De relieken van Sint-Jeroen

Reliekschrijn in het Sint-Jeroensaltaar, ontwerp van het atelier Gerard Brom, 1892.

De overblijfselen van Jeroen kennen een bewogen geschiedenis. Vanaf de ontdekking in de 10e eeuw kende het gebeente vele eeuwen een rustplaats in de Abdij van Egmond.

Na een verborgen bestaan vanaf de 16e eeuw werden zij in de 19e eeuw herontdekt. In 1892 werden de nog bestaande relieken overgedragen aan de parochiekerk van St. Jeroen.

Als gevolg van de woelingen tijdens de Opstand werden de relieken, nog voor de verwoesting van de abdij (1573), overgebracht naar geheime bergplaatsen. Wat van de relieken nog over was, werd in een koffertje gedaan, dat tot in de 19e eeuw in Haarlem werd bewaard.

(Foto: Abdij van Egmond)

Eén armreliek werd in 1653 overgebracht naar de schuilkerk in Noordwijk. In 1721 werd de houten reliekhouder vervangen door een zilveren.In 1892 werden de relieken van Jeroen vanuit Haarlem op plechtige wijze overgebracht naar de parochiekerk in Noordwijk. Dit hing samen met het opnieuw uitroepen van het dorp tot bedevaartplaats. De relieken werden ondergebracht in een nieuw ontworpen schrijn. Daarin kreeg ook de zilveren reliekhouder, die al sinds 1653 in Noordwijk was, een plaats.

(Foto: Rijksdienst van het Culturele Erfgoed)

Een opname van de reliekschrijn gemaakt ergens in eerste helft van de 20e eeuw. De twee ribben bevinden zich nog in de reliekschrijn (zie links). Zij werden in 1950 overgedragen aan de abdij van Egmond.Er staan in de reliekschrijn twee wapenschilden afgebeeld:- links: wapen van de gemeente Noordwijk- rechts: wapen van Mgr. Caspar J.M. Bottemanne, bisschop van Haarlem (1883-1903) ten tijde van de overdracht van de relieken.

Schematisch overzicht van de relieken van Jeroen

In 1983 is door het anatomisch laboratorium van de medische faculteit van de Universiteit van Leiden een onderzoek naar de relieken van St. Jeroen verricht. De relieken die zich in de reliekschrijn in het St. Jeroensaltaar bevinden werden als volgt geïnventariseerd:

B is de schedel. Deze werd in 1316 in Noordwijk ontdekt, maar is sinds 1573 verloren gegaan (gearceerd aangegeven).

A is op verschillende delen van het skelet aangegeven. Het zijn de relieken die rond 1570 vanuit de abdij van Egmond naar Haarlem werden overgebracht. In 1580 waren de met A gemerkte skeletdelen nog aanwezig. Het betreffen:- de onderkaak- de rechter bovenarm- de rechter onderarm met ellepijp- twee ribben- de linker bovenarm.

(Bron: W. van Hilten, Noordwijk als bedevaartplaats, p. 46)

De plechtige overdracht van twee ribben aan de abdij van Egmond in aanwezigheid van de bisschop van Haarlem (1950).

Twee ribben van Jeroen in Abdij van Egmond

Twee ribben (zie A) ontbreken in de reliekschrijn in Noordwijk. Dat komt omdat zij in 1950 plechtig zijn overgebracht naar de heropgerichte abdij van Egmond. Zij worden daar in een kistje bewaard.


Een opgegraven schedel in de Oude Jeroenskerk: van Jeroen?

In 1909 werd bij opgravingen in de Oude Jeroenskerk een schedel gevonden: er bestond een vermoeden dat deze wel eens de verloren gegane schedel van Sint-Jeroen zou kunnen zijn. Tijdens het onderzoek in 1983 is deze schedel opnieuw opgegraven en onderzocht. Het is uit dat onderzoek gebleken dat de schedel niet overeenkwam met de kernmerken van de relieken die in de katholieke Jeroenskerk worden bewaard.

Op deze tegel in het koor van de Oude Jeroenskerk staat een Grieks kruis. Daaronder bevindt zich een grafcel, waar een schedel wordt bewaard die geruime tijd voor die van Jeroen werd gehouden.

Hernieuwd onderzoek naar de relieken door Universiteit Leiden (1983)

Leden van het anatomisch laboratorium van Universiteit van Leiden - waaronder Dr. G. Maat - onderzoeken de relieken uit de reliekschrijn in de St. Jeroenskerk (1983). Initiatiefnemer van het onderzoekproject was Dr. W. van Hilten, verbonden aan de universiteit en woonachtig in Noordwijk.

De bewogen geschiedenis van de relieken in een tijdlijn

Bron: W. van Hilten, Noordwijk als bedevaartplaats. Noordwijk 1983.