechtopstaande stengels en grasachtige bladeren commensaal

commensaal Diersoort die profiteert van samenleving met een andere (gastheer), waarbij deze laatste daar noch voordeel noch nadeel van heeft. Bij commissuur

commissuur Dwarsverbinding tussen hersendelen of zenuwknopen, bestaande uit een streng zenuwvezels.

common sense

common sense Het aan alle mensen toebehorende en gemeenschappelijke gezonde verstand. Wordt in de filosofie van de Schotse School als het aangeboren communicatie (biol.)

communicatie (biol.) Alle signalen die dieren gebruiken om elkaar iets duidelijk te maken. Het gevolg is een gedragsverandering van het dier waartegen communicatie (psychol.)

communicatie (psychol.) Het uitwisselen van informatie. De mens doet dit altijd en overal. Ook het zich afzonderen van anderen en het weigeren t

communicatietheorieën

communicatietheorieën De opvattingen over de manieren waarop mensen met elkaar communiceren. De opvattingen kunnen op verschillende manieren compartiment

compartiment (ontwikkelingscompartiment) Groep cellen in de bevruchte eicel die voorbestemd is een bepaald fragment van het embryo te gaan vormen. compensatie (psychol.)

compensatie (psychol.) 1. Volgens Alfred Adler het overnemen van een functie van een gebrekkig functionerend orgaan door een ander orgaan. Vanu

compensatieneurose

compensatieneurose Neurotische reactie op een ongeval of ziekte. De neurose uit zich in het blijvend zoeken van compensatie voor de als onrecht compensatiepunt

compensatiepunt Fotosynthesesnelheid waarbij de hoeveelheid opgenomen koolzuurgas gelijk is aan de hoeveelheid die bij de ademhaling wordt a

competentie (biol.)

competentie (biol.) Het vermogen van een nog ongedifferentieerde cel of weefsel om te reageren op een prikkel die verdere ontwikkeling tot een gespecialiseerd competitie

competitie 1. Een onderlinge wedijver tussen groepen of personen om de beste prestatie te leveren. 2. Organisatieprincipe dat gebaseerd is op de onderlinge complement (biol.)

complement (biol.) Groep eiwitbestanddelen in normaal bloedserum, die in staat is, in samenwerking met een specifiek antigeen, bacteriën of cellen complementaire vorm

complementaire vorm Antwoordvorm die gebruikt wordt bij studietoetsen en psychologische tests. Bepaalde letters, woorden, zinsdelen of cijfers completion form

completion form Antwoordvorm bij studietoetsen of psychologische testen waarbij bepaalde letters, woorden, zinsdelen of cijfers in gegeven zinnen complex

complex Samenhangend geheel van gedachten, gevoelens en wensen met een sterk emotionele (vaak onbewuste) lading. Volgens de psychoanalyse composieten

composieten (orde Asterales) Kruiden met heel kleine, talrijke bloemen die dicht op elkaar gepakt in hoofdjes staan, omgeven door een aantal omwinds

composietenfamilie

composietenfamilie (Compositae, Asteraceae, orde composieten, Asterales) Grootste familie binnen de klasse van de tweezaadlobbige planten. Kruiden compost

compost Organische mest, ontstaan door broeiprocessen uit stads-, huis- en/of tuinafval. Bij grootschalige composteringen wordt het afval gesorteerd, compromisformatie

compromisformatie (Duits: Kompromissbildung) In de psychoanalyse is dit de vorm die onbewuste wensen aan kunnen nemen door de inwerking compulsieve persoonlijkheid

compulsieve persoonlijkheid Ook anankastische persoonlijkheid. Een persoonlijkheid die gedomineerd wordt door dwanghandelingen of compulsies. computationalisme

computationalisme De veronderstelling dat aan de werking van de menselijke geest mechanische 'berekeningen' ten grondslag liggen, die in de hersenen computermetafoor

computermetafoor De vooral in de cognitieve psychologie gebruikte vergelijking tussen de menselijke geest en een computer. Aanvankelijk werd de computersimulatie

computersimulatie Het imiteren van een psychologisch proces met behulp van een computer. Het gaat hierbij soms om relatief eenvoudige processen, computertomografie

computertomografie (CT-scan, CAT-scan; computerized axial tomography) Radiologische techniek, speciaal voor het zichtbaar maken van het cen

conatieve functie

conatieve functie Deze term is afkomstig uit de functieleer en staat voor het willen en handelen. Naast de conatieve functies worden affectieve functies concentratie (psychol.)

concentratie (psychol.) Het bewust richten van de aandacht op een aspect uit het waarnemingsveld met uitsluiting van andere aspecten. In de onde

concept

concept De bewuste mentale voorstelling van iets. Dit kan betrekking hebben op uiteenlopende begrippen als tafel, God, seksualiteit en zelfs op het conceptformatie

conceptformatie Ook begripsvorming. De vorming van een concept in het hoofd en het kunnen gebruiken ervan. Iemand die bijvoorbeeld een inleiding concreet operationele fase

concreet operationele fase Ook concreet operationele periode of stadium. In de theorie van Jean Piaget is dit de periode tussen zeven en elf jaar. De concurrentie (biol.)

concurrentie (biol.) Het wedijveren van organismen om in primaire levensbehoeften te voorzien. Planten concurreren om bijvoorbeeld licht en voedingsstoffen; concurrentie, interspecifieke

concurrentie, interspecifieke Competitie tussen verschillende biologische soorten in hetzelfde milieu. Goed onderzocht door proefnemingen, waaruit conditioneren

conditioneren Een eenvoudige vorm van leren, waarbij het organisme een associatie maakt tussen een stimulus en een respons. De term wordt zowel conditioneren, interoceptief

conditioneren, interoceptief Een speciale vorm van klassiek conditioneren. Hierbij wordt de werking van de interne organen van de mens, zoals het condoom

condoom (kapotje) Voorbehoedmiddel bestaande uit een ondoordringbaar zakje van rubber of latex. Het condoom moet over de stijve penis worden condor

condor De andescondor (Vultur gryphus) en de Californische condor (Gymnogyps californianus), familie gieren van de Nieuwe Wereld (Cathartidae

conduct disorder

conduct disorder Een in de DSM IV-classificatie opgenomen psychische stoornis optredend bij kinderen en jeugdigen tot achttien jaar. Het belangrijkste condylomata acuminata

condylomata acuminata (spitse wratten, venerische wratten) Door een virus veroorzaakte kleine wratten, die voorkomen op de overgang van de sli

confabulatie

confabulatie Volkomen verzonnen verhaal, dat verteld wordt om indruk te maken of om te verhullen dat iemand aan geheugenverlies lijdt. Jonge kinderen conflict

conflict Een botsing van tegelijkertijd aanwezige, tegengestelde wensen bij een individu, binnen een groep of tussen groepen. Een conflict tussen meerdere conflictgedrag

conflict, negatief-negatief (Eng: avoidance-avoidance conflict) Een intrapsychisch conflict tussen twee onaantrekkelijke alternatieven. Dit treedt b

conflict, positief-negatief

conflict, positief-negatief (Eng: approach-avoidance conflict) Een intrapsychisch conflict bij het nastreven van een doel waar zowel positieve als negatieve conflict, positief-positief

conflict, positief-positief (Eng: approach-approach conflict) Een intrapsychisch conflict tussen twee aantrekkelijke alternatieven. Dit treedt bijvoorbeeld conformisme

conflictgedrag Gedragstype dat het gevolg is van tegengestelde instinctmatige drijfveren, bijvoorbeeld agressie en vluchtdrang, die samen kunnen leiden conflictpsychologie

conflictpsychologie Een ongebruikelijke benaming voor de psychoanalyse, die teruggevoerd kan worden op het feit dat deze theoretische stroming conflict, negatief-negatief

conformisme Aanpassing van gedrag in overeenstemming met de heersende normen en waarden van de sociale omgeving, onder invloed van groepsdwang. congenitaal

congenitaal Aangeboren. Congenitale afwijkingen zijn afwijkingen die bij de geboorte aanwezig zijn. Deze kunnen zijn ontstaan door afwijkingen congruentiemodel van Osgood

congruentiemodel van Osgood Een bijzonder geval van de balanstheorie. De opsteller hiervan is Charles E. Osgood en de theorie heeft betrekking conidium

conidium (conidiospore) Eencellige ongeslachtelijke spore, gevormd door afsnoering van cellen aan het uiteinde van schimmeldraden. Komt o.a. voor conisatie

conisatie Ingreep die wordt verricht wanneer bij de vrouw in het uitstrijkje van de baarmoederhals (cervix) kwaadaardige cellen blijken te zitten. Als conjugatie (biol.)

conjugatie (biol.) 1. Het naast elkaar gaan liggen van overeenkomstige chromosomen bij de reductiedeling. 2. Bijzondere wijze van geslachtelijke v

Conklin, Edwin Grant

Conklin, Edwin Grant (1863-1952) Amerikaans bioloog, grondlegger van de embryologie als zelfstandige wetenschap. Toonde aan dat bepaalde regi

Conn, syndroom van Hormoonziekte waarbij de bijnierschors een teveel van het hormoon aldosteron produceert. Verschijnselen: spiertrekkingen met conservatie

connectionisme

connectionisme 1. De opvatting van Edward Lee Thorndike (1874-1949) over hetgeen het studieonderwerp van de psychologie zou moeten zijn. Dit Conn, syndroom van

conservatie (psychol.) Het verstandelijke besef dat sommige eigenschappen van voorwerpen of personen onveranderd blijven, ondanks de uiterlijke

conservatie Het verstandelijke besef dat sommige eigenschappen van voorwerpen of personen onveranderd blijven, ondanks de uiterlijke schijn van conservatie (psychol.)

conservatiebegrip

conservatiebegrip Begrip uit de ontwikkelingspsychologie van de Zwitserse psycholoog Jean Piaget, duidend op het besef dat een gegeven hoeveelheid consistentietheorie

consistentietheorie Een theorie over de sociale waarneming waarbij ervan uitgegaan wordt dat de mens er naar streeft zijn omgeving zo samenhangend constante stimulus-methode

constante stimulus-methode In psychologisch onderzoek van waarnemingsprocessen een methode voor het bepalen van drempelwaarden: proefpersonen constitutie (med.)

constitutie (med.) (Gestel) Geheel van individuele, duurzame eigenschappen, ontstaan door erfelijke factoren en langdurig inwerkende invloeden van constitutietheorie van Sheldon

constitutietheorie van Sheldon De meest onderzochte en best gefundeerde constitutionele persoonlijkheidstheorie. William Herbert Sheldon maakte constitutioneel eczeem

constitutioneel eczeem Vorm van eczeem bij mensen met een aanleg voor allergische reacties. De aandoening komt voor in drie vormen: een vroege

constitutionele persoonlijkheidstheorieën

constitutionele persoonlijkheidstheorieën Ook constitutieleer en somatotypentheorie. De opvattingen die een verband leggen tussen lichaamsbouw construct (psychol.)

construct (psychol.) Een theoretisch bouwwerk. Het is in feite een wetenschappelijk concept, en het wordt soms ook als synoniem voor concept gebruikt.

constructietest

constructietest Psychologische persoonlijkheidstest, waarbij de te testen persoon iets moet maken uit hem gegeven materiaal. Uit het gemaakte en de consultatiebureaus

consultatiebureaus Instellingen in Nederland en België voor voorlichting, preventie en behandeling op verschillende terreinen van de gezondheids

consument (biol.)

consument (biol.) Organisme (o.a. elk dier en de mens) dat organische stoffen met het voedsel moet opnemen omdat hij die niet zelf kan maken (heterotroof). consumenten van de 1e orde

consumenten van de 1e orde (primaire consumenten) Planteneters die hun voedsel direct van de producenten betrekken, bijv. herkauwers en knaagdieren

consumenten van de 2e orde

consumenten van de 2e orde (secundaire consumenten) Vleeseters die hun voedsel betrekken van consumenten van de eerste orde, bijv. veel vogels consumenten van de 3e orde

consumenten van de 3e orde (tertiaire consumenten) Vleeseters die hun voedsel betrekken van consumenten van de tweede orde, bijv. grote roofdieren

contactbloeding

contactbloeding Bloedverlies uit de vagina tijdens en/of na geslachtsgemeenschap. Kan wijzen op een onschuldige aandoening als erosie van de baarmoedermond, contacteczeem

contacteczeem Vorm van eczeem waarvan twee vormen bestaan: de orthoërgische en de allergische. Orthoërgisch contacteczeem komt verreweg het contactlens

contactlens Dunne plastic lens die op het hoornvlies van het oog wordt gedragen, ter vervanging van een bril. Bij bijv. sterke onregelmatigheid van contactvergif

contactvergif Vergif dat werkzaam is bij huidcontact en dus niet ingeademd of opgegeten hoeft te worden. Bestaat uit verbindingen die door de intacte contactwaarneming

contactwaarneming Wijze waarop zuigelingen prikkels uit de buitenwereld waarnemen, namelijk via huid en slijmvliezen van de mond. Bekend is context of discovery en context of justification

context of discovery en context of justification De verschillende achtergronden waartegen wetenschappers volgens de theorie van de wetenschapsfilosoof contexteffect

contexteffect Het verschijnsel dat menselijk gedrag mede bepaald wordt door de omgeving waarin het zich voordoet. Dit maakt het moeilijk om algemeen contextualisme

contextualisme Het uitgangspunt dat al het menselijk gedrag vanuit zijn context moet worden begrepen. De mens moet volgens deze opvatting gezien contract (psychol.)

contract (psychol.) Afspraken die in verschillende vormen van psychotherapie worden gebruikt. De essentie daarbij is dat de verschillende betrokken contractuur

contractuur Door schrompelend weefsel optredende dwangstand van een gewricht of lichaamsdeel. Meestal is er sprake van schrompeling van littekenweefsel, contrariaregel

contrariaregel Beginsel om ziekten te genezen door het toedienen van middelen met een werking, tegengesteld aan de verschijnselen van de ziekte. contrastmiddel

contrastmiddel Stof waarmee (normaal niet met lucht gevulde) ruimten in het lichaam gevuld worden ten einde ze röntgenologisch zichtbaar te maken. convenant

convenant Overeenkomst tussen de rijksoverheid en lagere overheden, particuliere organisaties, instellingen e.d. over de verwezenlijking van haar beleid Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora

Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES; Washington Convention) Internationaal verdrag conventionalisme (psychol.)

conventionalisme (psychol.) 1. In de psychologie een term voor het star vasthouden aan of handhaven van sociale gedragsregels zonder dat dit in convergentie (biol.)

convergentie (biol.) (convergente evolutie, parallelle evolutie) Ontwikkeling van dezelfde organen of vormen bij niet verwante diergroepen, als gevolg conversie (med.)

conversie (med.) Het omzetten van psychische problemen in lichamelijke aandoeningen. De symptomen kunnen bijvoorbeeld zijn: de verlamming

Cook, Robin

Cook, Robin (geb. 1940) Amerikaanse oogchirurg, die min of meer beschouwd kan worden als de uitvinder van de zogenaamde 'medische thriller'. coördinatiecentrum

coördinatiecentrum Deel van het centrale zenuwstelsel bij hogere dieren, dat zorgt voor de juiste opeenvolging van verschillende processen, zoals Cope, Edward Drinker

Cope, Edward Drinker (1840-1897) Amerikaans paleontoloog, behoort tot de grondleggers van de paleontologie in de VS. Ontdekte ca. 1000 nieuwe

coping

coping Ook adaptatie of aanpassing. De manier waarop problemen te lijf worden gegaan. Onderscheiden worden actieve en passieve coping. In het eerste copro...

copro... Voorvoegsel dat duidt op een betrekking met faeces. 1. Coprofilie is een seksuele afwijking waarbij een extreme belangstelling bestaat voor copulatie

copulatie 1. Vereniging van twee celkernen of twee cellen, afkomstig van verschillende individuen. 2. Geslachtelijke vereniging van vrouwelijke en cor pulmonale

cor pulmonale Tekortschieten van de rechterharthelft ten gevolge van longafwijkingen. De oorzaak ligt dus niet in het hart zelf, maar daarbuiten. El

corepressor

corepressor Stof betrokken bij de eiwitaanmaak in de cel. In combinatie met een repressor bindt hij aan de operatorlocus op het DNA. De corepressor Cori-Radnitz, Gerty Theresa

Cori, Carl Ferdinand (1896-1984) Amerikaans biochemicus, echtgenoot van G.T. Cori-Radnitz, was van 1931-1967 hoogleraar biochemie aan de univ

Cori-Radnitz, Gerty Theresa (1896-1957) Oostenrijks-Amerikaans biochemica. Cori-Radnitz was van 1931-1947 research associate farmacologie Cori, Carl Ferdinand

Cormack, Allan MacLeod

Cormack, Allan MacLeod (1924-1998) Zuid-Afrikaans-Amerikaans fysioloog, hoogleraar aan Tufts University te Medford, Mass. (1964-80). Ontving Cormophyta

Cormophyta (hogere planten) Verouderde, officieel niet meer gebruikte term voor planten waarvan het vegetatieve lichaam (cormus) gedifferentieerd corneareflex

corneareflex Reflex bestaande uit sluiting van de ogen als reactie op een lichte aanraking van het hoornvlies. Is afwezig bij uitval van de vijfde hersenzenuw coronairtrombose

coronairtrombose Proces waardoor een kransslagader verstopt raakt met als gevolg een hartinfarct. Wanneer een kransslagader is aangetast door atherosclerose, corpus callosum

corpus callosum (hersenbalk) Deel van de grote hersenen dat de beide hersenhelften met elkaar verbindt. Het is een gebogen horizontale vezelplaat Correns, Carl Franz Joseph Erich

Correns, Carl Franz Joseph Erich (1864-1933) Duits plantkundige en erfelijkheidsgeleerde, herontdekker van de erfelijkheidswetten van Mendel cortex

cortex (lett: schors) Wanneer deze term zonder verdere aanduiding wordt gebruikt, wordt meestal de cerebrale cortex aangeduid. Dit is de buitenste corticosteroïden (biol.)

Corti, orgaan van Eigenlijk gehoororgaan, waar geluidsgolven worden omgezet in zenuwimpulsen. Gelegen in het binnenoor. Bestaat uit zintuigcellen, cotinga's

corticosteroïden (biol.) (bijnierschorshormonen) De hormonen die gevormd worden door de bijnierschors. Deze productie staat onder invloed van Corti, orgaan van

cotinga's (familie Cotingidae, orde zangvogels, Passeriformes) Glanzende, helder gekleurde vogels met een melodieuze vèrdragende zang, een fors Cotylosauria

Cotylosauria Oudste reptielenorde, sterk gelijkend op amfibieën. Voorkomend van Carboon tot Trias. Voorlopers van o.a. de visachtige ichthyosauriërs counseling (psychol.)

counseling (psychol.) Vorm van professionele hulpverlening in niet al te ernstige persoonlijke probleemgevallen, die wordt gekenmerkt door de 'invoelende', counterbalancing

counterbalancing (lett: het zorgen voor evenwicht) Een techniek die gebruikt wordt bij het opzetten van experimenten. Er wordt getracht toevallige counterconditioning

counterconditioning (lett: tegenconditionering) Het afleren van een al eerder tot stand gekomen conditionering. Iemand kan bijvoorbeeld door een coupe

coupe Uiterst dun plakje gefixeerd plantaardig of dierlijk weefsel, dat onder de (elektronen)microscoop kan worden bekeken. Meestal wordt het gesneden Cournand, André Frédéric

Cournand, André Frédéric (1895-1988) Frans-Amerikaans arts en bioloog, hoogleraar Columbia University, New York (1951-64). Verrichtte belangrijk

Cousteau, Jacques-Yves

Cousteau, Jacques-Yves (1910-1997) Frans diepzeeonderzoeker. De marineofficier Cousteau was een pionier van het oceanografisch onderwateronderz

couveuse

couveuse Gesloten kinderbed waarin prematuur (te vroeg) geboren kinderen worden verpleegd. In de couveuse heersen een constante, hoge temperatuur Cowper, klier van

Cowper, klier van (glandula bulbo-urethralis) Gepaarde klier, gelegen aan de basis van de penis onder de prostaat, waarvan de afvoergang uitmondt Coxsackie-virus

Coxsackie-virus Klein virus, genoemd naar het dorp Coxsackie in de Amerikaanse staat New York. Men onderscheidt de subgroepen A en B, elk weer coyote

coyote Ook prairiewolf (Canis latrans, familie hondachtigen). Vuil-grijsgeel roofdier, ongeveer zo groot als een kleine herdershond. Hij komt in levenswijze co-enzym

crack Vorm van cocaïne, die wordt gerookt in plaats van (in zuivere vorm) gesnoven. Het crack-gebruik is in de tweede helft van de jaren tachtig in

cranberry

cranberry (lepeltjeheide, Oxycoccus macrocarpos, dopheidefamilie, Ericaceae) Houtige plant met enkelvoudige bladeren, roze bloemen en smakelijke, craniaal

craniaal Tot de schedel behorend.

craniofaryngioom

craniofaryngioom Goedaardig hersengezwel in de buurt van de hypofyse, ontstaan uit resten van de embryonale aanleg van de hypofysevoorkwab. creatieve synthese

creatieve synthese De veronderstelling dat het geheel meer is dan de som van de delen. Door verschillende elementen samen te voegen (synthese) creatine

creatine In spierweefsel voorkomende stof die een belangrijke rol speelt bij de samentrekking van de spieren. Eetlustopwekkend bestanddeel van rundvlees creativiteit

creativiteit Met het begrip creativiteit wordt meestal verwezen naar het scheppend vermogen van kunstenaars of artiesten. In de psychologie is de term creativiteitstest

creativiteitstest Een test die het scheppend vermogen wil meten. Deze tests zijn wel ontwikkeld, maar verkeren nog in een experimenteel stadium en creativiteitstheorie

creativiteitstheorie De theoretische opvattingen over het vermogen van de mens om nieuwe dingen te scheppen of nieuwe oplossingen te bedenken

cretinisme

cretinisme Lichamelijke en geestelijke ontwikkelingsstoornis door een aangeboren hypothyreoïdie (te zwak werkende schildklier). Vanaf de geboorte Creutzfeldt-Jakob, ziekte van

Creutzfeldt-Jakob, ziekte van Neurologische aandoening bij de mens, genoemd naar de Duitse neurologen Hans-Gerhard Creutzfeldt (1885-1964) Crichton, John Michael

Crichton, John Michael (geb. 1942) Amerikaans roman- en filmschrijver en regisseur. Grootgebracht in een welgesteld milieu, verdiende hij al tijdens Crick, Francis Harry Compton

Crick, Francis Harry Compton (geb. 1916) Brits biochemicus, belangrijk onderzoeker op moleculair biologisch gebied. Bestudeerde eiwitstructuren Crioceras

Crioceras Ammonietengeslacht, uitsluitend bekend uit het Neocoom (Onder Krijt). De dieren zijn niet, zoals de meeste ammonieten, opgewonden als crisiscentrum

crisiscentrum Instelling voor snelle en intensieve behandeling van vooral jonge mensen in psychische nood, die acuut hulp nodig hebben. De duur crisisinterventie

crisisinterventie Eerste opvang van en kortdurende hulpverlening aan mensen die in een acute geestelijke noodsituatie zijn geraakt. De crisisinterventie crista

crista Kamvormige structuur, bij mitochondriën de uitstulpingen van de binnenmembraan die bezet zijn met de zogenoemde elementaire partikels. Hierin criteriumgroep

criteriumgroep Een groep personen waarmee een proefpersoon vergeleken wordt. Bij een intelligentietest worden de intellectuele prestaties van de criteriumtoets

criteriumtoets Een bepaalde toets waarbij vooraf criteria zijn opgesteld op grond waarvan een beoordeling zal plaatsvinden. Deze tests worden bijvoorbeeld Crohn, ziekte van

Crohn, ziekte van (ileitis terminalis, enteritis regionalis) Chronische ontsteking van de darm, zonder een specifieke oorzaak, d.w.z. er is geen duidelijke cross modality matching

cross modality matching Het weergeven van de relatie tussen twee prikkels op verschillende terreinen. Een proefpersoon kan bijvoorbeeld de opdra

cross-adaptatie

cross-adaptatie Het verschijnsel dat een persoon meer of minder gevoelig wordt voor stimuli, als hij zich instelt op een bepaalde stimulus. Dit verschijnsel cross-sectioneel onderzoek

cross-sectioneel onderzoek Een methode om met behulp van onderzoek zicht te krijgen op de manier waarop bepaalde dingen zich ontwikkelen. crowding

crowding De psychische spanning die optreedt als grote aantallen mensen te dicht op elkaar komen te zitten. Crowding is geen maat voor het aantal cruciaal experiment

cruciaal experiment Een experiment dat een beslissing brengt of een theorie of een hypothese al dan niet aanvaard wordt. Vele onderzoekers hebben crush syndrome

crush syndrome Ernstige nierfunctiestoornis, optredend na ongevallen waarbij veel weefsel verbrijzeld is; vaak dodelijk. Mogelijk is de oorzaak gelegen Cruz, Osvaldo (Gonçalves)

Cruz, Osvaldo (Gonçalves) (1872-1917) Braziliaans geneeskundige. Studeerde onder meer bacteriologie aan het Pasteurinstituut in Parijs en werd cryptogamen

cryptogamen (sporeplanten, Acotyledones) Verouderde, officieeel niet meer gebruikte benaming voor sporen voortbrengende planten: schimmels, wieren, cryptomerie

cryptomerie Het verborgen blijven van een erffactor (allel). Het allel kan alleen tot uiting komen als een ander allel dominant aanwezig is.

cryptomnesie

cryptomnesie Een geheugenstoornis waarbij het lijkt alsof de persoon zijn eigen herinneringen niet meer herkent. Bekende situaties en personen kunnen Ctesias van Cnidus

Ctesias van Cnidus Grieks arts en geschiedschrijver uit de 4e eeuw v.C. Hij was werkzaam aan het Perzische hof en lijfarts van Artaxerxes II. Na zijn CTG

CTG (cardiotocografie) Controle en registratie op stroken papier van de snelheid van de hartslag bij het nog ongeboren kind in samenhang met de samentrekkingen CTS

CTS (Carpal Tunnel Syndrome) Beklemming van zenuwen in het polsgewricht die bij computerwerkers voorkomt, als gevolg van een verkeerde stand Cuénot, Lucien Claude Jules Marie

Cuénot, Lucien Claude Jules Marie (1866-1951) Frans dierkundige, hoogleraar te Nancy (1898). Onderzocht ongewervelde zeedieren (promotie cultuurhistorische school

cultuurhistorische school Een belangrijke stroming in de Russische psychologie, die vooral de invloed van sociale omstandigheden op de ontwikkelin

cultuurneurose

cultuurneurose Een neurose waarvan het ontstaan in de eerste plaats wordt toegeschreven aan sociale en culturele factoren. Zoals bijvoorbeeld de toenemende cultuurplanten

cultuurplanten Door de mens geteelde planten die dienen als voedsel (bijv. akkerbouwgewassen) of ter verfraaiing (bijv. tuinplanten).

cultuurpsychologie

cultuurpsychologie Tak van psychologie die de invloed van de culturele achtergrond op individuen bestudeert. Aanvankelijk ging het vooral om de cultuurvlieders

cultuur-specifieke stoornis Een geestelijke aandoening die uitsluitend in bepaalde culturen optreedt. Er zijn slechts weinig stoornissen die voor dit cunnilingus

cultuurvlieders Dieren en planten die verdwijnen van plaatsen waar de mens zich vestigt. Veel van deze soorten zijn al voorgoed verloren, van een cultuurvolgers

cultuurvolgers Dieren en planten die zich uitstekend thuisvoelen op plaatsen waar de mens zich vestigt. Zo is het aantal meeuwen, kraaien, spreeuwen, cultuurvrije test

cultuurvrije test (Eng: culture-free test) Tests waarbij de cultuurgebonden achtergrond en opleiding van de proefpersoon geen invloed hebben op de cultuur-specifieke stoornis

cunnilingus Prikkeling van de uitwendige geslachtsdelen van de vrouw met lippen en tong. Vroeger wel als perversie bestempeld, maar tegenwoordig cupula (dierk.)

cupula (dierk.) (geleikapje) Geleiachtige afdekkende en koepelvormige massa over de haren van de zintuigcellen van het evenwichtsorgaan bij gewervelde cupula (plantk.)

cupula (plantk.) Napje van de plantenfamilie napjesdragers (Fagaceae). Omgeeft de vrucht schotelvormig, zoals bij veel eiken, maar kan ook de vrucht

curettage

curettage Leegkrabben van een hol orgaan (meestal de baarmoeder) met behulp van een curette: een lepelvormig, scherp instrument met een opening curvilineair verband

curvilineair verband Een verhouding tussen twee variabelen die niet lineair is. Een verandering in de ene variabele heeft dus geen één op één verhouding Cushing, ziekte van

Cushing, ziekte van Aandoening gekenmerkt door een overmatige hoeveelheid bijnierschorshormonen (corticosteroïden) in het bloed. Het belangr

cuticula

cuticula 1. Zuurbestendige laag op de huid van bijv. parasitair levende platwormen, die de dieren beschermt tegen de spijsverteringssappen in het darmkanaal Cuvier, Georges

Cuvier, Georges (1769-1832) Frans zoöloog, hoogleraar aan het Collège de France (1800), lid van de Académie Française (1818). Bestudeerde en cyaanvergiftiging

cyaanvergiftiging Vergiftiging door cyaniden (o.a. blauwzuur) of dicyaan. Het cyanide-ion remt de ademhalingsenzymen. Verschijnselen: hoofdpijn; cyaniden

cyaniden Zouten van waterstofcyanide (= blauwzuur; HCN). Komen van nature voor o.a. in zaden van veel Prunus-soorten en in rolklaver. Na beschadigin

cycadeeën

cycadeeën (klasse Cycadinae) Oudste zaadplanten met nu nog levende soorten. Fossiele resten in gesteente van het Boven Carboon en het Mesozoïcum. cyclamen

cyclamen (geslacht Cyclamen, sleutelbloemenfamilie, Primulaceae) Planten met ronde bladeren en grote, wit tot rode of purperen bloemen, voorkome

cyclothyme stoornis

cyclothyme stoornis Een stemmingsstoornis waarbij periodieke stemmingsschommelingen optreden of waarbij sprake is van een redelijk constante

cyclothymie

cyclothymie Een stemmingsstoornis waarbij periodieke stemmingsschommelingen optreden of waarbij sprake is van een redelijk constante euforie of cyclus (biol.)

cyclus (biol.) (Grieks: kuklos = kring) Opeenvolging van een aantal fasen of stadia en wel zo dat hierin na verloop van tijd de begintoestand of een

cypergrassen

cypergrassen (geslacht Cyperus, cypergrassenfamilie, Cyperaceae) Zodevormende planten met wortelstokken, voorkomend in de tropen. In Nederland cypergrassenfamilie

cypergrassenfamilie (Cyperaceae, orde cypergrassen, Cyperales) Planten met kale halmen; bladeren meestal in een wortelrozet. De stengelbladere

Cypripedium

Cypripedium (geslacht van de venusschoentjesfamilie, Cypripediaceae) Orchideeën met bloemen die door de vorm van de onderlip op een muiltje lijken;

cyste (med.) Holte met een vloeibare of ingedikte massa, ontstaan nadat van een klier de afvoergang verstopt is geraakt. Doordat de klier aanvankelijk cysteïne

cyste van Bartholini

cyste van Bartholini Met vocht gevulde holte die soms overblijft na een ontsteking van de klieren van Bartholini (die zich bevinden in de toegangsruimte cyste (med.)

cysteïne Niet essentiëel aminozuur, formule HOOC-CHNH2-CH2SH. Kleurloze vaste stof, spt. ca. 220°C. De zwavelgroep is tamelijk reactief; in oplossing cystenier

cystenier Aanwezigheid van cysten - met vocht gevulde holten - in het nierweefsel. Cystenieren komen vaak familiaar voor. Er bestaan verschillende cystennier

cystennier Aangeboren afwijking waarbij zich in de nier cysten bevinden. De cysten zijn gevuld met urine, die ze niet kunnen lozen omdat ze niet zijn cystoscopie

cystoscopie (blaasspiegelen) Onderzoek van de blaas, waarbij de binnenkant bekeken wordt met behulp van een cystoscoop. Dit instrument wordt Cytisus

Cytisus (geslacht van de vlinderbloemenfamilie Leguminosae) Struiken met korte, min of meer rechtopstaande bloemtrossen van witte, roomkleurige cytochemie

cytochemie Wetenschap die zich bezighoudt met chemische processen in cellen. Het belangrijkste proces is de celademhaling.

cytochromen

cytochromen (celkleurstoffen) Eiwitten (enzymen) op de binnenmembraan van mitochondriën die een belangrijke rol spelen bij de oxidatieprocessen cytogenetica

cytogenetica Wetenschap die zich bezighoudt met het in kaart brengen van chromosomen en erfelijke eigenschappen in de celkern en de overdracht cytokinen

cytokinen (plantk.) Plantehormonen die de celdeling (cytokinese) bevorderen. Grijpen met name in op de nucleïnezuur-stofwisseling en het actieve cytomegalovirus

cytomegalovirus Virus dat behoort tot de groep van de herpesvirussen; dit zijn virussen die na een eerste infectie levenslang in de gastheer aanwezig cytoplasma

cytoplasma (celsap) De waterige vloeistof binnen de celmembraan, waarin zich de celorganellen bevinden zoals kern, mitochondriën en plastiden. Verder cytosine

cytosine Heterocyclische verbinding met formule NH2(CHCHNHCNC)O. Bevat een zesatomige ring met twee N-atomen; verwant met pyrimidine. cytostatica

cytostatica (kankerceldodende middelen) Geneesmiddelen die de celdeling remmen en die met name hun invloed uitoefenen op plaatsen waar zich CZS

CZS Afkorting van het centraal zenuwstelsel.

DA

DA Afkorting van dopamine.

dadelpalm

dadelpalm (Phoenix dactylifera, palmenfamilie, Palmae) Economisch belangrijke palmsoort, afkomstig uit de oasen van Noord-Afrika en het gebied Daels, Frans

Daels, Frans (1882-1974) Belgisch medicus en Vlaams voorman. In WO I was hij vrijwillig legerarts aan de IJzer en hij organiseerde achter het front dagdromen

dag/nacht-cyclus (circadiaans ritme van circa = ongeveer, dies = dag) Vast ritme van planten en dieren, waarbij elke 24 uur bepaalde levensverrich

dagdromen Het opwekken van plezierige en bevrediging schenkende voorstellingen. Dit verschijnsel wordt vaak over één kam geschoren met fantasie.

daglelie

daglelie (geslacht Hemerocallis, leliefamilie, Liliaceae) Planten met grote bloemen, die in platte bloeiwijzen staan. Twee soorten uit Zuidoost-Europa dagneutrale planten

dagneutrale planten Planten waarvoor de daglengte niet bepalend is voor de bloei. Dit in tegenstelling tot kortedag- en langedagplanten.

dagrest

dagrest (Eng: day residue) Een overblijfsel van een ervaring overdag dat terugkomt in een droom. Iemand die overdag een examen heeft gemaakt, kan dagvlinders

dagvlinders (superfamilie Papilionoidea, orde vlinders, Lepidoptera) Insekten gekenmerkt door antennen met een knotsvormige verdikking aan het dag/nacht-cyclus

dahlia

dahlia (Dahlia variabilis, composietenfamilie, Compositae) Plant met geveerde, eironde, gezaagde blaadjes. Bloeiwijze: een hoofdje met alleen lintbloemen. Dale, Henry Hallett

Dale, Henry Hallett (1875-1968) Brits fysioloog, directeur van het National Institute for Medical Research in Londen (1928-42). Ontving in 1936 met dalkruid

dalkruid (geslacht Maianthemum, leliefamilie, Liliaceae) Planten (8-15 cm groot) met meestal slechts twee bladeren met een hartvormige voet en spitse damherten

Dam, Henrik Carl Peter (1895-1976) Deens biochemicus, was van 1929-1941 hoogleraar in de biochemie aan de universiteit van Kopenhagen. Na danio's

damherten (geslacht Dama, hertenfamilie, Cervidae) Sierlijke herkauwers met een gewei dat ieder jaar wordt afgeworpen en daarna opnieuw aangroeit. Dam, Henrik Carl Peter

danio's (onderfamilie Danioninae, karperfamilie, Cyprinidae) Populaire aquariumvissen afkomstig uit Afrika en Zuidoost-Azië. Bekende soorten: het dansmuggen

dansmuggen (familie Chironomidae, onderorde muggen, Nematocera) Onschuldige, niet-stekende insecten, die op zomeravonden in grote zwermen dar

dar Mannelijk individu van sociaal levende bijen (in een bijenstaat), ontstaan uit een onbevruchte eicel. De dar is vergeleken bij een werkster groot, darm

darm Onderdeel van het spijsverteringskanaal, bestaande uit dunne en dikke darm. De functie van de dunne darm is de vertering van het voedsel met darmaandoeningen

darmaandoeningen Een groot aantal aandoeningen kan het functioneren van de darm beïnvloeden. Aangeboren afwijkingen kunnen leiden tot verteringsstoornissen darmafsluiting

darmafsluiting Bij een darmafsluiting (een vorm van ileus) bestaat een belemmering van de darmfunctie door een mechanische blokkade (obstructie) darmatresie

darmatresie Aangeboren onderbreking van de continuïteit van het spijsverteringskanaal. De oorzaak moet worden gezocht in een stoornis in de ontwikkeling darmflora

darmflora Normaliter in de dikke darm levende bacteriën (met name colibacteriën). Deze zetten cellulose (van plantecelwanden) om in glucose, maken darmkanker

darmkanker Kwaadaardig gezwel in de darm, meestal optredend in de dikke darm. Een kwaadaardig gezwel in de dikke darm (coloncarcinoom) is een darmkronkel

darmkronkel (volvulus) Draaiing van een darmlis om zijn eigen as. Deze draaiing is mogelijk omdat vrijwel de gehele dunne darm en een klein deel darmperforatie

darmperforatie Een gat in de darmwand komt meestal voor in het eerste deel van de dunne darm: het duodenum (twaalfvingerige darm). De oorzaak darmpoliepen

darmpoliepen In beginsel goedaardige, vaak gesteelde, gezwellen van de darm. Ze komen vooral voor in de dikke darm en zeer sporadisch ook in de darmsap

darmsap Door klieren in de wand van de dunne darm (vooral de twaalfvingerige darm) gevormde vloeistof die dient voor de spijsvertering. Bestaat darmscheil

darmscheil (mesenterium) Ophangband van de darm, bestaande uit twee lagen buikvlies met daartussen bindweefsel, waarin bloed- en lymfevaten en darmslijmvliesontsteking

darmslijmvliesontsteking (enteritis) Veelal goedaardige aandoening van het slijmvlies van de darmen (vaak in combinatie met een slijmvliesontstek

darmvlokken

darmvlokken (villus intestinalis) Haardunne uitsteeksels van het slijmvlies van de dunne darm bij vogels, zoogdieren en de mens; 0,5-1 mm hoog. In darrenslacht

darrenslacht Uitdrijving van de darren uit het bijennest door de werksters. Na de bruidsvlucht met de koninginnen (augustus) hebben de darren geen darwinisme

Darwin, Charles Robert (1809-1882) Engels theoloog en natuuronderzoeker. Bekend geworden als de grondlegger van de evolutieleer. Darwin studeer

Darwin, Erasmus

Darwin, Erasmus (1731-1802) Engels geneesheer en geleerde, grootvader van Charles Robert Darwin. Verwierf als arts grote bekendheid en kreeg das

darwinisme De evolutieleer waarmee Charles Darwin halverwege de 19e eeuw de ontwikkeling van het leven op aarde probeerde te verklaren. Darwin Darwin, Charles Robert

das (Meles meles, familie marterachtigen, Mustelidae) Plomp, zwaargebouwd roofdier met brede schedel en zwart-witgestreepte snuit. Voorkomend dashond

dashond (teckel) Jacht- en huishond, verspreid over de gehele wereld. Kort- of langharige hond met gehoorzaam, ijverig, aanhankelijk en waakzaam dassen

dassen (onderfamilie Melinae, familie marterachtigen, Mustelidae) Plompe stevige roofdieren met een brede rug, korte staart en poten, grote voeten

dat-is-niet-alles techniek

dat-is-niet-alles techniek Een techniek waarbij men zich in twee stappen van de medewerking van anderen probeert te verzekeren. Hierbij wordt eerst

Dausset, Jean Baptiste Gabriel Joachim

Dausset, Jean Baptiste Gabriel Joachim (geb. 1916) Frans geneeskundige, verbonden aan het immunologisch laboratorium van de universiteit van dauwworm

dauwworm Acute, sterk jeukende vorm van constitutioneel eczeem, dat veelal na de zesde levensmaand ontstaat en voorkomt aan het gelaat, de hals, Davaine, Casimir Joseph

Davaine, Casimir Joseph (1812-1882) Frans arts, bioloog, leverde een belangrijke bijdrage aan de microbiologie. In 1850 nam hij staafjes (later Bactéridies dazen

dazen (familie Tabanidae, onderorde vliegen, Brachycera) Robuuste onbehaarde insecten, die zich voeden met bloed van warmbloedige dieren. Bekende DDD

DDD Drielettercode op compact disc waarmee wordt aangegeven op welke wijze de verschillende trajecten bij het opnameproces zijn behandeld. De DDT

DDT (dichloordifenyltrichloorethaan) Aanvankelijk uiterst effectief insecticide, sinds de ontdekking in 1942 op enorme schaal toegepast en later vanwege debiliteit

debiliteit Vorm van zwakzinnigheid waarbij het IQ onder het normale ligt, namelijk tussen 50 en 80. De geestelijke leeftijd van een volwassen debiel debriefing

debriefing Het op de hoogte stellen van proefpersonen van de bedoeling van een experimentele studie. Dit gebeurt achteraf, om te voorkomen dat de decalage, horizontale, verticale en oblieke

decalage, horizontale, verticale en oblieke De drie manieren waarop de cognitieve ontwikkeling volgens de theorie van Jean Piaget vorm krijgt.

decay-tijd

decay-tijd Tijd die nodig is om een toon te laten uitsterven. Een pianotoon heeft een zekere, zij het korte, decay, een fluit in het geheel niet. Decay betekent decidua

decidua Onder invloed van zwangerschapshormonen veranderd oppervlakkig deel van het baarmoederslijmvlies. Een deel van de d. doet mee aan de deciel

deciel Een statistische eenheid die een tiende deel van een verzameling scores representeert. Wanneer een proefpersoon bij een psychologische test decompensatie

decompensatie (lett: het niet compenseren) In de psychiatrie wordt deze term gebruikt voor het te kort schieten van afweermechanismen bij personen. défense musculaire

défense musculaire (spierverzet) Verhoogde spanning van de buikspieren, berust op een reflex als gevolg van prikkeling van het buikvlies. Kan plaatselijk deficiëntie

deficiëntie 1. Gebrek aan een essentiële voedingstof. Vaak treden karakteristieke verschijnselen op, die een aanwijzing geven welke stoffen ontbreken.

deficiëntiemotivatie

deficiëntiemotivatie De motivatie om iets te ondernemen die voortkomt uit een ervaren tekort. Deze term werd gebruikt door Abraham Maslow, die deficitmodel van ouderdom

deficitmodel van ouderdom Het stereotiepe beeld van ouderen die star, vereenzaamd, hulpbehoevend, uitgerangeerd, conservatief, en aseksueel zouden

defosfateren

defosfateren Het verwijderen van fosfaten als derde trap in de zuivering van afvalwater. Meestal is het een chemisch proces door toevoeging van ijzer-, deïndividuatie

deïndividuatie Het verschijnsel dat personen in een groep zichzelf lijken te verliezen en zich laten meedrijven in de massa. Zij gaan dan op in de anonimiteit déjà-vu

déjà-vu (Frans: reeds gezien) Gevoel dat men iets dat men voor het eerst ervaart, al eerder precies zo heeft meegemaakt. In de psychiatrie wordt dit gezien dekcellen

dekcellen (pinacocyten) Speciale cellen van de sponzen (stam Porifera), die dezelfde functie hebben als de cellen die het dekweefsel vormen bij ander

dekking (biol.)

dekking (biol.) Deel van het paringsgedrag van mannelijke zoogdieren, waarbij de eigenlijke bevruchting plaatsvindt. In de agrarische sector: de paring dekschelpen

dekschelpen (paardenzadels, familie Anomiidae, klasse tweekleppigen, Bivalvia) Weekdieren waarvan de schelp uit twee dunne ongelijke kleppen Delbrück, Max

Delbrück, Max (1906-1981) Duits-Amerikaans bioloog, studeerde atoomfysica in Göttingen en werkte twee jaar bij Niels Bohr in Kopenhagen. Van deletie

deletie Verloren gaan van een fragment van een chromosoom en daarmee van een aantal erfelijke eigenschappen. Dergelijke deleties zijn op de reuzenchromosomen delier

delier Toestand van gedaald bewustzijn, met desoriëntatie, verwardheid, hallucinaties, bewegingsdrang en vaak grote angst. De oorzaak is altijd een delirium

delirium Toestand van verlaagd bewustzijn, gepaard gaande met hallucinaties, opwinding, onrust en verwardheid. De betrokkene gaat geheel op in zi

delirium tremens

delirium tremens Een vorm van een oneiroïde delirante toestand, die het gevolg is van een hersenvergiftiging, door een teveel aan alcohol of juist het Delphi-methode

Delphi-methode Een methode om toekomstige ontwikkelingen te voorspellen die genoemd is naar het orakel van Delphi. Dit was een priestercollege delta-ritme

delta-ritme Ook delta-golven. Een bepaald patroon van elektrische hersenactiviteit zoals dat geregistreerd wordt op een elektro-encefalogram. Dit ritme demand characteristics

demand characteristics De kenmerken van de situatie waar een proefpersoon tijdens een experiment mee wordt geconfronteerd. Deze lokken bepaald

dementia paralytica

dementia paralytica Ziektebeeld gekenmerkt door toenemende dementie en verlammingen. De dementie komt vooral tot uiting in sociale contacten

dementia praecox

dementia praecox (lett.: vroegtijdige dementie) Een oude verzamelnaam voor een groep psychosen die onder meer gemeen zouden hebben dat er geen dementie

dementie Algemene achteruitgang van de geestelijke vermogens door een verspreid vergaan van hersencellen. De aftakeling treedt geleidelijk op. Dementie dementie, preseniele

dementie, preseniele Vorm van dementie die begint op middelbare leeftijd. Lijkt veel op seniele dementie. Berust op vermindering van de hoeveelheid dementie, seniele

dementie, seniele (kindsheid) Vorm van dementie die begint na het zestigste levensjaar. De meest karakteristieke verschijnselen zijn geheugen- en demping

demping Onderdrukking van resonantieverschijnselen door toepassing van een weerstand in elektrische, mechanische of akoestische vorm. Elektrisch: dendriet

dendriet Een zeer rijk vertakte uitloper van een neuron of zenuwcel, die meestal prikkels naar het cellichaam toevoert. Een zenuwcel heeft meerdere dengue

dengue (knokkelkoorts) Tropische ziekte, veroorzaakt door het denguevirus. Wordt overgebracht door muggen van het geslacht Aedes. Is meestal niet denitrificatie

denitrificatie Reductieproces waarbij uit nitrieten en nitraten uiteindelijk moleculaire stikstof of stikstofoxide ontstaat; de anaërobe ademhaling bij denitrificerende denken

denken als subvocaal spreken De grondlegger van het behaviorisme, J.B. Watson, vond dat de psychologie zich niet bezig moest houden met innerlijke denken, abstract

denken Belangrijkste activiteit van het menselijk bewustzijn, bestaande uit het scheiden, verbinden en vergelijken van bewustzijnsinhouden. Als zodanig denken als subvocaal spreken

denken, abstract Denken dat gekenmerkt wordt door het gebruik van abstracte begrippen. In de geschiedenis van de denkpsychologie werd het benadrukt denken, beeldloos

denken, beeldloos Het denken zonder dat daarbij gebruik gemaakt wordt van bewuste mentale beelden. Volgens Wilhelm Wundt (1832-1920) was denken, convergent en divergent

denken, convergent en divergent Twee vormen van denken die een belangrijke rol spelen bij intelligentie en creativiteit. Convergent betekent letterlijk:

denken, creatief

denken, creatief Het vinden van nieuwe oplossingen voor bestaande problemen, door bijvoorbeeld een bestaande oplossing op een nieuw terrein toe denken, deductief en inductief

denken, deductief en inductief Twee vormen van denken die elkaars tegenhanger zijn. Inductief denken begint bij bijzonderheden en feiten en komt denken, kritisch

denken, kritisch Een vorm van denken waarbij gedachteninhouden voortdurend bekeken worden op hun juistheid. Het gaat om een poging juistheid denken, magisch

denken, magisch Vorm van denken gekenmerkt door het leggen van niet-logische verbanden. Komt veel voor bij kinderen, die vaak het idee hebben denkinhoudstoornissen

denkinhoudstoornissen Deze stoornissen kunnen onderscheiden worden naar de mate van ernst. Een overwaardig denkbeeld is een op zichzelf juist

denkproces

denkproces Een beschrijving van de wijze waarop iemand conclusies trekt. In de benadering van de cognitieve psychologie is het denkproces datgene denkprotocol

denkprotocol Een door een proefpersoon gegeven verslag van de wijze waarop bij hem een denkproces verlopen is. Het denkprotocol kan verkregen denkpsychologie

denkpsychologie Alle takken van de psychologie die het denken bestuderen. Voorbeelden hiervan zijn het associationisme, de Würzburger Schule denkstoornissen

denkstoornissen Een verzamelterm voor psychopathologische stoornissen in het gedachtenverloop, in de denkinhoud of in het denkvermogen. Voorbeelden denkvermogenstoornissen

denkvermogenstoornissen Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: er wordt van dementie gesproken als de intellectuele capaciteit is afg

dennen

dennen (pijnbomen, geslacht Pinus, dennenfamilie, Pinaceae) Bomen met in groepjes van twee, drie of vijf geplaatste naalden. Jonge twijgen dragen Dennendal-affaire

Dennendal-affaire In 1971 ontstond een conflict rond C. Muller, psycholoog-directeur van de zwakzinnigenafdeling Dennendal, een afdeling van de dennenhout

dennenhout Taai hout afkomstig van de zilverspar (Abies alba). Kleur: grauwwit met een paarsachtige gloed. Bevat ronde, harde kwasten met een blauwzwarte dennennaald

dennennaald Lang, smal, naaldvormig blad van bomen behorend tot de klasse der kegeldragers of naaldbomen (Coniferae). De meeste soorten behouden dennescheerder

dennescheerder (Myelophilus piniperda, familie schorskevers, Scolytidae) Zwarte tor met een lengte van 4 mm, die als larve leeft onder de schors deodorant

deodorant Middel om onaangename zweetlucht te voorkomen. Werkt of door zweetafscheiding te voorkomen (looiende middelen die de poriën afsluiten) depersonalisatie

depersonalisatie Stoornis in het ik-bewustzijn waarbij de betrokkene zijn gevoelens, gedachten, gedrag en lichaam beleeft als anders en niet vertrouwd. deplasmolyse

deplasmolyse Opheffen van de plasmolysetoestand van een plantecel. De cel neemt weer water op uit de omgeving, die een lagere concentratie opgeloste depolarisatie

depolarisatie Afname van het potentiaalverschil tussen de binnen- en buitenkant van de membranen van spieren en zenuwvezels als gevolg van prikkeling. depressie (psychol.)

depressie (psychol.) Met een depressie wordt in het dagelijks spraakgebruik de sombere reactie bedoeld op een droevige gebeurtenis zoals ontslag depressies, theorieën over het ontstaan van

depressie, anaclytische Een ernstige vorm van depressie in de tweede helft van het eerste levensjaar, die ontstaat wanneer de moeder plotseling wegvalt deprivatie

depressies, theorieën over het ontstaan van Er bestaan globaal drie groepen opvattingen over de oorzaken van depressies: 1. De biologische verklaringen depressie, anaclytische

deprivatie 1. Verlies of gemis: iemand die gedepriveerd is, heeft iets moeten ontberen, is te kort gekomen of te kort gedaan. 2. In de psychologie heeft deprivatie, maternale

deprivatie, maternale Deprivatie van moederliefde: het gemis van een verzorgende, koesterende en bovenal een zelfde moederfiguur. Al bij babies derde oog

derde oog (pariëtaal orgaan) Benaming voor de pijnappelklier (epifyse) bij prikken, hagedissen, de brughagedis en de coelacanth. Het is een uitstulping derealisatie

derealisatie Stoornis in het ik-bewustzijn waarbij de betrokkene zijn omgeving en wat zich daarin afspeelt beleeft als anders, niet vertrouwd en onwerkelijk, dermatografie

dermatografie (dermografie) Verschijnsel dat de huid als reactie op het bestrijken met een stomp voorwerp of het krassen met een nagel ter plaatse dermatologie

dermatologie Medisch specialisme dat zich bezighoudt met het onderzoek en de behandeling van huid- en geslachtsziekten; de beoefenaar noemt men dermatomyositis

dermatomyositis Aandoening die behoort tot de reumatische aandoeningen en berust op afweerreacties tegen lichaamseigen cellen en eiwitten (auto- dermatoom

dermatoom Huidgebied waarvan alle gevoelszenuwen naar één ruggenmergszenuw of één hersenzenuw lopen. De verdeling van het lichaamsoppervlak dermoïdcyste

dermoïdcyste Een met opperhuid omgeven cyste, die ontstaat wanneer tijdens de ontwikkeling van een kind in de baarmoeder, cellen die later deel Derris

Derris Plantengeslacht van de vlinderbloemenfamilie (Papilionaceae). Van soorten die in de tropen en subtropen groeien, worden de wortels fijngemal

DES

DES (diethylstilboestrol) Een in 1962 uit de handel genomen, maar daarvoor regelmatig aan zwangere vrouwen voorgeschreven geneesmiddel, om de descriptieve psychologie

descriptieve psychologie Benaming voor de aanpak van de psychologie die werd voorgestaan door Franz Brentano (1838-1917) en Wilhelm Dilthey desensibilisatie

desensibilisatie Geneeskundige behandeling gericht op het opheffen van een allergie. Bestaat uit het inspuiten van geleidelijk steeds groter wordende desensitisatie

desensitisatie Het minder gevoelig worden voor bepaalde prikkels. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van gewenning aan de stimulus. De verminderde desensitisatie, systematische

desensitisatie, systematische Een techniek die binnen de gedragstherapie gebruikt wordt om cliënten te verlossen van bepaalde angsten. De patiënt desinfectie

desinfectie (ontsmetting) Onschadelijk maken van ziekteverwekkende micro-organismen aan de oppervlakte van de huid of van een voorwerp. Gesc

desinhibitie

desinhibitie (lett: ontremming) 1. Het reageren met een aangeleerde respons op een irrelevante stimulus. Deze term werd voor het eerst gebruikt door desintegratie

desintegratie Het uit elkaar vallen van de persoonlijkheid. Dit treedt op bij psychosen. De patiënt heeft dan het gevoel dat zijn innerlijke leven bestaat desman, Pyreneese

desman, Pyreneese (Galemys pyrenaicus, mollenfamilie, Talpidae) Watermol, die 's nachts in het water jaagt op kleine prooidieren en in slechte tijden desmopressine

desmopressine Een geneesmiddel dat gebruikt wordt tegen bedplassen. Het zorgt voor een vermindering van de nachtelijke urineproductie. Dit leidt desmosomen

desmosomen Schijfvormige structuren aan weerszijden van de celmembranen die de verbinding vormen tussen twee naburige cellen in o.a. dierlijk detectiedrempel

detectiedrempel Ook absolute drempel. De minimale intensiteit die een stimulus moet aannemen om in de helft van de gevallen opgemerkt te worden. determinerende tendentie

determinerende tendentie De onbewust verlopende beïnvloeding van gedrag door bijvoorbeeld de instructies van een proefleider. Als de proefleider

detour action

detour action Gedrag dat via een omweg (detour) naar het gewenste doel leidt. In de denkpsychologie is het een vorm van probleemoplossend gedrag detritus (biol.)

detritus (biol.) Organische resten in water, afkomstig van planten en dieren in ontbinding.

deuteranopie

deuteranopie (rood-groen-kleurenblindheid) Vorm van kleurenblindheid waarbij rood, oranje, geel en groen als één kleur worden gezien en blauw-Deutsch, Helene

Deutsch, Helene (1884-1982) Oostenrijks/Amerikaans psychoanalytica, sinds haar jeugd voorvechtster van vrouwenemancipatie. Studeerde in Wenen deutzia

deutzia (Deutzia scabra, steenbreekfamilie, Saxifragaceae) Plant met eironde bladeren en wit of roze aangelopen bloemen in samengestelde trossen. deviant

deviant 1. Afwijkend van de statistisch bepaalde norm (abnormaal). 2. Afwijkend van de norm op sociaal of ethisch gebied. Bij dit gebruik zit, in tegenstelling deviantie, primaire en secundaire

deviantie, primaire en secundaire Termen van de Amerikaanse socioloog E.M. Lemert voor resp. incidenteel afwijkend gedrag (bijvoorbeeld te veel dextrine

dextrine Een afbraakproduct van zetmeel, dat ontstaat bij de zetmeelsplitsing door amylase in het speeksel.

diabetes insipidus

diabetes insipidus Stoornis in de regeling van het water- en zoutgehalte in het lichaam. De oorzaak is een te geringe productie van het antidiuretisch Diabetes Vereniging Nederland

Diabetes Vereniging Nederland (DVN) Nederlandse vereniging van lijders aan suikerziekte. In 1945 opgericht als Nederlandse Vereniging van Suikerzieken

diabetisch coma

diabetisch coma (coma diabeticum) Bewusteloosheid bij suikerziekte, wordt gekenmerkt door een verhoging van het suikergehalte en sterke verzuring diagnose

diagnose Vaststelling van de aard van een ziekte. Pas als de waarschijnlijke diagnose bekend is, kan een doeltreffende behandeling worden ingesteld diagnostiek

diagnostiek Geheel van de bij het stellen van een diagnose toegepaste methoden en technieken. De eenvoudigste methoden zijn de ondervraging van diagnostiek, fysische

diagnostiek, fysische Diagnostiek gebaseerd op zintuiglijke waarneming (zien, ruiken, horen, voelen), waarbij geen of zeer eenvoudige hulpmiddelen diagnostiek, röntgendiagnostiek,

diagnostisch dieet (proefdieet) Dieet ter wille van het stellen van een diagnose. Na het nuttigen van voedsel met een vastgestelde samenstelling kan diagnostische aantekening

diagnostische aantekening Bevoegdheidsverklaring in Nederland voor orthopedagoog of klinisch psycholoog om diagnoses te stellen bij cliënten, diagnostische modellen

diagnostische modellen De verschillende opvattingen over de manier waarop een diagnose gesteld moet worden. 1. In het psychometrisch-diagnostisch dialyse, nierdialyse,

diapauze Rustpauze in de ontwikkelingscyclus van vooral insecten (bijv. bijen, vlinders). Valt in gematigde streken meestal samen met de winter. Verschillende diapedese

diapedese Naar buiten dringen van bloedcellen door de intacte wand van bloedvaatjes. Normale eigenschap van bepaalde witte bloedcellen (neutrof

diarree

diarree (buikloop) Veelvuldige lozing van ontlasting met een hoog watergehalte, waardoor het volume groter wordt. Omdat het normale ontlastingspatroon diasporen (biol.)

diasporen (biol.) Onderdeel van de plant dat voor de vermeerdering zorgt; dat wil zeggen bij zaadplanten het zaad, bij lagere planten de sporen. Worden diastole

diastole Rustfase van het hart, waarin de hartspier ontspannen is; ritmisch afgewisseld door de systole. Tijdens de diastole stroomt het bloed vanuit diathermie

diathermie Fysiotherapeutische behandelingsmethode waarbij in dieper gelegen lichaamsdelen warmte wordt opgewekt door middel van hoogfrequente diathese-stresstheorie

diathese-stresstheorie De opvatting dat psychosomatische stoornissen ontstaan door een combinatie van stress en een zwakke plek in iemands lich

dichotische luistertaak

dichotische luistertaak Een experimentele techniek waarbij twee geluidsbronnen op twee verschillende plaatsen informatie geven. Dit kan bijvoorb

dichotomie (biol.)

dichotomie (biol.) Enkelvoudige splitsing van stengels (vork), vooral voorkomend bij lagere planten. Ontstaat door overlangse deling van de topcel dictyosoom

dictyosoom Celorganel bestaande uit dubbelmembranen die een soort platte stapeltjes vormen en die aan de randen blaasjes afsnoeren. Het gehele dictyosoomsysteem didactische leeftijd

didactische leeftijd De leeftijd afgemeten aan het aantal jaren en maanden scholing dat iemand achter de rug heeft. Deze wordt onderscheiden van de didaskalogene stoornissen

didaskalogene stoornissen Psychische moeilijkheden van het kind die ontstaan door het ingrijpen van personen die tot taak hebben voor de scholing

Didymograptus

Didymograptus Geslacht van de uitgestorven groep der graptolieten (suborde Graptolitoidea, orde Graptolithina, stam holtedieren, Coelenterata). dieet

dieet Aangepaste voeding die soms nodig is voor lijders aan bepaalde aandoeningen of voor mensen die van bepaalde ziekten herstellen. Dergelijke diëldrin

diëldrin Insekticide; een chloorkoolwaterstof met hoge persistentie, d.w.z. dat de stof moeilijk afbreekbaar is. Diëldrin hoopt zich op in voedselketens. dieptelozing

diepte- en oppervlaktestructuur De dieptestructuur is de basisstructuur van een zin, die gevormd wordt met behulp van de basisgrammatica van een diepte-interview

diepte-interview Vraaggesprek waarbij de vrager-onderzoeker met behulp van voortdurend en cumulatief gestelde vragen zoveel mogelijk aan de weet diepzeekwallen

dieptelozing Lozen van afval diep onder de grond in speciaal geselecteerde gebieden waar geen gevaar voor bodemverontreiniging optreedt, zoals schalies dieptepsychologie

dieptepsychologie Verzamelnaam voor de richtingen in de psychologie die ervan uitgaan dat menselijk gedrag mede door onbewuste drijfveren wordt diepte- en oppervlaktestructuur

diepwater- (drijfrijst) Rijst verbouwd in gebieden waarin de waterstand niet gereguleerd kan worden (Mekong-delta, Bangladesh). Wanneer de rimpels

diepzeekwallen (kroonkwallen, orde Coronatae, klasse schijfkwallen, Scyphozoa) Fraai gekleurde dieren met een mond zonder aanhangsels en een diepzeeschelvissen

diepzeeschelvissen (familie Moridae, orde kabeljauwachtigen, Gadiformes) Aalachtig gebouwde vissen (lengte 50 cm) met lange rug- en anaalvin, dieren

dieren Levende organismen die in tegenstelling tot hogere planten niet tot fotosynthese in staat zijn, d.w.z. ze kunnen niet zelf uit anorganische stoffen dierenanatomie

dieren, anadrome Dieren die in zee leven en periodiek naar zoet water trekken om kuit te schieten, bijv. de zalm (geslacht Salmo). Bezitten een hoge dieren, gelede

dieren, gelede Superstam (Articulata) binnen het dierenrijk. Omvat dieren met een uit leden opgebouwd lichaam. Belangrijkste stammen: gelede wormen

dieren, gewervelde

dieren, gewervelde (Vertebrata) Hoofdafdeling van het dierenrijk. Omvat dieren met een inwendig geraamte, een uit afzonderlijke wervels opgebo

dieren, katadrome

dieren, katadrome Dieren die in zoet water leven en periodiek naar zee trekken om zich voort te planten, bijv. palingen (geslacht Anguilla) en de Chinese dieren, ongewervelde

dieren, ongewervelde (Evertebrata) Alle dieren van het dierenrijk, behalve de gewervelde dieren. Hiertoe behoort 97% van alle soorten.

dierenanatomie Wetenschap die de in- en uitwendige bouw van alle dieren bestudeert. Deelwetenschappen: vergelijkende d. die op gang kwam na dierenarts

dierenarts (veterinair) Persoon met de bevoegdheid diergeneeskunst uit te oefenen. Opleiding in Nederland aan de faculteit der diergeneeskunde te dierenbescherming

dierenbescherming Het streven dieren onnodig leed te besparen. Georganiseerde dierenbescherming is een verschijnsel van de laatste anderhalve eeuw; dierenrijk

dierenrijk (regnum animale) Alle diersoorten (ongeveer een miljoen) door systematici gegroepeerd in o.a. geslachten, families, orden, klassen en stammen dierentaal

dierentaal Alle middelen die een dier gebruikt om iets mee te delen aan de wereld om hem heen; geluiden, gebaren, mimiek, kleuren en geuren. Weinig dieren, anadrome

diergedrag

diergedrag Alle bewegingen, geluiden en lichaamshoudingen die een dier maakt resp. aanneemt, o.a. om in contact te komen met de omgeving. Hetdiergedrag diergeneeskunde

diergeneeskunde Wetenschap die zich bezighoudt met ziekten en afwijkingen van dieren en het voorkomen en genezen daarvan. Omvat tevens de dierkunde

dierkunde (zoölogie) Wetenschap die het dierenrijk bestudeert; omvat vele deelwetenschappen.

Dierkunde, Koninklijke Maatschappij voor

Dierkunde, Koninklijke Maatschappij voor Belgische maatschappij, gesticht in 1843 te Antwerpen. Bouwde de particuliere verzameling dieren van dierluizen

dierluizen (orde Phthiraptera) Insekten die parasitair leven tussen veren of haren van warmbloedige dieren. Grootte: 1-6 mm, zelden meer dan 1 cm. dierpsychologie

dierpsychologie De studie van de psychische verschijnselen (bijv. gevoelens, motivatie) die aan het gedrag van dieren ten grondslag liggen (subjectief diersociologie

diersociologie Wetenschap die studie maakt van dierengemeenschappen, te weten groepssamenstelling en -grootte, sociale structuur (rangorde, arbeidsverdeling) diersystematiek

diersystematiek Wetenschap die alle dieren tracht in te delen in overzichtelijke groepen in een hiërarchisch systeem op grond van uiterlijke kenmerken dieselbrandstof

dieselbrandstof (dieselolie) Brandstof voor dieselmotoren. Belangrijk is de mogelijkheid tot spontane ontbranding, die wordt vastgelegd in het cetaangetal diëtist(e)

diëtist(e) Paramedisch beroep dat het samenstellen van diëten omvat. De meeste diëtisten zijn werkzaam in de gezondheidszorg, waar ze zich o.a. bezighouden differentiatie (biol.)

differentiatie (biol.) Het proces waarbij tijdens de groei van het organisme uit celgroepen verschillende weefsels met specifieke kenmerken worden Differentiële Aanleg Test

Differentiële Aanleg Test (DAT) Deze test bepaalt het algemene intelligentieniveau en wordt vaak gebruikt bij school- en beroepskeuzeonderzoek differentiële psychologie

differentiële psychologie Tak van de psychologie die de verschillen in persoonlijkheid van mensen bestudeert. Over mensen kan bijvoorbeeld gezegd

diffusie (biol.)

diffusie (biol.) De (netto)verplaatsing van gasmoleculen of ionen in een medium (gas of oplosmiddel) van hoge naar lagere concentratie, tot een evenwichtstoestand diffusieweerstand (biol.)

diffusieweerstand (biol.) Verdampend water uit bladweefsel diffundeert via de intercellulairen en de huidmondjesopening en vervolgens door het sti

difterie

difterie (kroep) Vroeger veel voorkomende infectieziekte van de keelholte, die vooral bij kinderen een ernstig ziektebeeld kon veroorzaken. Het wordt Digby, Kenelm

Digby, Kenelm (1603-1665) Engels natuurfilosoof. Zijn belangrijkste publicatie is 'Two treatises: nature of bodies; nature of man's soul' (1644), onder digitalis

digitalis Groep geneesmiddelen gemaakt of afgeleid van stoffen uit het vingerhoedskruid Digitalis purpurea. Meest toegepaste geneesmiddelen voor dijbeen

dijbeen (femur) Deel van het skelet, gelegen in het bovenbeen. Bestaat van boven naar beneden uit de dijbeenkop (vormt de kop van het heupgewricht), dikaryon

dikaryon Een generatie cellen met twee kernen, die ontstaan na versmelting van twee schimmeldraden met een kern per cel. Bij steeltjeszwammen (dikblad

dikblad (geslacht Crassula, vetplantenfamilie, Crassulaceae) Vetplanten met lange stengels en schubachtige bladeren. Voornamelijk voorkomend in dikke darm

dikke darm (colon, einddarm) Ongeveer 1,5 meter lang gedeelte van de darm. Deze sluit aan op de kronkeldarm (het laatste deel van de dunne darm) diktegroei, secundaire

diktegroei, secundaire Groei van oudere planten in de breedte. Bij tweezaadlobbige planten vindt vanuit een later gevormd delingsweefsel in de stengel dilatatie

dilatatie Verbreding van cambium en bast tijdens secundaire diktegroei bij heesters en bomen. Noodzakelijk omdat het hout dan in dikte toeneemt, dille

dille (Anethum graveolens, schermbloemenfamilie, Umbelliferae) Plant met ronde, gestreepte stengel; korte, witgerande bladscheden met ingesneden dimorfie

dimorfie Tegelijkertijd of na elkaar voorkomen van twee verschillende vormen bij een plante- of diersoort. Verschillende soorten dimorfie: seksuele

dinoflagellaten

dinoflagellaten (orde Dinoflagellatae, klasse Flagellata) Eencelligen met twee zweepharen. Sommige exemplaren bezitten een huisje met een voor dinosauriërs

dinosauriërs (lett:. verschrikkelijke hagedissen) Bekendste twee orden uit de onderklasse der Archosauria uit het Jura en Krijt. Sommige soorten met dinosaurus, uitsterven van

dinosaurus, uitsterven van Uit paleontologisch onderzoek is gebleken dat ca. 65 miljoen jaar geleden, op de grens van de geologische tijdperken Kri

dioxine

dioxine (tetrachloor-dibenzo-p-dioxine, TCDD) De meest giftige, synthetisch bereide stof die tot nog toe bekend is. Deze stof één van de serie van 57 dipeptidasen Spijsverteringsenzymen die de splitsing katalyseren van dipeptiden (brokstukken van twee aminozuren), die overblijven nadat een eiwit diplegie

diplegie Verlamming van twee overeenkomstige lichaamsdelen, voornamelijk van beide benen. De oorzaak voor een dergelijke aandoening ligt meestal Diplodocus

Diplodocus Eierleggend reptiel uit het Mesozoïcum, waarvan de voorouders op een hagedis leken. Liep op vier poten van gelijke lengte; ging later in Diplograptus

Diplograptus Geslacht van de uitgestorven groep der graptolieten (suborde Graptolitoidea, stam holtedieren, Coelenterata) Het skelet van de kolonie diploïdie

diploïdie Het in tweevoud (2n; diploïd) voorkomen van alle chromosomen in de celkern. Normaal in lichaamscellen van planten, dieren en de mens. diploteen

diploteen Stadium in de eerste profase van de reductiedeling, waarin de homologe chromosomen het duidelijkst zichtbaar zijn als tetrade (d.w.z. gepaard dipluren

dipluren (orde Diplura, onderklasse oerinsecten, Apterygota) Blinde, ca. 1 cm grote, beweeglijke dieren, die in de bodem leven. Voedsel: insecteëieren dipsomanie

dipsomanie Een onbeheersbare hunkering naar alcohol die periodiek de kop op steekt. Daarom wordt dipsomanie onderscheiden van chronische vormen directieve therapie

directieve therapie Ook actieve therapie. Psychotherapie waarin de therapeut duidelijk de richting aangeeft van de behandeling en een groot deel van directionele fractionatiehypothese

directionele fractionatiehypothese De veronderstelling dat de fysiologische reacties die samenhangen met emoties, zoals een verhoogde hartslag, disaccharide

disaccharide Verbinding die is opgebouwd uit twee enkelvoudige suikers (monosacchariden), zoals glucose, fructose, ribose e.a. Bekende disacchariden Discoidea

Discoidea Uitgestorven geslacht van de zee-egels (orde Irregularia, klasse stekelhuidigen, Echinoidea). De onderkant van het skelet is opgebouwd disconnectiesyndroom

disconnectiesyndroom Stoornissen die optreden als gevolg van de verbroken verbinding tussen bepaalde hersengebieden. Als bijvoorbeeld de verb

discriminatie, visuele

discriminatie, visuele Het vermogen een onderscheid te maken tussen verschillende beelden. Een onvoldoende ontwikkeling hiervan kan zorgen voor

discus (biol.)

discus (biol.) 1. Ring- of schijfvormige verdikking van de bloembodem, die honing produceert. Kom o.a. voor bij heideachtigen en schermbloemigen. discusvissen

discusvissen (geslacht Symphysodon, cichlidenfamilie, Cichlidae) Bontgekleurde, baarsachtige vissen uit de tropen en subtropen, die veel in aquaria disengagement-theorie

disengagement-theorie Een theorie over het ouder worden die benadrukt dat ouderen zich geleidelijk aan terugtrekken uit verschillende rolactiviteiten disjunctie (biol.)

disjunctie (biol.) Uiteenwijken van overlangs gesplitste chromosomen tijdens de kerndeling. Het uitblijven van disjunctie tijdens de vorming van geslachtscellen dispersie (biol.)

dispersie (biol.) Verspreid leven van dieren in een vrij groot gebied. De solitair (niet in kuddeverband) levende dieren gaan buiten de bronsttijd geen dissociatie (psychol.)

dissociatie (psychol.) 1. Het uit elkaar vallen van het 'ik' in verschillende segmenten. Dit is voor het eerst beschreven door de Franse psychiater Pierre dissociatieve amnesie

dissociatieve amnesie Een geheugenverlies voor een emotioneel bijzonder belastende gebeurtenis. Dit is niet te wijten aan een organische stoornis distaal

distaal De zijde die het verst van een genoemd uitgangspunt ligt.

distale stimulus

distale stimulus De subjectieve ervaring van een stimulus die een zekere afstand heeft tot de waarnemer. Een voorwerp dat van verschillende afstanden distels

distels (geslacht Carduus, composietenfamilie, Compositae) Stekelige planten met bloemen in hoofdjes, omgeven door puntige omwindselblaadjes.

distelvinken

distelvinken (familie Carduelinae, orde zangvogels, Passeriformes) Levendige, gekleurde vogels die min of meer sociaal leven in gematigde streken.

distortie (psychol.)

distortie (psychol.) Verwringing, verdraaiing. 1. Parataxische distortie is een term van H.S. Sullivan voor een bepaalde vorm van met andere mensen diverticulitis

diverticulitis Door ontsteking gecompliceerde diverticulose van de dikke darm. Men schat dat 20 tot 25% van de patiënten met diverticulose ooit een diverticulose

diverticulose Aandoening waarbij verscheidene uitstulpingen van slijmvlies in de darmwand ontstaan. Meestal bedoelt men hiermee diverticulosis coli, divertikel

divertikel Zakvormige uitstulping van een hol orgaan (bijv. slokdarm, dikke darm, blaas). Kan aangeboren zijn of op latere leeftijd ontstaan. Een voorbeeld DKTP-vaccinatie

DKTP-vaccinatie Vaccinatie die de vorming van antistoffen stimuleert, waardoor men is beschermd tegen achtereenvolgens difterie, kinkhoest, tetanus DNA-vector

DNA-vector DNA-molecuul dat in staat is zich in gastheercellen zelfstandig te vermenigvuldigen en dat kan worden gebruikt om ingebracht (gerecombineerd) doddegrassen

doddegrassen (geslacht Phleum, grassenfamilie, Gramineae) Grassen met talrijke aartjes, die in een dichte aarpluim staan. Twaalf soorten in Europa, dode vingers/tenen

dode vingers/tenen Koude pijnlijke of juist pijnloze, extreem bleke vingers/tenen. Wordt veroorzaakt door vaatvernauwing, bijv. bij koude of emoties Döderlein, bacillen van

Döderlein, bacillen van (Lactobacillus acidophilus, familie Lactobacillaceae) Bacteriën die in de vagina leven (vnl. tussen de puberteit en de menopauze) Dodge, Bernard Ogilvie

Dodge, Bernard Ogilvie (1872-1960) Amerikaans plantkundige, deed onderzoek op het gebied van plantenziekten (met name bij vruchtbomen), van dodo's

dodo's (familie Raphidae, orde kraanvogels, Gruiformes) Door de mens uitgeroeide, grote, grauwe vogels met kleine vleugelstompjes (konden niet vliegen), doelgericht gedrag

doelgericht gedrag Het streven naar een gewenste situatie. Dat de mens hiertoe in staat is, vormt een belangrijk probleem voor de psychologie. Dit doelwitcel

doelwitcel Cellen die specifiek reageren op de aanwezigheid van een bepaald hormoon. Hormonen verspreiden zich met het bloed door het hele organisme, doggen

doggen Honderas, voortgekomen uit grote, zwaargebouwde honden, die in Romeinse legerplaatsen als waakhond werden gehouden. Grote, sterke, gelige, dogmatisme

dogmatisme Een houding die gekenmerkt wordt door denksystemen en opvattingen die onder invloed van nieuwe informatie niet of nauwelijks veranderen. Doherty, Peter C.

Doherty, Peter C. (geb. 1940) Australisch wetenschappelijk onderzoeker, oorspronkelijk opgeleid tot dierenarts. Doherty was als hoogleraar verbonden Doisy, Edward Adelbert

Doisy, Edward Adelbert (1893-1986) Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Saint Louis (1923-65). Deelde in 1943 de Nobelprijs voor geneeskunde doktersvissen

doktersvissen (ledervissen, familie Acanthuridae, orde baarsachtigen, Perciformes) Mooi gekleurde koraalbewoners met één (soms twee) vlijmscherpe, dolfijnen

dolfijn, gestreepte (Stenella caeruleoalba, dolfijnenfamilie, Delphinidae) Kleine dolfijn met blauwzwarte rug, witte buik en langs de flanken een zwarte dolle kervel

dolfijnen (onderorde Odontoceti, orde walvissen, Cetacea) Kleine, intelligente, volledig aan het water aangepaste zoogdieren met een spoelvormig lichaam dolfijn, gestreepte

dolle kervel (Chaerophyllum temulum, schermbloemenfamilie, Umbelliferae) Plant met roodgevlekte stengel, dubbelgeveerde, dofgroene bladen en Domagk, Gerhard

Domagk, Gerhard (1895-1964) Duits biofysicus, directeur van I.G. Farben te Wuppertal-Elberfeld. Ontving de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie domesticatie

domesticatie Het 'onder controle brengen' van de natuur via landbouw en veeteelt. De eerste sporen van domesticatie zijn gevonden in prehistorische dominantie (biol.)

dominantie (biol.) 1. (erfelijkheidsleer) Verschijnsel waarbij de werking van één van beide vormen (allel) van een gen de andere overheerst, zodat alleen dominantie, apicale

dominantie, apicale Verschijnsel bij planten waarbij het top (= apicaal) meristeem van wortels, stengels en bladeren door groeistoffen te produceren dominantie, laterale

dominantie, laterale Het niet in evenwicht zijn van vaardigheden aan de linker- en rechterkant van het lichaam. De meeste mensen zijn aan hun rechterzijde Donders, Franciscus Cornelis

Donders, Franciscus Cornelis (1818-89) Nederlands fysioloog en oogheelkundige, studeerde geneeskunde aan de militaire geneeskundige school

donkeradaptatie

donkeradaptatie De aanpassing van het oog aan lage lichtintensiteiten. Bij vissen treedt daartoe een verschuiving op van kegeltjes en staafjes in de donkerreactie

donkerreactie (Calvin-cyclus) Onderdeel van de fotosynthese waarbij met behulp van o.a. energie (uit adenosine-trifosfaat) kooldioxide wordt omgezet donor

donor Persoon die een orgaan of weefsel (bijv. bloed of sperma; na de dood bijvoorbeeld het hart of de nieren) afstaat ten behoeve van iemand anders. donorbank

donorbank Centrale plaats waar voor transplantatie beschikbare weefsels of organen worden onderzocht, geprepareerd en zo nodig opgeslagen. Men donorcodicil

donorcodicil Verklaring dat men toestaat dat na het overlijden organen mogen worden verwijderd voor transplantatie bij mensen die hier behoefte aan donorinseminatie

donorinseminatie (heterologe inseminatie, KID) Kunstmatige inseminatie met sperma van een andere man dan de eigen echtgenoot, als deze onvruchtbaar donskleed

donskleed Verenkleed van jonge vogels. Is bij sommige soorten al aanwezig als de vogels uit het ei kruipen; ontstaat bij andere soorten later. Bevat dood

dood Einde van het leven door uitvallen van een of meer van de van elkaar afhankelijke lichaamsfuncties. Bij uitvallen van hartwerking en ademhaling doodgravers

doodgravers (geslacht Necrophorus, familie aaskevers, Silphidae) Middelgrote, zwartgele insecten met verkorte dekschilden en geknopte voelspriet

doodskopaapjes

doodskopaapjes (geslacht Saimiri, familie grijpstaartapen, Cebidae) Breedneusaapjes met ronde kop, sprekende ogen en donkere neus op lichte snuit.

doodskopvissen

doodskopvissen (familie Callorhynchidae, onderklasse zeekatten, Holocephali) Vissen met een snuit in de vorm van een ploegijzer, voor graafwerk doodsstrijd

doodsstrijd Veronderstelling dat een stervende zich verzet tegen zijn naderende dood; berust op de in sommige gevallen optredende krampachtige samentrekkingen doofheid

doofheid Onvermogen tot horen. Meestal wordt met doofheid eigenlijk slechthorendheid bedoeld, een verminderd gehoor. Echte doofheid is een ernstige doofstomheid

doofstomheid Gehoorstoornis, samenhangend met een gestoorde spraak. Wanneer een kind volkomen doof wordt geboren, zal het uit zichzelf geen dooier

dooier In de eicel opgeslagen reservevoedsel dat dient als bouwstof voor het embryo. Bestaat uit eiwitten, vetten en water. Bij dieren waarbij het embryo dooierzak

dooierzak Buiten het embryo gelegen 'opslagplaats' voor de dooier. Deze ontwikkelt zich bij dooierrijke eieren uit de kiembladen en hangt aan de buikzijde doorbraakbloeding

doorbraakbloeding Onverwacht vaginaal bloedverlies tijdens gebruik van vrouwelijke geslachtshormonen (met name tijdens gebruik van de anticonceptiepil). doorlichting

doorlichting Röntgenonderzoek waarbij de röntgenstralen, na het te onderzoeken lichaamsdeel te zijn gepasseerd, zichtbaar worden gemaakt op een doorliggen

doorliggen (decubitus) Huiddefect dat ontstaat op plaatsen waar er een voortdurende hoge druk bestaat op een huidgedeelte dat vlak boven een botstuk doorn (biol.)

doorn (biol.) Omgevormd blad, stengel of wortel, vooral bij planten uit droge streken als bescherming tegen diervraat. Stengeldoorn (o.a. bij meidoorn): doornhaaien

doornhaaien (onderorde Squaloidei, orde haaien, Selachii) Langgerekte vissen met een in dwarsdoorsnede driehoekig lichaam; mond aan de buikzijde, doornkabeljauwen

doornkabeljauwen (familie Bregmacerotidae, orde kabeljauwen, Gadiformes) Fraai uitziende, ca. 10 cm lange vissen, waarvan de eerste rugvin gereduceerd doornkoralen

doornkoralen (zwarte koralen; orde Antipatharia, stam holtedieren, Coelenterata) Zesstralige koralen in donkerkleurige, hoornachtige, gedoornde doornzaden

doornzaden (geslacht Torilis, schermbloemenfamilie, Umbelliferae) Planten met behaarde, geveerde bladeren, witte of rozerode bloemen en gestekeld

doorslaapstoornis

doorslaapstoornis Een vorm van slapeloosheid, waarbij het probleem niet is om in slaap te vallen, maar om enige uren achter elkaar te kunnen slapen.

doorvergiftiging

doorvergiftiging (bio-magnificatie) Het proces van opname van een stof door een organisme uit zijn (levende) voedsel, waarbij de verhouding tussen doosvrucht

doosvrucht Droge, uit meerdere vruchtbladen gevormde vrucht. Gaat met kleppen, spleten, poriën of tanden aan de top of aan de basis open, waarna dopamine

dopamine Tussenproduct bij de vorming van adrenaline en noradrenaline. Fungeert als neurotransmitter in bepaalde delen van de hersenen. Bij de z

dopaminehypothese voor schizofrenie

dopaminehypothese voor schizofrenie De veronderstelling dat schizofrenie veroorzaakt wordt door een absoluut of relatief overschot aan dopamine dopheidefamilie

dopheidefamilie (Ericaceae, orde heideachtigen, Ericales) Kleine struikjes met enkelvoudige bladeren zonder steunblaadjes. Vergroeide kelk en kroon, dopheides

dopheides (geslacht Erica, dopheidefamilie, Ericaceae) Struikjes met roze bloemen in schermvormige hoofdjes en groene kelk. Grootste verspreiding doping

doping (Engels: dope = stimulerend middel) Stoffen waarvan men aanneemt dat zij prestatieverhogend werken. Een onschuldige vorm is koffie, vanwege dopluizen

dopluizen (familie Coccidae, onderorde schildluizen, Coccina) Planteluizen met platte of bolle schildjes die aan de achterrand een inkeping vertonen, Doppelexistenz

Doppelexistenz Verschijnsel dat boeren met een te klein bedrijf naast hun werk in de landbouw een baan erbij zoeken om voldoende inkomsten te dopvrucht

dopvrucht Droge, eenzadige, niet-openspringende vrucht van o.a. composieten, clematis en hennep.

Doronicum

Doronicum Plantengeslacht van de composietenfamilie (Compositae) Wortelstandige bladen met diepe hartvormige voet, stengelbladeren hartvormig dorp

dorp (ook: landelijke nederzetting) Permanente nederzetting op het platteland, met een beperkt aantal inwoners. Bij het bepalen of een nederzetting dorst

dorst Steeds terugkerende behoefte van dieren en mensen aan vocht; bepaalt mede het gedrag van het organisme (drijfveer). Ontstaat bij watertekort Dotter-methode

Dotter-methode (percutane transluminale coronaire angioplastiek, PTCA, ballon- catheterdilatatie) Methode waarbij een vernauwing in een kransslagader douglasspar

Douglas, zak van (excavatio recto-uterina) Zakvormige uitstulping van het buikvlies tussen de endeldarm en de baarmoeder. Vooral van belang omdat dovenetels

douglasspar (Pseudotsuga menziesii, dennenfamilie, Pinaceae) Naaldboom met donker- tot blauwgroene, rechte en vrij spitse naalden, 2-3 cm lang. Douglas, zak van

dovenetels (geslacht Lamium, lipbloemenfamilie, Labiatae) Kruiden met vierkante stengels en kruisgewijs gerangschikte bladeren. De kelk heeft vijf draadstaartvissen

draadstaartvissen (familie Stylephoridae, orde koningsvisachtigen, Lampridiformes) Vissen met opvallende staart: het bovenstuk met vijf stralen is draadvinnigen

draadvinnigen (familie Polynemidae, klasse beenvissen, Osteichthyes) Langwerpige vissen met borstvinnen, waaraan vier tot negen zeer lange draden draadwier

draadwier Een verschijningsvorm van o.a. groenwieren waarbij de cellen zich in een richting vermeerderen door vorming van uitsluitend dwarswanden, draadwormen

draadwormen (klasse Nematoda, onderklasse Aphasmidia, stam ronde wormen, Aschelminthes) Wormen met een draadvormig, doorschijnend lichaam, draagmoederschap

draagmoederschap Men spreekt van draagmoederschap als een vrouw (draagmoeder) een kind draagt en baart voor een andere vrouw, die zelf geen draagster

draagster Vrouw of vrouwelijk dier dat een bepaalde, geslachtsgebonden, recessieve, erfelijke eigenschap zelf niet vertoont, maar die eigenschap wel draaier

draaier Tweede halswervel. Bezit een tandvormig uitsteeksel dat in de opening van de eerste halswervel (atlas) ligt. De atlas draait om het uitsteeksel draaikevers

draaikevers (schrijvertjes; familie Gyrinidae, orde kevers, Coleoptera) Vrij platte, ca. 6 mm grote insecten met metaalkleurige glans. Leven meestal draakvissen

draakvissen (zeekatten, familie Chimaeridae, onderklasse Holocephali) Kraakbeenvissen met één kieuwspleet, twee paar tandplaten in de bovenkaak drachtigheid

drachtigheid Zwangerschap bij een vrouwelijk zoogdier. Duur van de d. varieert van ca. 2 weken bij spitsmuizen tot 22 maanden bij olifanten. Bij de draden van Hecht

draden van Hecht Dunne protoplasmadraden die in een plasmolyserende cel lopen tussen de celwand en het protoplasma, dat zich van die celwand dragee

dragee Tablet voorzien van een omhullende (meestal suiker) laag. Aangenamer om in te nemen dan een niet versuikerde tablet.

dragon

dragon (Artemisia dracunculus, composietenfamilie, Compositae) Plant met ongedeelde lancetvormige bladeren, kleine, knikkende, bolvormige hoof

drakebloedboom

drakebloedboom (Dracaena draco, agavefamilie, Agavaceae) Plant met een wortelstok en een rozet van dikke bladeren. Kan in zijn stamgebied (C

drakekopvissen

drakekopvissen (schorpioenvissen; familie Scorpaenidae, onderorde baarsvissen, Percoidei) Fraai gekleurde vissen met scherpe stekels op de vinnen; drempelwaarde (biol.)

drempelwaarde (biol.) Term die aangeeft dat een grootheid in een systeem een bepaalde waarde moet hebben, wil een specifieke reactie nèt niet optreden dressuur

dressuur Africhting van dieren met een bepaald doel bijv. een hond voor de jacht, een tijger in een circus. Men maakt gebruik van belonings- of strafdressuur.

drift (biol.)

drift (biol.) In horizontale richting ontbonden deel van de kracht die op de vleugels vogels werkt. Wordt door vliegende vogels opgewekt door de vleugels drift (psychol.)

drift (psychol.) (Eng: instinctual drive, Duits: Trieb) In de theorie van Sigmund Freud: de aangeboren, instinctieve motivationele kracht. Dit is de drijvende driftbron

driftbron (Eng: instinctual source) Het fysiologische proces dat ten grondslag ligt aan een drift. Het is de spanningstoestand binnen een individu.

driftbuien

driftbuien Aanval van woede die plotseling optreedt. Bij volwassenen voorkomend bij neurosen of psychosen. Vooral kleine kinderen kunnen soms driftdoel

driftdoel (Eng: instinctual aim) Het doel waar een drift naar streeft. Dit kan bijvoorbeeld seks zijn. Dit heeft de functie dat de ontstane spanning binnen driftleer

driftleer Een belangrijk onderdeel van de psychoanalyse. Freud onderscheidde twee fundamentele menselijke drijfveren (driften): libido en agressie. driftrepresentant

driftrepresentant (Eng: instinctual object) De psychische gewaarwording van een drift. Deze kan alleen optreden als er al sprake is van een zekere ego-drijfgas

drijfgas Gas onder druk dat gebruikt wordt om de inhoud van een spuitbus te vernevelen of uit de bus te persen. Bevatte in het verleden vaak cfk's.

drijfveer

drijfveer Ook drive, aandrift. De stuwende kracht die het organisme ertoe aanzet om zijn behoeften te bevredigen. Honger verhoogt bijvoorbeeld de dril (aap)

dril (aap) (Mandrillus leucophaeus, familie meerkatachtigen, Cercopithecidae) Grondbewonende smalneusaap uit West-Afrikaanse wouden. Naakte dril (kikker)

dril (kikker) (kikkerdril) Eieren van kikkers en padden, die in het water samenkleven door een helder, gelatineus laagje rondom elk ei. Wordt afgezet drive reduction-hypothese

drive reduction-hypothese De theorie van de psycholoog Clark Hull (1884-1952). Hij bouwde voort op het behaviorisme, maar hij vond dat de bestuder

droge-bedtraining

droge-bedtraining Een behandelingsmethode tegen bedplassen die door N.H. Azrin is ontwikkeld. De methode zorgt ervoor dat de plaswekker extra dromedaris

dromedaris (Camelus dromedarius, kamelenfamilie, Camelidae) Eenbultig dier, afkomstig uit Noord-Afrika, Arabië en het Midden-Oosten. Tegenw

dromen

dromen Het beleven van allerlei, vaak onsamenhangende 'avonturen' tijdens de slaap. Dromen hebben altijd in het middelpunt van de belangstelling drongo's

drongo's (familie Dicruridae, orde zangvogels, Passeriformes) Insektenetende vogels met een solitaire levenswijze: lengte 17-37 cm. Zwart kleed; kuif dronkenschap

dronkenschap Toestand veroorzaakt door het gebruik van alcohol waarbij men zichzelf niet meer onder controle heeft en de remmen los zijn. In Nederland droogbloemen

droogbloemen (geslacht Gnaphalium, composietenfamilie, Compositae) Planten met lancetvormige blaadjes en geelwitte bloemhoofdjes met vliezige droogrot

droogrot Schimmelinfectie aan de wortels van planten die reserveorganen bezitten, zoals bieten, penen e.d., waardoor de wortels verdrogen.

droogteslaap

droogteslaap Met de winterslaap vergelijkbare toestand van woestijndieren als gevolg van de grote hitte. Dieren zoeken dan de koelste plekken: insecten droomanalyse

droomanalyse Een methode die vooral in de psychoanalyse gebruikt wordt om de verborgen betekenis van dromen te achterhalen.

droomarbeid

droomarbeid De inspanning die ervoor zorgt dat de latente droominhoud vervormd wordt tot de manifeste droom. Dit is noodzakelijk omdat in de latente droominhoud, manifeste en latente

droominhoud, manifeste en latente Freud onderscheidde twee lagen in een droom. De manifeste droominhoud is de droom zoals die door de dromer droomsymboliek

droomsymboliek Om de eigenlijke betekenis van dromen te vervullen, wordt volgens Freud in dromen veelvuldig gebruik gemaakt van symbolen. Klassieke droomtheorieën

droomtheorieën De verschillende naar voren gebrachte opvattingen over dromen. Enkele van deze theorieën zijn: 1. In de Oudheid werd vaak geda

drugs

drugs (narcotica, verdovende middelen) Een groot aantal bewustzijn-beïnvloedende (psychoactieve) stoffen met zeer uiteenlopende werking en met drugsafhankelijkheid

drugsafhankelijkheid Het niet meer zonder drugs kunnen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen lichamelijke en psychische drugsafhankelijkhe

drugstolerantie

drugstolerantie Het optreden van gewenning aan drugs. Dit kan het gevolg zijn van chronisch gebruik. De gewenning zorgt er voor dat de effecten druif

druif Bolvormige of langwerpige, donkerblauwe of groenachtige besvrucht van de wijnstok (Vitis vinifera). Afkomstig uit landen rond de Zwarte Zee. druifhyacint

druifhyacint (geslacht Muscari, leliefamilie, Liliaceae) Planten met wortelstandige bladeren, ongeveer even lang als de stengel. Bloemtrossen dicht, druiventroszwangerschap

druiventroszwangerschap (mola hydatidosa) Afwijkende ontwikkeling van het moederkoekweefsel, waarin zich blaasjes ontwikkelen. Bij een druiventr

drukreceptoren

drukreceptoren Zintuigjes die reageren op drukveranderingen. Bij hogere gewervelden komen drukreceptoren voor onder de opperhuid, in spier- en drumstick

drumstick Trommelstokvormig aanhangsel van de celkern van bepaalde witte bloedcellen. Komt voor bij 2% van de vrouwen, niet bij mannen. Komt DSM-IV

DSM-IV Voluit Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de vierde versie. Dit is een door de American Psychiatric Association uitgegeven DT50

DT50 (50% of Degradation Time) Tijdsduur waarin de helft van een stof biologisch, chemisch of fysisch wordt afgebroken.

Du Bois-Reymond, Emil Heinrich

Du Bois-Reymond, Emil Heinrich (1818-1896) Duits fysioloog, broer van de wiskundige Paul David Gustav. Hij was een pionier op het gebied van dual code-hypothese

dual code-hypothese Een veronderstelde verklaring voor het feit dat het geheugen sterk verbeterd wordt, wanneer een proefpersoon tracht een visuele dubbele binding (psychol.)

dubbel-aspect theorie Een geopperde oplossing voor het lichaam-geest probleem. De dubbel-aspect theorie stelt dat lichaam en geest twee zijden van Duchenne, ziekte van

dubbele binding (psychol.) Een gestoorde vorm van sociale omgang, die volgens de bedenker van de term, de antropoloog Gregory Bateson, zou kunnen dubbelfocusbril

dubbelfocusbril Bril met lenzen waarvan het bovenste gedeelte een negatieve lenswerking heeft en het onderste gedeelte een positieve; bedoeld voor dubbelfosfaat

dubbelfosfaat (dubbelsuperfosfaat) Kunstmeststof verkregen door fosforerts (fluorapatiet) te bewerken met fosforzuur.

dubbelhelix

dubbelhelix Structuur van twee in elkaar gedraaide schroeflijnen, met name die waarin de DNA-strengen uit de chromosomen voorkomen. Voor de dubbelzien

dubbelzien (diplopie) Het verschijnsel waarbij de waarneming van het ene oog niet meer gecoördineerd wordt met de waarneming van het andere oog. dubbel-aspect theorie

Duchenne, ziekte van Meest voorkomende vorm van spierdystrofie, een aandoening waarbij de spieren steeds zwakker worden en waarbij voortduren

ductus Botalli

ductus Botalli Bloedvat dat voor de geboorte de longslagader met de grote lichaamsslagader (aorta) verbindt. Omdat bij de nog ongeborene de longen ductus Botalli, open

ductus Botalli, open Aangeboren hartafwijking waarbij de verbinding tussen de aorta en de longslagader blijft bestaan. Vóór de geboorte leidt de ductus ductus choledochus

ductus choledochus (galbuis) Afvoergang voor gal. Begint op de plaats waar de afvoerbuizen uit de lever en uit de galblaas (ductus hepaticus en de duiding

duiding Het interpreteren van gedrag op een psychoanalytische wijze. Sigmund Freud duidde dromen, lapsussen, grappen en psychische stoornissen.

duikers (biol.)

duikers (biol.) (onderfamilie Cephalophinae, familie holhoornigen, Bovidae) Kleine primitieve antilopen, levend in open en dichte bossen in Afrika. duindoornfamilie

duindoornfamilie (Eleagnaceae, orde myrteachtigen, Myrtales) Heesters met zilverglanzende schubben of sterharen aan de onderkant van de bladeren. duivekervelfamilie

duivekervelfamilie (Fumariaceae, orde klaprozen, Rhoeadales) Planten met ingesneden of samengestelde bladeren; tweezijdig symmetrische bloem

duivekervels

duivekervels (geslacht Fumaria, duivekervelfamilie, Fumariaceae) Planten die één spoor per bloem bezitten. Bekend: duivekervel (F. officinalis), een duivelsnaaigaren

duivelsnaaigaren Dicht ineengestrengelde kluwens van stengels van vertegenwoordigers van de warkruidfamilie (Cuscutaceae). De stengels van de

duivelsroggen

duivelsroggen (familie Mobulidae, orde haaien, Selachii) Reusachtige roggen (spanwijdte 6 m) met een snuit bestaande uit twee lepelvormige uitgroeiingen duivemelk

duivemelk Kaasachtige stof die zowel door de doffer (mannelijke duif) als de duivin in de broedtijd wordt afgescheiden in twee zijzakken van de krop duiven (biol.)

duiven (biol.) (familie Columbidae, orde duiven, Columbiformes) Gedrongen vogels met kleine kop en korte bek, voorkomend in vrijwel alle gemati

duizeligheid

duizeligheid (vertigo) Verzamelnaam voor allerlei bewegingssensaties of een licht gevoel in het hoofd. Duizeligheid kan een draaiend of wegzakkend duizendblad

duizendblad (geslacht Achillea, composietenfamilie, Compositae) Planten met kleine bloemhoofdjes (minder dan 1 cm middellijn) in tuilvormige bl

duizendguldenkruid

duizendguldenkruid (Centaurium umbellatum, gentianenfamilie, Gentianaceae) Kruid met tegenoverstaande, enkelvoudige, gaafrandige bladeren zonder duizendknoopfamilie

duizendknoopfamilie (Polygonaceae, orde zuringachtigen, Polygonales) Planten met duidelijke knopen tussen de stengelleden. Drietallige, kleine, duizendknopen

duizendknopen (geslacht Polygonum, duizendknoopfamilie, Polygonaceae) Kruiden met verspreide enkelvoudige bladeren met vliezige, stengelomvattende, duizendpoten

duizendpoten (klasse Chilopoda, stam geleedpotigen) Afgeplatte gelede dieren, waarvan elk segment twee poten draagt (in totaal geen duizend, maar duizendschoon

duizendschoon (Dianthus barbatus, anjerfamilie, Caryophyllaceae) Ouderwetse tuinplant met kale stengel en lancetvormige bladeren. Bloemkroon Dujardin, Félix

Dujardin, Félix (1801-1860) Frans bioloog, vooral belangrijk door zijn baanbrekend onderzoek naar celfuncties en celtypen. Bestudeerde onder nadere Dulbecco, Renato

Dulbecco, Renato (geb. 1914) Italiaans-Amerikaans bioloog, hoogleraar aan het Salk Institute for Biological Studies te San Diego (1963-72), vervolgens dumpingsyndroom

dumpingsyndroom (postgastrectomiesyndroom) Geheel van verschijnselen dat zich soms voordoet bij patiënten na een maagoperatie. Ontstaat door dunne darm

dunne darm Deel van de darm, aansluitend op de maag, dat ligt in lussen in het midden van de buikholte. De dunne darm wordt weer verdeeld in de duplicatie

duplicatie 1. Dubbel aanwezig zijn van een deel van een chromosoom met de daarin gelegen erfelijke informatie. Treedt op als gevolg van storingen Dupuytren, contractuur van

Dupuytren, contractuur van Aandoening van de hand waarbij de vingers in een klauwstand worden gedwongen en niet meer bruikbaar zijn. De aandoening

dura mater

dura mater (hard hersenvlies) Buitenste der drie hersenvliezen. Dik, stevig vlies, dat in de schedel verkleefd is met het beenvlies van de schedelbeenderen; Durrell, Gerald Malcolm

Durrell, Gerald Malcolm (1925-1995) Brits zoöloog en schrijver. Durrell leidde diverse expedities naar o.a. Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zee

Dutrochet, René Joachim Henri

Dutrochet, René Joachim Henri (1776-1847) Frans fysioloog, die contact had met de belangrijke plantenfysioloog Thomas A. Knight. Onderzocht duurzaam bouwen

duurzaam bouwen Bouwtechnologie waarbij in de productie-, de gebruiks- en de afbraakfase zoveel mogelijk energie wordt bespaard, zo weinig mogelijk duurzame energiebronnen

duurzame energiebronnen Energiebronnen die niet op raken, en meestal met een minimum aan schadelijke afvalstoffen kunnen worden geëxploiteeerd,

Duve, Christian de

Duve, Christian de (geb. 1917) Belgisch arts en biochemicus, hoogleraar en hoofd van de afdeling fysiologische scheikunde van de universiteit van dwangbuis

dwangbuis Een 'kledingstuk' dat gebruikt wordt om de bewegingsvrijheid van psychiatrische patiënten te beperken op momenten dat zij een gevaar dwangfenomeen

dwangfenomeen Een verzamelterm voor verschillende vormen van uit het eigen ik voortgekomen psychische activiteit, waarvan de persoon de indruk dwangmatige persoonlijkheid

dwangmatige persoonlijkheid Een in de DSM-IV-classificatie beschreven persoonlijkheid, bij wie de angst om iets verkeerd te doen, leidt tot een dwangneurose

dwangneurose Psychische stoornis gekenmerkt door het optreden van dwangverschijnselen, zoals dwanggedachten (steeds weer aan iets bepaalds dwangneurosevragenlijst

dwangneurosevragenlijst Met behulp van deze vragenlijst kunnen dwanghandelingen en -gedachten worden opgespoord. De test is alleen geschikt dwarslaesie

dwarslaesie Onderbreking van de zenuwvezels in het ruggenmerg, met een gestoorde spierbeheersing en gevoelloosheid vanaf de plaats van het lets

dwarsligging

dwarsligging Ligging van het kind in de baarmoeder waarbij de lengteas van het kind loodrecht op die van de moeder staat. Komt o.a. voor bij afwijkingen dwergantilopen

dwergantilopen (bokjes; onderfamilie Neotraginae, familie holhoornigen, Bovidae) Kleine antilopen. Het dwergbokje (Neotragus pygmaeus) is met dwerggroei

dwerggroei (nanisme) Groeistoornis waardoor bij kinderen de jaarlijkse lengtetoename minder is dan normaal en waarbij de uiteindelijke lengte dientengevolge dwergmispel

dwergmispel (geslacht Cotoneaster, rozenfamilie, Rosaceae) Ongedoornde, gewoonlijk groenblijvende struiken met witte of roze bloemen en vuurrode dwerguilen

dwerguilen (geslacht Glaucidium, uilenfamilie, Strigidae) Kleine uilen, levend in bergen met dicht naaldhout. Voedsel: vogels van eigen afmeting. dynamische psychologie

dynamische psychologie Aanduiding voor die richtingen in de psychologie die de nadruk leggen op drijfveren en motieven in de verklaring van ged

dynorfine

dynorfine Een neuropeptide met een zeer sterke pijnstillende werking. Deze werking is tweehonderd maal zo sterk als die van morfine en vijftig maal dysartrie

dys... Algemeen gebruikt voorvoegsel om aan te geven dat een bepaalde functie is verslechterd, maar nog niet helemaal is uitgevallen.

dysartrie Problemen bij de vorming van geluiden tot woorden. Elke spier- of neurologische afwijking die de gecoördineerde bewegingen van het articuleren dyscalculie

dyscalculie Ook rekenstoornis. Een leerstoornis die specifiek betrekking heeft op het rekenen, terwijl de intelligentie wel normaal is. Dit kan verschillende dyschromatopsie

dyschromatopsie Het door welke oorzaak dan ook niet meer goed kunnen waarnemen van kleuren.

dysenterie

dysenterie Infectie van vooral de dikke darm (colitis) door bacteriën (bacillaire dysenterie, shigellose) of - in Europa zelden voorkomend - amoeben dysenterie, amoebedysenterie,

dysenterie, bacillaire Dysenterie veroorzaakt door bacteriën van het geslacht Shigella (klasse Salmonelleae). Gaat gepaard met koorts. Wordt overgebracht dysfasie

dysfasie Een stoornis waarbij het vermogen om taal te gebruiken niet meer intact is. Tegenwoordig heeft de term afasie de voorkeur.

dysforie

dysforie Een sombere stemming, tegengesteld aan euforie. In de psychiatrie is het de aanduiding voor een vaak langdurige stemmingsstoornis, die gekenmerkt dysgrafie

dysgrafie Niet in staat zijn tot goed leesbaar schrijven ten gevolge van problemen van de oog/hand-coördinatie. Gaat vaak gepaard met andere stoornissen, dysgrammatisme

dysgrammatisme Een verstoord vermogen om de grammatica van talen te gebruiken of te begrijpen.

dyslalie

dyslalie Een stoornis in het vermogen om vloeiend te spreken. Meestal wordt de term uitsluitend gebruikt voor die gevallen waarbij geen sprake is van dysmatuur kind

dysmatuur kind (onderontwikkeld kind) Pasgeborene, bij wie het geboortegewicht lager is dan op grond van de zwangerschapsduur mag worden verwacht. dysmorfofobie

dysmorfofobie De ziekelijke angst voor het vervormd zijn van het eigen lichaam, of de overtuiging dat dit zo is.

dysosmie

dysosmie De vervormde of verslechterde waarneming van een geur. Dit kan een vorm van hallucinatie zijn.

dyspraxie

dyspraxie Een gestoord vermogen om complexe bewegingen uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij degeneratieve hersenziekten, zoals dementie.

dysthyme neurose

dysthyme neurose Een door de Britse psycholoog Hans J. Eysenck (1916-1997) gebruikte verzamelnaam voor psychische afwijkingen die voortko

dysthymie

dysthymie Ook depressieve neurose. Een stemmingsstoornis die gekarakteriseerd wordt door een algemene neerslachtigheid en een gebrek aan interesse dys...

Dzierzon, Johann

Dzierzon, Johann (1811-1906) Duits bijenhouder. Na zijn studie theologie te Breslau was hij van 1835 tot 1869 dominee te Karlsmarkt. Na 1869 heeft ebbenhout

ebbenhout Buitengewoon hard hout met een zeer fijne nerf afkomstig van de ebbenhoutboom (Diospyros ebenum). Ebbenhout groeit vooral op Sri Ebbinghaus, Hermann

Ebbinghaus, Hermann (1850-1909) Duits psycholoog, hoogleraar te Breslau (1894) en Halle (1905). Verrichtte experimenteel onderzoek naar leer

Ebenaceae

Ebenaceae Familie van tweezaadlobbige bomen en heesters (orde Ebenales) met leerachtige bladeren en of mannelijke of vrouwelijke bloemen. Er Ebolavirus

Ebolavirus Het Ebolavirus is een dodelijk virus dat zijn naam ontleent aan het Congolese (vm. Zaïre) riviertje dat door het dal stroomt waar in 1976 EC50

EC50 (50% of Effect Concentration) Concentratie van een stof in water die na enkele dagen een waarneembaar effect heeft op 50% van de populatie ecclesiogene neurose

Eccles, John Carew (geb. 1903) Australisch fysioloog, werkzaam in Chicago (1966-68) en Buffalo (1968-75). Ontving in 1963 samen met A.L. Ho

ecclesiogene neurose Een neurose waarvan het ontstaan toegeschreven wordt aan een streng godsdienstige opvoeding, met name wanneer daarin Eccles, John Carew

Echinocactus

Echinocactus Geslacht van de plantenfamilie cactussen (Cactaceae), omvat planten met opgezwollen stengels die fungeren als waterreservoir; blader

Echinococcus granulosus

Echinococcus granulosus Lintworm van 4-6 mm lengte, voorkomend bij honden. Meestal is een schaap tussengastheer, maar ook de mens kan als echografie

echografie (ultrageluidonderzoek) Onderzoeksmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van op het lichaam gerichte geluidsgolven met een zeer hoge echolalie

echolalie 1. Taalpathologisch verschijnsel waarbij de betrokkene de aangegeven verbale prikkel klakkeloos herhaalt, bijvoorbeeld bij autistische kinderen: echolokalisatie

echolokalisatie Een oriëntatiemechanisme dat gebruik maakt van de echo's van door het dier zelf voortgebrachte geluidsgolven. Hiermee kan het dier ecocide

ecocide Vernietiging van het hele ecosystemen, bijv. ontbladering van oerwouden.

ecologie

ecologie Wetenschap die zich bezighoudt met de relaties tussen levende organismen onderling en met die tussen hen en hun milieu. De term ecologie ecologische beweging

ecologische beweging Een richting binnen de psychologie die gedrag niet wil bestuderen in de kunstmatige omstandigheden van een psychologisch

ecologische hoofdstructuur

ecologische hoofdstructuur Samenhangend netwerk van (inter)nationaal belangrijke en duurzaam te behouden ecosystemen, die kerngebieden, natuurontwi

ecologische spreiding

ecologische spreiding (amplitude) Het voorkomen van een organisme, bepaald door ecologische factoren. Een organisme stelt meer of minder stren

ecologische validiteit

ecologische validiteit 1. De mate waarin een bepaalde theorie of opvatting betrekking heeft op het 'echte' leven en niet alleen op de kunstmatige situatie ecosysteem

ecosysteem Functionele eenheid van een bepaald natuurlijk milieu met een aantal kenmerkende fysisch-chemische en biologische eigenschappen en ecotoxilogie

ecotoxilogie Wetenschap die de effecten van giftige stoffen op het milieu bestudeert.

ecotype

ecotype Groep of populatie van een plantesoort met erfelijke aanpassingen om te kunnen leven in een bepaald milieu. Kruising met andere populaties ectoderm

ectoderm (ectoblast, ectoblastoderm) Buitenste cellaag (kiemblad) van een dierlijk embryo na de gastrulatie. Hieruit ontwikkelen zich later het zenuwstelsel ectoplasma

ectoplasma Stevige buitenste laag van het cytoplasma van eencelligen, juist binnen de celmembraan gelegen. Lost geheel of plaatselijk op tijdens de eczeem

eczeem (dermatitis) Niet besmettelijke ontsteking van opper- en lederhuid, die in het acute stadium gekenmerkt wordt door een of meer van de volgende edelherten

edelherten (geslacht Cervus, hertenfamilie, Cervidae) Grote, effen bruingekleurde herten met een veeleindig gewei. Verspreiding: Noord-Amerika, Edelman, Gerald Maurice

Edelman, Gerald Maurice (geb. 1929) Amerikaans biochemicus, hoog leraar te New York sinds 1966. Onderzocht de molecuulstructuur van antilichamen

edelweiss

edelweiss (Leontopodium, composietenfamilie, Compositae) Plant met rechtopstaande, onvertakte stengel, wortelbladeren in een rozet; 5-9 hoofdjes, Edwards Personal Preference Schedule

Edwards Personal Preference Schedule Een persoonlijkheidsvragenlijst waarbij de proefpersoon 225 maal moet kiezen welke van twee uitspraken eekhoorns

eekhoorns (familie Sciuridae, orde knaagdieren, Rodentia) Middelgrote zoogdieren met een dichtbehaarde staart, slank lichaam, breed voorhoofd, uitpuilende eelt

eelt Plaatselijke verdikking van de hoornlaag van de huid. Gevolg van langdurige wrijving of druk, vooral optredend aan handpalmen of voetzolen.

eencelligen

eencelligen (rijk Protista) Dierlijke en plantaardige organismen die uit één cel bestaan. Voorkomend in zoet en zout water en andere vochtige milie

eendachtigen

eendachtigen (familie Anatidae, orde eendvogels, Anseriformes) Middelgrote vogels die voornamelijk in en aan het water leven. Bezitten een brede, eendagsbloem

eendagsbloem (Tradescantia virginiana, commelinafamilie, Commelinaceae) Plant met rechtopstaande stengel, lange, smalle bladeren met kale schede, eenden

eenden (onderfamilie Anatinae, orde eendvogels, Anseriformes) Watervogels met brede, platte snavel en zwemvliezen. Verenkleed van wijfjes ono

eendenkroos

eendenkroos (kroos; geslacht Lemna, eendenkroosfamilie, Lemnaceae) Schijfvormige waterplanten met één wortel, vaak voorkomend in samenhangende eendenkroosfamilie

eendenkroosfamilie (Lemnaceae, orde aronskelkachtigen, Arales) Sterk gereduceerde, platte of bolvormige planten, algemeen voorkomend over de eendenmossels

eendenmossels (onderorde Lepadomorpha, onderklasse rankpootkreeften, Cirripedia) Dieren die op mossels lijken, met een tot 30 cm lange steel, eenoogkreeftjes

eenoogkreeftjes (geslacht Cyclops, onderklasse roeipootkreeftjes, Copepoda) Kleine kreeftjes die in grote aantallen voorkomen in stilstaand zoet water. eenslachtigheid

eenslachtigheid (dierk.) Voorkomen van maar één geslacht per individu, zoals bij de meeste dieren en de mens. (plantk.) Voorkomen van bloemen eenzaadlobbigen

eenzaadlobbigen (monocotylen, Monocotyledonae) Bedektzadige planten, waarvan het zaad (en dus ook het kiemplantje) maar één zaadlob (cotyl) eetstoornissen

eetstoornissen Een aantal verwante aandoeningen, waarbij het eetgedrag gestoord is. Voorbeelden hiervan zijn: anorexia nervosa, bulimia nervosa effector

effector Uitvoerend orgaan (of cel). Bewegingen van organismen worden veroorzaakt door effectoren, die weer worden beïnvloed door zenuwprikkels. efferent

efferent Ook afvoerend. Een richtingaanduiding in het zenuwstelsel: van centraal (de hersenen) naar perifeer (het lichaam). Efferente zenuwbanen vervoeren effluent

effluent Water uit een zuiveringsinstallatie dat na zuivering wordt geloosd op het oppervlaktewater.

egelantier

egelantier (Rosa rubiginosa, rozenfamilie, Rosaceae) Wilde roos met komvormige bloembodem en roze bloemen; de vrucht is een schijnvrucht. Algemeen egels

egels (familie Erinaceidae, orde insecteneters, Insectivora) Solitair levende zoogdieren met ca. 16.000 stekels van 2 à 3 cm lengte op rug en bovenkant egelskopfamilie

egelskopfamilie (Sparganiaceae, orde schroefpalmen, Pandanales) Eenzaadlobbige moeras- en waterplanten met stekelige, bolronde vruchten. Eén egeltenreks

egeltenreks (madagaskaregels, geslachten Echinops en Setifer, familie borstelegels, Tenrecidae) Op egels lijkende insecteneters, levend in droge gebieden egelvissen

egelvissen (familie Diodontidae, orde tetrodonten, Tetraodontiformes) Vissen met grote stekels, die bij gevaar water of lucht in hun maag pompen ego

ego 1. Ook ik en Ich. Sigmund Freud heeft de persoonlijkheid beschreven als opgebouwd uit het id (Es), het ego (ik of Ich) en het superego (Über-Ich). egocentrisme

egocentrisme 1. Het erg op zichzelf gericht zijn, zich weinig aan de gevoelens van anderen gelegen laten liggen. 2. In de theorie van Jean Piaget een egoïsme

ego-ideaal Ook ik-ideaal. Iemands opvatting over hoe hij graag zou willen zijn. Gedrag dat strijdig is met het ego-ideaal leidt tot schaamte. De schaamte ego-ontwikkeling

egoïsme Ook zelfzucht. Het nastreven van het eigenbelang, zonder met anderen rekening te houden. De verhouding tussen beide is een bekend probleem ego-ideaal

ego-ontwikkeling Het gestalte krijgen van een ik, een eigen identiteit, tijdens het opgroeien. Deze ontwikkeling is wel beschreven als een opeenvolging ego-psychologie

ego-psychologie Ook ik-psychologie. Een stroming binnen de psychoanalyse die de nadruk legt op het autonoom functioneren van het ik of het ego. EHBO

EHBO (Eerste Hulp Bij Ongelukken) Directe, voorlopige zorg voor het slachtoffer van een ongeval of plotselinge ziekte, in afwachting van verdere Ehrenberg, Christian Gottfried

Ehrenberg, Christian Gottfried (1795-1876) Duits bioloog, grondlegger van de studie van eencelligen. Maakte reizen naar Egypte en Siberië, waar Ehrenfels, Christian von

Ehrenfels, Christian von (1859-1932) Oostenrijks filosoof en psycholoog, hoogleraar te Praag (1896-1932). Introduceerde de term 'Gestalt' in de p

Ehrlich, Paul

Ehrlich, Paul (1854-1915) Duits arts en seroloog, hoogleraar te Berlijn, Göttingen en Frankfurt. Kreeg in 1908 samen met I.I. Metsjnikoff de Nobelprijs ei

ei (ovum) Dierlijke, al dan niet bevruchte, eicel met een bepaalde hoeveelheid reservevoedsel, omgeven door een primair eivlies (vitellinemembraan, eicel

eicel vrouwelijke geslachtscel, drager van het erfelijke materiaal, geproduceerd in de eierstokken. In de eierstokken bevinden zich duizenden onrijpe Eichler, August Wilhelm

Eichler, August Wilhelm (1839-1887) Duits plantkundige. Morfologisch en systematisch onderzoek bij planten. Beschreef 22 families (vooral naaldb

eiderdons

eiderdons Donsveren van de gewone eidereend (Somateria mollissima), die in Scandinavië en op IJsland worden verzameld en gebruikt in dekbedden.

eierleggende dieren

eierleggende dieren (ovopare dieren) Dieren waarbij bevruchte (bijv. bij vogels) of onbevruchte (bijv. bij kikkers) eieren het moederlichaam verlaten eierlevendbarende dieren

eierlevendbarende dieren (ovovivipare dieren) Dieren waarbij het bevruchte ei in het moederlichaam wordt uitgebroed. Het embryo is door een schaa

eierstok

eierstok (ovarium) Vrouwelijk geslachtsorgaan en geslachtsklier bij hogere ongewervelde dieren en alle gewervelde dieren, waarin eicellen tot rijping eierstokcysten

eierstokcysten (ovariumcysten) Een cyste is een holte waarin zich vloeistof of halfvloeibare massa bevindt. Cysten van de eierstokken ontstaan meestal eierstokkanker

eierstokkanker (ovariumcarcinoom) Na baarmoederhalskanker en baarmoederslijmvlieskanker de meest voorkomende gynaecologische kanker. Om

eigenschapsdetectoren

eigenschapsdetectoren (Eng: feature detectors) Zintuigcellen die maximaal reageren op een specifieke prikkel uit de omgeving. Zo beschikt het menselijk eigenwaarde

eigenwaarde Het gevoel individueel van betekenis te zijn. Een emotionele uiting van zelfvertrouwen, meestal een verhevigde reactie op het door anderen eikapsel

eikapsel (bursa) Omhulsel van eieren van vele vissoorten die eieren afzetten (ovopaar); dient ter bescherming tegen beschadiging.

eikel

eikel 1. Vrucht van de eikenboom (geslacht Quercus). Smaakt meestal bitter en wordt gebruikt als veevoer; de Hongaarse eik (Q. frainetto) en de moseik

eikelmuis

eikelmuis (Eliomys quercinus, superfamilie slaapmuisachtigen, Gliridoidea) Klein knaagdier met bontgekleurde vacht. Lichaamslengte ca. 15 cm; staartlengte

eikelontsteking

eikelontsteking (balanitis) Ontsteking van de eikel (glans penis), meestal in combinatie met een ontsteking van de voorhuid. De meest voorkomende eikelwormen

eikelwormen (klasse Enteropneusta, stam kraagdragers, Hemichordata) Wormachtige dieren met korte, eikelvormige slurf. Op de grens tussen de slurf eiken

eiken (geslacht Quercus, familie napjesdragers, Fagaceae) Bomen met een zware, ruwe stam, grillig gevormde takken en diepgroene bladeren, eenhuizig eikenhout

eikenhout (eiken) Hout van eikensoorten (geslacht Quercus), waarvan meer dan 500 variëteiten bestaan. Men onderscheidt o.a. Europees, Amerikaans eikvaren

eikvaren (Polypodium vulgare, familie naaktvarens, Polypodiaceae) Varen met in omtrek langwerpige bladeren met stompe, nauwelijks getande slippen

eileider

eileider (oviduct, tuba Fallopii, tuba uterina, salpinx) Buisvormig vrouwelijk geslachtsorgaan van hogere ongewervelde dieren en alle gewervelde dieren, eileiderontsteking

eileiderontsteking (salpingitis) Een ontsteking aan de eileiders is meestal een dubbelzijdige aandoening, waarbij ook de omgevende weefsels betrokken Eimer, Theodor Gustav Heinrich

Eimer, Theodor Gustav Heinrich (1843-1898) Zwitsers-Duits dierkundige, deed morfologisch, fysiologisch en histologisch onderzoek naar o.a. vetresorptie

eindplaatpotentiaal

eindplaatpotentiaal (EPP) De lokale potentiaalverandering die in de motorische eindplaat ontstaat als gevolg van zenuwimpulsen. De motorische eindplaat Einthoven, Willem

Einthoven, Willem (1860-1927) Nederlands fysioloog, vanaf 1885 hoogleraar te Leiden. Nobelprijs medicijnen en fysiologie in 1924 voor zijn werk eisprong

eisprong (ovulatie) Vrijkomen van een rijpe eicel uit een follikel in de eierstok. De eicel wordt opgevangen door de sterk geplooide uiteinden van de eitand

eitand Hoornig uitsteeksel op de snavel van vogels en de snuit van krokodillen, hagedissen en slangen in het ei, waarmee zij vanuit het ei de schaal eivliezen

eivliezen De embryonale vliezen die zich bij gewervelden buiten en om het zich ontwikkelende embryo bevinden. Bij Amniota (hogere gewervelden

eiwitmantel

eiwitmantel Uit eiwitten bestaande mantel om DNA in chromosomen en virussen (in welk geval men ook wel van capside spreekt). Bepaalt vorm en eiwitsynthese

eiwitsynthese Opbouw van eiwitten en peptiden uit losse aminozuren en peptidebrokstukken. Gebeurt in de cellen op de ribosomen met behulp van ejaculatie

ejaculatie (zaadlozing, pollutio) Plotselinge, min of meer krachtige uitstorting van sperma uit de urinebuis, normaliter als onderdeel van een orgasme. ekster

ekster (Pica pica, kraaienfamilie, Corvidae) opvallend gekleurde standvogel voorkomend in de meest uiteenlopende milieus. Leeft het hele jaar door elaboratie

elaboratie Uitbreiding. 1. Alle aspecten die toegevoegd worden aan de primaire visuele sensaties van de droom. 2. Sigmund Freud sprak in verband elaioplasten

elaioplasten Kleurloze, oliehoudende plastiden in plantencellen. Worden wel gerekend tot de leukoplasten.

elandantilope

elandantilope (Taurotragus oryx, onderfamilie bosantilopen, Tragelaphinae) Grootste antilope, schouderhoogte 180 cm. Mannetjes en wijfjes dragen elanden

elanden (onderfamilie Alcinae, hertenfamilie, Cervidae) Grootste nog levende herten, plaatselijk voorkomend in Noord-Azië, Noord-Amerika, Scandinavië elateren

elateren Vier dunne, aan het eind verbrede draden aan elke spore van de plantenfamilie paardenstaarten (Equisetaceae). Zijn in vochtige toestand om electief mutisme

electief mutisme Term afkomstig uit de kinderpsychiatrie, die wordt gebruikt voor kinderen die weigeren te spreken, terwijl zij hier wel toe in staat Electra-complex

Electra-complex De vrouwelijke tegenhanger van het Oedipus-complex. De psychoanalytische theorie stelt dat de dochter zich vooral aangetrokken elefantiasis

elefantiasis (olifantsziekte) Zwelling van lichaamsdelen (meestal de benen, maar ook geslachtsorganen, armen, lippen, neus of oren) door langdurige elektrische organen

elektrische organen Organen waarmee sommige vissoorten elektrische velden kunnen opwekken; meestal bestaand uit omgevormd spierweefsel, soms

elektrobodemsanering

elektrobodemsanering Methode om d.m.v. elektrische stroom een bodemverontreiniging met zware metalen te behandelen. In de vervuilde grond elektrocardiogram

elektrocardiogram (ECG, 'hartfilmpje') Meting van de elektrische activiteit van het hart. Deze kan worden geregistreerd met metalen elektroden die elektrofysiologie

elektro-encefalogram

elektro-encefalogram (EEG, hersenfilm) Registratie van de elektrische activiteit van de hersenen. Normaal gesproken tonen de hersenen, die zijn opgebouwd elementenpsychologie

elektrofysiologie Het deel van de fysiologie dat zich bezighoudt met de beschrijving van de elektrische activiteit van zenuwcellen en spiercellen en elektrolokalisatie

elektrolokalisatie Een vorm van waarnemen bij bepaalde zoetwatervissen met behulp van elektrisch gevoelige zintuigen. Bio-elektrische velden, door elektrolyt-osmotische druk

elektrolyt-osmotische druk Osmotische druk, teweeggebracht door elektrolyten of kleine moleculen. Is in menselijk bloed ca. 200 maal zo groot als elektromyogram

elektromyogram (EMG) Meting van de elektrische activiteit van spierweefsel en van de reactie van spierweefsel op elektrische prikkels. Een elektromyogram elektronentransport

elektronentransport Biochemisch proces dat plaatsvindt tijdens de fotosynthese van de plant en tijdens de ademhaling, waarbij elektronen die op een elektroreceptoren

elektroreceptoren Elektrisch gevoelige zintuigen aanwezig bij kraakbeenvissen en een aantal beenvissoorten, gelegen in de ampullen van Lorenzini. elektroshocktherapie

elektroshocktherapie (elektroconvulsietherapie)Behandelingsmethode waarbij door middel van het kunstmatig opwekken van een epileptische aanva

elementenpsychologie Ook elementarisme en atomistische psychologie. Een globale aanduiding voor psychologische theorieën die met elkaar gemee

elfenbankje

elfenbankje (Coriolus versicolor, familie buisjeszwammen, Polyporaceae) Vruchtlichaam (paddestoel) van een schimmel; ronde tot schelpvormige elften

elften (geslacht Alosa, haringenfamilie, Clupeidae) Vissen met een samengedrukt bovenlichaam, grote bek en gekielde schubben. Algemeen voorkomend Elion, Gertrude Belle

Elion, Gertrude Belle (geb. 1918) Amerikaans medisch onderzoeker. Kreeg de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van 1988, samen met J.W.

elixer

elixer Preparaat bereid door extractie met alcohol, dat als smaakstof of als geneesmiddel wordt gebruikt. Bij de Arabieren was 'al-iksier' de steen der

Ellis, Henry Havelock

Ellis, Henry Havelock (1859-1939) Engels seksuoloog, werd vooral bekend door in zijn tijd baanbrekende publicaties over seksualiteit, waaronder Elton, Charles Sutherland

Elton, Charles Sutherland (1900-1991) Brits bioloog, deed veel onderzoek naar relaties binnen ecosystemen. Deelnemer aan expedities naar o.a. de elytra

elytra De dekschilden, dikke chitineuze voorvleugels van insecten als kevers en oorwormen.

elzen

elzen (geslacht Alnus, berkenfamilie, Betulaceae) Struiken met enkelvoudige, verspreide bladeren en napvormige omhulsels om de vruchten. Wortelharen Embedded Figures Test

Embedded Figures Test (EFT) Deze test meet veldafhankelijkheid en kan afgenomen worden vanaf de leeftijd van tien jaar. De proefpersoon moet Embirikos, Andreas

Embirikos, Andreas (1901-1975) Grieks dichter, groeide op in Roemenië, studeerde psychologie en vestigde zich als psychoanalyticus te Athene. embolie

embolie Verstopping van een bloedvat door een prop (meestal een bloedstolseltje) die elders in het lichaam is gevormd, maar met de bloedstroom naar embryo

embryo Ongeboren kind in de eerste tien weken na de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoederwand. In de embryonale fase vindt de aanleg embryogenese

embryogenese Het eerste stadium van de ontwikkeling van meercellige dieren, beginnend bij de bevruchte eicel. Tijdens de embryogenese wordt het embryologie

embryologie Wetenschap die zich bezighoudt met de studie van het ontstaan, de ontwikkeling en het functioneren van embryo's van planten, dieren embryosplitsing

embryo-overdracht Een in de veeteelt tegenwoordig veelgebruikte techniek in de rasveredeling. Een embryo dat ontstaan is uit kruising van een top-emelt

embryosplitsing Geavanceerde techniek in de rasveredeling van koeien, waarbij een embryo van enkele uren oud wordt gesplitst en waarna het splitsingsproduct embryozak

embryozak (kiemzak) Vrouwelijke gametofyt bij planten; een grote plasmarijke cel die als enige overgebleven is na reductiedeling van de embryozakmoedercel. embryozakmoedercel

embryozakmoedercel Cel in de zaadknoppen van hogere planten die via reductiedeling de embryozak vormt. Uit deze haploïde cel ontstaan na delingen embryo-overdracht

emelt Larve van de langpootmuggen (familie Tilupidae). Leeft, afhankelijk van de soort, in water, vochtige grond of rottend hout. Vorm meestal langgerekt, emergente eigenschap

emergente eigenschap Kenmerken van een geheel, die niet herleidbaar zijn tot de afzonderlijke delen. De geest kan bijvoorbeeld beschouwd word

emers

emers Boven water uitstekend; bij waterplanten.

emfyseem

emfyseem (longemfyseem) Longaandoening die wordt gekenmerkt door 'slijtage' van de kleinste vertakkingen van de luchtwegen (bronchioli) en de emissie (biol.)

emissie (biol.) De uitstoot van vervuilende stoffen, straling, geluid, warmte; emittenten zijn de vervuilingsbronnen.

emissieregistratie

emissieregistratie Door TNO berekende registratie van de uitworp van stoffen in lucht en water, door o.a. verwarming van woningen en gebouwen, Emmerechts, Charles

Emmerechts, Charles (1919-86) Belgisch reumatoloog. Leidende figuur van het Vlaamse artsensyndicaat SUVA. Hij was medisch directeur van de emmetropie

emmetropie Normale brekingskracht van het oog, waarbij lichtstralen die het oog evenwijdig treffen, zodanig worden gebroken dat ze in één punt van emoe

emoe (Dromaius novaehollandiae, familie emoes, Dromaiidae) Een der grootste loopvogels (hoogte 180 cm, gewicht tot 55 kg) met een gedrongen emotie

emotie Gemoedsbeweging. Aan emoties zitten verschillende kanten: het aspect van de bewuste ervaring (bijvoorbeeld blijdschap of verdriet), een gedragsaspect emotieregulatie

emotieregulatie Het in goede banen leiden van de eigen emoties. De mens kan zowel de uitingen van emoties beheersen, als ; tot op zekere hoogte emotieregulatie, stoornissen in de

emotieregulatie, stoornissen in de Een beperkte of geen controle over de eigen emotionele beleving. 1. Schijnwoede of shamrage (bij proefdieren). emotietheorieën

emotietheorieën De theoretische opvattingen over emoties. 1. Eén van de eerste moderne emotietheorieën werd door de Amerikaanse psycholoog William emotioneel gedrag

emotioneel gedrag Gedrag dat voortkomt uit een gevoel van het individu. Vluchten is bijvoorbeeld emotioneel omdat het voortkomt uit angst, en v

emotionele beleving

emotionele beleving Het ervaren van gevoelens. In de eerste plaats heeft dit de dimensie van pijn en plezier, ofwel onlust en lust. Naast deze basale emotionele beleving, stoornissen in de

emotionele beleving, stoornissen in de Het niet meer normaal ervaren van gevoelens. 1. Hypesthesie of anesthesie. Het niet meer ervaren van gevoelens. emotionele ontwikkeling

emotionele ontwikkeling Het tot stand komen van het volwassen emotioneel functioneren. In verschillende psychologische theorieën wordt daarbij empathie

empathie Het vermogen zich te verplaatsen in de belevingswereld van anderen. Dit vermogen wordt met name binnen de Rogeriaanse therapie van empirische cyclus

empirische cyclus Een cyclus van waarnemen, proberen en evalueren. De waarneming betreft in principe een probleem, hierna volgt een poging dit empyeem

empyeem Etterophoping in een lichaamsholte (bijv. galblaas, hartzakje, tussen de bladen van het borstvlies). Kan ontstaan wanneer bij een ontsteking encopresis

encopresis Als kinderen vanaf zes jaar nog niet zindelijk zijn voor ontlasting, zonder dat daar een organische oorzaak voor aanwezig is, spreekt men encounter-group

encounter-group (lett: ontmoetingsgroep) Een vorm van groepstherapie waarbij een kleine groep mensen hun reacties op elkaar ontleden. Het doel endeldarm

endeldarm (rectum) Laatste gedeelte van de dikke darm, eindigend bij de anus (aars). Bij de mens 15-20 cm lang; verloopt S-vormig. Functie is het endeldarmverzakking

endeldarmverzakking (rectumverzakking, rectumprolaps) Het via de anus naar buiten komen van rectumslijmvlies (onvolledige prolaps) of slijmvlies endemie

endemie Min of meer constant aantal lijders aan een bepaalde ziekte in een bepaald gebied. Er is dus geen wisselend ziekteverloop zoals bij een epidemie. endemische soorten

endemische soorten Plantaardige en dierlijke soorten met een beperkte, begrensde verspreiding, veroorzaakt door de geografische ligging van het Enders, John Franklin

Enders, John Franklin (1897-1985) Amerikaans microbioloog, hoogleraar aan de Harvard Medical School (1956-67). Ontving in 1954, samen met endocard

endocard Dunne, zeer gladde weefsellaag die de binnenkant van het hart bekleedt. Gaat over in de binnenste weefsellaag van de bloedvaten, waarmee endocarditis

endocarditis Ontsteking van de binnenbekleding van het hart. De ontsteking wordt veroorzaakt door bacteriën die na een kleine operatie of het trekken endocriene klieren

endocriene klieren (klieren met inwendige afscheiding) Klieren die hun producten (hormonen) afgeven aan het bloed, waarna deze op de plaats van endocrinologie

endocrinologie Wetenschap en specialisme (deelspecialisme van de interne geneeskunde) die zich bezighouden met de normale werking van de endocriene endodermis

endodermis Gesloten ring van cellen in wortels en stengels van planten. In de wortel gelegen aan de binnenzijde van de schors op de grens met de centrale endodontische behandeling

endodontische behandeling (zenuwbehandeling) Tandheelkundige behandeling waarbij de pulpa (het binnenste van een gebitselement) met steriele endogeen

end-of-pipe techniek (nageschakelde techniek) Toegevoegde technologie waarbij emissies en/of afvalstromen worden gereduceerd zonder de produc

endogeen (lett: uit het binnenste voortkomend) Ontstaan door processen of eigenschappen die aan het systeem eigen zijn. Dit in tegenstelling tot exogeen. endogeen ritme

endogeen ritme Een periodiciteit die onafhankelijk van externe omstandigheden bestaat. Meestal wordt een endogeen ritme echter wel met behulp endolymfe

endolymfe De vloeistof die het labyrint (of evenwichtszintuig) vult. Bij rotatie blijft de vloeistof met een zekere vertraging de bewegingen volgen zodat endometriose

endometriose De aanwezigheid van baarmoederslijmvlies op plaatsen waar dat niet thuishoort: buiten de baarmoederholte. De aandoening komt vooral endometrium

endometrium (baarmoederslijmvlies) Binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder met kliercellen.

endometriumcyste

endometriumcyste (chocoladecyste) Bij endometriose voorkomende cyste, gevuld met oud, dik bloed, dat er bruingekleurd uitziet. Wordt steeds groter endomitose

endomitose Proces van reduplicatie (verdubbeling) van de chromosomen in een celkern zonder dat verdeling van de chromosomen over twee dochtercellen endoplasma

endoplasma Taai vloeibare binnenste deel van het cytoplasma van eencelligen; wordt omgeven door het ectoplasma. Bevat een of meer kernen en diverse endoplasmatisch reticulum

endoplasmatisch reticulum (ER) Celorganel in het cytoplasma van eukaryote plantaardige en dierlijke cellen. Bestaat uit een driedimensionaal net

endopsychische structuur

endopsychische structuur (lett: structuur in de geest) In de psychoanalyse wordt dit begrip gebruikt voor de veronderstelde structuur van de persoonlijkheid endorfinen

endorfinen Een aantal stoffen die als neuropeptiden actief zijn in het centraal zenuwstelsel. Zij hebben net als morfine een pijnonderdrukkende werking, endoscoop

endoscoop Instrument voor het verrichten van endoscopie. Aanvankelijk een starre buis met een lenzenstelsel en een verlichtingsbron, later buigzamer, endoscopie

endoscopie Techniek in het chirurgisch onderzoek, waarbij de binnenkant van een hol orgaan wordt bekeken met behulp van een speciale 'kijkbuis' endoskelet

endoskelet (geraamte) Skelet van gewervelde dieren en de mens, gelegen binnen het lichaam. Ontstaan uit het mesoderm en opgebouwd uit been en endosmose

endosmose Diffusie van opgeloste stoffen door celmembranen van buiten de cel naar binnen. Dit passieve membraantransport is van groot belang endosperm

endosperm (kiemwit) Eiwithoudend voedingsweefsel in zaden van bedektzadige planten, gelegen in of om de kiem (het embryo). Dient als voedsel end-of-pipe techniek

energie

energie Het vermogen om arbeid te verrichten (arbeid is in de natuurkunde het uitoefenen van een kracht over een bepaalde afstand). Energie wordt energiehuishouding

energiehuishouding Balans van alle energie die aan een proces of levend organisme wordt toegevoerd en erdoor wordt afgegeven en de energieomzettingen energierijke verbinding

energierijke verbinding Verbinding betrokken bij de energieoverdracht in levende organismen. De bekendste energierijke verbinding is ATP of aden

Engelmann, George

Engelmann, George (1809-1884) Duits-Amerikaans arts, plantkundige en meteoroloog. Ontwikkelde nieuwe medische methoden en instrumenten Engelmann, Theodor Wilhelm

Engelmann, Theodor Wilhelm (1843-1909) Duits fysioloog, hoogleraar fysiologie te Utrecht (1871) en Berlijn (1897). Bestudeerde zenuw-fysiologische

Engels gras

Engels gras (Armeria maritima, strandkruidfamilie Plumbaginaceae) Plant met lijnvormige, gaafrandige bladeren en roze (soms witte) bloemen. Voork

Engelse ziekte

Engelse ziekte (rachitis) Botstofwisselingsstoornis bij jonge kinderen die wordt gekenmerkt door een vertraagde botvorming en berust op een gebrek engelwortel

engelwortel (geslacht Angelica, schermbloemenfamilie Umbelliferae) Grote planten met drievoudig geveerde bladeren en grote, groenachtig witte bloe

engerling

engerling Larve van de meikevers (geslacht Melolontha) met een week, gebogen, wit lichaam en harde, bruine kop, drie paar bruine, goed ontwikkelde Engler, Adolf Gustav Heinrich

Engler, Adolf Gustav Heinrich (1844-1930) Duits plantkundige, beheerder van Herbarium te München (1872-1878), daarna hoogleraar plantkunde enig kind

enig kind Kind dat zonder broertje(s) en zusje(s) in gezinsverband opgroeit; ook de eerstgeborene is gedurende korte of lange tijd enig kind. Er is veel enkefaline

enkefaline De als eerste ontdekte neuropeptide. Dit gebeurde in 1975. Deze van nature in de hersenen voorkomende stof heeft dezelfde pijnstillende enkel

enkel Verbinding tussen onderbeen en voet. Bestaat uit binnenenkel (rond uitsteeksel aan de onderkant van het scheenbeen) en buitenenkel (rond uitsteeksel enkelvoudige fobie

enkelvoudige fobie Een fobie waarbij alleen angst bestaat voor één bepaald voorwerp of één bepaalde situatie. Een slangfobie is hier een voorbeeld enquête

enquête Een vragenlijst die bij een groot aantal personen wordt afgenomen om op die manier gegevens te verzamelen. Hierbij wordt niet de gehele enterokinase

enterokinase Eitwitsplitsend enzym, gevormd in de darm. Zet o.a. in de dunne darm het door de alvleesklier gevormde 'pro-enzym' trypsinogeen om entoderm

entoderm Binnenste cellaag (kiemblad) van een dierlijk embryo na de gastrulatie, waaruit zich later het hart, de longen en de spijsverteringsorganen entomologie

entomologie Wetenschap die bouw, levensverrichtingen en systematiek van de insecten bestudeert. Tot de 20e eeuw vooral onderzoek aan bouw en enuresis

enuresis Als kinderen vanaf zes jaar nog in bed plassen tijdens de slaap, zonder dat daar een organische oorzaak voor is, is er sprake van enuresis nocturna. enzymatisch wasmiddel

enzymatisch wasmiddel Wasmiddel dat enzymen bevat die met name eiwitten kunnen afbreken tot oplosbare resten. Wordt meestal gebruikt als in

enzymen

enzymen Eiwitten die als biokatalysator fungeren bij het verlopen van reacties in levende organismen. Zonder de werking van de enzymen zouden enzymtherapie

enzymtherapie Alternatieve geneeswijze, waarbij een enzympreparaat in een ader, een spier of onder de huid wordt gespoten. De samenstelling van epicotyl

epicotyl Stengeldeel van een kiemplantje gelegen boven de zaadlob(ben). Aan de top (pluimpje) ontwikkelen zich de eerste bladeren.

epidemie

epidemie Snelle toename van het aantal lijders aan een bepaalde besmettelijke ziekte. Wanneer een bevolkingsgroep wordt blootgesteld aan bepaalde epidemiologie

epidemiologie Wetenschap die de relaties onderzoekt tussen de verbreiding van bepaalde ziekten en de mogelijke oorzaken daarvan. Belangrijk onderdeel epiduraal hematoom

epiduraal hematoom Bloeduitstorting tussen de benige omhulling van de hersenen of het ruggenmerg en het daarbinnen gelegen harde hersenvlies. epidurale verdoving

epidurale verdoving (epidurale anesthesie) Vorm van plaatselijke verdoving, waarbij de uitschakeling van het pijngevoel in het onderste deel van het epifenomeen

epifenomeen Een begeleidend verschijnsel, dat geen oorzakelijke rol speelt. Zo wordt binnen het epifenomenalisme de opvatting verdedigd dat het epifysairschijf

epifysairschijf (groeischijf) Uit kraakbeen bestaande schijf, gelegen tussen het uiteinde (epifyse) en het middenstuk van een pijpbeen bij jonge dieren epifyse

epifyse 1. (pijnappelklier, derde oog) Structuur in de hersenen waarvan de precieze functie in feite nog onbekend is. Speelt mogelijk een rol bij de regeling epifyten

epifyten Planten die groeien op takken, bladeren en stammen van andere planten zonder hieraan voedsel te onttrekken; bezitten bladgroen en gebruiken epigeïsche kieming

epigeïsche kieming Kieming van zaden, terwijl deze zaden niet in, maar op de bodem liggen.

epigenese

epigenese De manier waarop een organisme zich ontwikkelt als het gevolg van een samenspel tussen het erfelijke materiaal en de omgeving. Oorspronkelijk epilepsie

epilepsie (vallende ziekte) Ziekte waarbij regelmatig aanvallen optreden van abnormale elektrische ontladingen van de hersencellen, resulterend in epilepsie van Jackson

epilepsie van Jackson Vorm van haard-epilepsie waarbij de aanval begint met spiertrekkingen in een bepaalde spiergroep en zich vervolgens uitbreidt epilepsie, focale

epilepsie, focale (haard-epilepsie) Vorm van epilepsie waarbij de abnormale activiteit van de hersencellen zich in een bepaald gebied van de hersenen epilepsie, temporale

epilepsie, temporale (psychomotorische epilepsie) Vorm van epilepsie die uitgaat van cellen in de temporaalkwab (aan de kant van de slaap) van de episiotomie

episiotomie (inknippen) Het inknippen van het perineum (omringende weefsels van de vagina) om de geboorteopening te verwijden. Een van de kritieke epispadie

epispadie Aangeboren afwijking waarbij de urinebuis aan de bovenkant van de penis uitmondt i.p.v. aan de top. Vaak zijn er ook vernauwingen in epistasie

epistasie Verschijnsel dat een gen geen invloed heeft op de eigenschappen van een individu, omdat van een bepaald ander gen een dominant allel aanwezig epitheel

epitheel (dekweefsel) Aaneengesloten laag cellen met een bedekkende en beschermende functie. In dekweefsel komen geen bloedvaten voor; het wordt Epstein-Barr-virus

Epstein-Barr-virus Aan het herpesvirus verwant virus dat de ziekte van Pfeiffer verwekt. Er zijn ook aanwijzingen dat het Epstein-Barr-virus betrokken equatoriaal vlak

equatoriaal vlak Denkbeeldig vlak dat de cel middendoor deelt. Bij de reductiedeling (meiose) rangschikken de chromosomen zich tijdens de metafase equilibratie

equilibratie De motor achter de cognitieve ontwikkeling in de theorie van Jean Piaget. Het kind merkt op een bepaald moment dat de eigen ideeën van equilibrium

equilibrium Evenwicht. Wanneer sprake is van een verstoring van de balans wordt gesproken van disequilibrium. 1. Het evenwichtsgevoel dat voortkomt equipotentialiteit

equipotentialiteit Het verschijnsel dat zenuwcellen die betrokken zijn bij het vervoer van een bepaalde soort zintuiglijke informatie (bijvoorbeeld van equity-model

equity-model Het idee dat de psychische kosten en baten van het groepslidmaatschap in evenwicht zijn. De inspanningen die iemand levert voor de Erb, verlamming van

Erb, verlamming van Verlamming van de armspieren door beschadiging van het bovenste deel van de armzenuwvlecht. Soms gepaard met uitval va

erectie

erectie Het stijf worden van de penis als gevolg van seksuele prikkeling. Deze prikkeling kan optreden door directe stimulering van de penis of van ereprijzen

ereprijzen (geslacht Veronica, helmkruidfamilie Scrophulariaceae) Veelal laagblijvende, kleine planten, enkele struiken en bomen, met een- of twe

erepsine

erepsine Mengsel van enzymen, dat een rol speelt bij de vertering van eiwitten in de dunne darm. Erepsine werkt in op peptiden die zijn ontstaan door erfelijke aandoeningen

erfelijke aandoeningen Afwijkingen, eigenschappen en ziekten die al in de bevruchte eicel aanwezig zijn, dus zijn doorgegeven door de ouders. H

erfelijkheid

erfelijkheid Verschijnsel dat ouders en nakomeling op elkaar lijkende eigenschappen bezitten en het proces waarbij die eigenschappen van generatie erfelijkheidscoëfficiënt

erfelijkheid, chromosomale

erfelijkheid, chromosomale Erfelijkheid die bepaald wordt door de structuur van de chromosomen. Hierop liggen gebieden, genen, die de genetische erfelijkheid, cytoplasmatische

erfelijkheid, cytoplasmatische Erfelijkheid die niet onder directe invloed staat van de chromosomen, maar waarbij zelfduplicerende structuren (plasmide

erfelijkheidscoëfficiënt Een getalsmatige aanduiding voor het geschatte aandeel van erfelijke factoren in de voorkomende variatie. Een 1 betekent dat erfelijkheidsleer

erfelijkheidsleer (genetica) Studie van de erfelijkheid en de wetmatigheden betreffende het overdragen van erfelijke eigenschappen. Vooral ontwikkeld erfelijkheidsvoorlichting

erfelijkheidsvoorlichting (genetic counseling) Voorlichting die wordt gegeven door erfelijkheidsspecialisten over erfelijke aandoeningen. Vaak wor

ergometer

ergometer Toestel met instelbare belasting voor het meten van de lichamelijke arbeid die door mens of dier wordt geleverd. Het meetgedeelte is een ergometer, fietsergometer,

ergonomie (human engineering) Wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de menselijke arbeidsomstandigheden, met dien verstande Erickson, Erik Homburger

Erickson, Erik Homburger (geb. 1902) Duits-Amerikaans psychoanalytisch georiënteerd ontwikkelingspsycholoog, hoogleraar aan Harvard University. Erikson, Erik Homburger

Erikson, Erik Homburger (1902-1994) Duits-Amerikaans ontwikkelingspsycholoog. Erikson studeerde in Wenen bij Sigmund Freud en emigreerde Erlanger, Joseph

Erlanger, Joseph (1874-1965) Amerikaans geneeskundige, hoogleraar aan de Washington University van Saint Louis, Missouri (1910-1946). Ontving, erogene zone

erogene zone Lichaamsdeel waarvan prikkeling leidt tot seksuele opwinding; bijvoorbeeld mond en geslachtsdelen, en bij vrouwen vaak de tepels. Eros (mythol.)

Eros (mythol.) Griekse god van de liefde, zoon van Aphrodite en Ares. Zijn pijlen veroorzaakten bij goden en mensen onmiddellijke verliefdheid. De erosie van de baarmoedermond

erosie (biol.) Genetische erosie is het verdwijnen van erfelijk materiaal uit het genenreservoir, bijvoorbeeld door inteelt in te kleine populaties.

erosie van de baarmoedermond (portio-erosie) Aandoening waarbij de baarmoedermond met een ander soort dekweefsel dan normaal is bekleed. erosie (biol.)

erosiebestrijding

erosiebestrijding Het door menselijk ingrijpen tegengaan van erosie. Om erosie te voorkomen moet de bodem vastgehouden worden door een plantendek. erotomanie

erotomanie 1. Ook erotomane waan. Het onuitwisbare idee dat een ander op de eigen persoon verliefd is, terwijl er toch zeer overtuigende bewijzen ervaring

ervaring 1. De ondervinding van een meegemaakte gebeurtenis. 2. Het door ondervinding leren. Binnen het empirisme wordt deze vorm van ervarin

erwten

erwten (geslacht Pisum, vlinderbloemenfamilie) Klimmende planten met even geveerde bladeren met aan de top een vertakte rank en onderaan flinke erytheem

erytheem Rode, vlekkige huiduitslag, berustend op een verwijding van de haarvaten in de huid; verdwijnt bij druk. Kenmerk van een eerstegraadsverbranding; erythema nodosum

erythema nodosum Zeer pijnlijke huidaandoening, die vooral voorkomt bij jonge volwassenen; even vaak bij mannen als vrouwen. Er ontstaan vrij erytrocyten

erytrocyten (rode bloedcellen, rode bloedlichaampjes), bloedcellen met, zelfs voor een cel, geringe afmetingen: de diameter bedraagt iets minder dan escapisme

escapisme De neiging om zich fysiek of mentaal aan een onaangename situatie te onttrekken. Het is een afweermechanisme dat ten grondslag ligt a

Escherichia coli

Escherichia coli (E. Coli) Bacterie (normale darmbewoner bij de mens) die in de biotechnologie veel wordt gebruikt. Met name de stam E. coli K 12, esculaapteken

esculaapteken Symbool voor medische beroepen, bestaande uit een door een slang omkronkelde staf. De staf was het teken van waardigheid van de esdoorn

esdoorn (ahorn, Acer pseudoplatanus, esdoornfamilie) Boom met bloemen in opgerichte tuilen; vleugels van de vruchtjes staan bijna horizontaal uit. esdoornfamilie

esdoornfamilie (Aceraceae, orde wijnruitachtigen) Bomen met regelmatige of ontbrekende bloemen, gewoonlijk 8 meeldraden op een schijf ingeplant, esdoornhout

esdoornhout Vrij hard, dicht hout, fijn van nerf en wit tot lichtgeel, afkomstig van de esdoorn. Esdoornhout wordt toegepast als timmerhout, fineer, esparcette

esparcette (Onobrychis viciifolia, vlinderbloemenfamilie) Vrij kleine vlinderbloemige plant met kleine roze bloemen; de kelken hebben lange tanden. ethiek (medisch)

ethiek (medisch) Bezinning over de normen van het medisch handelen. Terwijl er vroeger grote overeenstemming bestond over waarden en normen ethologie

ethologie Wetenschap waarin het gedrag van dieren, met name het gedrag tegenover soortgenoten, wordt bestudeerd. Aangezien van het bewustzijn etikettering

etikettering Ook labeling. Het benoemen van een bepaalde gedragswijze. Men kan bijvoorbeeld van iemand die zich afwijkend gedraagt, zeggen dat etiolement

etiolement Karakteristieke veranderingen bij hogere planten die in het donker groeien. Kenmerkend zijn de geelwitte kleuren (chlorofyl verdwijnt), etiologie

etiologie De bestudering van de oorzaken van een fenomeen. In de medische wetenschap heeft dit bij het beschrijven en identificeren van verschillende etnozoologie

etnozoologie Wetenschapsgebied waarin de relaties tussen mens en fauna bestudeerd worden. Dit gebeurt door de combinatie van twee wetenschappelijke etter

etter (pus) Wondvocht bestaande uit restanten van ziektekiemen en dode witte bloedcellen. Als lichaamsvreemde stoffen of ziektekiemen de weefsels eucalyptusboom

eucalyptusboom (geslacht Eucalyptus, myrtefamilie) Geslacht met ca. 500 moeilijk onderscheidbare boomsoorten die in Australië en enkele omringende euforie

euforie Een sterk gevoel van welbehagen. Dit is een normale reactie als het mensen voor de wind gaat, maar euforie kan ook voorkomen bij psychische eugenetica

eugenetica Toepassing van de erfelijkheidsleer om het menselijk ras op peil te houden of te verbeteren. Zeer omstreden wetenschap. Omvat algemeen Euler, Ulf Svante von

Euler, Ulf Svante von (1905-1983) Zweeds fysioloog, zoon van H.K.A.S. von Euler-Chelpin, hoogleraar fysiologie te Stockholm (1939-71). Ontving

eunuch

eunuch Man met eunuchisme. In de loop der eeuwen hebben gecastreerde mannen dienst gedaan als dienaar en beschermer van vooraanstaande vrouwen eunuchisme

eunuchisme Geheel van lichamelijke en geestelijke verschijnselen als gevolg van sinds de jeugd bestaande onvoldoende hormoonproductie door de Euphorbia

Euphorbia (wolfsmelk; geslacht Euphorbia, wolfsmelkfamilie) Geslacht met ca. 1500 soorten planten, verspreid over alle warme en gematigde streken euryhyalien organisme

euryhyalien organisme Organisme dat sterke schommelingen van het zoutgehalte in het milieu kan verdragen. De typische brakwaterorganismen hore

eurytherm organisme

eurytherm organisme Organisme dat sterke temperatuurschommelingen kan doorstaan.

Eustachi, Bartolomeo (ca. 1510-1574) Italiaanse anatoom, schrijver en tekenaar van anatomische boeken. Bekend is Eustachi door de naar hem ge

Eustachius, buis van

Eustachius, buis van Buis die loopt van de neus-keelholte naar het middenoor. De buis van Eustachius zorgt ervoor dat de luchtdruk in het middenoor Eustachi, Bartolomeo

euthanasie

euthanasie Zachte dood, zonder lijden. Men onderscheidt twee vormen van euthanasie, te weten actieve en passieve euthanasie. Actieve enthanasie eutrofiëring

eutrofiëring Verrijking van water met minerale voedingsstoffen, vooral fosfor en stikstof, hoofdzakelijk afkomstig uit de landbouw en huishoudens. eutroof

eutroof Rijkdom aan voedingsstoffen in het milieu (vooral kalk, nitraten en fosfaten). Door deze voedselrijkdom is een hoge productie van biologisch evaluatie

evaluatie Waardebepaling. In het onderwijs betreft de evaluatie, die van groot belang is voor de leerplanontwikkeling, zowel onderzoek naar het ber

evenhoevigen

evenhoevigen (orde Artiodactyla) Zoogdieren waarvan het lichaamsgewicht gedragen wordt door de derde en vierde teen, die met een hoef is bedekt. evenwichtsbemesting

evenwicht, biologisch Het geheel van betrekkingen tussen planten en dieren onderling en met hun milieu. Verstoring van het biologisch evenwicht evolutie

evenwichtsbemesting Bemesting waarbij geen accumulatie van meststoffen (fosfor, stikstof etc.) in de bodem plaatsvindt.

evenwichtsorgaan

evenwichtsorgaan Het gedeelte van het binnenoor dat verantwoordelijk is voor het waarnemen van bewegingen en het bepalen van de positie in de evenwichtsstoornissen

evenwichtsstoornissen Moeilijkheden bij het bewaren van het evenwicht zijn het gevolg van stoornissen in de samenwerking van drie systemen: he

evenwichtstheorieën

evenwichtstheorieën (Eng: equity theories) Een aantal sociaal psychologische theorieën die gedrag proberen te verklaren als een streven naar het handhaven evenwichtszin

evenwichtszin Zintuig waarvoor de zwaartekracht of versnellingskrachten als prikkel fungeren en dat het mogelijk maakt om de stand van het lichaam evenwicht, biologisch

evolutie (afstammingsleer) Ontstaan van een verscheidenheid aan aangepaste levensvormen door erfelijke veranderingen bij bestaande soorten. Het evolutietheorie

evolutietheorie De zeer invloedrijke opvattingen over de wijze waarop het leven op aarde zijn vorm heeft gekregen. De meest aangehangen evolutietheorie Ewing-sarcoom

Ewing-sarcoom Zeer kwaadaardig gezwel van het beenmerg van de lange pijpbeenderen; ontstaat meestal bij kinderen. Voornaamste klacht is een Ewing-test

Ewing-test (gehoor-screening) Test die op consultatiebureau's wordt uitgevoerd bij baby's vanaf 9 maanden om na te gaan of het kind met beide oren examenvrees

examenvrees Ook testangst. Angst voor het afleggen van een examen of het maken van een test. Examenvrees komt voort uit onzekerheid over de excitatie (biol.)

excitatie (biol.) De activatie van een zenuwcel bij de contactzone (synaps) met een volgende zenuwcel, veroorzaakt doordat de synaptische blaasjes exciterende postsynaptische potentiaal

exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP) Overdracht van een impuls van de ene zenuwcel op de andere. Pas wanneer, na voldoende prikkeling, exhibitionisme

exhibitionisme Zedendelict dat bestaat uit het tonen van de geslachtsdelen aan onvrijwillige toeschouwers. Komt vrijwel uitsluitend bij mannen voor exine

exine De zeer bestendige buitenwand van de pollenkorrel, opgebouwd uit sporopolleïnen, een terpeenpolymeer. De exine beschermt de pollenkorrel existentiële analyse

existentiële analyse Ook Daseinsanalyse. Vorm van psychotherapie, gericht op de directe ervaringen van de persoon in de huidige situatie, op het existentiële psychoanalyse

existentiële psychoanalyse Psychotherapeutische methode gebaseerd op de theorie van de existentialist Jean-Paul Sartre. Volgens hem is de mens exobiologie

exobiologie Wetenschap over buitenaardse levensvormen. Tot op heden zijn dergelijke vormen nog niet aangetoond. Vroeger puur speculatief, waarbij exocriene klieren

exocriene klieren Klieren die door middel van een afvoergang de geproduceerde vloeistoffen naar buiten afgeven (externe secretie), bijv. speekselklier, exocytose

exocytose Uitscheidingsproces van de cel waarbij blaasjes met door de cel gevormde eiwitten met de celwand versmelten en hun inhoud aan de buitenkant exodermis

exodermis Een laag schorscellen met verkurkte wanden, die de vervanging vormt voor de rhizodermis met wortelharen bij oudere wortels.

exogeen

exogeen (lett: van buitenaf komend) Ontstaan door externe invloeden. Een psychische stoornis is bijvoorbeeld exogeen als die ontstaan is door zaken exoot

exoot Gewas of dier dat van oorsprong niet inheems is, doch van elders werd ingevoerd.

exophthalmus

exophthalmus Uitpuilen van het oog. Kan het gevolg zijn van een bloeding of een gezwel in de oogkas en komt verder voor bij bepaalde vormen van exoskelet

exoskelet Skelet van enkele gewervelde en ongewervelde dieren, gelegen aan de buitenkant van het lichaam. Ontstaan uit het ectoderm en opgebouwd exosmose

exosmose Diffusie van opgeloste stoffen door celmembranen van binnen de cel naar buiten. Door dit passieve membraantransport kunnen cellen o.Expectancy-Instrumentality-Valence-theorie van Vroom

Expectancy-Instrumentality-Valence-theorie van Vroom Ook expectancy-theorie. De in 1964 door V.H. Vroom uiteengezette opvattingen die vo

experiment

experiment Een proefneming om te bepalen welke oorzakelijke relaties er bestaan. Dit is binnen de wetenschap een belangrijke methode om theorieën experimentator bias

experimentator bias Ook proefleidereffect. Het verschijnsel dat de verwachtingen van de onderzoeker van invloed zijn op de uitslag van experimenten experimentele neurose

experimentele neurose Experimenteel bij proefdieren opgewekte neurose door het scheppen van experimentele condities, waardoor het dier niet me

experimentele opzet

experimentele opzet (Eng: experimental design) De manier waarop een experiment vorm krijgt. Het gaat er daarbij om het experiment zo vorm te geven experimentele psychologie

experimentele psychologie Richting in de psychologie die psychologische verschijnselen in eerste instantie door middel van streng gecontroleerde expertsysteem

expertsysteem Een computerprogramma waarin een grote hoeveelheid vakkennis is ondergebracht. De expertsystemen zijn feitelijk de eerste bruikbare explantatie

explantatie Het buiten hun verband brengen en in leven houden van delen van een organisme, te weten afzonderlijke cellen (celkweek), weefsels (weefselkweek) exponentiële groei

exponentiële groei Groei waarvan de snelheid exponentieel toeneemt met de tijd.

expositie (biol.)

expositie (biol.) Blootstelling aan een bepaalde invloed, bijvoorbeeld golfbeweging, licht, wind, straling.

Expressed Emotion-index

Expressed Emotion-index Een in de jaren vijftig ontwikkelde beoordelingsschaal om de emotionele houding van ouders of partner ten opzichte van expressie (biol.)

expressie (biol.) Begrip in de genetica. De expressie van een gen betekent dat de kenmerken tot uitdrukking komen die bij een gen horen.een erfelijke expressie (psychol.)

expressie (psychol.) Uitdrukking van gevoelens en stemmingen bij mens en dier. De min of meer gecontroleerde wijzen van e. onderscheidt men in expressieve methode

expressieve methode Ook creatieve therapie. Vormen van psychotherapie, waarbij van expressie gebruikt wordt gemaakt. De cliënt kan bijvoorbe

expressiviteit

expressiviteit 1. Het expressieve gehalte van een object van waarneming (bijvoorbeeld een kunstwerk): de mate waarin het spontane emoties bij de extase

extase Ervaring van uiteindelijk niet in woorden uit te drukken innerlijke vrijheid en eenheid met God, de kosmos, enz. In veel religies op allerlei manieren extensieve begrazing

extensieve begrazing Lage begrazingsintensiteit, verkregen door een gering aantal herbivoren over een groot gebied te laten grazen, of door een gebied externalisatie

externalisatie 1. Een proces waardoor innerlijke gevoelens en gedachten beleefd worden alsof zij voorkomen in de buitenwereld. Het concept is oorspronkelijk exteroreceptor

exteroreceptor Receptor die gevoelig is voor prikkels die van buiten het lichaam afkomstig zijn. Hiertoe behoren alle zintuigcellen.

extinctie (psychol.)

extinctie (psychol.) Ook uitdoving. Het geleidelijk aan verdwijnen van een door het conditioneren aangeleerd verband tussen een stimulus en een respons. extracellulair

extracellulair Zich buiten de cel bevindend.

extrachromosomaal

extrachromosomaal Buiten de chromosomen gelegen. Er bestaan erfelijkheidsfactoren in andere structuren dan de chromosomen, bijvoorbeeld in de extractiemethode

extractiemethode Bodemsaneringstechniek waarbij de verontreinigde grond intensief wordt gemengd met een chemisch middel. De vervuilende stoffen extrapiramidaal systeem

extrapiramidaal systeem Onderdeel van het zenuwstelsel dat samen met de piramidebaan de motoriek verzorgt. Speelt een rol bij het uitvoeren van

extrasystole

extrasystole (hartoverslag) Voortijdige samentrekking van (een deel van) het hart ten gevolge van abnormale prikkelvorming. Kan vanuit alle delen extrasystolie

extrasystolie Het optreden van extra slagen van het hart, die het normale, regelmatige hartritme verstoren. De extra slag ontstaat doordat op een abnormale Exxon Valdez

Exxon Valdez Mammoettanker die - als gevolg van menselijk falen - in 1989 bij Alaska openscheurde op een klif, waarna miljoenen liters aardolie Eykman, Christiaan

Eykman, Christiaan (1858-1930) Nederlands arts, directeur van het Laboratorium voor Pathologische Anatomie en Bacteriologie te Batavia (later Eykman-Eysenck, Hans Jürgen

Eysenck, Hans Jürgen (1916-1997) Duits-Brits psycholoog. Eysenck was hoogleraar aan de universiteit van Londen (1955-1984). Zijn voornaams

ezels

ezels (ondergeslacht Asinus, paardenfamilie Equoidea) Slanke hoefdieren met lange oren, effen blauwgrijs tot roodbruine vacht en een kwast aan het ezelsbrug

ezelsbrug (Lat.: pons asinorum) Betiteling van een geheugensteun of een hulpmiddel om denkwerk te besparen. Verklaring van de term zou zijn: terwijl faalangst

faalangst De angst om fouten te maken. Er bestaan verschillende vormen van faalangst. 1. Positieve faalangst zorgt er voor dat iemand in een testsituatie Fabricius ab Aquapendente

Fabricius ab Aquapendente (1537-1619) Italiaans arts en anatoom. Hij was leerling en opvolger van Fallopio te Padua en leermeester van Harvey. Fabricius, Johann Christian

Fabricius, Johann Christian (1745-1808) Deens entomoloog. Zijn 'Genera Insectorum' (1776) en 'Philosophia entomologica' (1778) vormden een face lifting

face lifting Operatie waarbij de gezichtshuid strakker wordt aangespannen, zodat plooien en rimpels verdwijnen. Deze ontstaan doordat de huid met facetoog

facetoog (samengesteld oog) Gezichtsorgaan van de meeste geleedpotigen, bestaande uit een groot aantal zeshoekige enkelvoudige ogen (ommatidia), facialisverlamming

facialisverlamming (aangezichtsverlamming) Verlamming van aangezichtsspieren door uitval van de zevende hersenzenuw. Verschijnselen: mondho

facilitatie

facilitatie Het verschijnsel van de opbouw van de prikkelingstoestand van de synaps door sommatie van activerende en remmende impulsen. Wanneer facilitatie, sociale

facilitatie, sociale Het verschijnsel dat mensen beter presteren bij gemakkelijke taken in de aanwezigheid van anderen. Als de opdracht echter complex facultatieve parasiet

facultatieve parasiet Parasiet die kan leven op dood organisch materiaal (als saprofyt) en ten koste van een levend organisme, bijv. schimmels die fading (biol.)

fading (biol.) Het geleidelijk verminderen van de verschillen tussen stimuli waarvan het organisme heeft geleerd ze uit elkaar te houden. Deze techniek fading (psychol.)

fading (psychol.) Een techniek in de gedragstherapie die als doel heeft een bepaalde, niet-functionele respons te laten uitdoven.

fagocyten

fagocyten Cellen van een meercellig organisme die deeltjes groter dan 10?7 m kunnen omhullen en opnemen (fagocytose). Normaal worden deze deeltjes fagocytose

fagocytose Het proces waarbij fagocyten bacteriën en dode cellen opnemen en ze vernietigen door ze te verteren.

Fagon, Guy Crescent

Fagon, Guy Crescent (1638-1718) Frans arts en plantkundige. Hij werd opgevoed door zijn oudoom Guy de la Brosse, arts van Lodewijk XIII en fallisch karakter

fallisch karakter Ook fallisch-narcistisch karakter. Een karakterstructuur die volgens psychoanalytici ontstaat als iemand niet in staat is de angsten uit fallisch narcisme

fallisch narcisme Een overdreven vorm van zelfvertrouwen die voortkomt uit een enorme overschatting van de eigen penis. Dit komt volgens psychoanalytici fallische fase

fallische fase 1. Binnen de psychoanalyse de derde fase in de psychoseksuele ontwikkeling. De periode begint ergens in het tweede levensjaar en duurt Fallopio, Gabriello

Fallopio, Gabriello (Gabriel Fallopius; 1523-1562) Italiaans anatoom, ontdekker van de naar hem genoemde eileiders (verbinden de eierstokken en Fallot, tetralogie van

Fallot, tetralogie van (syndroom van Fallot) Aangeboren hartafwijking die bestaat uit een combinatie van een opening in het tussenschot tussen de familie (biol.)

familie (biol.) (familia) Taxonomische eenheid waarin een aantal verwante geslachten wordt bijeengebracht. De wetenschappelijke naam van een familie fanatisme

fanatisme Het in extreme mate en meestal zeer emotioneel aanhangen van een bepaald idee, gepaard met het willen `bekeren' van andersdenkenden. fanerofyten

fanerofyten Planten die in het ongunstige jaargetijde knoppen vormen, meer dan 25 cm boven de grond. Tot de f. behoren bomen en heesters en overblijvende fanerogamen

fanerogamen Verouderde, officieel niet meer gebruikte, benaming voor alle zaaddragende planten.

Fanon, Frantz

Fanon, Frantz (1925-1961) Martiniquaans psychiater, sociaal filosoof en publicist, studeerde in Frankrijk. Hoofd van een psychiatrische ziekenhuisafdeling fantasie (psychol.)

fantasie (psychol.) Het vermogen om zich voorstellingen van allerlei aard te vormen. Verzinsel en werkelijkheid worden daarbij tot een nieuw geheel fantoom

fantoom (lett: spook) De term wordt meestal gebruikt als voorvoegsel. Een fantoomlidmaat is een in de ervaring bestaande arm of been, terwijl in we

Farber, Joseph

Farber, Joseph (1923-1990) Belgisch geneesheer. Farber specialiseerde zich in de gastro-enterologie en was hoogleraar aan de Université Libre de farmacie

farmacie Wetenschap aangaande bereiding, samenstelling en aflevering van geneesmiddelen. Een universitaire studie in de farmacie verleent iemand farmacologie

farmacologie Wetenschap die zich bezighoudt met de werking van geneesmiddelen en de toepassing ervan (farmacotherapie). Begon zich halverwege farynx

farynx Deel van het spijsverteringskanaal bij gewervelden, de ruimte tussen de mondholte en slokdarm. Bij zoogdieren: de keelholte, bij vissen en amfibieënlarven: fasciatie

fasciatie Planteziekte waarbij takken en bladstengels verbredingen en spiraalvormige vergroeiingen vertonen.

fasciculair cambium

fasciculair cambium Een zone van meristematisch weefsel (= deelweefsel) in vaatbundels. Naar binnen toe houtweefsel (xyleem) vormend en naar fase (psychol.)

fase (psychol.) 1. Een vast onderdeel van een cyclus. Tijdens de slaap doorlopen wij regelmatig een fase waarin wij dromen. 2. Een stadium in iemands Fatshedera lizei

Fatshedera lizei Kamerplant, kruising van Fatsia japonica (vingerplant) en Hedera helix (klimop), beide behorend tot de klimopfamilie. Bekend sinds fauna

fauna (dierenwereld) Alle diersoorten op aarde of alle diersoorten in een bepaald land of gebied. Elke diersoort heeft een eigen, beperkt verspreidingsgebied fauna- en floravervalsing

fauna- en floravervalsing Het al dan niet opzettelijk invoeren van planten of dieren in streken waar zij van nature niet voorkomen. Men onderschei

favisme

favisme Aangeboren allergie voor tuinbonen (Vicia faba). Gaat steeds gepaard met een tekort aan een bepaald enzym in de rode bloedlichaampjes, favus

favus (kletskop) Huidziekte veroorzaakt door de schimmel Trichophyton schönleini. Op het hoofd en soms ook aan de nagels of de onbehaarde huid fazanten

fazanten (onderfamilie Phasianinae, familie fazantvogels) Middelgrote, hoenderachtige vogels, meestal met lange staart en zeer sterke kleurverschillen fazantvogels

fazantvogels (familie Phasianidae, orde hoendervogels) Grootste hoenderfamilie (ruim 200 soorten) met sterk uiteenlopende soorten, verdeeld over feature analysis

feature analysis Een verondersteld mechanisme dat mensen in staat stelt dingen of personen te herkennen. Het geheugen beschikt volgens de theorie feces

feces (ontlasting) In de dikke darm gevormde massa, bestaande uit water en voedselresten en verder geringe hoeveelheden galkleurstoffen, slijm, afgeschilferde feedback (biol.)

feedback (biol.) (terugkoppeling) Een principe dat regulerend kan werken doordat een proces wordt afgeremd door zijn eigen product (negatieve feedback). feedback (psychol.)

feedback (psychol.) 1. Ook terugkoppeling. Het proces waarbij een op een bepaald doel gericht systeem voortdurend informatie ontvangt en verwerkt feeënbaarzen

feeënbaarzen (familie Grammidae, orde baarsachtigen) Felgekleurde koraalvissen, 6-8 cm lang in de tropische delen van de Atlantische Oceaan en fellatio

fellatio De seksuele prikkeling van de penis met de lippen of tong. Dit werd vroeger door psychologen beschouwd als een seksuele perversie, die met feministische psychologie

feministische psychologie Iedere vorm van psychologiebeoefening waarbij het verbeteren van de positie van vrouwen een centrale rol speelt. Een fennek

fennek (woestijnvos, Fennecus zerda, onderfamilie Caninae, familie hondachtigen) Kleinste van alle wilde honden, lengte tot 40 cm en gewicht minder fenolen

fenolen (hydroxybenzenen) Koolstofverbindingen waarin een OH-groep gebonden is aan een aromatisch C-atoom. Verschillen in reactiviteit sterk van fenologie

fenologie Het onderzoek naar seizoengebonden verschijnselen bij planten en dieren, zoals bloei, broeden, trek en winterslaap.

fenomenaal

fenomenaal Betrekking hebbend op de beleving van een bepaalde stimulus. Het gaat dus niet om de objectieve eigenschappen van de stimulus, maar fenomenaal veld

fenomenaal veld Ook fenomenologisch veld. Alle onderwerpen waar het bewustzijn op een bepaald moment op is gericht.

fenomenisme

fenomenisme Ook fenomenistisch denken. In de theorie van Jean Piaget: een eigenschap van het denken van jonge kinderen. Het meest voor de hand fenomenologische psychologie

fenomenologische psychologie 1. Ook fenomenologie. Een verzamelnaam voor een aantal psychologische opvattingen waarin getracht wordt de m

fenotype

fenotype Het geheel van uiterlijke kenmerken van een soort. Wordt bepaald door de erfelijke aanleg (genotype) en de invloed van het milieu op het fenylketonurie

fenylketonurie (PKU, phenylketonuria) Ernstige erfelijke stofwisselingsstoornis die voorkomt met een frequentie van 1 op 15.000. PKU berust op het feochromocytoom

feochromocytoom Meestal goedaardig gezwel in het bijniermerg, dat adrenaline en noradrenaline produceert. Verschijnselen: (vaak in aanvallen van fermentatie

fermentatie In biochemische zin synoniem met het begrip gisting, d.w.z. de enzymatische omzetting van energierijke verbindingen in minder energierijke, feromonen

feromonen (signaalstoffen) Stoffen die door dieren worden afgescheiden om hun soortgenoten tot een bepaald gedrag te stimuleren. Hebben een signaalfunctie. Festinger, Leon

Festinger, Leon (1919-1989) Amerikaans psycholoog, hoogleraar aan Stanford University (1955-68). Bekend door zijn cognitieve dissonantietheorie; fetisjisme (psych.)

fetisjisme (psych.) Bijzondere vorm van seksueel gedrag (perversie) waarbij seksuele aantrekking, opwinding en bevrediging alleen mogelijk zijn door Fibiger, Johannes Andreas Grib

Fibiger, Johannes Andreas Grib (1867-1928) Deens arts, hoogleraar pathologische anatomie te Kopenhagen. Ontving de Nobelprijs voor geneeskunde fibril

fibril Vezelige structuur in levend weefsel van submicroscopische afmeting. O.a. in zenuw-, spier- en bindweefsel.

fibroadenose

fibroadenose Goedaardig, niet pijnlijk gezwel in het borstweefsel, dat meestal toevallig door de vrouw of de arts wordt ontdekt bij onderzoek. Het Fick, Adolf Eugen

Fick, Adolf Eugen (1829-1901) Duits fysioloog, verrichtte onderzoek naar ademhaling, spierzenuw- en zintuigfysiologie, ontdekte vier soorten smaakzintuigen figuur-achtergrondwaarneming

fiets- Ergometer waarop fietsbewegingen kunnen worden gemaakt. Door tijdens een proef op de e. gegevens te registreren als hoogte van ergonomie

figuur-achtergrondwaarneming Het verschijnsel dat figuren tegen een achtergrond worden waargenomen. Dit psychologische basisprincipe in de fijnsparren

fijnsparren (geslacht Picea, familie pijnbomen) Ca. 40 soorten naaldbomen uit vooral gematigde streken, veel gekweekt voor het hout en voor winning fijnstralen

fijnstralen (geslacht Erigeron, composietenfamilie) Ca. 250 soorten kruiden uit gematigde streken, vooral Noord-Amerika. Verwant aan de asters, maar fijt

fijt (panaritium periostale) Ontsteking van de onderhuidse weefsels van de vingers (panaritium), die zich heeft uitgebreid tot het bot van de vingerkootjes. filament (biol.)

filament (biol.) 1. helmdraad 2. Dunne vezelachtige structuur, bestaande uit contractiele eiwitten.

filariasis

filariasis Wormziekte, veroorzaakt door de draadwormen Filariasis bancrofti (Wuchereria bancrofti) of Brugia malayi. In het eerste geval spreekt men filosofische psychotherapie

filosofische psychotherapie Een verzamelnaam voor vormen van psychotherapie, waarbij ervan uitgegaan wordt dat therapeutische verbeteringen filtertheorie

filtertheorie Een door D.E. Broadbent geopperde beschrijving van de manier waarop mensen er in slagen hun aandacht te richten op bepaalde zaken Finlay, Carlos Juan

Finlay, Carlos Juan (1833-1915) Cubaans arts, specialiseerde zich in epidemiologie en ontdekte dat de gele koorts werd overgebracht door de stegomyia-Finsen, Niels Rydberg

Finsen, Niels Rydberg (1860-1904) Deens medicus. Nobelprijs medicijnen en fysiologie 1903 voor zijn onderzoek naar de genezende werking van fint

fint (Alosa fallax, geslacht elften) Haringachtige vis, lengte tot ca. 50 cm, met samengedrukt bovenlichaam. Langs de kusten van Europa; trekt april-juni Fischer, Edmond

Fischer, Edmond (geb. 1920) Amerikaans biochemicus, van 1961 tot 1990 hoogleraar aan de University of Washington te Seattle. Fischer kreeg in Fischer, Hermann Emil

Fischer, Hermann Emil (1852-1919) Duits chemicus, hoogleraar te Göttingen. Onderzocht suikers, eiwitten, aminozuren, vetten en trifenylmethaan

fistel

fistel (pijpzweer) Abnormale verbinding tussen twee holle organen (bijvoorbeeld tussen de blaas en de darm) of tussen een hol orgaan en de huid (zoals fixatie

fixatie Het handhaven op latere leeftijd van bevredigingsvormen of (zeer intensieve) persoonlijke banden die eigenlijk bij een bepaald stadium uit de fixed action pattern

fixed action pattern (FAP) Het optreden van vaste, aangeboren gedragspatronen als reactie op een bepaalde situatie. De reactie is vergelijkbaar met flamingo's

flamingo's (orde Phoenicopteriformes) Grote watervogels (lengte met poten mee tot ca. 2 m) met lange hals met 19 wervels, aangepast aan het zeven

flaporen

flaporen (prominaurus) Te sterk van het hoofd afstaan van de oorschelp. Flaporen ontstaan doordat de plooi in het schelpkraakbeen aan de rand van flauwvallen

flauwvallen (syncope) Plotseling optredende en kortdurende toestand van bewusteloosheid. De duur van het bewustzijnsverlies kan variëren van enkele flavine-adenine-dinucleotide

flavine-adenine-dinucleotide (FAD) Reactieve deel van talloze flavine-enzymen in levende organismen en de mens. Kan H-atomen opnemen en speelt flegmatisch type

flegmatisch type Eén van de vier persoonlijkheidstypen waarin de Griekse arts Hippocrates de mensheid indeelde. De persoon is dik en langzaam (Fleming, Alexander

Fleming, Alexander (1881-1955) Brits bacterioloog. Ontdekte in 1928 dat rondom een bepaalde schimmel (Penicillium notatum) geen bacteriën m

flesvoeding

flesvoeding Het geven van kunstmatige voeding aan een zuigeling met behulp van een zuigfles. Kunstmatige voeding is doorgaans qua samenstelling flocculatie

flocculatie (uitvlokken) Aangroeiing van minuscule onoplosbare deeltjes tot grotere vlokken die gemakkelijk bezinken of afgefiltreerd kunnen worden. floëem

floëem Bastweefsel van planten, bestaande uit zeefvaten plus begeleidende cellen. Door het floëem vindt het transport van organische stoffen naar beneden flora

flora 1. Alle plantesoorten op aarde, in een bepaald land of gebied. Elke plantesoort heeft zijn eigen specifieke groeiplaats (standplaats), die wordt bepaald Florey, Howard Walter

Florey, Howard Walter (1898-1968) Australisch-Brits geneeskundige, hoogleraar te Sheffield (1931-35) en Oxford (vanaf 1935). Ontving in 1945,

floristiek

floristiek Onderdeel van de plantengeografie waarin men vaststelt welke soorten in een bepaald gebied, terrein, biotoop, enz. voorkomen. Men kan op flotatie

flotatie Proces waarbij vaste deeltjes in een waterstroom worden gescheiden al naargelang van hun dichtheid (soortelijk gewicht). Vooral gebruikt voor Flourens, Marie-Jean-Pierre

Flourens, Marie-Jean-Pierre (1794-1867) Frans fysioloog, leerling van Cuvier en diens opvolger als hoogleraar vergelijkende anatomie te Parijs. floxen

floxen (geslacht Phlox, vlambloemfamilie Polemoniaceae) Planten met regelmatige tweeslachtige bloemen, vijf op de bloemkroon ingeplante meeldraden, Flugge, Carl Georg Friedrich Wilhelm

Flugge, Carl Georg Friedrich Wilhelm (1847-1923) Duits bacterioloog, oefende een artsenpraktijk uit, werd geassocieerd hoogleraar te Göttingen fluitenkruid

fluitenkruid (Anthriscus sylvestris, geslacht kervel, schermbloemenfamilie). Flinke kruidachtige plant met kortgesnavelde vruchtjes, zonder oliegangen, fluiter

fluiter (Phylloscopus sibilatrix, onderfamilie grasmussen (Sylviinae), familie vliegenvangers). Vrij algemeen zangvogeltje uit het Europese loof- en gemengd fluitkikkers

fluitkikkers (familie Leptodactylidae; klasse amfibieën) Kikkerachtige amfibieën met wervels die aan de voorzijde hol zijn. Zeer soortenrijk; verdeeld fluoridering van drinkwater

fluoridering van drinkwater Toevoeging van extra fluoriden aan drinkwater, waarin de concentratie van nature laag is; ter voorkoming van tandbederf.

fluorwaterstof

fluorwaterstof Stof die ontstaat o.a. in de metallurgische en keramische industrie en bij de verwerking van fosfaaterts. Ze kan al in lage concentraties fobie

fobie Een schijnbaar irreële, grote angst voor bepaalde situaties, objecten, activiteiten of personen, die iemand in zijn doen en laten ernstig kan beperken. fobietest

fobie, sociale De extreme angst voor de omgang met medemensen. Dit is één van de vele fobieën.

fobietest Met dit soort tests kan een fobie worden opgespoord. Voorbeelden zijn de Vreesvragenlijst FSS-III en de AZU Vreesvragenlijst. Beide tests fobie, sociale

focus

focus 1. Met betrekking tot zien: het punt waarop de ogen zich hebben ingesteld, zodat dit met maximale scherpte wordt waargenomen. 2. Het onderwerp foetale groeivertraging

foetale groeivertraging Ontwikkelingsstoornis gedurende de zwangerschap, waarbij de foetus niet volgens het normale patroon groeit. Omdat de gro

foetus

foetus Ongeboren kind vanaf de derde maand van zijn ontwikkeling in de baarmoeder. Er vindt voornamelijk verdere groei en afwerking plaats van folie à deux

folie à deux Ook psychische infectie. Term van de Franse psychiater Jean Pierre Falret (1794-1870), waarmee het gelijktijdig voorkomen van een psychische follikel

follikel stimulerend hormoon

follikel stimulerend hormoon (FSH) Hormoon uit de hypofysevoorkwab, dat bij vrouwen de groei en ontwikkeling van de follikels in de eierstokken foniatrie

follikel Zakje of blaasvormige verhevenheid in een weefsel. Voorbeelden: primordiale en Graafse follikel in de eierstok. De primordiale follikels zijn

foniatrie (spraakgeneeskunde) Geneeskunde der spraakorganen, verbetering van stem en spraak. Deze discipline treedt in de praktijk op in eenheid met fonocardiografie

fonocardiografie Registratie van de bij de hartwerking optredende geluiden (harttonen en hartgeruis) met een microfoon en elektronische apparatuur. fonosofie

fonosofie Woord samengesteld door Elisabeth Bierens de Haan-Keuls. `Fonosofie' refereert naar de manier van persoonsbeoordeling door te luisteren Fontana, Felice

Fontana, Felice (1730-1805) Italiaans fysioloog. Veronderstelde als eerste dat zenuwen de elektriciteit zouden kunnen produceren en niet alleen geleiden fontanel

fontanel Plaats in het schedeldak, die bij de geboorte nog niet verbeend is; voelt week aan. Normaliter zijn er bij pasgeborenen twee fontanellen duidelijk fontanel, gestoorde sluiting

fontanel, gestoorde sluiting Uitgestelde verbening van de plaatsen waar bij baby's de schedelbeenderen nog niet vergroeid zijn. De opening tussen fonteinkruidfamilie

fonteinkruidfamilie (Potamogetonaceae, orde Potamogetonales) 8 geslachten met ca. 120 soorten waterplanten, met het grote geslacht Potamogeton

foraminiferen

foraminiferen (orde Foraminifera, klasse wortelpotigen) Eencellige dieren die in zelfgemaakte huisjes van kalk, chitine, silica, aaneengekitte zandkorre

forelsnoeken

forelsnoeken (familie Aplocitonidae, orde zalmachtigen) Forelachtige vissen, zonder of met zeer kleine schubben, ver naar achteren geplaatste rug- forensische geneeskunde

forensische geneeskunde (gerechtelijke geneeskunde) Toepassing van de medische wetenschap ten behoeve van de rechtspleging. Zowel in civiele forensische psychiatrie

forensische psychiatrie (gerechtelijke psychiatrie) Toepassing van de psychiatrie ten behoeve van de rechtspleging. In strafzaken richt het onderzoek forensische psychologie

forensische psychologie De toepassing van de psychologie ten behoeve van de rechtspraak. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de vraag hoe betrouwba

formaldehyde

formaldehyde (methanal) Koolstofverbinding, eenvoudigste vertegenwoordiger der aldehyden. Kleurloos, stekend ruikend gas, kookpunt: -19,2°C, formaline

formaline Sterk water, een desinfecterend middel dat bestaat uit een mengsel van methanal, methanol en water. Maximaal gewichtsgehalte 55%, normale formatie (biol.)

formatie (biol.) Vegetatie-eenheid, onderscheiden op grond van uiterlijke (fysiognomische) kenmerken, bijv. bos, grasland, struikgewas. Geschikt voor formeel operationele fase

formeel operationele fase Ook formeel operationele periode of stadium. De periode in het leven die in de theorie van Jean Piaget begint bij het elfde formuleerproces

formuleerproces Het proces waardoor de stembanden in staat worden gesteld spraakklanken voort te brengen. Er wordt van uitgegaan dat dit in twee Forssmann, Werner Theodor Otto

Forssmann, Werner Theodor Otto (1904-1979) Duits chirurg, hoogleraar te Mainz (vanaf 1956). Hij legde, beginnend met een experiment op zichzelf Fortmann, Henricus Martin Maria (Han)

Fortmann, Henricus Martin Maria (Han) (1912-1970) Nederlands cultuur- en godsdienstpsycholoog, hoogleraar in Nijmegen. Werk o.a. 'Als ziende fosfaatammonsalpeter

fosfaatammonsalpeter Kunstmeststof verkregen door fosfaaterts te behandelen met salpeterzuur, waarna fosforzuur wordt toegevoegd en ammoniak

fosfaten

fosfaten Zouten van fosforzuur, noodzakelijke bestanddelen van levende organismen. De mens heeft bijv. fosfaat nodig voor zijn beendergestel. Het fossa

fossa (fretkat; Cryptoprocta ferox; familie civetkatten) Grootste roofdier van Madagaskar, lengte zonder staart ca. 90 cm. Primitief dier dat door velen Foster, Michael

Foster, Michael (1836-1907) Brits arts en fysioloog. Hij was met T.H. Huxley de ontwerper van een laboratoriumcursus in de elementaire biologie, fotische zone

fotische zone Het gedeelte van de zee tot waarin licht kan doordringen (ca. 200 meter). In deze bovenste laag bevindt zich alle fytoplankton, dat op fotoautotroof organisme

foto-autotrofie Het vermogen om onder invloed van zonlicht kooldioxide om te zetten in organische stof. Een aantal bacteriën die in zuurstofloze milieus fovea centralis

fotoautotroof organisme Organisme dat onder invloed van zonlicht kooldioxyde kan omzetten in organische stof. Een aantal bacteriën die in zuurst

fotochroom glas

fotochroom glas (fototroop glas) Glas dat zilverzouten bevat die bij sterke belichting ontleden onder vorming van zilvermetaal, waardoor het glas donker fotofiel

fotofiel Lichtminnend; de term wordt gebruikt voor planten.

fotomorfogenese

fotomorfogenese Ontwikkeling van de vorm van een plant o.i.v. de lichthoeveelheid. Vaak moeilijk experimenteel te onderzoeken, omdat veel planten fotoperiodiciteit

fotoperiodiciteit Het periodiek optreden van levensverrichtingen van planten als reactie op de licht-donkerverhouding per etmaal. Het bekendst is de fotopisch zien

fotopisch zien Het zien zoals dit gebeurt in omstandigheden waarin voldoende licht voorhanden is. Dit gebeurt met de kegeltjes in het netvlies. De meest fotoreceptor

fotoreceptor Receptor (zintuigcel) die gevoelig is voor de inwerking van licht. Komt voor bij alle dieren die licht kunnen waarnemen in de vorm van fotosensibiliteit

fotosensibiliteit Overgevoeligheid van de huid voor zonlicht onder invloed van bepaalde stoffen

fotosynthese

fotosynthese Omzetting van kooldioxide in organische stof onder invloed van licht. Komt voor in alle groene planten en enkele andere organismen. fototaxis

fototaxis Beweging van eencelligen of dieren naar het licht toe (positieve fototaxis) of van het licht af (negatieve fototaxis).

fototropie

fototropie Groei van planten of plantedelen van het licht af of naar het licht toe. Wortels groeien bijv. van het licht af, stengeltoppen er meestal naar foto-autotrofie

fovea centralis Kuiltje in het centrum van de gele vlek van het netvlies. Meest gevoelige deel, omdat hier in tegenstelling tot de rest van het netvlies foxhound

foxhound Driekleurige, elegante jachthond van ongeveer 60 cm hoogte ontstaan door onderlinge kruising van Franse lopende honden en kruising met Fraenkel-Conrat, Heinz

Fraenkel-Conrat, Heinz (geb. 1910) Duits-Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan de University of California te Berkeley (1955-81). Verrichtte framboesia

framboesia Tropische ziekte, veroorzaakt door de bacterie Treponema pertenue, die moeilijk te onderscheiden is van de verwekker van syfilis. Begint framboos

framboos (Rubus idaeus, geslacht braam, rozenfamilie) Plant met lage, kruipende stengels, alleen nabij de voet met stekels. Herkenbaar aan de fluweelzachte, frambozentong

frambozentong Tong waarvan het oppervlak paarsrood is en de smaakpapillen sterk gezwollen zijn. Kenmerkend verschijnsel voor roodvonk.

frame

frame 1. Deel van een apparaat met een dragende en verbindende functie. Het frame draagt de lagers en geleidingen van de bewegende delen, de motoren, franjehaaien

franjehaaien (familie Chlamydoselachidae, eigen suborde uit de orde haaien) Slechts één soort, de franjehaai Chlamydoselachus anguineus, een langgerekt, franjepoten

franjepoten (familie Phalaropodidae, orde steltlopers en meeuwvogels) Sierlijke steltvogeltjes, tenen met lobben of huidranden als aanpassing aan franjestaarten

franjestaarten (onderklasse Thysanura, klasse insecten) Ongevleugelde insecten met zeer primitieve kenmerken (oerinsecten). Lichaam verdeeld in Franklin, Rosalind Elsie

Frankl, Victor (1905-1997) Oostenrijks psychiater. Frankl, die in 1947 hoogleraar werd aan de universiteit van Wenen, was de grondlegger van de logotherapie, freatofyten

Franklin, Rosalind Elsie (1920-1958) Brits biochemicus, onderzocht de structuur van het DNA en ontdekte de transformatie van een A-vorm in een Victor

freatofyten Planten in woestijngebieden die zo diep wortelen dat ze het grondwater bereiken. Dit in tegenstelling tot de xerofyten die een wijdvertakt free recall

free recall (lett: vrije herinnering) Ook vrije reproductie. Een procedure waarbij het geheugen van proefpersonen wordt getest zonder een vorm van freesia

freesia (Freesia refracta, lissenfamilie) Uit Zuid-Afrika afkomstige plant met sterk variabele vorm, door sommigen tot 2, door anderen tot wel 20 soorten fregatvogels

fregatvogels (familie Fregatidae, orde pelikaanachtigen) Donkergekleurde, grote, lichte vogels (spanwijdte tot 2,3 m, gewicht tot 1,5 kg) met lange frenologie

frenologie De studie naar de relatie tussen de vorm van de schedel en de persoonlijkheid, inclusief geestelijke vermogens. Het onderzoek op dit terrein freonen

freonen Merknaam van Dupont de Nemours voor fluorkoolwaterstoffen, veelvuldig gebruikt als klassenaam voor dergelijke verbindingen. In gebruik fret

fret (Mustela putorius furo, onderfamilie wezels, Mustelinae) Roofdier met witte of lichtgele vacht en rode ogen (albinovorm van een bunzingsoort)

Freud, Anna

Freud, Anna (1895-1982) Oostenrijks-Brits psychoanalytica; jongste dochter en medewerkster van Sigmund Freud. Publiceerde als een der eersten Freud, Sigmund

Freud, Sigmund (1856-1939) Oostenrijks arts, psychiater en grondlegger van de psychoanalyse. Freud ontdekte dat psychische processen voor het Friedreich, ziekte van

Friedreich, ziekte van (hereditaire ataxie) Erfelijke ziekte, waarbij bepaalde delen van het ruggenmerg degenereren. De eerste verschijnselen, loopstoornissen, frigiditeit

frigiditeit Seksuele stoornis, waarbij een vrouw niet in staat is seksueel geprikkeld te raken. Komt slechts zelden voor. In het dagelijks spraakgebruik Frisch, Karl von

Frisch, Karl von (1886-1982) Duits bioloog, hoogleraar o.a. te Breslau (1923) en München (1950-58). Verrichtte onderzoek naar de waarneming van Froe, Arie de

Froe, Arie de (geb. 1907) Nederlands medicus, hoogleraar antropobiologie en menselijke erfelijkheidsleer te Amsterdam (1954-76). Bestreed tijdens Fromm, Erich

Fromm, Erich (1900-1980) Duits-Amerikaans cultuurpsycholoog en filosoof. Hij was een der belangrijkste neo-psychoanalytici en behoorde tot de frontaalkwab

frontaalkwab Het voorste gedeelte van de cerebrale hemisfeer.

frotteurisme

frotteurisme Het tegen andere personen aanhangen en wrijven met als doel seksueel opgewonden te raken. Dit gebeurt meestal in grote massa's. Er wordt fructivoor

fructivoor Dier dat bijna uitsluitend van vruchten leeft. Alleen in (sub)tropen waar het hele jaar door vruchtdragende planten voorkomen. O.a. veel vogels, fruitvliegjes

fruitvliegjes (bananenvliegjes, geslacht Drosophila, familie Drosophilidae, suborde vliegen) Kleine tweevleugelige insecten, in het wild met rode ogen; frustratie

frustratie (Lat.: frustrare = misleiden, teleurstellen) Innerlijke gesteldheid die zich voordoet na belemmering of blokkering van gedrag, gericht op bevrediging frustratietolerantie

frustratie-agressiehypothese Een rond 1939 door de zgn. Yale-groep naar voren gebrachte verklaring voor agressie. Deze groep ging er van uit dat frustratie-fixatiehypothese

frustratie-fixatiehypothese De hypothese dat frustratie leidt tot een stereoptiepe gefixeerde reactie, die blijft bestaan als de frustrerende situatie opgeheven frustratie-regressiehypothese

frustratie-regressiehypothese De veronderstelling van Sigmund Freud dat het optreden van frustratie kan leiden tot regressie, een terugval naar een Fryske Gea, It

frustratietolerantie Het vermogen zich niet al te zeer van de wijs te laten brengen door frustratie. Hierdoor is iemand in staat nieuwe situaties beter frustratie-agressiehypothese

Fryske Gea, It Het Friese landschap. Friese vereniging voor natuurbescherming, opgericht in 1930. Heeft grote terreinen in eigendom en beheer, waaronder: fuchsia

F-schaal

F-schaal Afkorting van fascismeschaal. Een door Adorno ontwikkelde vragenlijst waarmee gemeten kan worden in hoeverre iemand zich zal schikken gaaien

Fuchs, Leonard (1501-1566) Duits botanicus en arts. In zijn hoofdwerk 'Historia stirpium' (1542) heeft hij veel planten nauwkeurig beschreven en Fucus

fuchsia (bellenplant, geslacht Fuchsia, teunisbloemfamilie) Kleine struiken of boompjes, bloemen met opvallende kleur en belvorm. Inheems in Midden- Fuchs, Leonard

Fucus (geslacht uit familie Fucaceae, behorend tot de Cyclosporeae uit de klasse der bruinwieren) Vrij grote, vertakte wieren die met een schijf op fugue (psychol.)

fugue (psychol.) Ook psychogene fugue. Een toestand waarin iemand alle herinneringen verliest (amnesie) en vlucht uit zijn thuisomgeving. Het kan fuikgevoel

fuikgevoel Ervaring van mensen die zich opgesloten voelen in de maatschappelijke situatie waarin zij verkeren, bijvoorbeeld met betrekking tot hun fumigatie

fumigatie (beroking) Verontreiniging uit schoorstenen die door een inversie niet naar boven wordt verspreid, maar naar beneden. Aan de grond ontstaan functie (psychol.)

functie (psychol.) 1. Binnen het functionalisme: een bijdrage van een sociaal verschijnsel aan de stabiliteit en de samenhang van de samenleving in functieleer

functieleer Tak van de psychologie die de verschillende wijzen waarop mensen functioneren bestudeert. De bestudeerde functies zijn o.a.: zien, horen, functionalisme (psychol.)

functionalisme (psychol.) 1. Ook functionalistische psychologie. Een stroming binnen de psychologie uit het begin van de 20e eeuw in Amerika. Bela

functioneel

functioneel 1. Gericht op het bereiken van een bepaald doel. 2. Van aandoeningen wordt gezegd dat zij functioneel zijn als hiervan geen lichamelijke, functioneel onderwijs

functioneel onderwijs Op de ideeën van de Zwitserse psycholoog en pedagoog Edouard Claparède stoelend onderwijs, dat uit wil gaan van de beho

functionele autonomie

functionele autonomie 1. (psychol.) Typering van de psycholoog Gordon W. Allport van gedrag dat, onafhankelijk van de oorspronkelijke motivati

functionele gefixeerdheid

functionele gefixeerdheid Het verschijnsel dat de waarneming van voorwerpen wordt beïnvloed door de dagelijkse gebruiksmogelijkheden die zij functionele psychose

functionele psychose Een psychose die ontstaat zonder een duidelijk aanwezige lichamelijke aandoening als mogelijke oorzaak. Volgens dit criterium functionele stoornis

functionele stoornis Geestelijke stoornissen waarvan geen organische oorzaken bestaan. Het psychische functioneren heeft de doorslag gegeven bij functionele typen

functionele typen Een begrip van de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung. Deze onderscheidde vier basisfuncties in het menselijk gedrag (waarnemen, fungiciden

fungiciden Schimmelbestrijdende middelen, berusten meestal op de giftigheid van zware metalen, met name van kwik- en tinverbindingen. Het koperpreparaat Funk, Fritz

Funk, Fritz (1897-1978) Zwitsers landbouwkundig ingenieur, bekend als specialist op het gebied van zoetwatervissen in Europa. Publiceerde in 1972 funnel-techniek

funnel-techniek Een methode om vragenlijsten op te bouwen. Er wordt daarbij begonnen met algemene vragen en daarna wordt de aandacht steeds futen

futen (familie Podicipedidae, orde Podicipediformes) Goed duikende, middelgrote watervogels met de poten achteraan de romp, waardoor ze nogal fyllotaxis

fyllotaxis Rangschikking van bladeren rond een stengel. Veelal symmetrisch of op basis van een wiskundige regelmatigheid omdat daarbij een zo gunstig fylogenese

fylogenese De ontwikkeling van een soort in de loop van de evolutie.

fylogenie

fylogenie (Gr.: phullon = stam, genesis = ontstaan) Wetenschap waarbinnen men de stamgeschiedenis van een soort tracht te reconstrueren. Men doet fysieke reguleringen

fysieke reguleringen Benaming voor allerlei normen en voorschriften die binnen het kader van het milieurecht worden gebruikt, bijv. uitworpnormen fysiognomie(k)

fysiognomie(k) (Gelaatkunde) De bestudering van de persoonlijkheid aan de hand van gelaatstrekken. Is gebaseerd op het idee dat de persoonlijkheidskenmerken fysiologie

fysiologie Wetenschap waarin de mechanismen en processen van de levensverrichtingen worden onderzocht.

fysiologische psychologie

fysiologische psychologie Ook fysiopsychologie. Tak van de psychologie die zoekt naar de stoffelijke kanten van psychische processen. Een belangri

fysiologische zoutoplossing

fysiologische zoutoplossing Oplossing die dezelfde osmotische waarde heeft als bloed en weefselvocht. Meest eenvoudige is een 0,9% oplossing fysiologisme

fysiologisme De aanduiding van het uitsluitend of in grote mate verklaren van psychologische verschijnselen uit fysiologische (lichamelijke) processen.

fysiotherapie

fysiotherapie Paramedisch beroep, gericht op de revalidatie van ziekenhuispatiënten en thuispatiënten met nek- en rugklachten, sportblessures of andere fysisch milieu

fysisch milieu (ook: natuurlijk milieu) De natuurlijke omgeving zoals die door natuurlijke processen is gevormd. Er is dus geen sprake van invloed fysische antropologie

fysische antropologie Wetenschap die de mens bestudeert en de biologische eigenschappen van de mens. Dit omvat zowel uitgestorven mensengroepe

gaaien Enkele geslachten uit de familie der kraaien die niet als systematische eenheid worden onderkend, maar zich uiterlijk onderscheiden door een gaasvliegen

gaasvliegen (bruinoogjes, familie Chrysopidae, superorde netvleugeligen) Insekten met doorzichtige weerschijnende vleugels met gele of donkere GABA

GABA Afkorting van gamma-aminoboterzuur.

gaffelantilopen

gaffelantilopen (familie Antilocapridae, orde evenhoevigen) Reegrote, bruin met wit getekende dieren, de mannetjes met vertakte hoorns, de wijfjes gagelfamilie

Gage, Nathaniel L.

Gage, Nathaniel L. (geb. 1917) Amerikaans psycholoog en onderwijskundige. Houdt zich bezig met sociale psychologie, onderwijspsychologie en

gagelfamilie (Myricaceae, orde napjesdragers) Vooral tropische heesters met een aangename geur door harsklieren in de bladeren. Bloemen in katjes; gagels

gagels (geslacht Myrica, gagelfamilie) Tweehuizige, vooral tropische heesters met aangenaam geurende bladeren. Meer mannelijke dan vrouwelijke

Gagne, Robert M.

Gagne, Robert M. (geb. 1916) Amerikaans leerpsycholoog. Aanhanger van de zgn. pluralistische leertheorie. Streeft naar een synthese van de stimulus-gaia-filosofie

gaia-filosofie Filosofie volgens welke het leven op aarde één samenhangend organisme is dat zichzelf reguleert overeenkomstig zijn veranderende behoeften. Gajdusek, David Carleton

Gajdusek, David Carleton (geb. 1923) Amerikaans kinderarts en biofysicus, sinds 1959 verbonden aan het Nationaal Instituut voor Neurologische gal

gal in de lever geproduceerde vloeistof die grotendeels uit water bestaat; daarin zijn mineralen, galzure zouten, galkleurstoffen en slijm opgelost, met galactosemie

galactosemie Erfelijke stofwisselingsziekte, waarbij het gehalte aan galactose in het bloed te hoog is. Verschijnselen: enige dagen na de geboorte begint galafvoersysteem

galafvoersysteem (galwegen) Buizenstelsel waardoor de in de lever geproduceerde gal naar de twaalfvingerige darm wordt afgevoerd. Omvat de tussen galago's

galago's (bushbabies; familie Galagidae, met de lori's verwante halfapen) Kleine, vlugge halfaapjes, inheems in Afrika, waar zij regenwouden, maar galblaas

galblaas Opslagplaats voor gal. Door de lever wordt per etmaal een grote hoeveelheid gal geproduceerd. Gedeeltelijk wordt deze gal rechtstreeks naar galblaaskanker

galblaaskanker Een kwaadaardig gezwel van de galblaas en galwegen is betrekkelijk zeldzaam. Het komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. Mogelijk galblaasontsteking

galblaasontsteking (cholecystitis) Ontsteking van de galblaas. Een galblaasontsteking kan acuut ontstaan, met heftige klachten, maar kan ook chronisch galbulten

galbulten (netelroos, urticaria) Jeukende huidaandoening, bestaande uit roze verheven plekken (urticae), die plotseling kunnen ontstaan. De plekken galenisme

galenisme Medische wetenschap genoemd naar Galenus (130-210 n.C.), een van de grootste geneesheren van de Oudheid. Hij verklaarde het leven Galenos

Galenos (Galenus; 129-199) Grieks arts; verwierf als praktiserend geneesheer grote bekendheid in Rome. Ordende de veelheid van feiten in de levenswetenschappen Galenus, Claudius

Galenus, Claudius (129-199 n.C.) Grieks arts, een van de beroemdste uit de Oudheid. Galenus beschreef zeven hersenzenuwen en toonde door middel galkleurstoffen

galkleurstoffen Productendie ontstaan bij de afbraak van beschadigde rode bloedcellen door het reticulo-endotheliale systeem (macrofagen). Ze bevatten gallen

gallen Woekeringen van een deel van een plant als reactie op de aanwezigheid van een parasiet. Deze bevindt zich in en voedt zich met het door abnormale galmuggen

galmuggen (familie Cecidomyidae, onderorde muggen) Grote, tere, kleurige muggen met lange voelsprieten. Wijfjes leggen via lange, instulpbare galstenen

Gal'perin, Pëtr Jakovlevic (geb. 1902) Russisch psycholoog, medewerker van Vygotsky. Ontwikkelde een 'interiorisatie-theorie', volgens welke de gamanders

galstenen (cholelithiasis) Steenvorming in de galblaas. Een frequent voorkomende aandoening, met name bij vrouwen van middelbare leeftijd met Galton, Francis

Galton, Francis (1822-1911) Brits bioloog, meteoroloog en wiskundige. Legde de basis voor de moderne meteorologische kaarten. Onderzocht of het Galton, wetten van

Galton, wetten van De door de Brit Francis Galton (1822-1911) opgestelde wetten aangaande de erfelijkheid van eigenschappen. De law of ancestral galvanisch afval

galvanisch afval Afval van de galvanische industie; bevat meestal zware metalen.

galvanische huidreactie

galvanische huidreactie Ook elektrodermale respons. Veranderingen in de elektrische weerstand van de huid als gevolg van potentiaalschommelingen

galwegontsteking

galwegontsteking (cholangitis) Ontsteking van de galwegen die de gal van de lever naar de galblaas en van hieruit naar de twaalfvingerige darm vervoeren. galwespen

galwespen (superfamilie Cynipoidea, orde vliesvleugeligen) Kleine, zwartbruin gekleurde insecten, die bij voorkeur op eiken parasiteren en gallen Gal'perin, Pëtr Jakovlevic

gamanders (geslacht Teucrium, lipbloemfamilie) Planten met tweelippige bloemen in schijnkransen, bovenlip zeer klein. Circa 100 soorten in gematigde gambusia's

gambusia's (geslacht Gambusia, familie levendbarende tandkarpertjes Poeciliidae, orde tandkarpers). Kleine, onopvallend gekleurde, agressieve zoe

gametangium

gametangium Voortplantingsorgaan van schimmels, wieren, mossen en varens, dat mannelijke of vrouwelijke geslachtscellen vormt. Lijken bij schimmels gametofyt

gametofyt (haplont) De geslachtelijke generatie van planten met generatiewisseling; bestaat uit haploïde (n) cellen en vormt de geslachtscellen. Vorm gamma-aminoboterzuur

gamma-aminoboterzuur Vaak afgekort tot GABA (Eng: gamma-amino butyric acid). De meest voorkomende neurotransmitter met een remmende ganglion

ganglion 1. (peesknoop) Een met vocht gevulde kleine ronde knobbel onder de huid, uitgaande van een peesschede of een gewrichtskapsel. Meestal gangreen

gangreen (koudvuur) Het afsterven van weefsel door zuurstofgebrek. Er zijn twee vormen van gangreen. Bij de droge vorm sterft het weefsel af door ganzen

ganzen (onderfamilie Anserinae, familie Anatidae, orde eendvogels Anseriformes). Flinke vogels, onderverdeeld in de geslachtengroepen boomeenden

ganzen, grijze (geslacht Anser, onderfamilie ganzen) Flinke, grijze, bruinige of witte watervogels, die vaak op weilanden en akkers worden aangetroffen, ganzen, zwarte

ganzen, zwarte (geslacht Branta, onderfamilie ganzen) Flinke watervogels, vaak donker met lichte tekening en een altijd zwarte, sierlijke snavel. Hiertoe ganzeriken

ganzenbloemen

ganzenbloemen (geslacht Chrysanthemum, composietenfamilie) Kruiden met buis- en lintbloemen, vruchtbeginsels van de buisbloempjes doorschi

ganzenvoetfamilie

ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae, orde muurachtigen) Meestal grijsgroene, wat vlezige kruidachtige planten met blijvend onaanzienlijk bloemdek ganzen, grijze

ganzeriken (geslacht Potentilla, rozenfamilie) Kruiden of kleine heesters met meestal 5-tallige bloemen, 2 rijen kelkslippen, ongenaalde vruchtjes met Ganzheitpsychologie

Ganzheitpsychologie Term gebruikt door leerlingen van Wilhelm Wundt ter aanduiding van diens psychologische theorie. Dit om verwarring met Ganzveld-experiment

Ganzveld-experiment Een experiment waarmee de gevolgen van sensorische deprivatie worden geregistreerd. Om het hoofd van de proefpersoon wor

gapers

gapers (geslacht Anastomus, familie ooievaars) Matig grote, zwart of witzwarte ooievaarachtige vogels met een niet sluitende snavel met snijranden, gap-junction

gap-junction Contactplaats tussen naburige dierlijke cellen. Speciale holle structuren (connexons), met een buitendiameter van ca. 8.5 nm, overbruggen garnalen

garnalen (suborde Natantia, orde Decapoda, klasse kreeftachtigen). Circa 2000 soorten kleine, zwemmende tienpotige kreeftjes, voornamelijk in zee

Garrod, Archibald Edward

Garrod, Archibald Edward (1857-1936) Brits arts. Hij is als eerste begonnen met biochemisch erfelijkheidsonderzoek door zijn studies van erfelijk

gaspeldoorn

gaspeldoorn (Ulex europaeus, vlinderbloemenfamilie) Struik met flinke gele bloemen, in doornen uitlopende takken, jonge takken en bloemstelen Gasser, Herbert Spencer

Gasser, Herbert Spencer (1888-1963) Amerikaans geneeskundige, hoogleraar te Saint Louis (1921-31) en te Ithaca (vanaf 1931), directeur van het gastheer

gastheer Organisme waarop of waarin een parasiet leeft. De schade voor de gastheer varieert van minder ernstige ziekten tot de dood. Voorbeelden: gastheerwisseling

gastheerwisseling Verschijnsel dat een parasiet gedurende zijn levenscyclus bij meer dan één gastheer leeft. Gaat meestal samen met generatiewisseling. gastroscopie

gastro-enteritis (maag-darmontsteking) Verzamelnaam voor alle vormen van ontsteking van het slijmvlies van maag en darm. Meestal is een virus de gastro-enterologie

gastro-enterologie Medisch specialisme dat zich bezighoudt met ziekten van maag, darmen, lever en galblaas; subspecialisme van de interne geneeskunde. gastrula

gastroscopie Het bekijken van de binnenkant van de maag met behulp van een gastroscoop, een lange, soepele slang van glasvezels, die via de mond gastro-enteritis

gastrula Stadium in de embryonale ontwikkeling van bevruchte dierlijke en menselijke eicellen waarbij de holte van de blastula door inrolling van groepen gaswasser

gaswasser Installatie om gassen te ontdoen van ongewenste bestanddelen, door ze door een vloeistof te leiden waarin stoffen zijn opgelost of gesuspendeerd gatenplant

gatenplant (Monstera deliciosa, aronskelkfamilie) Geliefde kamerplant uit Amerika met merkwaardige gaten in de bladeren. Bloeit in de tropen (nooit Gaucher, ziekte van

Gaucher, ziekte van Erfelijke stofwisselingsziekte, waarbij een vetachtige stof (glucocerebroside) zich ophoopt, doordat het afbraakenzym hiervoo

gazellen

gazellen (geslachtengroep Gazellini, onderfamilie antilopen) Reegrote of iets grotere dieren, die steppen, woestijnen en savannen in Afrika en Azië gebit

gebit Het geheel van gebitselementen in boven- en onderkaak van de meeste gewervelde dieren. Bestaat grotendeels uit een harde substantie. Bij de gebitsaandoeningen

gebitsaandoeningen Een van de meest voorkomende aandoeningen bij de mens. Speciaal cariës (ook tandbederf of tandwolf genoemd) is een van gebitselement

gebitselement Elk der harde elementen die samen het gebit vormen. Te onderscheiden in tanden en kiezen. Hoewel de vorm verschillend kan zijn, gebitsprothese

gebitsprothese (kunstgebit) Uit kunstmatige gebitselementen bestaand, uitneembaar gebit ter vervanging van ontbrekende gebitselementen. Het vervaardigen geboorte

geboorte Het proces van het baren van een kind van het allereerste begin tot het eind. Het baringsproces wordt ingedeeld in drie verschillende en afzonderlijke geboortegewicht

geboortegewicht Gewicht van een kind direct na de geboorte; ligt bij een voldragen pasgeborene tussen de 3 en 4 kg (meisjes zijn gemiddeld iets lichter geboortegezwel

geboortegezwel (baringsgezwel, caput succedaneum) Zwelling op het hoofd van de pasgeborene. Het kan ontstaan in de loop van de bevalling en geboortehormoon

geboortehormoon Het weeënopwekkend en melksecretie stimulerend hormoon oxytocine, dat afkomstig is uit de hypothalamus en door de neurohypofyse geboortekanaal

geboortekanaal (baringskanaal) De weg die het kind tijdens de geboorte in het bekken van de moeder aflegt. Te onderscheiden in het benig baringskanaal geboorteletsel

geboorteletsel Verwonding of stoornis welke ontstaat door de bevalling; meestal betreft het een moeilijke bevalling of een kunstverlossing. Geboorteletsels geboorteregeling

geboorteregeling (ook: family-planning, gezinsplanning) Het geheel van maatregelen ter regulering van het aantal en het tijdstip van geboorten, vooral geboortetrauma (geneesk.)

geboortetrauma (geneesk.) (trauma = wond) Een beschadiging die het kind tijdens de geboorte oploopt.

geboortetrauma (psychol.)

geboortetrauma (psychol.) (trauma = wond) In de psychoanalytische theorie van Sigmund Freud het gevoel van enorme hulpeloosheid dat het kind geboortevlekken

geboortevlekken Aangeboren afwijkingen van de huid, die meestal niet ernstig zijn. Als meest bekende geboortevlek komt voor de zogenoemde moedervlek. geboortevolgorde

geboortevolgorde Ook plaats in de kinderrij. De rangorde in leeftijd van broers en zusters. Psychologisch onderzoek naar het effect van de plaats van gebrekziekten

gebrekziekten (deficiëntieziekten) Ziekten die het gevolg zijn van een tekort aan een of meer voedingsstoffen die essentieel zijn voor de gezondheid. gebroken hartjes

gebroken hartjes (Dicentra spectabilis, papaverfamilie) Bekende tuinplant met drietallige grijsgroene bladeren; grote, roze, gespoorde, knikkende gedaanteverwisseling

gedaanteverwisseling (metamorfose) Niet geleidelijke overgang naar een volgend ontwikkelingsstadium bij bepaalde diergroepen, meestal gepaard

gedachtegangstoornissen

gedachtegangstoornissen Een aantal verwante denkstoornissen. 1. Perseveratie is een stoornis waarbij de gedachtegang vertraagd is en waarbij veel gedachtenexperiment

gedachtenexperiment Een vaak in werkelijkheid niet uit te voeren 'proefneming', waarbij in gedachten een situatie wordt geschapen, waardoor de Geddes, Patrick

Geddes, Patrick (1854-1932) Schots bioloog en socioloog. Leerling van Thomas Henry Huxley. Sterk beïnvloed door Darwins evolutietheorie, die gedraaide teelbal

gedraaide teelbal (torsio testis) Aandoening waarbij de teelbal met of zonder de bijbal om zijn eigen as is gedraaid. Een te grote beweeglijkheid in gedrag

gedrag Alle uitwendig waarneembare bewegingen, verschijnselen en handelingen bij mens of dier, bijv. lopen, vluchten, aanvallen, schrikken, geluiden gedragsanalyse

gedrag, aangeboren Bepaald (erfelijk vastgelegd) stereotiep gedrag, dat dieren van eenzelfde soort vertonen. Het betreffende gedrag hoeft nog niet gedrag, aanvalsgedrag,

gedrag, agonistisch Samenvattend begrip voor alle in samenhang met agressieve interacties tussen individuen voorkomende gedragspatronen. Het gedrag, agressief

gedrag, agressief Gedrag gericht op het aanvallen van soortgenoten (niet bijv. het grijpen van een prooi). Gaat bijna altijd gepaard met signaalgedrag, gedrag, ambivalent

gedrag, ambivalent Samengestelde gedragspatronen die ontstaan door het conflict tussen verschillende, tegengestelde, motivaties (bijv. neiging tot gedrag, kalmeringsgedrag,

gedrag, ritueel Sociaal gedrag met een signaalfunctie, afgeleid van gedrag met een geheel andere betekenis, waardoor de bedoelingen en emotionele gedrag, sociaal

gedrag, sociaal Gedrag tussen individuen van dezelfde soort, meer in het bijzonder het gedrag dat het mogelijk maakt dat individuen in elkaars nabijheid gedrag, territoriumgedrag,

gedragsanalyse Ook functionele analyse. De eerste fase in de gedragstherapie. De therapeut probeert daarbij na te gaan welke situaties het ongewenste Gedragsbeoordelingsinstrument

Gedragsbeoordelingsinstrument (GBI) Meetinstrument dat beoordeelt in hoeverre er sprake is van sociaal probleemgedrag. Het is speciaal ontwikkeld gedragsgenetica

gedragsgenetica Wetenschap die structurele aspecten van gedrag bestudeert. Men gaat na welke variaties in gedrag voorkomen en in hoeverre die gedragsstoornissen

gedragsstoornissen 1) Een aantal uiteenlopende, abnormale gedragingen van kinderen jonger dan twaalf jaar. Hieronder vallen bijvoorbeeld probl

gedragstherapie

gedragstherapie behandelingswijze van psychische aandoeningen die ervan uitgaat dat elke vorm van ongewenst gedrag aangeleerd is en dus ook weer gedragsvervaltest

gedragsvervaltest Een test die de achteruitgang in het dagelijks functioneren meet (verminderde zelfredzaamheid, sociale omgang). Een voorbeeld gedrag, aangeboren

geel lichaam

geel lichaam (corpus luteum) De na de eisprong (ovulatie) overblijvende lege follikel die na een omvorming van de cellen het geslachtshormoon progesteron geelhartje

geelhartje (Linum catharticum, vlasfamilie) Slanke, 20 cm hoge plant met ovale tegenoverstaande bladeren en witte bloemkroon met gele voet. Voorkomend geelzucht

geelzucht (icterus) Geelkleuring van de huid, slijmvliezen en het lichaamsvocht door een te hoog gehalte in het bloed van de galkleurstof bilirubine. geelzucht bij pasgeborenen

geelzucht bij pasgeborenen (icterus neonatorum) Gele verkleuring van de huid door ophoping van galpigment bij een pasgeborene. Bij veel pasgeborene

geelzucht, besmettelijke

geelzucht, besmettelijke (hepatitis A, hepatitis infectiosa) Zeer besmettelijke infectieziekte, veroorzaakt door het hepatitis-A-virus; incubatietijd tien geestelijk gehandicapt

geestelijk gehandicapt Gebrekkig geestelijk vermogen als gevolg van een vertraagde geestelijke ontwikkeling (zwakzinnigheid) of als gevolg van

Gegenbaur, Carl

Gegenbaur, Carl (1826-1903) Duits dierkundige. Hij was een leerling van Kölliker en de leermeester van Engelmann en Haeckel. Hij maakte een studie gegolfd

gegolfd Bladrandvorm waarbij insnijdingen en uitsteeksels afgerond zijn (bijv. bij look-zonder-look).

gehandicapt, lichamelijk

gehandicapt, lichamelijk Gebrekkig functioneren van het lichaam, gewoonlijk veroorzaakt door een gebrek of stoornis in de spieren, botten of gewr

gehandicapten, verstandelijk

gehandicapten, verstandelijk Mensen met een aangeboren of verworven tekort in het verstandelijk functioneren. Onderling sterk uiteenlopend in niveau;

gehemelte

gehemelte (palatum, verhemelte) Scheidingswand tussen mond- en neusholte. Het voorste deel bestaat uit beenweefsel (harde gehemelte) en wordt gehemelte, gespleten

gehemelte, gespleten (palatoschisis, palatum fissum) Aangeboren afwijking die zeer vroeg in de zwangerschap ontstaat, door een stoornis in de vergroeiing geheugen (psychol.)

geheugen (psychol.) Psychische functie bij mensen en in mindere mate bij dieren, die het vastleggen, bewaren en weer oproepen (actualiseren) van geheugenmetafoor

geheugen, echoïsch Deel van het geheugen waar gedurende korte tijd auditieve indrukken bewaard blijven. De werking hiervan is ervoor verantwoordelijk geheugen, episodisch en semantisch

geheugen, episodisch en semantisch In het episodisch geheugen zijn herinneringen aan specifieke gebeurtenissen en zeer persoonlijke ervaringen geheugen, fotografisch

geheugen, fotografisch Een zeer goed geheugen voor beelden. Alles wat iemand eenmaal gezien heeft, wordt voor kortere of langere tijd onverande

geheugen, iconisch

geheugen, iconisch Deel van het geheugen waar gedurende korte tijd een visuele indruk bewaard blijft. De werking hiervan kan vooral aangetoond geheugen, korte-termijngeheugen,

geheugen, lange-termijngeheugen,

geheugen, lexicaal Dat gedeelte van het geheugen waar de klanken en schrijfwijze van woorden zijn opgeslagen. De betekenissen van de woorden geheugen, stemmingsafhankelijk

geheugen, stemmingsafhankelijk Het verschijnsel dat mensen zich dingen beter kunnen herinneren als zij zich in dezelfde toestand bevinden als gehoor

geheugenmetafoor Het gebruik van een vergelijking om het menselijke herinneren voor te stellen. De gebruikte metaforen zijn vrijwel allemaal te

geheugenpil

geheugenpil Een medicament dat de werking van het geheugen verbetert. Er zijn al wel enige vorderingen gemaakt op dit gebied, maar een daadwerkelijk geheugensporen

geheugensporen (engram) De veronderstelde fysiologische basis van herinneringen. Het is echter nog nooit gelukt om het bestaan van geheugensporen geheugensporen, sensorische

geheugensporen, sensorische (Eng: sensory information store) Ook zintuiglijke geheugensporen en zintuiglijk of sensorisch geheugen. Een gedeelte geheugenstoornissen

geheugenstoornissen Verzamelterm voor psychopathologische stoornissen in de reproductie van geheugeninhouden en in het inprentingsvermogen.

geheugentest

geheugentest Hiermee worden verschillende aspecten van het onthouden gemeten. Deze tests zijn o.a. ontworpen, omdat hiermee aanwijzingen verkregen geheugentheorie, Search of Associative Memory

geheugentheorie, Search of Associative Memory (SAM) Een moderne theorie over het geheugen die is ontwikkeld door J.G.W. Raaijmakers en geheugenverlies

geheugenverlies (amnesie) Gestoord vermogen zich voorvallen te herinneren die korte of lange tijd geleden zijn gebeurd. Voor een goed werkend geheugenwonders

geheugenwonders Personen die in staat zijn tot buitengewone geheugenprestaties. Bij nauwkeurige analyse blijkt dat deze prestaties meestal te danken geheugen, echoïsch

gehoor Zintuig dat geprikkeld kan worden door geluidstrillingen; gelegen in een gehoororgaan. Bij insecten (krekels, cicaden) ligt dit zelden in de kop, gehoorbeentjes

gehoorbeentjes Drie botjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) in het binnenoor van zoogdieren en de mens die de geluidstrillingen overbrengen van gehoordrempel

gehoordrempel Minimale geluidsenergie die men kan horen. Hangt sterk af van de frequentie; geluidstrillingen met een lage frequentie (1000-2000) gehoorgang

gehoorgang (canalis auricularis) Meestal S-vormige benige buis van oorschelp tot trommelvlies, gelegen in het uitwendig oor van gewervelde dieren gehoorsteentje

gehoorsteentje (otoliet) Massief kalksteentje in het binnenoor van gewervelde dieren. Gehoorsteentjes spelen een rol bij het evenwicht. Bij beenvissen geïmmobiliseerde verontreiniging

geïmmobiliseerde verontreiniging Vervuiling die zich niet meer kan verspreiden.

geïntegreerde landbouw

geïntegreerde landbouw Landbouw met een bedrijfsvoering die zowel de de productie-eisen als het milieu en het welzijn van de dieren serieus nee

geiten

geiten (geslacht Capra, geslachtengroep geiten en schapen) Middelgrote dieren, waarvan de mannetjes grote, dikke sabelvormige hoorns en een sik geiten en schapen

geiten en schapen (geslachtengroep Caprini, onderfamilie bokken, familie holhoornigen) Vijf geslachten vooral gebergte bewonende dieren, aangepast geitenbaard

geitenbaard (geslacht Aruncus, rozenfamilie) Planten (hoogte 2 meter) met grote, tot kleine blaadjes ingesneden bladeren en veel geelwitte bloemen gekarteld

gekarteld Bladrandvorm waarbij de insnijdingen spits en de uitsteeksels afgerond zijn (bijv. bij hondsdraf).

gekkekoeienziekte

gekkekoeienziekte (BSE, Bovine Spongiforme Encephalitis) De gekkekoeienziekte is een prionziekte (afkorting van proteinaceous infectious parti

gekko's

gekko's (familie Gekkonidae, suborde hagedissen) Insektenetende reptielen die geluid kunnen maken, haarachtige uitsteeksels aan de tenen bezitten Gelderse roos

Gelderse roos (Viburnum opulus, kamperfoeliefamilie) Heester of kleine boom met een scherm van witte bloemen, waarvan de binnenste klein en gele koorts

gele koorts Tropische ziekte, veroorzaakt door een virus en overgebracht door de steek van een besmette mug (Aedes aegypti); incubatietijd 3 tot 6 gele vlek

gele vlek (macula lutea) Gebied aan de achterkant van het netvlies dat alleen bestaat uit kegeltjes. Dit zijn zintuigcellen waarmee het mogelijk is kleuren geleedpotigen

geleedpotigen (stam Arthropoda, onderrijk meercelligen) De geleedpotigen vormen de grootste en meest vormenrijke stam van het hele dierenrijk. geleidingsslechthorendheid

geleidings- Vorm van lokale (plaatselijke) anesthesie waarbij de prikkelgeleiding in een zenuw wordt geblokkeerd. Wordt o.a. toegepa

geleidingsslechthorendheid Slechthorendheid door een stoornis in het geleidingssysteem van het gehoororgaan (uitwendige gehoorgang, trommelvlies, geluidshinder

geluidshinder Hinder die wordt ondervonden van geluid. De Wet Geluidhinder (1979) geeft regels ter voorkoming of beperking van geluid. Deze hebben geluk

geluk De toestand en het ondergaan van (totale) levensvervulling en bevrediging. Bij de Oude Grieken werd deze toestand als levensdoel genomen, gemberfamilie

gemberfamilie (Zingiberaceae, orde banaanachtigen) Kruidachtige tropische planten met buisvormige bloemen die maar één vruchtbare meeldraad Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst

Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG en GD) Instelling in grotere Nederlandse gemeenten ter uitvoering van hun taak op gemzen

gemzen (geslacht Rupicapra, onderfamilie bokken, familie holhoornigen) Bruin bergdier met witte koptekening en rechte hoorns, waarvan de top naar gen

gen (erffactor) Erfelijke eenheid in een chromosoom, bestaand uit een aantal nucleïnezuren (meestal DNA). Bevat in gecodeerde vorm (genetische code) gender

gender Ook sekse of geslacht. Term die is geïntroduceerd om te benadrukken dat veel man-vrouwverschillen geen biologische oorsprong hebben.

geneeskunde

geneeskunde Toegepaste wetenschap die zich bezighoudt met alle aspecten van het voorkomen en genezen van ziekten. Ontwikkeld vanuit een door geneesmiddelen

geneesmiddelen (farmaca) Stoffen die dienen ter voorkoming of genezing van ziekten of ziekteverschijnselen. De meeste geneesmiddelen worden genencentrum

genen, cytoplasmatische

genen, cytoplasmatische (plasmagenen) Genen die zich buiten de chromosomen bevinden in mitochondriën en (bij planten) in bladgroenkorrels; genen, gekoppelde

genen, gekoppelde Genen die in hetzelfde chromosoom liggen en gezamenlijk overerven. Liggen de genen in een geslachtschromosoom, dan spree

genencentrum Het gebied waar de meeste erfelijke variatie bestaat binnen het verspreidingsgebied van een soort.

genenkaart

genenkaart Tekening waarop de onderlinge positie van de genen in een chromosoom is aangegeven. Wordt gemaakt aan de hand van het percentage genenreservoir

genenreservoir Het totaal aan erfelijk materiaal dat bij een populatie van een soort aanwezig is.

General Problem Solver

General Problem Solver (GPS) Een computerprogramma dat ontwikkeld werd door de Amerikanen Allen Newell en Herbert A. Simon. Het bootst generatiewisseling

generatie, filiale Het nageslacht van de parentale generatie bij gecontroleerde kruisingen. Het eerste nageslacht wordt in kruisingsschema's aangeduid generatie, parentale

generatie, parentale De oudergeneratie bij gecontroleerde kruisingen ten behoeve van erfelijkheidsonderzoek. In kruisingsschema's aangeduid met genetische aanpassing

generatiewisseling De - meestal regelmatige - afwisseling in de ontwikkelingscyclus van een organisme, waarbij een generatie zich ongeslachtelijk generatie, filiale

genetische aanpassing (coadaptatie; erfelijke aanpassing) Aanpassing aan de levensomstandigheden van planten, dieren en de mens op lange termi

genetische code

genetische code Systeem waarin erfelijke informatie over de opbouw van eiwitten vastligt en op een geschikt tijdstip wordt gebruikt voor de synthese genetische drift

genetische drift Door het toeval veroorzaakte veranderingen in het genenreservoir van kleine populaties. Doordat binnen zo'n populatie weinig voorraad genetische manipulatie

genetische manipulatie (genetic engineering) Het gericht veranderen van de samenstelling van het erfelijk materiaal door biochemische en microc

genetische psychologie

genetische psychologie 1. Een minder gebruikelijke benaming voor ontwikkelingspsychologie (genese = ontstaansgeschiedenis) 2. psychogenetica

genetkatten

genetkatten (geslacht Genetta, familie civetkatten, orde roofdieren) Langgerekte dieren zo groot als een flinke kat, lichte vacht met donkere vlekken genexpressie

genexpressie De mate waarin een gen zich manifesteert in de uiterlijke verschijningsvorm, het fenotype.

genialiteit

genialiteit Een combinatie van grote verstandelijke vermogens, originaliteit, inventiviteit, ijver en werkkracht. Volgens sommige opvattingen grenst Genie (psychol.)

Genie (psychol.) Een beroemd geval van een meisje, genaamd Genie, dat tot haar dertiende levensjaar in extreme isolatie opgroeide. Zij was daardoor genitale fase

genitale fase Volgens Sigmund Freud de eindfase van de psychoseksuele ontwikkeling, waarin de voorafgaande fasen (orale fase, anale fase fallische genmutatie

genmutatie Elke wijziging in de vaste nucleotiden-reeks van het DNA van een gen. Mutaties kunnen veroorzaakt worden door bepaalde chemische genoom

genoom Alle in een cel voorkomende chromosomen met de daarin liggende genen. Diploïde cellen bezitten twee sets chromosomen, haploïde één set.

genotmiddelen

genotmiddelen Stoffen met een prikkelende of aangename werking op de hersenen (bijvoorbeeld alcohol, tabak, koffie, thee en een aantal drugs). Ze genotype

genotype Totale pakket genen van een individu. Bepaalt de erfelijke mogelijkheden. Beïnvloed door milieufactoren manifesteert het genotype zich gentherapie

gentherapie Experimentele methode met behulp waarvan men in de toekomst aangeboren afwijkingen en erfelijke ziekten hoopt te kunnen behandelen. gentiaanfamilie

gentiaanfamilie (Gentianaceae, orde Apocynales) Kruiden met enkelvoudige, kruisgewijs staande bladeren, vergroeide bloemkroon met evenveel meeldraden gentianen

gentianen (geslacht Gentiana, gentiaanfamilie) Kruiden, vooral te vinden in bergstreken in Europa vooral beroemd uit de Alpenflora. Echter ook in geofagie

geofagie 1. Wetenschappelijke term voor het eten van grond. Komt onder andere voor in Afrika, China, Indonesië en Zuid-Amerika. Vooral wordt grond geopsychologie

geopsychologie Onderzoeksgebied waarin de invloed van de fysieke omgeving van de mens op zijn gedrag en psyche wordt bestudeerd. Men onderscheidt geotaxis

geotaxis Opzettelijke beweging van dieren onder invloed van de zwaartekracht; in de richting van de zwaartekracht (positieve geotaxis) of eraan tegengesteld geotropie

geotropie Beweging van planten onder invloed van de zwaartekracht. Bij wortels positieve geotropie, met de zwaartekracht mee (naar beneden); bij gepen

gepen (geslacht Belone, orde koornaarvissen) Langgerekte vissen met even lange boven- als onderkaak, larven met kaken van ongelijke lengte. Skelet geraniums

geraniums (geslacht Pelargonium, ooievaarsbekfamilie) Kruiden met bloemen met een holle spoor, vergroeid met de bloemsteel; kroonbladen meestal geriatrie

geriatrie Onderdeel van de geneeskunde dat zich bezighoudt met preventie, diagnostiek, behandeling en nazorg van ziekten en algemene ouderdomsverschijnselen geriatrische inrichtingen en afdelingen

geriatrische inrichtingen en afdelingen Zelfstandige inrichtingen of afdelingen in ziekenhuizen, die speciaal gericht zijn op medische zorg voor bejaarden. gerontofilie

gerontofilie Een seksuele afwijking waarbij een sterke behoefte bestaat aan seksuele omgang met oude mensen.

gerontologie(k)

gerontologie(k) Wetenschap waarbinnen men verouderingsprocessen bestudeert, met name biologische en fysiologische veranderingen. De ouder wordende gerst

gerst (geslacht Hordeum, grassenfamilie) Grassen met 2 tot 4, een- of tweebloemige, genaalde aartjes op iedere tand van de aarspil. Verschillende wilde gerstekorrels

gerstekorrels (milia) Kleine witte korreltjes in de huid, die ontstaan als gevolg van een verstopte talgklier. Meestal treden dergelijke gerstekorrels op Gesell, Arnold Lucius

Gesell, Arnold Lucius (1880-1961) Amerikaans kinderpsycholoog. Bestudeerde de lichamelijke en psychologische ontwikkeling van kinderen. Ontwik

geselwieren

geselwieren (afdeling Euglenophyta) Eencellige zoetwaterwieren met een of meer zweepharen. Vermenigvuldigen zich snel in verontreinigd water geslacht (biol.)

geslacht (biol.) 1.(genus) Taxonomische eenheid. In een geslacht brengt men de soorten samen die men als verwant beschouwt. Deze verwantschap

geslachtscel

geslachtscel (gameet, voortplantingscel) Haploïde, in geslachtsklieren gevormde cel, waarmee een organisme zich geslachtelijk kan voortplanten (door geslachtschromosomen

geslachtschromosomen (heterosomen, heterochromosomen) Chromosomen die het geslacht van een individu bepalen. Vaak uiterlijk te onderscheiden

geslachtsdifferentiatie

geslachtsdifferentiatie De verschillende ontwikkeling van een eicel tot mannelijk of vrouwelijk individu. Of uit een eicel een mannelijk of vrouwelijk geslachtsdrift

geslachtsdrift Ook libido sexualis. Drijfveer tot seksueel gedrag. Het begrip geslachtsdrift wordt veel gebruikt in biologische en psychologische theorieën geslachtsgemeenschap

geslachtsgemeenschap (coïtus) Paring bij mensen, waarbij de penis in de vagina wordt gebracht. Meest voorkomende vorm van seksueel contact geslachtshormoon

geslachtshormoon Hormoon met een stimulerende werking op de geslachtsorganen en de secundaire geslachtskenmerken. Wordt hoofdzakelijk gem

geslachtsidentiteit

geslachtsidentiteit (Eng: gender identity) De wijze waarop het eigen man- of vrouwzijn wordt beleefd. Dit gevoel ontstaat pas na het vierde levensjaar, geslachtsidentiteitsstoornis

geslachtsidentiteitsstoornis Een verwarring in de beleving van de geslachtsidentiteit. Vormen die voorkomen zijn: 1. Het individu beleeft zichzelf geslachtskenmerken

geslachtskenmerken Eigenschappen die karakteristiek zijn voor het geslacht. Te onderscheiden in primaire geslachtskenmerken (het bezit van vrouwelijke geslachtsorganen

geslachtsorganen (genitalia) Te verdelen in mannelijke geslachtsorganen en vrouwelijke geslachtsorganen, vormen het meest opvallende lichamelijke geslachtsrol

geslachtsrol (Eng: gender role) Het vertonen van gedrag dat hoort bij het eigen geslacht. In de westerse cultuur is de rol van vrouwen als moeder/verzorger geslachtsverandering

geslachtsverandering Verandering van het geslacht van een individu. Komt vooral voor bij lagere dieren (en zelfs vissen en vogels) als er toevallig geslachtsziekten

geslachtsziekten (venerische ziekten) Een aantal ziekten te zamen, die door intiem lichamelijk contact worden overgebracht, dus vooral door geslachtsgemeenschap. gesneriafamilie

Gesner, Konrad von (1516-1565) Zwitsers arts en filoloog, uitgever van klassieke en Hebreeuwse schrijvers, hoogleraar te Zürich. Zijn 'Historia animalium' gespleten persoonlijkheid

gesneriafamilie (Gesneriaceae, orde nachtschadeachtigen) Kruiden met zaden die op de vruchtwand staan, helmknoppen van de vier meeldraden samengekleefd. Gesner, Konrad von

gespleten persoonlijkheid Een niet-wetenschappelijke aanduiding voor schizofrenie. Dit omdat bij schizofrenie het verband tussen denken en voelen

Gestaltpsychologie

Gestaltpsychologie Een stroming in de psychologie die vooral in de periode tussen de twee wereldoorlogen in Duitsland opgang maakte. Belangrijke Gestalttherapie

Gestalttherapie Vorm van psychotherapie, die in de jaren zestig vooral door de ideeën van de van oorsprong Duitse psychiater Frederick S. Perls (1893-Gestaltwetten

Gestaltwetten Een aantal generalisaties over de wijze waarop bij de menselijke waarneming een aantal losse elementen samengevoegd worden tot een gestandaardiseerde test

gestandaardiseerde test Een test waarbij de instructies door de proefleider strikt opgevolgd moeten worden. De bedoeling hiervan is dat het geen

getand

getand Bladrandvorm waarbij de insnijdingen afgerond en de uitsteeksels spits zijn (bijv. bij hulst).

geurklier

geurklier Klier die sterk geurende stoffen afscheidt. Bijna altijd hebben deze stoffen een signaalfunctie voor soortgenoten, bijv. seksueel (geslachtsrijp gevalsbeschrijving

gevalsbeschrijving Ook case study, gevalsstudie. De beschrijving van één voorkomend geval. Bijvoorbeeld van één individu, één gezin of één organisatie. gevangenispsychologie

gevangenispsychologie Onderdeel van de psychologie dat gericht is op het psychologisch onderzoek en de behandeling van gevangenen. Hiertoe gevangenispsychose

gevangenispsychose Een psychose, die veroorzaakt is door het gaan naar, of het verblijf in een gevangenis. De symptomen zijn individueel verschillend. geveerd

geveerd Bladstand waarbij de blaadjes van een samengesteld blad aan weerszijden van de steel zitten. Geen blaadje aan de top noemt men even g.; geveerd, afgebroken

geveerd, afgebroken Bladvorm waarbij de opeenvolgende paren blaadjes van een samengesteld blad in grootte verschillen (bijv. bij aardappel en tomaat).

geveerd, dubbel

geveerd, dubbel Bladvorm waarbij de geveerde blaadjes van een samengesteld blad zelf ook weer tot aan de nerf zijn ingesneden (bijv. bij varens e

gevoel (biol.)

gevoel (biol.) Het waarnemen van prikkels, hetzij uit het eigen lichaam, hetzij uit de buitenwereld. De prikkels worden opgevangen door speciale orgaantjes gevoel (psychol.)

gevoel (psychol.) Onderdeel van een emotie of stemming. Kan ook betrekking hebben op het weten buiten verstandsoverwegingen om: Mijn gevoe

gevoelloosheid

gevoelloosheid Aandoening waarbij er een onvermogen bestaat aanrakingen, temperatuurverschillen of pijn te voelen. Als er een operatieve ingreep gevoelsintensiteit

gevoelsintensiteit Sterkte van sentimenten; voor sociaal-psychologen een vrij strategische variabele bij het duiden van menselijk gedrag. De gevoelsintensiteit gewasbescherming

gewasbescherming Bescherming van gewas tegen nadelige invloeden, werd vroeger gedaan door periodiek braak laten liggen van bouwland en af

geweervogel

geweervogel (Acanthisitta chloris, familie Xenicidae, orde zangvogels) Meest algemene soort van een primitieve familie die in het Tertiair Nieuwzeelan

gewei

gewei Benig uitsteeksel op kop van mannetjesherten en beide rendiergeslachten. Wordt gewoonlijk ieder jaar afgeworpen en groeit voor de bronsttijd geweizwammetjes

geweizwammetjes (geslacht Xylaria, klasse zakjeszwammen) Geweivormig vertakte, 2-6 cm hoge paddestoelen met witte toppen, die later ruw en gewenning

gewenning Aanpassing van een organisme aan een bepaalde prikkel, waardoor het op den duur minder heftig gaat reageren. Komt voor bij zintuigprikkeling gewervelde dieren

gewervelde dieren (vertebraten, Vertebrata) Onderstam van de chordadieren. Deze omvat de kaaklozen, kraakbeenvissen, beenvissen, amfibieën, reptielen, geweten

geweten Van geweten spreekt men wanneer het bewustzijn optreedt als beoordelende instantie die eigen voorgenomen of voltrokken daden van de mens gewichtsverlies

gewichtsverlies Voortdurende afname van het lichaamsgewicht, in het medisch spraakgebruik worden hieronder alleen verstaan abnormale, niet door gewrichten

gewrichten Beweeglijke verbinding tussen twee of meer botten. Het ene gewricht heeft een grotere bewegingsmogelijkheid dan het andere. De vorm gewrichten, synoviale

gewrichten, synoviale Beweeglijke gewrichten van gewervelde dieren en de mens, omgeven door een gewrichtskapsel. Men onderscheidt de g. wel gewrichtsaandoeningen

gewrichtsaandoeningen Aandoeningen van een of meerdere gewrichten, die worden gekenmerkt door pijn, stijfheid, bewegingsbeperking en zwelling

gewrichtsbloeding

gewrichtsbloeding (hemarthros) Bloeduitstorting in een gewrichtsholte, meestal als gevolg van beschadiging van het gewrichtskapsel. Deze beschadiging gewrichtskapsel

gewrichtskapsel Taai kapsel van bindweefsel, dat een synoviaal gewricht omgeeft. Het gewrichtskapsel is op sommige plaatsen verdikt tot gewrichtsbanden. gewrichtsmuis

gewrichtsmuis (atrofiet) Los stukje bot of kraakbeen, dat in de gewrichtsholte ligt. De muis kan bij beweging van het gewricht pijn veroorzaken en gewrichtsontsteking

gewrichtsontsteking (artritis) Ontsteking in één of meer gewrichten tegelijk. In het laatste geval spreekt men van polyartritis. Een gewrichtsontsteking gewrichtsreuma, chronisch

gewrichtsreuma, chronisch (reumatoïde artritis) Veel voorkomende reumatische aandoening, gekenmerkt door een ontsteking van het gewrichtsslijmvlie

gezaagd

gezaagd Bladrandvorm waarbij insnijdingen en uitsteeksels spits zijn (bijv. bij brandnetels).

gezelschapsdieren

gezelschapsdieren Huisdieren die men houdt als gezelschap. Klassieke g. zijn hond, kat, konijn, cavia, goudvis, kanarie, duif. Tegenwoordig wil men gezichtscentrum

gezichtscentrum Coördinatiecentrum voor de gezichtszin in de hersenen. Bij lagere gewervelden fungeert het dak (tectum opticum) van de middenhersenen gezichtsscherpte

gezichtsscherpte (visus) Vermogen van het oog om details te onderscheiden; in de praktijk alleen van belang voor afstanden tussen 25 cm en oneindig. gezichtsvelduitval

gezichtsvelduitval (scotoom) Uitval van het waarnemingsvermogen van (een deel van) het normale gezichtsveld. De aandoening kan eenzijdig of dubbelzijdig gezinstherapie

gezinstherapie Een uit de VS afkomstige therapievorm, waarbij de problemen van de cliënt besproken en behandeld worden in samenwerking met gezondheid

gezondheid Door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1946 omschreven als 'een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn'. Deze gezondheidspsychologie

gezondheidspsychologie Tak van psychologie die zich bezig houdt met vraagstukken die raakvlakken hebben met het terrein van de lichamelijke g

gezwel

gezwel (tumor, neoplasma) Letterlijk: elk abnormaal groeisel of zwelling. In de regel is een gezwel een klomp nieuwe cellen, ook wel nieuwvorming GFT

g-factor De algemene of generale factor die de kern van intelligentie vormt. Charles Spearman (1863-1945) beschreef dit als het vermogen om relaties haagbeuk

GFT (groente-, fruit- en tuinafval) Organische fractie van het huishoudelijk afval, bestaande uit groente- en fruitresten, alsmede tuinafval. Wordt afzonderlijk giardiasis

Giard, Alfred Mathieu (1826-1903) Duits dierkundige. Hij was een leerling van Kölliker en de leermeester van Engelmann en Haeckel. Hij maakte

giardiasis (lambliasis) Infectie door een eencellige parasiet (Giardia lamblia), die over de hele wereld voorkomt. In veel landen blijkt meer dan 10% Giard, Alfred Mathieu

gibbons

gibbons (langarmapen, familie Hylobatidae, superfamilie mensachtigen). Staartloze apen met opvallend lange armen, handen en voeten; de laatste met gieren van de Nieuwe Wereld

gieren van de Nieuwe Wereld (familie Cathartidae, orde roofvogels) Grote roofvogels uit Amerika, die vooral van aas en afval leven. Niet verwant gieren van de Oude Wereld

gieren van de Oude Wereld (onderfamilie Aegypiinae, familie haviken) Grote, van aas en afval levende roofvogels. Kunnen uren lang op de thermiek Gierke, ziekte van Von

Gierke, ziekte van Von Stofwisselingsziekte, waarbij door het ontbreken van het enzym glucose-6-fosfatase glycogeen wordt opgestapeld in o.a. h

gierst

gierst (Panicum miliaceum, grassenfamilie) Belangrijk voedselgewas; ook wel pluim-gierst genoemd. Samen met andere tropische en subtropische gran

gierzwaluwen

gierzwaluwen (familie Apodidae, orde gierzwaluwachtigen, Apodiformes) Matig kleine vogels met korte brede snavel, meestal bruinig gekleurd, en gifkaakdragers

gifkaakdragers (onderstam Chelicerata, stam geleedpotigen) Gelede dieren waarvan het voorste paar ledematen gevormd wordt door tangachtige kaken gifklier

gifklier Klier met externe secretie die stoffen met een giftige werking afscheidt. Tot de eigenlijke gifklieren behoren de gewijzigde speekselklieren van gifslangen

gifslangen Aanduiding voor slangen waarvan de beet voor mensen hinderlijk of gevaarlijk is door het gif dat in de wond gebracht kan worden. Geen giftanden

giftanden Tanden die erop ingericht zijn bij een beet gif in de wond te brengen. Het hoogst ontwikkeld bij adders en groefkopadders, waar ze bestaan gilamonster

gilamonster (Heloderma suspectum, familie Helodermatidae, verwant aan de varanen) Flink reptiel uit de oostelijke woestijnen van de VS, oranjezwarte Gilbert, Walter

Gilbert, Walter (geb. 1932) Amerikaans biochemicus, hoogleraar te Harvard sinds 1968. Kreeg de Nobelprijs voor chemie van 1980 toegekend voor Gilman, Alfred G.

Gilman, Alfred G. (geb. 1941) Amerikaans farmacoloog, hoogleraar aan de University of Texas te Dallas. Gilman kreeg in 1994 samen met Martin ginkgofamilie

ginkgofamilie (Ginkgoaceae, onderafdeling naaktzadigen Gymnospermae) Tweehuizige bomen met waaiervormige, aan de top in het midden ingesneden gipskruiden

gipskruiden (geslacht Gypsophila, anjerfamilie Caryophyllaceae) Planten met lancetvormige bladeren en draadvormige bloemstelen, kelk buisvormig

gipsverband

gipsverband Verband, bestaande uit geprepareerde vochtige gipszwachtels, waaruit, na het uitharden van het gips, een aan het betrokken lichaamsdeel giraffen

giraffen (geslacht Giraffa, vormt samen met de okapi de giraffenfamilie Giraffidae, orde evenhoevigen). Grote dieren met extreem lange nek, tot 6 m girafgazelle

girafgazelle (gerenoek, Litocranius wallerie, familie antilopen) Gazelle zo groot als een damhert, met lange nek. Voedt zich vooral met bladeren en gisten

gisten (klasse Endomycetes) Schimmels die zich door knopvorming vermeerderen, vormen geen vruchtlichamen met sporen, bestaan meestal uit kolonies gisting

gisting Omzetting van suikers in eenvoudiger verbindingen waarbij geen zuurstof uit de omgeving wordt opgenomen. Veel lagere organismen hebben gladde haaien

gladde haaien (familie Triakidae, orde haaien) Meestal vrij kleine haaien met 2 rugvinnen; tanden in meerdere rijen en met ronde of meerdere punten. gladiolen

gladiolen (geslacht Gladiolus, lissenfamilie) Planten met grote bloemen in allerlei kleuren, vooral gekweekt als tuinplant en snijbloem in vele soorten gladneusvleermuizen

gladneusvleermuizen (familie Vespertilionidae, met enkele andere families verenigd in de superfamilie Vespertilionoidea uit de orde vleermuizen). glansvogels

glansvogels (familie Galbulidae, orde spechtvogels) Middelgrote, slanke boomvogels die broeden in zelfgegraven nesten. Verschillen van de eigen

glasachtig lichaam

glasachtig lichaam (corpus vitreum) Geleiachtige, doorzichtige massa die de ruimte in de oogbol achter de lens opvult. Functioneert als een vrij sterke glasbaarzen

glasbaarzen (familie Centropomidae; orde baarsachtigen) Vissen van de tropische kusten, waarvan enkele een geheel doorzichtig lichaam hebben. glaskroosfamilie

glaskroosfamilie (Elatinaceae) Moeras- of waterplanten met tegenoverstaande of kransstandige bladeren met steunblaadjes, kroon meestal driebladig. glasogen

glasogen (suborde Argentinoidei, orde zalmachtigen). Diepzeevissen, verdeeld over drie uiterlijk sterk verschillende families. Bekendste: de hemelkijkers

glassponzen

glassponzen (klasse Hexactinellida stam sponzen) Sponzen opgebouwd uit zesstralige, dunne kiezelnaalden, buis-, beker- of trechtervormig met een glasvochttroebeling

glasvochttroebeling (mouches volantes) Het verschijnsel dat iemand bij het kijken naar een lichtgekleurd oppervlak kleine zwartje puntjes of draadjes glaucoom

glaucoom (groene staar) Aandoening waarbij de druk in het oog verhoogd is. De druk in de oogbol bedraagt normaal tussen de 15 en 20 mm kwik. glazenmakers

glazenmakers (onderorde glazenmakers Anisoptera, orde libellen). Gekleurde, grote insecten met altijd zijwaarts gestrekte vleugels (ook in rust); behendige gliacellen

gliacellen (steuncellen) Cellen in het centrale zenuwstelsel die geen geleidingsfunctie hebben maar een ondersteunings- en stofwisselingsfunctie (voeding glidkruiden

glidkruiden (geslacht Scutellaria lipbloemfamilie). Kruiden met lipbloemetjes twee aan twee in de oksels van de bladeren; tweelippige kelk waarvan glijvliegers

glijvliegers (Huidvliegers, vliegende katten, orde Dermoptera, klasse zoogdieren) Unieke dieren ter grootte van een kat met huidplooi tussen voor- en glimwormen

glimwormen (vuurkevers, familie Lampyridae, orde kevers). Kevers met een zacht schild en lichtorganen in het achterlijf (ook bij larven), wijfjes dikwijls globaal ecologisch model

globaal ecologisch model Model voor het ecologisch evalueren van ruimtelijke ontwikkelingen ten dienste van de besluitvorming.

Globigerina

Globigerina (geslacht van de orde foraminiferen) Eencelligen die leven in eigen gemaakte kalkhuisjes, vaak met meer kamers. Voorkomend in zout globulinen

globulinen Groep bolvormige eiwitten uit het bloedplasma met een hoog moleculair gewicht (150.000 á 190.000). Men onderscheidt alfa-, bèta- en glomerulonefritis

glomerulonefritis Nieraandoening, waarbij in beide nieren een ontsteking optreedt van de glomeruli ofwel nierkluwentjes, de plaatsen waar de bloedfiltratie glomerulus

glomerulus Kluwentje van haarvaten, gelegen in de schors van de nieren; wordt omgeven door het kapsel van Bowman. Met het blote oog zichtbaar glomerulusfiltraat

glomerulusfiltraat Vocht dat door filtratie vanuit de glomeruli in de kapsels van Bowman is gekomen. Lijkt qua samenstelling veel op serum. Totale glucocorticosteroïden

glucocorticosteroïden (glucocorticoïden) Hormonen uit de bijnierschors, o.a. corticosteron en cortison, met als belangrijkste werking verhoging van glucosespiegel

glucosespiegel (bloedsuikerspiegel) Concentratie van glucose in het bloed. Wordt ondanks de wisselende hoeveelheid suikers in het voedsel min of glucosetolerantietest

glucosetolerantietest (GTT) Proef ter opsporing van suikerziekte; een nuchtere patiënt krijgt hierbij een oplossing van 100 g glucose in water te drinken, glucosurie

glucosurie Aanwezigheid van glucose in de urine. Er zijn twee verschillende oorzaken, o.a. te onderscheiden met de glucosetolerantietest. De eerste glutaminezuur

glutaminezuur Een neurotransmitter met een stimulerende werking op andere zenuwcellen.

gluten

gluten Eiwithoudende kleefstof in granen die opzwelt in water. Gluten heeft een belangrijke invloed op de bakeigenschappen; tarwe dat relatief veel glycine

glycine Een neurotransmitter die een remmende werking heeft in het ruggenmerg, het netvlies en de hersenstam. Het remt in het ruggenmerg met name glycofyt

glycofyt Plant die geen zout kan verdragen, dat wil zeggen plant uit het zoete milieu.

glycogeen

glycogeen (dierlijk zetmeel) Polysaccharide opgebouwd uit glucose-eenheden. Komt voor bij dieren en de mens als reservebrandstof met als voordeel glycolyse

glycolyse Afbraak van glucose tot pyrodruivezuur in het cytoplasma in levende organismen, waarbij stofwisselingsenergie beschikbaar komt. Dit ge

glycoproteïnen

glycoproteïnen Eiwitten met zijketens van koolhydraten, bekend als bestanddelen van de celwand.

glyoxylaatcyclus

glyoxylaatcyclus (glyoxalaatcyclus) Biochemische reactiecyclus die de omzetting van vetzuren naar koolhydraten mogelijk maakt. Het afbraakproduct gnatisch

gnatisch Wetenschappelijke term voor 'behorend bij de kaken' of 'wat de kaken betreft'. 'Gnatisch' wordt vooral gebruikt in samenstellingen, bijvoorbeeld gnoes

gnoes (geslacht Connochaetes, familie holhoornigen). Dieren zo groot als edelhert, met grote kop en hoorns en zware nek en schoft. Manen op nek godsdienstwetenschappen 3. godsdientspsychologie

godsdienstwetenschappen 3. godsdientspsychologie Godsdienstpsychologie, een van de oudste specialisaties in de psychologie, is de wetenschap Goebel, Karl Immanuel Eberhardt von

Goebel, Karl Immanuel Eberhardt von (1855-1932) Duits plantkundige, hoogleraar te München (1891), waar hij de tuin Nymphenburg ontwierp. goed- en afkeuring

goed- en afkeuring Deze vormen van beloning en straf worden in de sociale wetenschappen gezien als belangrijke middelen tot sociale controle. In gokkers misvatting

gokkers misvatting (Eng: gamblers' fallacy) Het niet goed kunnen inschatten van kansen door mensen die gokken. Als er bijvoorbeeld met een munt Goldschmidt, Richard Benedict

Goldschmidt, Richard Benedict (1878-1958) Duits-Amerikaans geneticus (erfelijkheidsgeleerde). Hij deed onderzoek op het gebied van de morfologie, Goldstein, Joseph Leonard

Goldstein, Joseph Leonard (geb. 1940) Amerikaans geneticus. Kreeg, samen met M.S. Brown, de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van Golgi-apparaat

Golgi, Camillo (1844-1926) Italiaans histoloog, hoogleraar te Siena en Pavia. Onderzocht centraal zenuwstelsel, celstructuren en de levenscyclus van Goltz, Friedrich Leopold

Golgi-apparaat Het systeem van dictyosomen in plantaardige en dierlijke cellen. Dictyosomen zijn opgebouwd uit drie tot acht afgeplatte membraneuze Golgi, Camillo

Goltz, Friedrich Leopold (1834-1902) Duits fysioloog. Zijn onderzoek met betrekking tot het centraal zenuwstelsel, in het bijzonder reflexverschijnselen gom

gom Een gelerende, taai-kleverige plantaardige afscheiding, onder meer van Pistacia-soorten. Gom bestaat uit lange saccharidenketens.

gonaden

gonaden (geslachtsklieren) Geslachtsorganen waarin de geslachtscellen worden geproduceerd. Bij de gewervelde dieren en de mens hebben de gonaden gonadotrope hormonen

gonadotrope hormonen (gonadotrofinen) Hormonen die stimulerend werken op de geslachtsklieren. Men onderscheidt het follikel stimulerend hormo

gonorroe

gonorroe (druiper) Geslachtsziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Neisseria gonorrhoeae. Besmetting leidt tot een etterige ontsteking van de Goodenough, Florence Laura

Goodenough, Florence Laura (1886-1959) Amerikaans psychologe. Goodenough hield zich bezig met kinderpsychologie en het ontwerpen van intelligentiet

gordeldieren

gordeldieren (armadillo's, familie Dasypodidae, orde tandarmen) Plompe dieren, aan de bovenzijde bedekt met een tot pantser verharde huid; stevige gordelroos

gordelroos (herpes zoster) Acute virusinfectie in het gebied van een gevoelszenuw van de huid, gepaard gaande met koorts en pijnlijke en jeukende gordelstaarthagedissen

gordelstaarthagedissen (familie Cordylidae, suborde hagedissen) Kleine tot flinke (ca. 40 cm) hagedissen die in droge gebieden leven (steppen, gebergten, Gorgas, William Crawford

Gorgas, William Crawford (1854-1920) Amerikaans medicus, vanaf 1880 in het leger. Tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog bestreed hij de gele gorilla

gorilla (Gorilla gorilla, familie mensapen) Grootste mensaap, mannetjes tot 275 kg, zwarte vacht, handen, voeten en gezicht onbehaard zwart. Oude gorzen

gorzen (onderfamilie Emberizinae, samen met kardinalen en tangara's de familie Emberizidae, orde zangvogels). Kleine tot middelgrote, stevige vogels goudenregens

goudenregens (geslacht Laburnum, vlinderbloemenfamilie) Struiken en bomen met trossen hangende gele bloemen. Peulen met verdikte naden of goudhaantjes

goudhaantjes (onderfamilie Regulinae, orde zangvogels) Kleine zangvogeltjes, ca. 9 cm, grijsbruin verenkleed met gekleurde tekening boven op de goudhamsters

goudhamsters (geslacht Mesocricetus, geslachtengroep hamsters) Hamsterachtige diertjes uit steppen en gebergten in Klein-Azië en Zuidoost-Euro

goudkatten

goudkatten (geslacht Profelis, familie katachtigen) Middelgrote oerwoudkatten, roodbruin tot goudbruine vacht, soms met vlekken, soms egaal. Jag

goudmonaden

goudmonaden (orde Chrysomonadina, klasse zweephaardiertjes). Eencelligen met gele en bruine kleurlichaampjes in de cel en een of twee zweepharen; goudsbloem

goudsbloem (Calendula officinalis, composietenfamilie) Ca. 40 cm hoog kruid met oranjegele bloemen en bootvormig gekromde vruchtjes. Inheems goudveilen

goudveilen (geslacht Chrysosplenium, steenbreekfamilie) Kruiden waarvan de bloemkroon ontbreekt met meestal acht meeldraden; eenhokkige doosvrucht. goudvissen

goudvissen (Carassius auratus, geslacht kroeskarpers, familie karpers). Oost-Aziatische zilverkleurig met bruine verwant van de kroeskarper (C. carassius)

goudvliegen

goudvliegen (geslacht Lucilia, familie vleesvliegen) Vliegen waarvan de larven leven van rottende stoffen of schadelijke parasieten zijn in levende goudwieren

goudwieren (afdeling Chrysophyta) Geelbruine eencellige wieren met een flagel, celwand verkiezeld of verkalkt, soms bestaand uit verschillende delen. graafwespen

Graaf, Reinier de (1641-1673) Nederlandse medicus en anatoom, werkzaam te Delft. Ontdekte de functie van de naar hem genoemde follikels in de graan

graafwespen (familie Specidae, orde vliesvleugeligen) Vorm- en soortrijke groep insecten waarvan de wijfjes jacht maken op andere insecten die ze Graaf, Reinier de

graan Verzamelnaam voor gewassen (tarwe, maïs, gerst, haver, rogge, rijst, gierst) die door selectie en veredeling zijn ontstaan uit wilde grassen (grassenfamilie). graanroest

graanroest (Puccinia graminis, orde roestzwammen) Steeltjeszwam met generatiewisseling die in de haploïde fase van de ingewikkelde levenscyclus graanvrucht

graanvrucht Droge, eenzadige, niet openspringende vrucht waarbij vruchtwand en zaadhuid met elkaar zijn vergroeid. Kenmerkend voor de grassenfamilie

grafologie

grafologie De wetenschap die aan de hand van iemands handschrift, zijn aanleg en karakter bepaalt. In de jaren vijftig maakten de meeste Nederlandse graft-versus-host-disease

graft-versus-host-disease (GVHD) Complicatie bij beenmergtransplantatie, die wordt toegepast bij acute myeloïde leukemie (een vorm van kanker). grammatica (psychol.)

Gram, Hans Christian Joachim (1853-1938) Deens medicus, hoogleraar te Kopenhagen, introduceerde in 1884 de gramkleuring, een bacteriologische grana

grammatica (psychol.) (spraakkunst) De taalregels die te zamen de mogelijke zinnen van een taal beschrijven. Zinnen die volgens de omschrijving grammatica, transformationeel-generatieve

grammatica, transformationeel-generatieve Een methode van taalbeschrijving die is ontwikkeld door Noam Chomsky en zijn medewerkers. De Gram, Hans Christian Joachim

grana Verdichtingen van thylakoïdmembranen in de chloroplasten.

granaatappel

granaatappel (Punica granatum, granaatappelfamilie) Struik met rode bloemen en onregelmatig gebouwde, donkerrode, sappige, eetbare vruchten. granaatappelfamilie

granaatappelfamilie (Punicaceae, orde myrteachtigen Myrtales) Struiken met groenblijvende bladeren en helderoranje of rode bloemen; onderstan

Granit, Ragnar Arthur

Granit, Ragnar Arthur (1900-1991) Fins-Zweeds neuroloog, hoogleraar te Helsinki (1937-40) en Stockholm (1946-67), tevens directeur van het Nob

granula

granula Korreltjes of korrelvormige structuren, meestal vet- of oliedruppeltjes in het waterige medium van het celvocht.

granulocyten

granulocyten Witte bloedcellen, gekenmerkt door de aanwezigheid van grove korrels in het celvocht. Worden gevormd in het rode beenmerg. Naar granuloma inguinale

granuloma inguinale Geslachtsziekte veroorzaakt door de bacterie Calymmatobacterium granulomatis (familie Brucellaceae). Komt voor in tropisch grapefruit

grapefruit (Citrus paradisi, wijnruitfamilie; pompelmoes) Boom (4,5-6 m hoog) en vrucht waarschijnlijk afkomstig uit West-Indië (Jamaica). Dicht grasparkiet

grasparkiet (Melopsittacus undulatus, familie papegaaien) Kleine (18 cm) groene papegaai waarvan de mannetjes een blauwe en de vrouwtjes een bruine grassenfamilie

grassenfamilie (Gramineae, Poaceae, orde kafjesbloeiers Poales) Eenzaadlobbige planten met holle stengels die uit knopen en leden bestaan, lange gratenvissen

gratenvissen (familie Albulidae vormt samen met een andere familie de suborde gratenvisachtigen, Albuloidei uit de orde tarpons) Haringachtige vissen grauwe haaien

grauwe haaien (familie Hexanchidae, orde haaien) Haaien met 6 of 7 kieuwspleten, onvolledige wervelkolom, ovovivipaar, tanden in bovenkaak sp

Gray, Asa

Gray, Asa (1810-1888) Amerikaans plantkundige, een der opstellers van de 'Flora of North America', een rijke bron van nieuw benoemde planten. De Greenpeace Foundation

Greenpeace Foundation Actieve milieu-organisatie, opgericht in 1970 in de Verenigde Staten met als doel de voorkoming van de uitroeiing van wa

grenadiersvissen

grenadiersvissen (suborde Macrouroidei, orde kabeljauwachtigen) 40 cm lange vissen met grote kop en een bepantserde huid met stekelige schubben

grendelspier

grendelspier Gladde spier bij weekdieren, die spanning of verkorting handhaaft, ook nadat de samentrekkende activiteit verdwenen is (vergrendeling grenenhout

grenenhout Hout van de grove den (Pinus sylvestris), geelbruin van kleur, harsrijk en sterk. Toegepast als bouwhout voor binnen- en buitenwerk. Het grensplasmolyse

grensplasmolyse Het moment dat de celmembraan loslaat van de celwand als gevolg van vochtverlies door de plantaardige cel. Er is dan geen turgor grensstreng

grensstreng (truncus sympathicus) Deel van het sympathisch zenuwstelsel, bestaande uit een door zenuwvezels onderling verbonden reeks zenuwknopen, grenswaarde

grenswaarde De nog juist toelaatbaar geachte hoeveelheid van een bepaalde schadelijke factor in voedsel, water of lucht.

Grévin, Jacques

Grévin, Jacques (1538-1570) Frans schrijver en arts. Tijdens zijn studie te Beauvais schreef hij drie toneelstukken: de komedies 'Le trésorière' (1558) grielen

grielen (familie Burhinidae; orde steltlopers en meeuwvogels) Vogels met een uiterlijk tussen dat van plevieren en ruiters in, wat plomp met grote kop grienden (dierk.)

grienden (dierk.) (geslacht Globicephala; familie echte dolfijnen, onderorde dolfijnen) Flinke dolfijnen met kogelrond gewelfd voorhoofd; 7-11 tanden grienden (plantk.)

grienden (plantk.) Vegetatie van wilgesoorten, vooral de bittere wilg, in de buurt van water. Vroeger kwamen in Nederland veel grienden voor, tegenwoordig griep

griep (influenza) Besmettelijke aandoening van de luchtwegen, veroorzaakt door een virus. Veel mensen spreken van griep wanneer zij een lichte verkoudheid griepinenting

griep, Agriep,

griep, Aziatische A-griep die zich vanaf 1957 vanuit China wereldwijd verspreidde.

griep, Bgriep,

griep, Spaanse

griep, Spaanse A-griep die zich in de winter van 1918-19 vanuit Spanje verspreidde. Naar schatting 25 miljoen slachtoffers.

griepinenting Actieve immunisatie tegen griep. Omdat de meeste influenzavirussen voortdurend structuurwisselingen ondergaan (met als gevolg dat griep, Aziatische

griet

griet (Scophthalmus rhombus; familie tarbotten) Lijkt op de tarbot (waarmee wel bastaarden gevormd worden), echter zonder huidverdikkingen en met grieten

grieten (botten, familie Bothidae, orde platvissen) Platvissen met flinke bek, onderkaak voor de bovenkaak uitstekend, ogen gewoonlijk op de linkerzijde. griffelbeentjes

griffelbeentjes Rudimenten van de middenhandsbeentjes en middenvoetsbeentjes van paardachtigen; bij fossiele paarden nog duidelijk ontwikkeld.

grijpstaartapen

grijpstaartapen (familie Cebidae; vormt samen met twee kleinere families de superfamilie grijpstaartaapachtigen, Ceboidea, infraorde breedneusapen) grijze druk

grijze druk De verhouding tussen het aantal 65-plussers binnen een bevolking en het aantal 20- tot 64-jarigen, uitgedrukt in een percentage. De grijze grijze lijst (milieu)

grijze lijst (milieu) Internationale lijst van gevaarlijke chemische stoffen waarvan de lozingen moeten worden beperkt. De lijst bevat de stoffen waarvoor grijze stof

grijze stof Grijze massa in het centrale zenuwstelsel, voornamelijk bestaande uit de cellichamen van zenuwcellen. In de hersenen ligt de grijze stof aan grizzlybeer

grizzlybeer (grijze beer, Ursus arctos horribilis, ondersoort van de bruine beer, geslacht beren) Om zijn kracht en woestheid vermaarde Amerikaans

groefkopadders

groefkopadders (familie Crotalidae, suborde slangen) Gifslangen met hoogontwikkeld gifapparaat en brede, driehoekige kop; lijken op adders, maar groei

groei Volumetoename door toename van het aantal cellen bij alle levende organismen en, bij planten, ook door celstrekking (volumetoename door opname groeihormoon

groeihormoon (somatotroop hormoon, somatotropine, STH) Hormoon uit de hypofysevoorkwab dat de groei van alle lichaamsweefsels bevordert. Wordt groeipijn

groeipijn Pijnen die kunnen voorkomen in perioden van snelle groei van een kind. De pijnen zijn meestal gelokaliseerd in de benen en treden vooral groeipunt

groeipunt Stengel- en worteltop van de plant, waar zich het primaire delingsweefsel (apicaal meristeem) bevindt, dat primair weefsel vormt.

groeispurt

groeispurt Versterkte lengtegroei aan het begin van de puberteit. Duurt ongeveer 2 jaar. Wordt veroorzaakt door de geslachtshormonen, die ook de groeistoornis

groeistoornis Afwijking van het normale patroon van de lengtegroei. Er zijn twee vormen: een te snelle groei en een te langzame groei (groeivertraging). Groene Kruis

Groene Kruis (Algemene Nederlandse Vereniging Het Groene Kruis) Landelijke kruisvereniging, in 1911 ontstaan uit plaatselijke verenigingen en groenlingen

groenlingen (geslacht Carduelis, familie vinken) Kleine vinkachtigen met vooral gele en groene tinten, beide geslachten gelijk of bijna gelijk van kleur. groenwieren

groenwieren (Chlorophyceae, enige klasse uit de afdeling Chlorophyta) Een- en meercellige wieren, belangrijk als zuurstofproducenten. Vorm en ligging

groepsdenken

groepsdenken Het verschijnsel dat een groep tot geheel verkeerde conclusies komt. Verantwoordelijk hiervoor is de interne dynamiek van groepen. groepsdynamica

groepsdynamica 1. De interactie (wisselwerking) tussen mensen in groepen van tenminste twee en ten hoogste twintig leden die elkaar kennen. 2. groepspraktijk

groepspraktijk Samenwerkingsverband tussen para(medici). Op deze manier kunnen de kosten worden gedeeld; de administratie gezamenlijk worden groepsterritorium

groepsterritorium Gebied dat door een groep sociale dieren wordt bewoond, gemarkeerd en verdedigd tegen individuen van dezelfde soort die niet groepstest

groepstest Ook collectieve test. Een test die aan meerdere personen tegelijk afgenomen kan worden, bijvoorbeeld door een leerkracht. Het voordeel groepstherapie

groepstherapie Technieken en methoden om mensen die met emotionele problemen kampen samen met anderen te behandelen. De term werd voor

grondeekhoorns

grondeekhoorns (geslacht Citellus, familie eekhoorns) Eekhoornachtige diertjes die op de grond leven, grijsbruin tot zandkleurig, vaak met lichte vlekken grondelen

grondelen Het met de kop onder water en het lichaam schuin omhoog voedsel zoeken van eendachtigen. Bij zwanen, bergeenden en vele eendesoorten, grondels

grondels (geslacht Gobio, orde karperachtigen) Kleine tot middelgrote karpertjes met spoelvormig aan de onderzijde afgeplat lichaam en kleine bek. grondontsmetting

grondontsmetting Het behandelen van bouwland met een biocide ter bestrijding van bodemorganismen die plantenziekten veroorzaken (o.a. draadwormen Grondwaterbeschermingsgebied

Grondwaterbeschermingsgebied Gebied waarin de kwaliteit van het grondwater bijzondere bescherming behoeft.

grondwaterfauna

grondwaterfauna (stygobionten) Dieren die leven in dat deel van de bodem dat grondwater bevat. Zijn meestal lichtschuw of blind, doorzichtig wit grondwaterverontreiniging

grondwaterverontreiniging Verontreiniging van grondwater. Dit moet zoveel mogelijk beperkt worden, omdat grondwater bijna altijd weer als oppervla

grondzalmen

grondzalmen (familie Characidiidae, orde karperachtigen) Langgerekte, zijdelings afgeplatte vissen met ver uiteenstaande borstvinnen, mond aan de Groninger Intelligentie Test

Groninger Intelligentie Test (GIT) Een intelligentietest die individueel afgenomen moet worden. De GIT schetst een breed beeld van de intelligentie.

Gronovius, Jan Frederik

Gronovius, Jan Frederik (ca. 1690-1762) Nederlands magistraat en plantkundige, zoon van Jacobus Gronovius, hoogleraar rechten en Grieks te Leide

Grontmij

Grontmij In 1915 opgericht landbouwtechnisch ingenieursbureau in De Bilt dat zich bezighoudt met de algehele landinrichting. Samen met de Koninklijke groot net

groot net (omentum majus) Plooi van het buikvlies vastgehecht aan de onderrand van de maag en tot onder in de buikholte voor de darmen hangend

Groot, Adriaan Dingeman de (geb. 1914) Nederlands psycholoog, hoogleraar toegepaste psychologie en methodologie te Amsterdam (1950-79). Bekend grove den

grootbekken

grootbekken (onderorde Stromateoidei, orde baarsachtigen) Vissen met opvallend gespierde uitstulpingen aan slok- en kieuwdarm waarmee voedsel grootheidswaan

grootheidswaan Ook megalomanie. Een ernstig geval van zelfoverschatting, waarbij iemand zichzelf te veel macht en invloed toekent. Klassiek is de grootpoothoenders

grootpoothoenders (loophoenders, familie Megapodiidae, orde hoenders) Flinke, donkere vogels die hun eieren niet zelf uitbroeden, maar deze begraven

grootteconstantie

grootteconstantie Het verschijnsel dat objecten die we zien, ervaren worden als van een constante grootte. Dit ongeacht de afstand tot dat voorwerp Groot, Adriaan Dingeman de

grove den (Pinus sylvestris, dennenfamilie Pinaceae) Boom met naalden in bosjes van twee en gesteelde kegels, die na de bloeitijd naar beneden buigen, grutto's

grutto's (geslacht Limosa, snippenfamilie) Flinke vogels met lange rechte snavel en lange poten. Vier soorten, waarvan twee inheems in Europa. De

Grzimek, Bernhard Klemens Maria

Grzimek, Bernhard Klemens Maria (1909-1987) Duits zoöloog. Grzimek was lange tijd directeur van de dierentuin van Frankfurt, maar werd echter guanaco

guanaco (Lama guanicoë, geslacht lama's) Grootste wilde lama van Zuid-Amerika; leeft in droge streken zowel in steppen (waar hij bijna uitgeroeid guichelheil

guichelheil (rode pimpernel, Anagallis arvensis, sleutelbloemfamilie) Klein teer plantje, veelal met liggende stengels en blaadjes die van onderen zw

Guilford, Joy Paul

Guilford, Joy Paul (geb. 1897) Amerikaans psycholoog; grondlegger van de Amerikaanse psychometrie. Ontwikkelde intelligentiemodel met 120 factoren; Guillain-Barré, syndroom van

Guillain-Barré, syndroom van Verlammingen en gevoelsstoornissen door een ontsteking van de zenuwwortels van het ruggenmerg. De oorzaak is Guillemin, Roger Charles Louis

Guillemin, Roger Charles Louis (geb. 1924) Frans-Amerikaans geneeskundige, hoogleraar fysiologie te Houston (1963-70), sinds 1970 verbonden guldenroedes

guldenroedes (geslacht Solidago, composietenfamilie) Flinke kruiden met bladrozet en bladeren langs de stengel en vele, soms wel honderden pluimvormig Gulick, John Thomas

Gulick, John Thomas (1832-1923) Amerikaans theoloog en bioloog, werkte als zendeling in China en Japan. Gulick publiceerde diverse artikelen Gullstrand, Allvar

Gullstrand, Allvar (1862-1930) Zweeds oogarts, hoogleraar te Uppsala. Ontving in 1911 de Nobelprijs voor geneeskunde voor zijn onderzoek naar gunnerafamilie

gunnerafamilie (Gunneraceae, orde myrteachtigen Myrtales) Landplanten met zeer grote wortelstandige bladeren en bloemen (vaak zonder kelk- en guppy

guppy (miljoenenvisje, Poecilia reticulata, suborde tandkarpers) Wijfjes onopvallend, tot ca. 6 cm. Mannetjes tot 3 cm, zeer variabel in kleur en vorm guttatie

guttatie Afscheiding van waterdruppels aan de uiteinden van bladnerven. Treedt op als de worteldruk hoog is en de verdamping te laag (bijv. in zeer Gyllensten, Lars Johan Wictor

Gyllensten, Lars Johan Wictor (geb. 1921) Zweeds medicus en prozaschrijver, vanaf 1955 hoogleraar in de anatomie en histologie. In zijn studententijd

gynaecologie

gynaecologie Onderdeel der geneeskunde, dat zich bezighoudt met de bestudering en behandeling van ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen. gynaecomastie

gynaecomastie Het tot ontwikkeling komen van de borstklier bij een jongen of man. Onder de tepel is in dat geval duidelijk klierweefsel te voelen. gynandrie

gynandrie (gynandromorfie) 1. Het tot een geheel vergroeid zijn van stamper en meeldraden. Kenmerkend voor de orchideeënfamilie. 2. Afwijkingen g-factor

haagbeuk (steenbeuk, Carpinus betulus, berkenfamilie) Haagvormende boom met langwerpig eironde bladeren met dubbelgezaagde bladrand. Groeit haaien

haaien (orde Selachii, klasse kraakbeenvissen) Flinke tot zeer grote vissen met torpedovormig lichaam. 5-7 kieuwspleten, borstvinnen niet met de kop haar

haar Haar is een overblijfsel van de dierlijke pels. De maximaal haalbare lengte, de kleur en de eventuele golven of krullen worden bepaald door erfelijkheidsfactore

haarcel

haarcel Secundaire zintuigcel met een haarachtig uitsteeksel (kinocilium) dat voorkomt in de zijlijnzintuigen van vissen en in het binnenoor (labyrin

haarkleur

haarkleur Kleur van dierlijk haar. Wordt bepaald door de aard en de hoeveelheid pigment, met name van melanine dat allerlei schakeringen van bruin haarmossen

haarmossen (geslacht Polytrichum, klasse bladmossen) Zeer algemeen, over de hele wereld voorkomende mossen met een voorkeur voor vochtige, haarnetcyste

haarnetcyste (sinus pilonidalis) Meestal op het heiligbeen voorkomende cyste waaruit haartjes puilen. Het ontstekingsproces kan het best worden uitgesneden haarsterren

haarsterren (orde Comatulida, stam stekelhuidigen) Vrijlevende, door onderhuidse pigmentkorrels mooi gekleurde dieren, die alleen in het jeugdstadium haaruitval

haaruitval Uitval van haren waardoor kaalheid optreedt. Het verschijnsel komt vooral voor bij mannen van middelbare leeftijd. Het is een natuurlijk haaruitval, kringvormige

haaruitval, kringvormige (alopecia areata) Vorm van haaruitval, waarbij volkomen kale plekken ontstaan op hoofd, wenkbrauwen of andere lichaamsde

haarvaten

haarvaten (capillairen) Kleinste vertakkingen van het bloedvaatstelsel van gewervelden en de mens met zeer dunne wand waardoor diffusie van allerlei haasachtigen

haasachtigen (orde Lagomorpha, klasse zoogdieren) Klein tot middelgrote dieren met 26-28 kiezen; twee altijd doorgroeiende knaagtanden in de onderkaak Haberlandt, Gottlieb Johann

Haberlandt, Gottlieb Johann (1854-1945) Hongaars-Duits plantkundige, hoogleraar te Graz (1880) en Berlijn (1910). Deed fysiologisch anatomisch habit

habit (lett: gewoonte) Binnen het behaviorisme de combinatie van een stimulus en de erdoor opgeroepen reactie. De bestudering van de vorming van habitat

habitat Het karakteristieke leefgebied van een soort.

habituatie

habituatie Een vorm van gewenning aan omstandigheden, die haar oorsprong vindt in de hogere delen van het zenuwstelsel. Een constante prikkeling Haeckel, Ernst

Haeckel, Ernst (1834-1919) Duits bioloog en filosoof, hoogleraar te Jena (1865). Aanhanger van C.R. Darwin, formuleerde de biogenetische en fylogenetische haften

haften (eendagsvliegen, orde Ephemeroptera, klasse insecten) Ranke dieren met een week lichaam en twee paar vliezige vleugels, grote ogen en korte hagedisachtigen

hagedisachtigen (suborde Sauria, vormen samen met de slangen de orde hagedissen en slangen, Squamata uit de klasse reptielen) Zeer soortenrijk hagedissen

hagedissen (familie Lacertidae, suborde hagedisachtigen) Kleine tot flinke reptielen met goed ontwikkelde poten, staart breekt gemakkelijk af (autotomie) hagedissen, pootloze

hagedissen, pootloze (familie Anniellidae, suborde hagedisachtigen) Slangachtige hagedissen met een gravende levenswijze, ogen vaak gereduceerd, hagedisvissen

hagedisvissen (familie Synodontidae, orde zalmachtigen) Vissen met een langgerekt, rolrond lichaam met stevige schubben, dolkvormige tanden in Hahnemann, Samuel Christian Friedrich

Hahnemann, Samuel Christian Friedrich (1755-1843) Duits arts te Leipzig, Köthen en Parijs, grondlegger van de homeopathie. Deed bij zichzelf hakvoet

hakvoet Vormafwijking van de voet, meestal ten gevolge van het uitvallen van de zenuw die de kuitspieren prikkelt (scheenbeenzenuw). Doordat de hakvrucht

hakvrucht Akkerbouwgewas (suiker-, voederbieten, aardappelen) waarbij vroeger met een hak het onkruid rond de planten werd verwijderd. Dit gebeurt Haldane, John Burdon Sanderson

Haldane, John Burdon Sanderson (1882-1964) Brits bioloog en geneticus, hoogleraar te Cambridge (1922) en Londen (1933). Verrichtte onderzoek Haldane, John Scott

Haldane, John Scott (1860-1936) Brits fysioloog, onderzocht bij mensen fysiologische effecten bij extreme omstandigheden (in mijnen, hooggebergte, Hales, Stephen

Hales, Stephen (1677-1761) Engels fysioloog en uitvinder, predikant (1709) te Teddington. Hij was de ontdekker van de worteldruk en de uitvinder halfapen

halfapen (voorapen, suborde Prosimiae, orde primaten) Boombewonende dieren, de hoogst ontwikkelde lijken uiterlijk op apen, de laagst ontwikkelde halfcirkelvormige kanalen

halfcirkelvormige kanalen Deel van het evenwichtsorgaan, gelegen in het binnenoor. Bestaat uit drie halfcirkelvormige buizen (booggangen), die geo

halfezels

halfezels (ondergeslacht Hemionus, familie paarden) Ezelachtige dieren met paardachtige kenmerken; alleen het laatste stuk van de staart behaard, halfparasieten

halfparasieten Plantaardige parasieten die zelf wel bladgroen bezitten, maar voor voedingsstoffen als zouten afhankelijk zijn van andere groene pla

halfzijdige gezichtsvelduitval

halfzijdige gezichtsvelduitval (hemianopsie) Uitval van de helft van het gezichtsveld. Er bestaan verschillende manieren waarop deze aandoening halfzijdige verlamming

halfzijdige verlamming Krachtsvermindering (hemiparese) of verlamming (hemiplegie) van één lichaamshelft. Vooral bij oudere mensen komt dit Haller, Albrecht von

Hall, Granville Stanley (1844-1924) Amerikaans psycholoog. Verrichtte belangrijke studies op het gebied van de kinderpsychologie en gaf aanzet halo

Haller, Albrecht von (1708-1777) Zwitsers anatoom, natuuronderzoeker en dichter, leerling van Boerhaave, hoogleraar te Göttingen (1736) en Bern hallucinatie

hallucinatie (zinsbegoochelingen) Zintuiglijke waarnemingen van iets dat er niet is. Elke zintuiglijke functie kan betrokken zijn bij een hallucinatie; hallucinogenen

hallucinogenen Ook psychodysleptica. Stoffen die hallucinaties oproepen wanneer zij worden ingenomen (o.a. LSD, mescaline). Zij kunnen gebruikt hallucinose

hallucinose Een lichamelijke toestand die ervoor zorgt dat iemand eerder geneigd is tot hallucineren. De oorzaak kan bijvoorbeeld een tumor in de hallux valgus

hallux valgus Vormafwijking van de voet waarbij de grote teen (hallux) naar binnen gegroeid is en de ernaast gelegen tenen overlapt. De oorzaak hiervan Hall, Granville Stanley

halo 1. Lichtverschijnsel in de dampkring in de vorm van een enigszins gekleurde kring rond de zon of de maan, ontstaan door breking van licht in ijskristallen. halo-effect

halo-effect Ook corona-effect. De tendens dat de eerste algemene indruk die iemand maakt op grond van zijn uiterlijk meespeelt bij het toekennen van hals

hals Deel van het lichaam tussen hoofd en romp. Aan de achterkant (nek) bevindt zich de wervelkolom met halswervels, aan de voorkant de slokdarm halsbandhagedissen

halsbandhagedissen (geslacht Lacerta, familie hagedissen) Hagedissen met een 'halsbandje' van vergrote schildjes, rugschubben duidelijk verschillend halsrib

halsrib Extra rib, die verbonden is met de onderste halswervel en is vergroeid met de bovenste normale rib (of daarmee is verbonden door een bindweefselschot). halswervel

halswervel (cervicale wervel) Wervel uit de wervelkolom van gewervelde dieren en de mens, gelegen tussen de schedel en de ribdragende borstwervels. hamer (biol.)

hamer (biol.) (malleus) Gehoorbeentje dat met de steel vast verkleefd is aan de binnenkant van het trommelvlies en met de kop op het aambeeld aansluit hamerhaaien

hamerhaaien (familie Sphyrnidae; orde haaien) Flinke haaien (tot 5,5 m) met hamer- of T-vormig verbrede snuit, ogen en neusgaten aan de zijkant, hamerteen

hamerteen Aandoening waarbij van de drie teenkootjes het achterste kootje omhoog staat en de voorste twee naar beneden gebogen zijn, waarbij het hamervinger

hamervinger (mallet finger) Aandoening waarbij het voorste vingerkootje in de richting van de handpalm gebogen is en niet meer in het verlengde hamsters

hamsters (geslacht Cricetus, vormt met enkele andere geslachten de geslachtengroep Cricetini en de onderfamilie Cricetinae, beide ook hamsters genoemd hand

hand Uiterste deel van de arm. Bouw komt overeen met de voorste ledematen van andere zoogdieren, maar de hand is bij de mens ontwikkeld tot gespecialiseerd Hand-Schüller-Christian, ziekte van

Hand-Schüller-Christian, ziekte van Stofwisselingsziekte, waarbij cholesterol wordt opgestapeld in weefsels. Verschijnselen: skeletafwijkingen, diabetes hangvoet

hangvoet Slap omlaag hangende voet, die niet omhoog kan worden bewogen. De patiënt kan niet op de hielen lopen en vertoont de hanetred: bij elke haploïdie

haploïdie In enkelvoud voorkomen van de chromosomen in celkernen van planten, dieren en de mens. Bij hogere planten en dieren en de mens zijn haptische test

haptische test Test waarmee allerlei aspecten van het functioneren van de tastzin wordt gemeten. Voorbeelden zijn: de Haptische Grootte Discriminatie haptonomie

haptonomie (Gr.: haptein = tasten) Therapeutische benadering, gebaseerd op aanraking. Grondlegger F. Veldman. Toegepast in fysiotherapie, psychotherapie harde oogrok

harde oogrok (sclera) Buitenste der drie oogrokken; stevig, wit, ondoorzichtig vlies, aan de buitenkant te zien als het oogwit. Gaat midden-voor over Harden, Arthur

Harden, Arthur (1865-1940) Engels biochemicus, van 1907-1930 hoofd van de afdeling biochemie van het Lister Institute voor preventieve geneeskunde harders

harders (familie Mugilidae, orde baarsachtigen) Langgerekte vissen (lengte tot 90 cm) met zijdelings sterk afgeplat lichaam en twee ver van elkaar s

harem (biol.)

harem (biol.) Groep bestaande uit meerdere vrouwelijke en één dominant mannelijk individu dat andere geslachtsrijpe mannetjes met kracht weert. haren (biol.)

haren (biol.) Dunne, langwerpige uitgroeisels van de buitenste laag van cellen (o.a. trilhaar), planten (plantehaar) of dieren. Met haar bedoelt men echter haringachtigen

haringachtigen (orde Clupeiformes, klasse beenvissen) Kleine tot middelgrote vissen die vooral in zee in grote scholen leven. Voedsel vooral plankton. haringen

haringen (familie Clupeidae, orde haringachtigen) Zeer belangrijke vissengroep, levert ca. 30% van de totale visvangst, ook als prooidieren zeer belangrijk Harlow, Harry Frederick

Harlow, Harry Frederick (1905-81) Amerikaans psycholoog en bioloog, hoogleraar aan de Universiteit van Wisconsin. Harlow voerde een aantal beroe

harmonischen

harmonischen Ook boventonen genoemd. Het zijn veelvouden van de eigenlijke geluidstrilling, de grondtoon. De grondtoon bepaalt de toonhoogte, harnasmeervallen

harnasmeervallen (familie Loricariidae, orde meervallen) Vissen bedekt met beenplaatjes van verschillende grootte (lijkend op een middeleeuws harnas), Harper, Robert Almer

Harper, Robert Almer (1862-1946) Amerikaans plantkundige, hoogleraar o.a. aan de Universiteit van Wisconsin (1898) en de Columbia Universitei

Harrison, Ross Granville

Harrison, Ross Granville (1870-1959) Amerikaans bioloog, pionier in de experimentele embryologie. Door middel van een weefselkweek bevestigde hars

hars Vloeibaar product dat door houtige planten (vooral coniferen) wordt uitgescheiden via harskanalen die in de stam lopen. Bij blootstelling aan de hart

hart- en vaatziekten Alle aandoeningen van het hart en de bloedvaten die stoornissen in de bloedsomloop veroorzaken. Hieronder vallen dus zowel hart-longmachine

hart Orgaan dat ervoor zorgt dat bloed via slagaders naar de longen en naar de overige lichaamsweefsels wordt gepompt en via aders weer naar het hart hartafwijkingen, aangeboren

hartafwijkingen, aangeboren Misvormingen van het hart (en de grote bloedvaten er vlakbij) die op het moment van de geboorte al aanwezig zijn. hartblok

hartblok (atrioventriculair blok) Stoornis in de overbrenging van de elektrische prikkels die zorgen voor het samentrekken van de hartspier (myocard). hartboezem

hartboezem (atrium, boezem) Deel van het hart van gewervelde dieren (één bij vissen, twee bij de overige en de mens) waarin het bloed dat uit de aderen hartcatheterisatie

hartcatheterisatie Onderzoekmethode waarbij een dun slangetje (de catheter) via een bloedvat in de richting van het hart wordt geschoven, met het hartfrequentie

hartfrequentie (hartslag) Frequentie waarmee het hart zich samentrekt. Bedraagt bij volwassen mensen in rust 60 tot 70 slagen per minuut, bij zuigelingen hartgeruis

hartgeruis (souffle) Bijgeluid van de hartslag doordat abnormale wervelingen in de bloedstroom binnen het hart aanwezig zijn. In een gezond hart zonder hartinfarct

hartinfarct (hartaanval, myocardinfarct) Afsterven van een gedeelte van de hartspier (myocard) door een plotselinge onderbreking in de slagaderlijke hartkamer

hartkamer (ventrikel, kamer) Deel van het hart van gewervelde dieren (één bij vissen en amfibieën, twee bij de overige en de mens) dat het bloed in hartkleppen

hartkleppen Kleppen in of vlakbij het hart van gewervelde dieren en de mens die ervoor zorgen dat het bloed maar in één richting kan stromen. Bij hartklepziekten

hartklepziekten Afwijkingen van de hartkleppen. Een normale klep fungeert als terugslagklep: het bloed kan ongehinderd in één richting door de klep hartkloppingen

hartkloppingen (palpitaties) Bewuste gewaarwording van het ritme van de hartslag, die als abnormaal wordt beleefd. Onder normale omstandigheden Hartley, David

Hartley, David (1705-1757) Brits psycholoog en medicus. Bekend als grondlegger van de associationistische school in de psychologie, waartoe hij Hartline, Haldan Keffer

Hartline, Haldan Keffer (1903-83) Amerikaans fysioloog, doceerde aan verschillende universiteiten, vanaf 1953 aan de Rockefeller University in N

hart-longmachine Apparaat dat tijdens een hartoperatie de functie van hart en longen overneemt. Het bloed wordt kunstmatig van zuurstof voorzien Harvey, William

hartmassage

hartmassage Hartmassage heeft tot doel het bloed dat door kunstmatige ademhaling in de longen van zuurstof is voorzien, door het lichaam te pompen, hartminuutvolume

hartminuutvolume (HMV) Hoeveelheid bloed die per minuut door het hart in de aorta wordt gepompt. Bedraagt bij een volwassen mens in rust ca. hartpunt

hartpunt (apex cordis) Het naar links, onder en voren gerichte deel van het hart, gevormd door de linker hartkamer. Is normaliter het enige deel van hartritmestoornissen

hartritmestoornissen Afwijkingen in het hartritme, die zich zowel kenmerken door een abnormaal snelle of langzame hartslag als door een onregelm

hartspier

hartspier (myocard) Middelste en dikste laag van de wand van het hart, gelegen tussen het endocard en hartzakje. Lijkt qua bouw op een dwarsgestreepte hartspierontsteking

hartspierontsteking (myocarditis) Ontsteking van het hartspierweefsel. Meestal is hartspierontsteking het gevolg van een infectie door virussen of bacteriën, hartstilstand

hartstilstand (asystolie) Stilstand van de bloedsomloop doordat het hart niet meer samentrekt. Door zuurstoftekort in de hersenen raakt de patiënt binnen harttamponade

harttamponade Plotselinge opeenhoping van een grote hoeveelheid vocht (meestal bloed) in het hartzakje. Vaak het gevolg van verscheuring van de harttoon

harttoon Bij het beluisteren van het hart waarneembare toon. Normaal bij iedere samentrekking van het hart twee harttonen: de eerste harttoon ontstaat harttransplantatie

harttransplantatie Het overbrengen (transplantatie) van het hart van een donor naar iemand met een zeer ernstige hartziekte. De donor is meestal een harttussenschot

harttussenschot (septum cordis) Scheidingswand tussen de linker en rechter harthelft. Vóór de geboorte bevindt zich in het gedeelte van het harttussenschot hartwater

hartwater Plotseling optredende, sterke speekselafscheiding. Komt vooral voor bij een maagzweer, wanneer de patiënt pijn heeft; het ingeslikte alkalische hartzakje

hartzakje (pericard) Buitenste laag van het hart. Bestaat uit twee lagen, die zonder onderbreking in elkaar overgaan en zo een spleetvormige ruimte hartzwakte

hartzwakte (decompensatio cordis, hartdecompensatie, hartinsufficiëntie) Onvermogen van het hart om de normale bloedcirculatie op gang te houden. hart- en vaatziekten

Harvey, William (1578-1657) Engels arts, hoogleraar anatomie te Londen (1615) en Oxford (1642); lijfarts van Karel I. Ontdekker van de grote bloedsomloop hasjiesj

hasjiesj Hars van vooral vrouwelijke hennepplanten (Cannabis sativa), gebruikt als drug. Geen kans op gewenning of lichamelijke afhankelijkheid, Hasjimoto, ziekte van

Hasjimoto, ziekte van (struma lymphomatosa) Ontsteking van de schildklier. Verschijnselen: schildklier is matig vergroot en voelt spons- of rubberachtig Hasselquist, Fredric

Hasselquist, Fredric (1722-1752) Zweeds natuurhistoricus, studeerde medicijnen en natuurlijke historie te Uppsala en was een leerling van Linnaeus. hatha-yoga

hatha-yoga (Sanskriet: hatha = kracht) Vorm van yoga waarin de nadruk ligt op beheersing van het lichaam en de levensenergieën. Middelen: reiniging haustoriën

haustoriën Adventiefwortels van parasitaire planten of delen van schimmeldraden die in het weefsel van een gastheer doordringen om er voedsel uit hauw

hauw De tweehokkige vrucht van planten van de kruisbloemenfamilie. Gewoonlijk spreekt men van een hauw wanneer deze meer dan driemaal zo lang havenslib

havenslib Sterk verontreinigd slib in havengebieden, door afvalstoffen die stroomopwaarts door fabrieken in de rivier geloosd zijn en die in het mondingsgebied haver

haver (Avena sativa, grassenfamilie) Pluimgras met twee bloempjes per aar, vanaf 7000 v.C. een van de belangrijkste granen (hoog eiwitgehalte). Langedagplan

Havers, kanaal van

Havers, kanaal van Centraal kanaal in de osteonen van beenweefsel, bevat bloedvaten en zenuwen die in verbinding staan met het beenvlies en zorgen havikachtigen

havikachtigen (familie Accipitridae, orde roofvogels) Flinke roofvogels met sterke grijpklauwen. Van belang voor het biologisch evenwicht, omdat haviken (biol.)

haviken (biol.) (geslacht Accipiter, vormt met enkele kleine geslachten de onderfamilie haviken, Accipitrinae uit de familie havikachtigen) Flinke roofvogels havikskruiden

havikskruiden (geslacht Hieracium, composietenfamilie) Overblijvende, kruidachtige planten met behaarde bladeren in een wortelrozet of verspreid Hawthorne-effect

Hawthorne-effect Een begrip uit de sociale psychologie. De verbetering van prestaties van proefpersonen zijn niet het gevolg van experimentele manipulaties, hazelaar

hazelaar (Corylus avellana, berkenfamilie) Boom met opvallend grote mannelijke katjes; de vrouwelijke dragen rode stempeltjes. Bloeit al in januari hazelwormen

hazelwormen (familie Anguidae, vormt samen met o.a. de pootloze hagedissen de infraorde hazelwormachtigen (Anguimorpha), suborde hagedisac

hazen

hazen (geslacht Lepus, met tien andere geslachten w.o. konijnen verenigd in de hazenfamilie, Leporidae, orde haasachtigen) Zoogdieren met lange hazenlip

hazenlip (cheiloschisis, lipspleet, gespleten lip) Aangeboren spleet in de bovenlip, soms gepaard gaande met een gespleten bovenkaak en/of met een HCH

H-band

H-band (Hyperband) Tv-frequentieband waarvan de kanalen buiten de gebruikelijke tv-kanalen vallen en die bedoeld is voor toekomstige kabelzenders.

HCH Technisch hexachloorcyclohexaan, bestaande uit een mengsel van acht stereo-isomeren, waarvan vooral gamma-HCH (lindaan) insectenbestrijdende hechting (psychol.)

hechting (psychol.) (Eng: bonding, attachment) Ook affiliatie. Het vormen van een stabiele relatie. Meestal wordt daarbij gedoeld op de relatie tussen hechtwortels

hechtwortels Wortels waarmee klimplanten, bijv. klimop, zich vasthechten aan muren of boomtakken. De eigenlijke functie van wortels (voedselopname) hedonisme

hedonisme (Gr.: hèdonè, `genot') Wijsgerige opvatting en levensbeschouwing waarin het zinnelijk genot als richtsnoer voor het handelen wordt genomen. hedonistische waarde van een emotie

hedonistische waarde van een emotie De pijn-plezierdimensie van een gevoel.

Hedwig, Johann

Hedwig, Johann (1730-1799) Duits plantkundige, doceerde te Leipzig vanaf 1786 medicijnen en vanaf 1789 plantkunde. Verrichtte onderzoek aan heek

heek (Merluccius merluccius, orde kabeljauwachtigen) Grijsblauwe vis met grote bek en twee rugvinnen. Leeft vooral langs Europese kusten, 's nachts

heemgroep

heemgroep Complex van een porfyrinering en een ijzerion. Porfyrine is een grote, vlakke, ringvormige structuur met N-atomen nabij het centrum van heemst

heemst (geslacht Althaea, kaasjeskruidfamilie) Fluweelachtig behaarde planten met roze bloemen groeiend op brakke of zilte grond. Gekweekt als heemtuin

heemtuin Tuin met inheemse plantesoorten, gerangschikt naar plantengemeenschappen, waarin de milieuomstandigheden zijn aangepast, veelal door heemverbindingen

heemverbindingen Complex van een eiwit en een heemgroep, d.w.z. een (geladen) ijzeratoom omsloten door een porfyrinering (vier aan elkaar gekoppelde Heer, Oswald

Heer, Oswald (1809-1883) Zwitsers paleontoloog, plantkundige en insectenkundige. Directeur van de botanische tuinen van Zürich vanaf 1834, hoogleraar heesheid

heesheid (dysfonie) Verschijnsel dat ontstaat wanneer de stembanden bij het spreken niet goed sluiten. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Bij heester

heester (struik) Houtige plant die zich, in tegenstelling tot een boom, direct boven de grond vertakt. Over het algemeen zijn heesters ook kleiner dan heggenmussen

heggenmussen (familie Prunellidae, orde zangvogels) Onopvallende, bruinige vogels met een fijne, maar harde snavel (niet verwant aan mussen). heide

heide Gebied met een ruwe, zandachtige bodem en een kenmerkende vegetatie van heideachtigen: houtige planten met enkelvoudige bladeren en regelmatige heideachtigen

heideachtigen (orde Ericales, afdeling zaadplanten) Houtige planten met enkelvoudige bladeren en regelmatige vier- of vijftallige bloemen met een heidehaantje

heidehaantje Kever die leeft van struikheide. Kan zich tot een plaag ontwikkelen, waarbij hele heidegebieden worden kaalgevreten.

Heidenhain, Rudolf Peter Heinrich

Heidenhain, Rudolf Peter Heinrich (1834-1897) Duits fysioloog, histoloog. Met zijn metingen van de warmteontwikkeling door spieren onder verschillende heiligbeen

heiligbeen (os sacrum) Deel van de wervelkolom bestaande uit de vijf geheel vergroeide heiligbeenwervels en gelegen tussen de lende- en staartwervels. heimwee

heimwee Verlangen naar het vaderland, het geboorteland, naar huis; kan, als er niet aan wordt voldaan, tot de dood leiden. Het woord 'Heimweh' stamt Heiss, Robert

Heiss, Robert (1903-1974) Duits wijsgeer en psycholoog, die zich vooral bezighield met de relatie logica en dialectiek. Zag geschiedenis en ontwikkeling heksenbezem

heksenbezem Woekering in de boomkruin van o.a. berken en kersen, veroorzaakt door een schimmel (meestal een zakjeszwam). Leidt tot abnormaal heksenkring

heksenkring Kring van paddestoelen van steeltjeszwammen. Ontstaat als de bodemgesteldheid (aanwezige zouten, vochtigheid en temperatuur) overal heksenmelk (biol.)

heksenmelk (biol.) (Euphorbia esula, wolfsmelkfamilie) Sierlijke plant (30-100 cm hoog) met heldergroene stengels en bladeren en geelgroene bloeiwijzen, heksenmelk (med.)

heksenmelk (med.) Verschijnsel bij pasgeborenen (zowel jongetjes als meisjes), waarbij uit de borstklieren melk te voorschijn komt. In feite is dit

helderziendheid

helderziendheid Ook clairvoyance. Een vorm van buitenzintuiglijke waarneming waarbij op paranormale wijze contact wordt verkregen met voorwerpen helm (biol.)

helm (biol.) (Ammophilla arenaria, grassenfamilie) Lichtgroene, stijf rechtopstaande plant met een strogele aarpluim van aartjes. Lange wortelstok helmbloemen

helmbloemen (geslacht Corydalis, klaproosfamilie) Planten met 3-tallig of dubbel 3-tallig geveerde bladeren en bloemen in trossen. Kleur kroonbladen: helmdraad

helmdraad (filament) Draadvormig deel van een meeldraad. Draagt aan het uiteinde twee door het helmbindsel verbonden helmhokjes (theca), waarin Helmholtz, Hermann Ludwig Ferdinand von

Helmholtz, Hermann Ludwig Ferdinand von (1821-1894) Duits fysioloog en natuurkundige. Hoogleraar in de anatomie, later in de natuurkunde, helmknop

helmknop (anthere) Bovenste deel van een meeldraad, bestaande uit de twee helmhokjes (theca), verbonden door het helmbindsel (connectivum). Vorm helmkruidfamilie

helmkruidfamilie (Scrophulariaceae, orde nachtschadeachtigen Solanales) Meestal kruidachtige planten met 4- of 5-tallige, soms tweelippige bloemen, helotisme

helotisme Symbiosevorm waarvan eerst beide partners voordeel hebben, maar waarin later een van beide de overheersende partij wordt. Bijv. vlinderbloemige hematocriet

hematocriet Verhouding tussen het volume van de bloedlichaampjes en de totale hoeveelheid bloed. Bij mannen normaal 0,41-0,51, bij vrouwen 0,36-hematologie

hematologie Wetenschap die zich bezighoudt met (ziekten van) het bloed en de organen die het bloed bereiden en afbreken (o.a. milt); subspecialisme hematurie

hematurie Aanwezigheid van bloed in de urine. Bij macroscopische hematurie is de urine zichtbaar rood gekleurd; bij microscopische hematurie is hemelboomfamilie

hemelboomfamilie (Simaroubaceae, orde wijnruitachtigen Rutales) Struiken en bomen met samengestelde bladeren en meestal eenslachtige bloemen. hemiplegie

hemiplegie Verlamming van een lichaamshelft. Vrijwel altijd het gevolg van een beroerte, waarbij een beschadiging van de piramidebaan is opgetreden hemisfeer

hemisfeer 1. (hemispherium cerebri) Helft van de grote hersenen. Met de andere hemisfeer verbonden door de hersenbalk (corpus callosum), waardoor hemisferische cerebrale specialisatie

hemisferische cerebrale specialisatie Ook cerebrale dominantie en lateralisatie. De beide hersenhelften specialiseren zich ieder in bepaalde taken. hemizygoot

hemizygoot Een individu waarbij in de cellen maar één gen (van een bepaald genenpaar) voorkomt, dat bepalend is voor een erfelijke eigenschap. Een hemocyanine

hemocyanine Bloedkleurstof bij vele lagere dieren met zelfde functie als hemoglobine. Bevat koper in plaats van ijzer; is blauw in geoxideerde toestand hemofilie

hemofilie (bloederziekte) Aangeboren aandoening waarbij de bloedstolling is gestoord. De gebeurtenissen om een bloeding te stoppen vallen uiteen hemoglobine

hemoglobine Rode bloedkleurstof van gewervelde dieren. Bestaat uit vier eenheden, die ieder een heemmolecule omvatten, omgeven door een eiwitmantel; hemolymfe

hemolymfe Lichaamsvloeistof van insecten.

hemolyse

hemolyse Toestand waarbij er voortdurend teveel rode bloedcellen (erytrocyten) worden afgebroken. Deze versterkte afbraak is bijna altijd het gevolg hemolytische anemie

hemolytische anemie Vorm van bloedarmoede door versterkte afbraak van de rode bloedcellen. Oorzaken: vergiftiging door bacteriën, slangengif, hemolytische ziekte van de pasgeborene

hemolytische ziekte van de pasgeborene (erythroblastosis foetalis) Ziekte bij pasgeborenen, berustend op ernstige hemolyse. Verschijnselen: bloedarmoede, Hench, Philip Showalter

Hench, Philip Showalter (1896-1965) Amerikaans geneeskundige, verbonden aan de Mayo-kliniek te Rochester (vanaf 1926), hoogleraar aan de univers

Henderson, Lawrence Joseph

Henderson, Lawrence Joseph (1878-1942) Amerikaans biochemicus en socioloog, onderzocht het zuur/base-evenwicht in lichaamsvloeistoffen en hengelvissen

hengelvissen (vinarmigen, orde Lophiiformes, klasse beenvissen) Roofvissen met op de kop een hengelvormig orgaan, waarmee prooidieren worden hengst

hengst Mannelijk dier bij paardachtigen (paard, ezel, zebra), kamelen en giraffen.

Henle, Friedrich Gustav Jakob

Henle, Friedrich Gustav Jakob (1809-85) Duits anatoom en patholoog. Onderzocht dekweefsels en de bouw van het strottenhoofd. Werken: 'Hand

Henle, lus van

Henle, lus van Deel van het nierbuisje waarin door terugresorptie van nuttige stoffen de voorurine wordt omgezet in urine.

hennastruik

hennastruik (Lawsonia inermis, kattenstaartfamilie) Struik met geurige bloemen, sinds ca. 3500 v.C. gekweekt om de henna, een kleurstof in de bladeren hennepfamilie

hennepfamilie (Cannabiaceae, orde brandnetels, Urticales) Klimplanten of kruiden zonder melksap met handnervige bladeren zonder steunblaadjes hennepnetels

hennepnetels (geslacht Galeopsis, lipbloemenfamilie) Planten met stijve haren, bloemen in schijnkransen, kelk niet tweelippig, vier meeldraden die Henoch-Schönlein, ziekte van

Henoch-Schönlein, ziekte van (anaphylactoïde purpura) Beschadiging van de bloedvaatwand door een allergische reactie. Verschijnselen: huidbloedingen,

herbarium

herbarium Oorspronkelijke betekenis (omstreeks 15e eeuw) 'cruydtboeck': een boek waarin verschillende planten zijn beschreven (de tegenwoordige Herbart, Johann Friedrich

Herbart, Johann Friedrich (1776-1841) Duits filosoof, psycholoog en pedagoog, hoogleraar te Königsberg en Göttingen. Vooral bekend door zijn herbicide

herbicide Onkruidbestrijdingsmiddel. Men onderscheidt niet-selectieve herbiciden, zoals TBA (2,3,6-trichloorbenzoëzuur) en TCA (trichloorazijnzuur), herdershonden

herdershonden 1. Honden die gebruikt werden ter bescherming van de herder en zijn kudde en tegenwoordig vooral als politie- en blindengeleidehond. herderstasje

herderstasje (Capsella bursa pastores, kruisbloemenfamilie) Rechtopstaande plant met bladeren in een wortelrozet en verspreide, stengelomvattende herfstdraden

herfstdraden Lange spinseldraden waaraan jonge spinnen zich in het najaar soms over aanzienlijke afstanden door de wind laten meevoeren. De spin herfsthout

herfsthout (najaarshout) Hout met nauwe houtvaten, gevormd tegen het eind van de zomer en in de herfst als de activiteit van de plant afneemt. Heeft herfstkleuren

herfstkleuren Kleuren (vooral rood en geel) die in bladeren van vele planten zichtbaar worden in de herfst, wanneer de overheersende groene kleur herfsttijloos

herfsttijloos (Colchium autumnale, leliefamilie) Plant met grote lila gekleurde bloemen die lijken op die van de krokus, maar zes i.p.v. drie meeldraden hergebruik

hergebruik (recycling) Het opnieuw gebruiken van afval ter vervaardiging van hetzelfde of een ander product. Zo wordt bijv. glas tegenwoordig in glasbakken herhaalitem-methode

herhaalitem-methode Term uit de test- en toetspsychologie voor een methode om de normen van een toets te ijken aan die van een andere toets. Dit herhalingsdwang

herhalingsdwang De dwangmatige impuls om steeds een zelfde handeling opnieuw uit te voeren; of het steeds weer herbeleven van dezelfde traumatische Herings theorie

Herings theorie Een theorie op het gebied van kleurenwaarneming die in de vorige eeuw werd opgesteld door de fysioloog Ewald Hering. Hij stelde herinnering

herinnering Het opdiepen van informatie uit het geheugen. Dit lukt vaak beter wanneer goede geheugensteuntjes worden aangeboden. Hierdoor blijkt herkauwen

herkauwen Opnieuw kauwen van voedsel dat al enige tijd in de maag opgeslagen is geweest. Het eenmaal gekauwde plantaardige voedsel wordt in herkauwers

herkauwers (suborde Ruminantia, orde evenhoevigen) Plantenetende zoogdieren met bijzonder gebouwde maag (pens, netmaag, boekmaag, lebmaag) herkenning

herkenning (Eng: recognition) Het zich realiseren dat nieuwe informatie dezelfde is als de informatie die al in het geheugen is opgeslagen. Mensen hermelijn

hermelijn (Mustela erminea, familie marterachtigen) Roofdier met in de winter witte vacht met zwarte staartpunt, 's zomers is de rugzijde bruin gekleurd hernia

hernia (ingewandsbreuk) Uitpuilen van weefsel door een al dan niet reeds bestaande opening. Er kunnen verschillende soorten weefsels bij betrokken hernia nuclei pulposi

hernia nuclei pulposi (HNP, discusprolaps) Uitpuiling van de binnenste zachte kern van de tussenwervelschijf in het wervelkanaal, waardoor één of heroïne

heroïne (diacetylmorfine, horse) Wit, reukloos, bitter smakend poeder, bereid uit morfine. Werd aanvankelijk aangeprezen als middel om morfineverslaving herpes genitalis

herpes genitalis Geslachtsziekte, veroorzaakt door het virus herpes simplex type 2. Van het herpes-simplexvirus bestaan twee typen. Herpes type 1 herpesvirus

herpesvirus Groep DNA-virussen, die wanneer ze eenmaal het lichaam zijn binnengedrongen, daar levenslang aanwezig blijven, meestal latent, maa

herpetologie

herpetologie Wetenschap waarin reptielen en amfibieën worden bestudeerd.

hersenaandoeningen

hersenaandoeningen Allerlei ziekten die zich kunnen voordoen in de hersenen, zoals doorbloedingsstoornissen, infecties of een gezwel. Functiestoornissen hersenaneurysma

hersenaneurysma Aangeboren afwijking van een slagader in de hersenen, waarbij een gedeelte van de slagader veel wijder is dan normaal. De oorzaak hersenblaasjes

hersenblaasjes Vijf blaasjes in het voorste deel van de neurale buis bij embryo's van gewervelde dieren en de mens, waaruit zich later ontwikkelen hersenbloeding

hersenbloeding Een inwendige bloeding waarbij er zich bloed ophoopt in het hersenweefsel of tussen de hersenvliezen. Zo'n hersenbloeding kan ontstaan hersendood

hersendood Het definitief afwezig zijn van vrijwel alle hersenfuncties, terwijl bepaalde hersenfuncties zoals het regelen van de bloedsomloop nog wel hersenen

hersenen Het belangrijkste deel van het centrale zenuwstelsel. De mogelijkheden die de menselijke hersenen bieden, worden als het voornaamste verschil hersenen, achterhersenen,

hersenen, grote (cerebrum, eindhersenen) Het dak van de voorhersenen bij gewervelde dieren, oorspronkelijk de zetel van de reukzin (nu nog bij lagere hersenen, kleine

hersenen, kleine (cerebellum) Deel van de hersenen, gelegen boven de brug van Varol (= pons). Centrum voor coördineren van houding en bewegingen. hersenen, middenhersenen,

hersenganglion (cerebraal ganglion) Gepaarde concentratie van zenuwcellen in de kop van o.a. wormen, weekdieren en insecten, die via zenuwstrengen hersengewicht

hersengewicht Totale gewicht van de hersenen, varieert per soort al naargelang van lichaamsgewicht en ontwikkeling van de hersenen. Bij de mens hersengezwel

hersengezwel (hersentumor) Gezwel in de hersenen, dat zowel goedaardig als kwaadaardig kan zijn; maar omdat de schedel een afgesloten ruimte herseninfarct

herseninfarct Doorbloedingsstoornis van de hersenen (beroerte), waarbij door zuurstofgebrek afsterving van hersenweefsel optreedt. Dit ziektebeeld hersenontsteking

hersenontsteking (encefalitis) Ontsteking van het hersenweefsel, meestal samengaand met een hersenvliesontsteking. Verschillende virussen (o.a. hersenschors

hersenschors (cortex cerebri) Buitenste laag van de grote hersenen, bestaande uit grijze stof. Met name bij zoogdieren en de mens sterk ontwikkeld. hersenschudding

hersenschudding (commotio cerebri, contusio cerebri) Veelal kortdurende stoornis van de hersenfunctie als gevolg van een letsel van het hoofd. Naargelang hersenschudding, lichte

hersenschudding, lichte (commotio cerebri) Hersenschudding waarbij het hersenweefsel niet beschadigd is. Verschijnselen: begint met bewustzijnsv

hersenschudding, zware

hersenschudding, zware (contusio cerebri) Hersenschudding waarbij het hersenweefsel beschadigd is. Verschijnselen: ernstiger dan bij een lichte

hersenspoeling

hersenspoeling Populaire benaming voor het systematisch en drastisch beïnvloeden van iemands denkbeelden en gedrag. Hersenspoeling berust op hersenstam

hersenstam Evolutionair gezien het oudste deel van de hersenen ('reptielenbrein'), bestaande uit middenhersenen, brug van Varol (pons) en verlengde hersenventrikels

hersenventrikels Vier met hersenvocht gevulde holten in de hersenen. Onderling verbonden en in open verbinding met de subarachnoïdale ruimte hersenvliesontsteking

hersenvliesontsteking (meningitis) Ontsteking van de hersenvliezen. De verwekkers zijn vooral virussen en bacteriën, soms echter kunnen ook schimmels hersenvliezen

hersenvliezen (meninges) Vliezen die het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) omsluiten. Bij zoogdieren, inclusief de mens, drie in getal: hersenzenuwen

hersenzenuwen Uit de hersenen ontspringende zenuwen; bij de mens twaalf paar. Werkingsgebied (met uitzondering van de tiende hersenzenuw) b

Hershey, Alfred Day

Hershey, Alfred Day (1908-1997) Amerikaans bioloog. Hershey was van 1934 tot 1950 als bacterioloog verbonden aan Washington University te herstellingseffect, fonemisch

herstellingseffect, fonemisch (Eng: fonemic restoration effect) Het verschijnsel dat een luisteraar het niet merkt wanneer een bepaalde klank (foneem)

herten

herten (familie Cervidae, orde evenhoevigen) Sierlijke herkauwers met een kortharige vacht die bij jonge dieren gevlekt en bij volwassenen effen is. hertshooifamilie

hertshooifamilie (Hypericaceae, orde myrteachtigen Myrtales) Houtige of kruidachtige planten met enkelvoudige tegenoverstaande bladeren die doorschijnende hertshoornvaren

hertshoornvaren (Platycerium bifurcatum, naaktvarenfamilie) Plant met zowel steriele, schelpvormige bladeren die tegen de wortels en stengel liggen Hertwig, Wilhelm August Oscar

Hertwig, Wilhelm August Oscar (1849-1922) Duits dierkundige, hoogleraar cytologie en embryologie en directeur van het Anatomisch Biologisch Hess, Walter Rudolf

Hess, Walter Rudolf (1881-1973) Zwitsers fysioloog, hoogleraar te Zürich (1917-50). Deelde in 1949 de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie heterogameten

heterogameten Mannelijke geslachtscellen van eenslachtige dieren en de mens waarvan 50% een X- en 50% een Y-chromosoom bevat. Een heterogameet heterogonie

heterogonie Generatiewisseling bij dieren met generaties uit bevruchte dan wel onbevruchte eicellen. Bij vlooien en bladluizen bijv. ontwikkelen de heteroseksualiteit

heteroseksualiteit De seksuele gerichtheid op personen van het andere geslacht. Deze gerichtheid is overigens bij veel mensen niet exclusief. Zo blijkt heterosis

heterosis Verschijnsel dat een kruisingsproduct (hybride) opvallend gunstige eigenschappen heeft vergeleken met de gekruiste ouders (bijv. zeer goede heterotrofie

heterotrofie Het ontbreken van het vermogen om uit anorganische stoffen organische stoffen op te bouwen. Niet-groene planten, alle dieren en de mens heterozygoot

heterozygoot Aanwezigheid van verschillende allelen op de chromosomen van een chromosomenpaar. Is een van beide allelen dominant, dan komt heup

heup (coxa) Het grootste kogelgewricht van het lichaam, bestaande uit een kom (het acetabulum, gevormd door de bekkenbotten) en een kop (het ronde heupaandoeningen

heupaandoeningen Aandoening van het kogelgewricht dat een verbinding vormt tussen het bekken en de benen. Heupaandoeningen zijn een belan

heupbeen

heupbeen (os coxae) Gepaard bot, ontstaan door vergroeiing van drie andere botten (zitbeen, schaambeen en darmbeen); onderdeel van het bekken. heupdysplasie, congenitale

heupdysplasie, congenitale (heupluxatie) Aangeboren afwijking van het heupgewricht. De aandoening komt voor aan één of aan beide heupen en heupontwrichting, aangeboren

heupontwrichting, aangeboren Aangeboren afwijking waarbij het heupgewricht niet op de normale manier in de kom zit. Heeft uiteindelijk tot gevolg heuristiek

heuristiek Een zoekregel. 1. Dit begrip speelt een centrale rol in de theorie van de wetenschapsfilosoof I. Lakatos. Bij het opstellen van wetenschappelijke Heymans, Corneille

Heymans, Corneille (1892-1968) Belgisch farmacoloog; professor te Gent. Ontdekte zintuigjes (receptoren) in de halsslagaders en de aorta en toonde Hibiscus

Hibiscus (Chinese roos, Hibiscus syriacus, kaasjeskruidfamilie) Populaire kamerplant met rode, roze of gele bloemen die al na één dag verwelken. Zeer hickory

hickory Geelbruin hout van Carya-soorten (walnootfamilie) met wit spinthout. Afkomstig uit oostelijk Noord-Amerika. Zeer taai, hard en sterk; wordt hielbeen

hielbeen (calcaneus) Achterste, grootste voetwortelbeen, gelegen onder het sprongbeen. Deel van de hiel van de voet, aanhechtingsplaats van de achillespees.

hielprik

hielprik Onderzoekmethode waarbij enkele druppels bloed uit de hiel van de pasgeborene worden opgevangen. Deze worden onderzocht om te bepalen high

high Term die wordt gebruikt om het positieve effect van drugs aan te geven; kan het best heel algemeen worden omschreven als een toestand van welbehagen. hijgen

hijgen Versnelde ademhaling van vogels, zoogdieren en de mens. Doel: opname van extra zuurstof en temperatuurregulatie. Door h. wordt waterdamp Hijmans van den Bergh, reactie van

Hijmans van den Bergh, reactie van (diazoreactie) Reactie ter onderscheiding van direct en indirect bilirubine. Wordt uitgevoerd bij geelzucht om hik

hik (singultus) Krampachtige samentrekking van het middenrif, gevolgd door plotselinge sluiting van de stemspleet. Kan worden veroorzaakt door re

Hill, Archibald Vivian

Hill, Archibald Vivian (1886-1977) Brits fysioloog, hoogleraar te Manchester (1920-23) en Londen (1926-51). Deelde de Nobelprijs voor geneeskun

Hillenius, Dirk (Dick)

Hillenius, Dirk (Dick) (1927-1987) Nederlands bioloog en prozaïst. Hij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1954 op ee

hinde

hinde Vrouwelijk hert, leeft buiten de bronsttijd met haar jongste kalf en dat uit het vorig jaar in alleen uit hinden bestaande groep (roedel). Maakt in Hinderwet

Hinderwet Wet van 1952 ter voorkoming van gevaar, schade of hinder door bedrijven, machines, werkplaatsen e.d. In 1993 werd de hinderwetgeving hippocampus

hippocampus Een hersengebied dat aan de onder/voorkant van het limbisch systeem is gelegen. De hippocampus speelt een rol bij het controleren van Hippocrates

Hippocrates (460-ca. 370 v.C.) Grieks arts. Van zijn leven is weinig bekend; waarschijnlijk leefde hij op het eiland Kos, waar hij geboren werd. In Hippocrates, eed van

Hippocrates, eed van Door Hippocrates geformuleerde eed; in gewijzigde vorm nog steeds ambtseed voor artsen. Is door de eeuwen heen beschouwd

Hirschsprung, ziekte van

Hirschsprung, ziekte van (megacolon congenitum) Aangeboren afwijking van de dikke darm, waarvan obstipatie het belangrijkste symptoom is. De hirsutisme

hirsutisme Ongewenste haargroei op het gezicht of de armen, de benen of de borst bij vrouwen, op een wijze die voor mannen normaal is. De grens His jr., Wilhelm

His jr., Wilhelm (1863-1934) Zwitsers arts, zoon van de anatoom Wilhelm His (1831-1904), die in 1872 in Leipzig het anatomische instituut stichtte. His sr., Wilhelm

His sr., Wilhelm (1831-1904) Zwitsers anatoom, histoloog en embryoloog. Studeerde te Berlijn bij Müller en in Würzburg bij Rudolf Virchow. In zijn histamine

His, bundel van Onderdeel van het prikkelgeleidingssysteem van het hart, bestaande uit vezels die de prikkels geleiden van de atrioventriculaire knoop Hitchings, George Herbert

histamine Stikstofhoudende verbinding (diamine), voorkomend in vrijwel alle plantaardige en dierlijke weefsels; bij ongewervelde dieren vaak als bestanddeel histidine

histidine essentiëel aminozuur (voor kinderen), formule HOOC-CHNH2-(CNCHNHCH). Kleurloze vaste stof, spt. 287°C. Komt vooral voor in globulinen; histiocyten

histiocyten Macrofagen uit het bindweefsel van gewervelden, die in het geweer komen bij verwondingen en door fagocytose partikeltjes van binnengedrongen histocompatibiliteit

histocompatibiliteit 'Het elkaar verdragen van weefsels', waardoor er geen afstoting van een getransplanteerd weefsel door de ontvanger plaatsvindt. naturalis

Historia naturalis Encyclopedie van Plinius de Oudere (23-79 n.C.) gebaseerd op ongeveer 2000 Griekse werken, omvatte de gehele toenmalige kennis His, bundel van

Hitchings, George Herbert (geb. 1905) Amerikaans biochemicus en farmacoloog. Kreeg de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie van 1988, samen hittekramp

hittekramp Krampen na liggen in de zon of werken in een hete, vochtige ruimte. Oorzaak: tekort aan natrium in het lichaam door sterk transpireren. hiv-virus

hiv-virus (humaan immuundeficiëntie virus) In 1983 ontdekt virus dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van aids (waarschijnlijk een virus dat verschillende HLA

HLA (Human Leucocyt Antigen) Bepaalde eiwitten (HLA-A, HLA-B, HLA-C en HLA-D) die zich bevinden aan de buitenkant van de lichaamscellen hoatzins

hoatzins (familie Opisthocomi, orde hoenders, met als enige soort hoatzin, zigeunervogel, Opisthocomus hoatzin) Zwartbruin gekleurde, sociaal levende Hodgkin, Alan Lloyd

Hodgkin, Alan Lloyd (1914-1994) Brits fysioloog. Onderzocht de elektrische en chemische processen die bij de prikkelgeleiding in zenuwvezels optreden. Hodgkin, Dorothy Mary Crowfoot

Hodgkin, Dorothy Mary Crowfoot (1910-1994) Engels chemica, hoogleraar aan de Royal Society (1960-1977), hield zich bezig met de bepaling van Hodgkin, Thomas

Hodgkin, Thomas (1798-1866) Brits arts. Beschreef in 1832 de ziekte van Hodgkin (maligne granuloom, lymfogranulomatose).

Hodgkin, ziekte van

Hodgkin, ziekte van (maligne granuloom, lymfogranulomatose) Vorm van lymfklierkanker met ongeremde groei van cellen in de lymfklieren. De oo

hoefblad, groot

hoefblad, groot (Petasites hybridus, composietenfamilie) Plant met bruin of roodachtig gekleurde bloemen, soms eenslachtig. Bladeren groot (60-80 hoefblad, klein

hoefblad, klein (Tussilago farfara, composietenfamilie) Plant met goudgele bloemhoofdjes met buis- en lintbloemen. Ronde bladeren verschijnen n

hoefganger

hoefganger Zoogdier dat loopt op met hoeven bedekte teentoppen, bijv. hoefdieren, waartoe de even- en onevenhoevigen behoren. De buitenste laag hoefijzerneusvleermuizen

hoefijzerneusvleermuizen (familie Rhinolophidae, orde vleermuizen) Vleermuizen met bizar gevormde neusaanhangsels en beweeglijke oren; zwartbruin

hoefijzernier

hoefijzernier (ren arcuatus) Verbinding van de twee nieren in de middellijn zodat een hoefijzervorm ontstaat. De verbinding kan tussen de bovenpolen hoektanden

hoektanden (canini, cuspidaten) Tandtype bij zoogdieren en de mens, gelegen tussen snijtanden en kiezen. Ontbreken bij knaagdieren, planteneters hoelman

hoelman (Presbytis entellus, familie slankapen) Flinke vruchtenetende apen uit India en de Indische Archipel die soms grote schade aanrichten aan hoenderkoeten

hoenderkoeten (familie Anhimidae, orde eendvogels Anseriformes) Vogels (bijna zo groot als een gans), lijkend op hoenders, hoge sterke poten, v

hoenders

hoenders (hoendervogels, orde Galliformes, klasse vogels Aves) Grote grondvogels met sterke poten en snavel. Grote uitrekbare krop als voedselbewaarplaats hoesten

hoest, niet-productieve (droge hoest, prikkelhoest) Hoest waarbij geen of weinig slijm wordt opgegeven. Kan o.a. worden veroorzaakt door een vre

hoest, productieve

hoest, productieve Hoest waarbij veel slijm en/of etter wordt opgegeven. Wijst meestal op een ontsteking (bijv. bronchitis, longontsteking) en is nuttig hofstippels

hoesten Reflexmatige beweging waarmee de luchtwegen zichzelf schoonhouden. Om te kunnen hoesten, wordt in een reflexbeweging eerst de bovenzijde hoest, niet-productieve

hofstippels Stippels in de radiale wanden met een afwijkende bouw die vooral voorkomen bij naaldbomen en ervoor zorgen dat een eventueel optredende hokko's

hokko's (familie Cracidae, orde hoenders) Zwartbruine boombewonende hoenders met witte vlekken, slank, hoge poten, korte afgeronde vleugels, korte Holaster

Holaster Uitgestorven geslacht der zeeëgels. Het skelet is hartvormig met een brede, ondiepe groeve aan de bovenvoorkant; het ondervlak is vrij recht. holhoornigen

holhoornigen (familie Bovidae, orde evenhoevigen) Herkauwers met meestal twee hoorns, soms bij beide geslachten, soms alleen bij mannetjes; vorm holle ader

holle ader (vena cava) Grote ader, die uitmondt in de rechter hartboezem. Twee in getal: de bovenste holle ader, die het bloed uit de bovenste lichaamshelft Holley, Robert William

Holley, Robert William (geb. 1922) Amerikaans biochemicus, hoogleraar aan de Cornell University (1964-69) en sinds 1968 werkzaam op het Salk holtedieren

holtedieren (onderafdeling Coelenterata, onderrijk meercelligen) Radiair-symmetrische dieren waarvan het lichaam is opgebouwd uit een buitenste

holvoet

holvoet Voetaandoening, waarbij de kromming van de voorachterwaartse voetboog veel te sterk is. De wreef van de voet is hierdoor hoger dan normaal. hom

hom Mannelijke geslachtsklieren bij vissen, produceren een vloeistof, het homvocht, dat de zaadcellen bevat.

homeopathie

homeopathie Door S.C.F. Hahnemann ingevoerde geneeswijze, berustend op drie principes: geneesmiddelenproeven bij gezonde mensen, de similiaregel homeostase

homeostase Door een organisme gehandhaafde evenwichtstoestand in het interne milieu, waardoor verstoringen, veroorzaakt door een wisseling in hominiden

hominiden (mensachtigen, familie Hominidae, orde primaten) Zoogdieren met een relatief groot hersenvolume, een platte en kleine aangezichtsschedel hommels

hommels (geslachtengroep Bombini, orde vliesvleugeligen) Grote dichtbehaarde insecten, getekend met zwarte en gele, oranje of rode ringen, lange Homo

Homo (Lat. homo = mens; geslacht uit de familie der Hominiden) Mensachtige zoogdieren waartoe de tegenwoordige mens (Homo sapiens sapiens) Homo sapiens

Homo sapiens (Lat.: homo = mens; sapiens = wijs) Wetenschappelijke benaming voor de mens. Homo sapiens behoort tot de familie der hominiden homogameten

homogameten Vrouwelijke geslachtscellen van zoogdieren en de meeste andere groepen dieren; zo genoemd omdat er maar één type van bestaat (met homologie

homologie Men spreekt van homologie als organen een zelfde evolutionaire voorgeschiedenis hebben, wat echter tot verschillende resultaten heeft geleid. homoseksualiteit

homoseksualiteit (homofilie), seksuele geaardheid, waarbij men zich seksueel aangetrokken voelt tot personen van hetzelfde geslacht. Tijdens de pu

homozygoot

homozygoot Aanwezigheid van gelijke allelen op beide chromosomen van een chromosomenpaar. Recessieve eigenschappen komen alleen tot uiting homunculus

homunculus 1. In de neurologie: de afbeelding van het lichaam op de hersenschors (cortex; somatotopische projectie). 2. In bepaalde geheugenmetaforen: hond

hond (Canis familiaris, familie hondachtigen) Zoogdier dat afstamt van de wolf, zeer geliefd bij de mens als huisdier. Grote verscheidenheid in lichaamsgrootte, hondaapachtigen

hondaapachtigen (superfamilie Cercopithecoidea, infraorde smalneusapen) Apen met vier ongeveer even lange poten, zijdelings ingedrukte borstkas, hondachtigen

hondachtigen (familie Canidae, orde roofdieren) Slanke, gespierde zoogdieren met een lange, ruige staart, lange poten en kleine voeten (snelle lopers) hondenziekte

hondenziekte (ziekte van Carré) Virusziekte die algemeen bij honden voorkomt. Symptomen: geen eetlust en koorts, vertraagde ontlasting of diarree, hondsdolheid

hondsdolheid (rabiës) Virusziekte voorkomend bij de mens en alle andere zoogdieren. In het wild komt het virus vooral voor bij vossen en vleermuizen. hondsdraf

hondsdraf (Glechoma hederacea, lipbloemenfamilie) Plant met niervormige gekartelde bladeren, paarsblauwe bloemen in schijnkrans. Twee vormen: hondshaaien

hondshaaien (familie Scyliorhinidae, orde haaien) Kleine haaien met een lang slank lichaam, meestal twee rugvinnen. Staartvin klein en omhoog gericht, hondsvissen

hondsvissen (familie Umbridae, orde zalmachtigen) Gedrongen zoetwaterdieren (8-13 cm) met grote, ronde schubben. Leven dicht bij de bodem in honger

honger Steeds terugkerende behoefte van dieren en de mens aan voedsel; bepaalt mede het gedrag van het organisme (drijfveer). Men onderscheidt:

hongercentrum

hongercentrum Bij gewervelden: het gedeelte van de hersenen, nl. de laterale hypothalamus, dat de activatie van eetgedrag bevordert. Het kent een hongeroedeem

hongeroedeem Oedeem als gevolg van ondervoeding. Met name gebrek aan eiwitten is verantwoordelijk voor het hongeroedeem, omdat dit leidt tot hongerpijn

hongerpijn Maagpijn, die optreedt wanneer de maag leeg is. Komt voor bij lijders aan een maagzweer. Verdwijnt vaak na het innemen van voedsel (honingbijen

Hongkong- A-griep die zich vanaf 1968 vanuit Hongkong wereldwijd verspreidde.

honingbijen (onderfamilie Apinae, superfamilie bijen) Sociaal levende insecten met een hoogontwikkelde techniek voor het verzamelen van stuifmeel; honingdauw

honingdauw Suikerhoudende vloeibare uitwerpselen van vele blad- en schildluizen, die meer koolhydraten uit plantensappen opnemen dan ze nodig honingklavers

honingklavers (geslacht Melilotus, vlinderbloemenfamilie) Kruiden met drietallige bladeren en gele of witte bloemen in lange trossen. Bloemkroon honingklieren

honingklieren (nectariën) Klieren in bloemen, bladstelen en steunblaadjes die een suikerachtige vloeistof produceren (nectar); insecten en andere dieren honingzuigers

honingzuigers (familie Nectariniidae, orde zangvogels) Vogels met een lange dunne gebogen snavel, waarmee ze honing uit buisvormige bloemen hoofd

hoofd Bovenste deel van het menselijk lichaam door de hals verbonden met de romp. Bevat de hersenen, de lange-afstandzintuigen (gehoor-, gezichts- hoofdje

hoofdje (capitulum) Bloeiwijze met vele lint- en/of buisvormige bloemetjes omgeven door een omwindsel, zodat het geheel de indruk wekt één bloem hoofdligging

hoofdligging De meest voorkomende ligging van het kind in de baarmoeder (ca. 96 % van de gevallen) na de 32e zwangerschapsweek. Het hoofd ligt hoofdluis

hoofdluis (Pediculus humanus capitis), een insect dat onder slechte hygiënische omstandigheden, met name bij schoolkinderen een infectie kan veroorzaken. hoofdpijn

hoofdpijn Pijn in of aan het hoofd, die kan worden veroorzaakt door aandoeningen aan het aangezicht, afwijkingen elders in het lichaam of stoornissen hoogbegaafdheid

hoogbegaafdheid 1. De aanwezigheid van een opvallend talent, bijvoorbeeld op muzikaal of creatief gebied. 2. Volgens Lewis Terman (1877-1956): hoogtevrees

hoogtevrees Een angst die vrijwel iedereen in meer of mindere mate kent. De angst kan zo extreem worden dat van een acrofobie wordt gesproken.

hoogtezon

hoogtezon Toestel dat ultraviolet licht uitzendt en wordt gebruikt voor het kunstmatig bruinen van de huid. Sommige hoogtezonnen zenden ook infrarood hooikoorts

hooikoorts (rhinitis allergica) Vorm van allergie waarin overgevoeligheid bestaat voor stuifmeel (pollen). De meeste graspollen zijn relatief groot (0

hooiwagens

hooiwagens (orde Phalangida, klasse spinachtigen) Geleedpotige dieren waarvan vooral de langpotige soorten bekend zijn. Bezitten het vermogen hoornbladfamilie

hoornbladfamilie (Ceratophyllaceae, orde ranonkelachtigen Ranales) Waterplanten met gaffelvormig gedeelde bladeren in kransen en eenslachtige hoornbloemen

hoornbloemen (geslacht Cerastium, anjerfamilie) Kruiden met flinke, soms prachtige grote bloemen, vijf stijlen (soms vier), getande kroonbladen, hoornlaag

hoornlaag (stratum corneum) Bovenste laag van de opperhuid van zoogdieren en de mens. Bestaat uit tot hoornstof omgevormde dode cellen zonder hoorns

hoorns Harde, spitse uiteinden op de kop van o.a. schapen, runderen, neushoorns en antilopen, die net als nagels en hoeven zijn ontstaan uit de huid. hoornstof

hoornstof (keratine) Eiwit met helixstructuur dat voorkomt in de buitenste huidlaag (hoornlaag) van gewervelde dieren en de mens, in hoorns, veren, hoornvlies

hoornvlies (cornea) Het koepelvormige, doorzichtige vlies vóór de iris en pupil van het oog. Net als de harde oogrok (het oogwit) bestaat het hoornvlies hoornvliesontsteking

hoornvlies- Allotransplantatie van het hoornvlies. Als transplantaat gebruikt men het hoornvlies van overledenen dat binnen enkele transplantatie, huidtransplantatie,

hoornvliesontsteking (keratitis) Ontsteking van het hoornvlies. De ontsteking is meestal oppervlakkig en kan veroorzaakt worden door bacteriën, virussen hop

hop (geslacht Humulus, hennepfamilie) Klimplanten met lange, gesteelde bladeren en ruwe stengel, mannelijke bloemen in pluimen. Eivormige onbevruchte Hopkins, Frederick Gowland

Hopkins, Frederick Gowland (1861-1947) Brits biochemicus; hoogleraar te Cambridge; president van de Royal Society. Onderzocht stofwisseling; hoppen

hoppen (familie Upupidae, orde scharrelaarvogels) Twee duidelijke onderfamilies: echte hoppen (Upipinae) met als enige de hop (Upupa epops), roodachtig Hoppe-Seyler, Ernst Felix Immanuel

Hoppe-Seyler, Ernst Felix Immanuel (1825-1895) Frans chemicus, hoogleraar te Straatsburg. Een van de grondleggers van de biochemie, publiceerde horen

horen Het waarnemen van geluiden met behulp van het oor. De oren van de mens zijn minder doelmatig dan die van de meeste dieren. Wij kunnen onze horizonvervuiling

horizonvervuiling Verstoring van open landschappen door zaken als hoogspanningsleidingen, silo's of flats.

hormische psychologie

hormische psychologie (Grieks: hormè = aandrift) Een (uitgestorven) tak binnen de psychologie die nauw verbonden is met de Britse psycholoog hormonen

hormonen Stoffen die door bepaalde klieren in heel kleine hoeveelheden worden afgescheiden in de bloedbaan om de functie van andere delen van Horney, Karen

Horney, Karen (1885-1952) Duits-Amerikaans psychoanalytica. Doceerde psychoanalytische technieken te Berlijn en na haar emigratie (1932) te New horsmakrelen

horsmakrelen (familie Carangidae, orde baarsachtigen) Vissen met spoelvormig lichaam, soms naakt, soms met kleine schubben, diep gevorkte staartvin, horst (biol.)

horst (biol.) Groot nest van roofvogels, reigers en kraanvogels. Vaak hoog gelegen. Gemaakt van takken en gevoerd met veren, bladeren, haren, papier, hortensia

hortensia (Hydrangea macrophylla, steenbreekfamilie) Tuinplant met bolvormige bloeiwijze, bloemen afhankelijk van de zuurgraad van de bodem Horton-syndroom

Horton-syndroom (cluster headache) Hoofdpijnsoort, gekenmerkt door zeer heftige, eenzijdige, migraine-achtige aanvallen (zo erg dat sommige lijders horzels

horzels (familie Oestridae, onderorde vliegen) Grote, harige, metaalblauwe parasieten. Wijfjes van het geslacht Dermatobia leggen na pijnloze steken hospitalisatie

hospitalisatie 1. Het ontstaan van een grote afhankelijkheid van de instelling waarin iemand voor geestelijke of lichamelijke problemen behandeld wordt. Houssay, Bernardo Alberto

Houssay, Bernardo Alberto (1887-1971) Argentijns geneeskundige, hoogleraar (vanaf 1910) en directeur (1919-46) van het fysiologisch instituut houtcellen

houtcellen Dode plantencellen waarvan de inhoud is verdwenen en de celwanden verdikt zijn door houtstof; komen voor in houtweefsel. Functie: stevigheid houtparenchym

houtparenchym Parenchymcellen met een (gedeeltelijk) nog levende inhoud, gevormd in secundair houtweefsel. Het houtparenchym ligt in de mergstralen houtvaten

houtvaten (tracheeën) Buizen in houtweefsel, ontstaan door het verdwijnen van de horizontale wanden van een rij houtcellen. Lengte wisselt sterk; houtvezels

houtvezels Langgerekte verhoute cellen in houtweefsel met een speciale steunfunctie.

houtwal

houtwal Afscheiding van bomen en struiken tussen akkers of tussen akkers en weilanden. Naast deze afscheidingsfunctie hadden houtwallen de functie houtweefsel

houtweefsel (xyleem) Plantaardig weefsel, vooral bestaande uit tracheïden en/of houtvaten (tracheeën), houtparenchymcellen en houtvezels. Men onderscheidt: houtwespen

houtwespen (familie Siricidae, orde vliesvleugeligen) Langgerekte, stevig gebouwde insecten met een rolrond lichaam. Wijfjes bezitten een krachtige houtworm

houtworm Larve van het doodskloppertje (Anobium punctatum, familie klopkevers Anobiidae, orde kevers), boort gangen in hout. Zeer schadelijk.

Höweler, Marijke

Höweler, Marijke (geb. 1938) Nederlands psychologe en schrijfster, debuteerde in 1964 met de nu vergeten verhalenbundel 'Tranen van niemand'. In HR-ketel

HR-ketel (hoogrendement-ketel) Ketel voor met (aard)gas gestookte centrale verwarmingsinstallatie, die de vrijkomende warmte met een hoog rendement HTLV-III-virus

HTLV-III-virus (human T-cell lymphoma virus type III) Virus, zo genoemd door de Ameriaanse viroloog Robert C. Gall, als zijnde het virus dat aids HTLV-I-virus

HTLV-I-virus (human T-cell leukaemia ymphoma virus type I) Virus behorend tot de groep van retrovirussen, die menselijke cellen kunnen besmetten. Hubel, David Hunter

Hubel, David Hunter (geb. 1926) Canadees-Amerikaans neuroloog en fysioloog, verbonden aan de Harvard Medical School (sinds 1959). Ontving Hubrecht, Ambrosius Arnold Willem

Hubrecht, Ambrosius Arnold Willem (1853-1915) Nederlands dierkundige, hoogleraar te Utrecht. Stichtte Institut International d'Embryologie (1911). Huggins, Charles Brenton

Huggins, Charles Brenton (geb. 1901) Canadees-Amerikaans geneeskundige, hoogleraar te Chicago (vanaf 1936), tevens directeur van het Ben May-huid

huid (cutis) Weefsel dat het lichaam bedekt. De huid beslaat ongeveer 1,7 m2, weegt ongeveer 3 kg, is soepel, waterdicht en vernieuwt zichzelf. Ze vormt huidaandoeningen

huid- Auto- of allotransplantatie van huid. Vooral toegepast bij uitgebreide brandwonden. De vreemde huid bij allotransplantatie doet transplantatie, niertransplantatie,

huidaandoeningen Er bestaan honderden huidaandoeningen. Sommige ervan zijn al van de geboorte af aanwezig, maar de meeste ontstaan pas later. huidademhaling

huidademhaling Ademhaling via de huid; komt vooral voor bij kleine dieren met een dunne huid, die in het water of een vochtige omgeving leven, huidkanker

huidkanker Verzamelnaam voor een drietal kwaadaardige ziekten van de huid. Over het algemeen zijn huidgezwellen onschuldig. Toch is het verstandig huidlichtzin

huidlichtzin De aanwezigheid van lichtgevoelige structuren in de huid. Komt bij veel ongewervelde en lagere gewervelde dieren (vissen, amfibieën) huidmondje

huidmondje (stoma) Opening in de opperhuid van vooral de onderkant van bladeren, maar ook in stengels; bestaat uit twee sluitcellen met daartussen huidschimmelziekte

huidschimmelziekte (dermatomycose) Infectie van de huid door een schimmel. Het hoofd en de nagels worden wel door de schimmel Trichophyton

huidspierzak

huidspierzak Combinatie van lengte- en kringspieren in de huid van ringwormen. Het geheel geeft een tegendruk tegen de lichaamsvloeistof, waardoor huidtransplantatie

huidtransplantatie Een bij de plastische chirurgie veel toegepaste techniek, waarbij over het te bedekken huidgedeelte een stuk huid van de patiënt huiduitslag

huiduitslag (uitslag, exantheem) Tijdelijke veranderingen van de huid in reactie op een prikkel, in de vorm van vlekjes, blaasjes of bobbeltjes. Dergelijke huidzintuigen

huidzintuigen Ook cutane zintuigen. De voor uitwendige prikkels gevoelige zenuwcellen die in de huid zijn gelegen. Soms wordt de werking van al huig

huig Afgeplat, kegelvormig aanhangsel aan de midden-achterkant van het zachte gehemelte. Sluit bij het slikken de toegang naar de neusholte af.

huis- Gedomesticeerde vorm van het oerrund (Bos primigenius primigenius) dat wordt gehouden als melk-, vlees- of trekdier. Er zijn zeer veel rups

huisarts

huisarts Arts met een brede kennis van de geneeskunde, die in principe als eerste de mensen met klachten onderzoekt, eventueel behandelt of doorverwijst huisdieren

huisdieren Tamme dieren die nut hebben voor de mens of louter voor het plezier worden gehouden. Zij zijn voor hun voortbestaan geheel afhankelijk huisjesamoeben

huisjesamoeben (orde Testacea, klasse wortelpotigen) Eencelligen met een uit organische stoffen opgebouwde schaal, soms versterkt met kiezelzuur, huisjesslakken

huisjesslakken Alle slakken die een schelp dragen; geen systematische eenheid binnen de klasse slakken. De variatie in vorm en structuur van de asymmetrisch huisloken

huisloken (geslacht Sempervivum, vetplantenfamilie) Planten met bladeren in rozetten. De echte huislook (S. tectorum) heeft roze gestreepte bloeme

huismoedertje

huismoedertje (Triphaena pronuba, Noctua pronuba, familie uiltjes) Nachtvlinder met heldergele achtervleugels met zwarte rand en onopvallend bruin

huismuis

huismuis (Mus musculus, onderorde muisachtige knaagdieren) Knaagdiertje tot 12 cm lengte met een iets kortere staart, gewicht 10-30 gram. Zachte huisvlieg

huisvlieg (Musca domestica, onderorde vliegen) Zwartgrijs, harig, lomp gebouwd insect met twee paar vleugels, waarvan een paar goed ontwikkeld Hull, Clark Leonard

Hull, Clark Leonard (1884-1952) Amerikaanse psycholoog. Leverde belangrijke bijdragen aan de studie van leren en gedrag. Trachtte zijn theorieën hulpeloosheid, aangeleerde

hulpeloosheid, aangeleerde Volgens de psycholoog M. Seligman een houding die zich kenmerkt door de berusting in omstandigheden. Deze houding hulstfamilie

hulstfamilie (Aquifoliaceae, orde kardinaalsmutsen Celastrales) Tweehuizige struiken of boompjes met regelmatige, meestal witte bloemen of doornig Human Leucocyt Antigen

Human Leucocyt Antigen (HLA) Bepaalde eiwitten (HLA-A, HLA-B, HLA-C en HLA-D) die zich bevinden aan de buitenkant van de lichaamscellen humanistische psychologie

humanistische psychologie Een tak van psychologie waarvan Abraham Maslow als geestelijke vader aangemerkt kan worden. Hij benadrukte het Humboldt, Alexander von

Humboldt, Alexander von (1769-1859) Duits natuuronderzoeker, broer van Wilhelm von Humboldt. Zijn expeditie met Aimé Bonpland naar Midden- humificatie

humificatie Het verschijnsel dat organische stof langzaam wordt omgezet in humus. Het bodemleven speelt een allesoverheersende rol bij het humificatieproces. Huntington, chorea van

Huntington, chorea van Erfelijke aandoening van het zenuwstelsel, die gepaard gaat met dementie en oncontroleerbare dansachtige bewegingen (cho

Husen, Torsten

Husen, Torsten (geb. 1916) Zweeds psycholoog en onderwijskundige. Was o.a. werkzaam op het gebied van de militaire psychologie. Verrichtte verder Huxley, Andrew Fielding

Huxley, Andrew Fielding (geb. 1917) Brits fysioloog, kleinzoon van T.H. Huxley, verbonden aan de universiteit van Cambridge (1946-60) en hoogler

Huxley, Julian Sorell

Huxley, Julian Sorell (1887-1975) Engels bioloog en filosoof, kleinzoon van Thomas Henry H. en broer van Aldous H. Aanhanger van het wetenscha

Huxley, Thomas Henry

Huxley, Thomas Henry (1825-1895) Engels bioloog, grootvader van Julian Sorell H. en Aldous H. Deed geografisch, geologisch en natuurhistorisc

hyacint

hyacint (Hyacinthus orientalis, leliefamilie) Plant met dichte, trosvormige bloeiwijzen met kortgesteelde bloemen en vergroeide bloemdekblaadjes. hyaliene-membranenziekte

hyaliene-membranenziekte (RDS, respiratory distress syndrome) Aandoening bij pasgeborenen, waarbij de longblaasjes en de fijnste vertakkingen hybridoma

hybridoma Kunstmatig opgewekt, onderhuids gezwel in een proefdier, dat wordt gebruikt voor de productie van monoklonale antistoffen. Hiervoor hydathode

hydathode Een porie aan de top van bladeren via welke een teveel aan water (actief) kan worden uitgescheiden (guttatie). Dit gebeurt 's nachts, doordat hydramnion

hydramnion Een teveel aan vruchtwater. Omdat het hier om een teveel gaat, is de term polyhydramnion (poly = veel) eigenlijk juister. Een te grote hoeveelheid hydra's

hydra's (geslacht Hydra, klasse hydrozoën) Holtedieren bestaande uit een gesteelde kelk met een tentakelkrans; zoetwaterbewoners die geen kolonies hydrobiologie

hydrobiologie Wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van het leven in water. De levensgemeenschappen in zout water verschillen sterk hydrofiele stoffen

hydrofiele stoffen In water oplosbare stoffen, zoals suikers.

hydrofobe stoffen

hydrofobe stoffen Niet in water oplosbare stoffen, zoals lipiden.

hydrolasen

hydrolasen Enzymen die verbindingen kunnen splitsen en waarbij water opgenomen wordt. Het ene brokstuk krijgt een OH-groep, het andere een H-hydrops foetalis

hydrops foetalis Ernstige vorm van resusziekte. Doordat de antistoffen van de resusnegatieve moeder zeer veel rode bloedcellen bij het resuspositieve hydrozoën

hydrozoën (klasse Hydrozoa, stam neteldieren) Kleine, soms in kolonies levende holtedieren, die generatiewisseling vertonen. Bekendste orde: zoetwaterpoliepen

hyena's

hyena's (familie Hyaenidae, orde roofdieren) Dieren met een massieve kop, grote oren, lange voor- en korte achterpoten. Sterk gebit en zware kauw

hyfen

hyfen (zwamdraden) Dunne, ronde, kleurloze, vaak vertakte draden, waaruit schimmels zijn opgebouwd. De hyfen zijn bij de meeste schimmels door hygrofyt

hygrofyt Plant die gebonden is aan milieus met een hoog vochtgehalte. Hygrofyten zijn uiterst gevoelig voor vochtverlies en verwelken snel.

hygrotropie

hygrotropie Gerichte groei onder invloed van een vochtgradiënt; komt voor bij wortels en pollenbuizen.

hyperactiviteit

hyperactiviteit Een te hoog activiteitsniveau van kinderen, dat abnormaal is in vergelijking met anderen en ook door de omgeving als hinderlijk wordt hyperemesis gravidarum

hyperemesis gravidarum Overmatig zwangerschapsbraken. Kan al vroeg in de zwangerschap beginnen en tot ernstige ondervoeding en uitdroging hyperesthesie

hyperesthesie 1. Een sterk verhoogde gevoeligheid van de tast. 2. Een verhoogde gevoeligheid voor alle zintuiglijke indrukken, zoals bijvoorbeeld hyperglycemie

hyperglycemie Te hoog gehalte aan suiker (glucose) in het bloed, meestal als gevolg van suikerziekte. Het suikergehalte in het bloed wordt geregeld hyperkinetische stoornis

hyperkinetische stoornis (lett: overbeweeglijkheidsstoornis) Een stoornis waarbij sprake is van een te hoog activiteitsniveau, gecombineerd met een hypernefroom

hypernefroom (Grawitz-gezwel) Uiterst kwaadaardig niergezwel, dat voornamelijk voorkomt bij mensen boven de veertig, bij mannen vaker dan bij hyperparasiet

hyperparasiet Parasiet van de tweede orde, die zelf parasiteert op een parasiet.

hyperparathyreoïdie

hyperparathyreoïdie Te sterke werking van de bijschildklieren. Verschijnselen: opname van teveel kalk uit de botten, waardoor deze zwakker worden; hyperpolarisatie

hyperpolarisatie Vergroting van het potentiaalverschil dat in rust bestaat tussen de binnen- en buitenkant van een zenuwcelmembraan. De binnenzijde hypersomnia

hypersomnia Een weinig voorkomende ziekte, die zich kenmerkt door voortdurende slaperigheid en slaapaanvallen overdag.

hypersplenisme

hypersplenisme Te sterke werking van de milt. Gevolg is een verhoogde afbraak van bloedcellen, wat zich kan uiten in bloedarmoede, een tekort aan hypertensie

hypertensie (hoge bloeddruk) Bloeddruk die hoger is dan op grond van de leeftijd verwacht mag worden. Met het ouder worden stijgt de bloeddruk hyperthyreoïdie

hyperthyreoïdie Toestand waarbij de schildklier te sterk werkt en er te veel schildklierhormonen worden geproduceerd. Het is een van de meest voorkomende hypertonisch

hypertonisch Oplossing met een hogere concentratie aan opgeloste stoffen (= hogere osmotische waarde) dan een andere oplossing.

hypertroof

hypertroof Overmatig voedselrijk; een term die wordt gebruikt in de hydrobiologie.

hyperventilatie

hyperventilatie Te snelle en diepe ademhaling, waardoor klachten ontstaan die tenslotte tot bewustzijnsverlies kunnen leiden. De intensievere ademhaling hypervitaminose

hypervitaminose Ziekte als gevolg van overmatig vitaminegebruik. Treedt alleen op bij de vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K), die in het vetweefsel hypnagoge beelden

hypnagoge beelden Het zien van droomachtige beelden tijdens de overgang van waken naar slapen. Wanneer deze beelden optreden bij de overga

hypnose

hypnose Een toestand die opgewekt kan worden door een hypnotiseur. De persoon is dan in staat te gehoorzamen aan de opdrachten van de hypnotiseur hypnosedeductie

hypnosedeductie Het ongedaan maken van een hypnotische toestand. De tijdens de hypnose gegeven opdrachten moeten altijd worden 'uitgeveegd'. hypnosetheorieën

hypnose-inductie Het tot stand brengen van hypnose. De verschillende inductiemethoden vertonen vrijwel allemaal de volgende kenmerken: 1. De hypnotherapie

hypnosetheorieën Verklaringen die ten grondslag liggen aan het verschijnsel hypnose. Enkele van deze theorieën zijn: 1. De in Frankrijk werkende hypnose-inductie

hypnotherapie Iedere vorm van psychotherapie waarbij gebruik gemaakt wordt van hypnose. 1. Eén van de eersten die zich hiermee bezighield was hypnotica

hypnotica Ook slaapmiddelen. Dit zijn psychofarmaca die er voor zorgen dat de persoon makkelijker inslaapt, langer doorslaapt of minder vaak wakker hypochondrie

hypochondrie Voortdurende bezorgdheid over de eigen gezondheid, vaak gecombineerd met de gedachte ernstig ziek te zijn zonder dat daartoe aan

hypocotyl

hypocotyl Gedeelte van de kiemstengel onder de zaadlob, dat overgaat in het kiemworteltje.

hypodermis

hypodermis (plantk.) Deel van het schorsweefsel onder de epidermis van stengel, blad of wortel, dat samen met de epidermis de afsluitende laag vormt.

hypofyse

hypofyse (hersenaanhangsel) Regulerend centrum dat een schakel vormt tussen de hersenen en klieren in het lichaam die hormonen produceren. De hypofyse, functiestoornis

hypofyse, functiestoornis Gestoorde werking van de hypofyse (het hersenaanhangsel). Dit kan worden veroorzaakt door een hypofysegezwel of een hypogeïsche kieming

hypogeïsche kieming Kieming van planten waarbij de zaadlobben onder de grond blijven.

hypoglycemie

hypoglycemie Verlaagd gehalte aan glucose (druivensuiker) in het bloed. Dit komt voornamelijk voor bij mensen met suikerziekte (diabetes mellitus) hypogonadisme

hypogonadisme Aandoening waarbij de inwendige geslachtsorganen (teelballen of eierstokken) onvoldoende hormonen en/of geslachtscellen produceren. hypomanie

hypomanie Lichte vorm van manie met geëxalteerde opgewektheid, prikkelbaarheid en drift tot handelen. De stemmingsverandering is niet zo ernstig hyponastie

hyponastie Oprollende groeibeweging van ranken, die ontstaat doordat de onderzijde sneller groeit dan de bovenzijde.

hypoparathyreoïdie

hypoparathyreoïdie Onvoldoende werking van de bijschildklieren. Verschijnselen: daling van het caliumgehalte van het bloed, buikpijn, brokkelige hypospadie

hypospadie Uitmonding van de pisbuis aan de onderkant van de penis, in plaats van aan de top van de eikel. Het is een aangeboren afwijking. De mate hypotensie

hypotensie (lage bloeddruk) Bloeddruk waarvan de bovenwaarde lager is dan 90 mm kwik. Zowel hoge bloeddruk (hypertensie) als lage bloeddruk hypothalamus

hypothalamus Deel van de tussenhersenen, verbonden met de hypofyse.Regelt vele, onbewust verlopende lichaamsfuncties, o.a. bloeddruk, lichaamstemperatuur, hypothyreoïdie

hypothyreoïdie Toestand waarbij de schildklier te zwak werkt en er te weinig schildklierhormoon wordt geproduceerd. Het komt met name voor bij hypotonisch

hypotonisch Oplossing met een lagere concentratie aan opgeloste stoffen (= lagere osmotische waarde) dan een andere oplossing.

hysterie

hysterie Een aantal uiteenlopende psychische aandoeningen. De term is afgeleid van het Griekse woord voor baarmoeder. 1. De Grieken meenden dat hystero-salpingografie

hystero-salpingografie (HSG) Methode om te onderzoeken of de baarmoederholte een normale vorm heeft en of de eileiders goed doorgankelijk zijn.