Bomen en struiken

De basis voor biodiversiteit

De Bommelerwaard maakt deel uit van het rivierengebied. De oude invloeden van de Maas en de Waal hebben gezorgd voor een gevarieerd landschap met komgronden, oeverwallen, en daarmee een ondergrond met afwisselend klei, zand en grind. Deze ondergrond is op veel delen kalkrijk. En als gevolg van opkomend kwelwater op plaatsen in de kom ook vol met mineralen. Neem daarbij de sterk wisselende waterstanden en een continue aanvoer van nieuw planten en dierenmateriaal en het recept voor een rijke biodiversiteit is geschreven.

Eenjarigen, vaste planten, struiken en bomen.

De aanvoer van zaden door de rivier zorgt samen met de kaalslag veroorzaakt door overstromingen voor een steeds wisselende levensgemeenschap van eenjarige planten in de uiterwaarden. Geen seizoen heeft dezelfde samenstelling van planten. Jaar na jaar zie je in de uiterwaarden andere planten verschijen. Voor vaste planten is moeilijker om een voet aan wal te krijgen.

Door de sterk wisselende waterstanden en de kracht waarmee de rivier overstroomd zijn slechts enkele houtachtige soorten geschikt om zich in de uiterwaarden te vestigen. Deze moeten snel kunnen kiemen, tegen overstroming kunnen en in een jaar voldoende groeien om niet te worden weggespoeld. Hier vinden we vooral wilgenkiemen op plaatsen die regelmatig droogvallen en stroomluw zijn. Het zachthout-ooibos dat hier ontstaat biedt een niche voor kruidachtige planten om zich te ontwikkelen.

Op de hoger gelegen stroomruggen en oeverwallen heerst een heel ander klimaat. zandgrond waaruit het water snel wordt afgevoerd, weinig voedingstoffen en verstuivend zand. Dit leidt uiteraard tot andersoortige planten al lijkt de houtachtige begroeiing sterk op die van de lagergelegen delen van de uiterwaarden. Wilgen en af en toe een els of populier voeren de boventoon. Struiken als vlier, meidoorn, hondsroos, sleedoorn, rode kornoelje en braam domineren verder het beeld.

In de komgronden vinden we elzenbroekbossen en op de iets drogere delen; essen, aangevuld met iepen (zeldzaam), populieren en wilgensoorten. Vaak zijn deze bomen door mensen aangeplant en al dan niet geknot voor gebruik. Zo vinden we knotessen, knotwilgen en geknotte populieren. Geknotte elzen worden veel gebruikt als windsingel. Bijvoorbeeld bij de fruitboomgaarden.

Naast de van nature voorkomende bomen en struiken zijn er ook ingeburgerde soorten die hun oorsprong in de verspreiding van het Romeinse rijk. Voorbeelden hiervan zijn de Witte Paardenkastanje en de Wilde Mispel.

Meer informatie is te vinden in de soortenlijst en de plantengemeenschappenlijst in de andere kolom.

foto: Dirk Muller 2011; Gamerensche waarden, riviernatuur, Links en op de achtergrond: Bijvoet Ooibos;

Plantenassociaties (bomen en struiken) in de Bommelerwaard

- Associatie van Sleedoorn en Eenstijlige meidoorn (37Ab1; blz. 353)

- Bijvoet Ooibos (38Aa;1 blz. 364)

- Lissen Ooibos (38Aa2; blz. 365)

- Abelen-Iepenbos (43Aa; blz. 389)

- Essen-Iepenbos (43Aa2; blz. 391)

Bron: Schaminée, Joop e.a. (2010), Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij , Zeist.

Inheemse soortenlijst

De lijst is samengesteld op basis van de aanwezige plantenassociaties, en op basis van historische gegevens onttrokken aan 'inheemse bomen en struiken' (Bastiaens e.a. 2006). Er is ook een kort overzicht opgenomen van enkele Romeinse invloeden.

Bronnen:

-Vink e.a. (2001), De Bommelerwaard; landschap met lading, Europese Bibliotheek, Zaltbommel.

-Bastiaens e.a. (2006), Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen; herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik, Boom, Amsterdam

-Schaminée, Joop e.a. (2010), Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij , Zeist.

-Minkjan, P. e.a. (2010), Het Knotbomenboek, KNNV uitgeverij, Zeist.