Lidwoorden - de basis

In het Duits heb je meerdere lidwoorden voor de het en een. Voor de of het heb je in het Duits de volgende lidwoorden:

Mannelijk = der

vrouwelijk = die

onzijdig = das

meervoud = die

Het lidwoord een vertaal je met ein(e). Bij de ein groep hoort ook het woord geen. Deze gebruiken wij voor het meervoud, omdat een niet kan in het meervoud. Let op vrouwelijk en meervoud krijgen dus een -e erachter. Bijvoorbeeld eine Tante.

Mannelijk zijn:

  • alle woorden die biologisch mannelijk zijn. Bijvoorbeeld: der Mann, der Stier, der Opa
  • namen van de dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen. Bijvoorbeeld: der Sonntag, der April, der Sommer, der Norden

Vrouwelijk zijn:

  • alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn. Bijvoorbeeld: die Frau, die Tante, die Kuh
  • de meeste (niet alle dus) woorden die eindigen op een -e. Bijvoorbeeld: die Rose, die Lampe
  • namen van bomen en bloemen: die Eiche.
  • namen van cijfers: die Eins
  • woorden die eindigen op:
    • -schaft - die Eigenschaft
    • -ei - die Bäckerei
    • -heit - die Gelegenheit
    • -ung - die Vorstellung
    • -keit - die Richtigkeit
    • -ion - die Tradition
    • -tät - die Identität

Onzijdig zijn:

  • de meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands het is. Bijvoorbeeld: het boek - das Buch, het kantoor - das Büro
  • verkleinwoorden eindigend op -chen of -lein. Bijvoorbeeld: das Mädchen, das Kindlein
  • namen van letters: das A