28 mei 2011
Om 06:00 u loopt de wekker af. Vroeg, want vandaag krijgen we een zware etappe voor onze kiezen. We trekken uit voorzorg de dikke waterdichte broeken aan, want er is wat regen voorspeld.
Als we een uur later willen ontbijten blijkt alleen “oma” present te zijn, voor de rest is het nog stil in de eetzaal en keuken. Maar we komen niets te kort. Ons vertrek moeten we echter nog even uitstellen, want we kunnen niet met de pin betalen. Dus moeten we eerst nog bij de bank geld uit de muur halen.
Om 08:00 u gaan we op pad. We zien nog even Andreas, rokend op een bank. We zijn benieuwd of hij verder gaat, al zegt hij van wel als hij vriendelijk naar ons zwaait.
Onze route van vandaag begint bij de abdijkerk van Badia Prataglia die tegenover onze albergo ligt. Het eerste gedeelte is weer gemarkeerd. Via een “buitenwijk” verlaten we het stadje en gaan we over een brug. Hier beginnen we gelijk aan een pittige klim. Gelukkig is het pad goed begaanbaar. We komen zonder kleerscheuren boven op deze Poggio della Cesta en lassen gelijk een rustpauze in, waarbij we als eerste de yoghurt verorberen.
In de verte zien we de Monte Penna. Op deze berg ligt het Franciscaanse heiligdom La Verna.
Daarna volgt een lange afdaling naar het dorpje Frassineta. Onderweg zit echter nog een korte kuitenbijter die we moeten nemen. Het weer is lekker, het blijft vooralsnog droog en het is minder heet dan voorgaande dagen.
Vlak voor Frassineta passeren we een klein kapelletje. Het heet officieel: Madonna delle sette spade e dei sette dolori. Oftewel in het Nederlands: Onze Lieve Vrouw van de zeven zwaarden en de zeven smarten. Een glimp door de openingen in de gesloten deur toont ons inderdaad het toch wel bekende beeld van een wenende en rouwende Maria.
Vlak bij het kapelletje ligt een kerk, die ook gesloten is.
We lopen niet echt door het dorpje, wel even langs de drinkwaterbron.
Vanuit Frassineta gaat het verder over een keienpad naar Rombocchi. Het pad is eerst stijgend, en gaat vervolgens enigszins “vals plat” omlaag. We hebben een bont en vrolijk gezelschap: veel vlinders in allerlei kleuren vergezellen ons tussen de gele bremstruiken.
Zo vergeten we bijna dat we over irritante keien moeten lopen.
Het laatste stuk naar Rimbocchi nemen we de alternatieve route die niet zo steil en gevaarlijk omlaag gaat. Het is wel een stukje om, maar beter voor de gewrichten en veiliger. Vlak voor het dorp gaan we over een stenen boogbrug, we steken een riviertje over.
In Rimbocchi treffen we in een bar Frank en Michael die ons onderweg gepasseerd zijn. Frank keek erg tegen deze etappe op, het valt hem sowieso niet mee.
Wij gaan ook de inwendige mens versterken, want er staat ons nog een aardig stuk te wachten volgens de beschrijving! De dame in de bar heeft lekker gebak en ook “kwark” met bosvruchten, het smaakt heerlijk.
Verder lopend nemen we voor de tweede keer een alternatieve route. Onze gids geeft aan dat het eerste stuk achter Rimbocchi flink steil omhoog gaat, terwijl er ook een andere route is over een breed bospad ( is wel een omweg natuurlijk). Die laatste route nemen we. Via de verharde weg, die langs een beek loopt, komen we na zo’n 1½ km bij een brug die we oversteken. We zijn nu op het bospad dat geleidelijk omhoog loopt. De takken van de bomen hangen breed over het pad en aan deze takken hangen op vele plaatsen rupsen middels flinterdunne draden. ’t Is een beetje uitkijken, want anders heb je zo een paar passagiers!
Na zo’n 2 km komen we bij een voormalige oude boerderij, de podere Santa Fiora. Aan de zijkant zien we enkele eenvoudige doucheruimtes. Eigenlijk geen ruimtes, het is open lucht met alleen een schot tussen de sproeiers, verder niks. Aan de achterzijde van het gebouw loopt een klein manneke. Hij is getooid met een papieren helm, en zwaait vervaarlijk met een houten zwaard. Die wil vast en zeker ridder van de Tempeliers worden. Verder zitten aan een tafel 3 jonge dames en een blonde jongeman. “Dat moet de Adonis zijn”, denkt Jack.
Een wonderlijk gezelschap, de hippietijd van eind jarig 60 hebben ze niet meegemaakt, maar schijnbaar willen ze toch ervaren hoe die periode was. Enfin, wij hebben er onze gedachten over….
“Adonis” wijst ons de weg, die iets afwijkt van ons boekje, maar wel korter zou zijn. We volgen zijn advies en komen op een smal bospad dat steil omhoog gaat. Het pad loopt vaak kort langs de afgrond, wat niet geheel zonder gevaar is. Zeker niet bij zo’n inspannende beklimming. Maar we redden het. Ons "paadje" sluit aan op het pad dat naar La Verna leidt. We bevinden ons op de Poggio Montopoli.
Op dit vlakke stuk rusten we even uit en de rugzakken gaan af. Terwijl we wat drinken komt een groep ruiters te paard voorbij. Ze groeten ons hartelijk en wijzen naar de berg Monte Penna. Inderdaad, het lijkt alsof we nu toch wel het zwaarste deel hebben gehad.
We gaan weer verder en een kwartier later steken we een asfaltweg over en bereiken we een oud bos: het Forreste Sacre. Een mooi bos, het heeft wat weg van de bossen in Luxemburg. “Schön”, zal Michael ongetwijfeld gezegd hebben. In dit bos wordt veel gemediteerd door de Franciscanen.
Het pad kronkelt tussen de bomen en de grote keien, en dan zien we opeens links van ons een grote rotswand, met daar bovenop de eerste gebouwen van het klooster.
We zijn er dus bijna, maar moeten wel nog boven zien te komen. Verder lopend komen we bij een poort met een ijzeren hek. Het hek is dicht, maar via een smal stenen trapje aan de zijkant kunnen we toch door waarna we op een met stenen geplaveide toegangsweg komen die - hoe kan het anders - omhoog loopt. Op een hoek lopen we praktisch tegen de kapel van de vogels aan. Op deze plek stond volgens de overlevering de eik waarop vogels Franciscus toefloten toen hij voor het eerst naar het klooster oftewel het Santuario della Verna kwam. We gaan verder omhoog en komen dan via een toegangspoort in het klooster. Er zijn veel toeristen. La Verna is een geliefde dagbestemming voor Italianen, maar ook andere nationaliteiten zoals Japanners. We ontmoeten Frank. Hij en Michael blijven overnachten in het klooster. Hij wijst ons de weg zodat we in een barretje in het klooster koffie kunnen drinken en een stempel voor ons pelgrimspaspoort krijgen.
Bij een oud nonnetje kunnen we tijdelijk onze rugzakken in bewaring geven, zodat we even bevrijd zijn van onze bagage en rustig rond kunnen lopen.
We komen in de grot waar Franciscus sliep, de kerk en kapel waar een habijt van de Heilige ligt en nog meer interessante bezienswaardigheden. Franciscus ontving op deze plek in 1224 de stigmata, de kruiswonden van Christus. Als we teruggaan naar het nonnetje vindt ze het jammer dat we niet overnachten in het klooster. Wij eigenlijk ook wel een beetje, maar ja, we hebben al gereserveerd bij een Albergo. Ze neemt ontroerend afscheid van ons.
Vervolgens verlaten we dit kloostercomplex, dat indruk heeft gemaakt. We lopen de toegangsweg nu naar beneden, en voor de poort volgen we een weg naar links. Even later komen we op een pad dat omlaag loopt. Een bord geeft aan dat we hier het Parco Nazionale Foreste Casentinesi verlaten. Even later, het is inmiddels 18:00 u, bereiken we het dorp Chiusi della Verna, waar we overnachten in Albergo Letizia. Een net verblijf. We krijgen een kamer met een mooi uitzicht over de bergen.
’s Avonds eten we ook in deze Albergo; we zijn niet alleen. Vlak bij ons zitten 2 Duits sprekende dames. Zij zijn ook onderweg, zo lijkt het. Na het eten zetten we de TV aan en zien dat de finale van de Champions League bezig is. Bij de stand van 3 - 1 voor FC Barcelona gaan we slapen. Dat zullen die Spanjaarden toch niet meer uit handen geven.
Lees verder Chiusi della Verna - Pieve Santo Stefano