Echte vrienden houden je een spiegel voor.
Waar de man is, mag (moet) ook de vrouw zijn.
Zijn neus stoten.
Plotseling voor iemands neus staan.
Wederzijds respect maakt vriendschap duurzaam.
Een kwaad wijf is een helle in huis.
Wat een geluk! Geluk kun je niet kopen.
Dat zal ik je niet aan je neus hangen.
Als een muur met een gat er in, is hij die zich niet weet te beheersen.
Vrouwen tranen zijn niet goedkoop.
Overal met zijn neus bij willen zijn.
Een frisse (koude) neus halen.
Een koude douche krijgen.
Sommige mensen zijn bang om in de zon te lopen,
omdat ze dan hun schaduw moeten slepen.
De vrouw moet het laatste woord hebben.
Altijd met de neus in de boeken zitten.
Dat is geen knip voor de neus waard.
Je kunt geven zonder lief te hebben, maar je kunt niet liefhebben zonder te geven.
(Amy Carmichael)
Een zuinige vrouw is de beste spaarpot.
Jins eigen nest beskite.
Daar kunnen we eentje op nemen.
Leven zonder hoop is geen leven.
Eerlijk duurt het langst.
De rijken kunnen niet het voorecht kopen oud te sterven.
Zijn nek ergens over breken.
Een goede verstaander heeft soms geen enkel woord nodig.
Ieder kust zijn vrouw op zijn manier.
Tot aan zijn nek ergens in zitten.
Ik heb geen ogen in mijn nek.
Geloven in de toekomst is de zin geven aan het heden.
Een zotte vrouw kent men aan haar rokje.
Wat haal je je op de nek.
Over de nek gaan.
De vreugde begint, wanneer je het geluk probeert te schenken, in plaats van het te zoeken.
Wat vrouwen weten blijft gesloten, gelijk water in een zeef gegoten.
Uit zijn nek praten.
Iemand met zijn nek aanzien.
Medelijden is, jouw pijn te voelen in mijn hart.
********************
PIJN
Ze zeggen weleens, pijn lijden, ach het went. Maar iemand die dat zegt heeft nooit pijn gekend.
Je wilt het niet laten merken, dat je bijna door de grond gaat, want zelf ben jij degene, die zich er weer doorheen slaat.
Je komt er telkens bovenop, na weken, maanden, soms een jaar. Dan ben je van de pijn zo moe geworden, dat je denkt, bekijk het maar.
Maar ook die erge momenten van pijn, en daarbij je verdriet. Dan blijf je steeds weer vechten met altijd die aanwezige lach en een traan die niemand ziet.
***********************
Een hete vrijer heeft het nooit koud.
Zijn nek uitsteken.
Hy giet oer Furdgum nei Ljouwert.
Vleiers zijn de gevaarlijkste vijanden.
Hete vrijsters voelen geen kou.
Dat skeelt as de dei en de nacht.
In deze wereld kan de waarheid wachten, ze is er aan gewend.
**************
PAS ALS DE WAARHEID BLIJKT.
Zes dingen zijn van groot belang.
Wil daar toch acht op geven,
wanneer een broeder, naar men zegt,
Iets ernstigs heeft misdreven.
Want horen zeggen brengt gevaar
van liegen met zich mede !
Wie kwaad verspreidt verstoort daardoor
de onderlinge vrede.
Er moet terdege onderzocht,
de waarheid die moet blijken !
We mogen niet voor leugentaal
en laster daarvan wijken.
We moeten grondig navraag doen,
zorgvuldig er naar speuren.
Want onbedachtzaam handelen
valt altijd te betreuren.
Pas dan, wanneer de waarheid blijkt,
de zonde is bewezen,
dan is de noodzaak van de tucht
In ’t heilig Woord te lezen.
Doe dat met droefheid in uw hart,
Leeddragend om die zonde.
Werd zulk een toestand van het hart
toch meer bij ons gevonden!
**************
Beschaamde vrijers maken onbeschaamde vrijsters.
Hij heeft een slechte naam.
Op iemands naam kopen.
Rijkdom is een grote dienaar, doch een slechte meester.
Vrijsters bleekheid op de wangen, komt van enig zoet verlangen.
Al hoe âld ik ek wurd, ik bliuw in bern fan myn mem / heit.
De dood verrast de wijze niet, hij is altijd gereed voor vertrek.
Wafels en vrijsters moeten heet behandeld en gegeten worden.
Voor ieder gat een spijker hebben.
Iets van de naald tot de draad vertellen.
Een mens lijdt altijd het meest door het lijden dat hij vreest en dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen dan God te dragen geeft.
(Vondel)
De liefde is blind.
De naald in het spek zetten.
In prikke by it wurk sette.
De herinnering is de parfum voor de ziel.
Een pop op straat, een slons in huis.
De muts staat hem verkeerd.
Hij heeft het niet in zijn muts.
God vraagt ons Hem te belasten met alles wat ons belast.
Een vrijster die aanstonds gereed is, acht men niet zo waardig als die zich weigerachtig toont.
Met de muts (pet) naar iets gooien.
Mei de pet omgean. (rûngean)
Efter de pet sjen.
(bidde foar it iten)
Immen in fear yn ‘e broek stekke. (yn it gat stekke)
De ziel zou geen regenboog hebben als de ogen geen tranen hadden.
Als een oude schuur begint te branden, is er geen blussen aan.
Met het hoofd tegen de muur lopen.
Iemand tussen vier muren zetten.
Steek geen vuur aan wat ge niet kunt doven.
Die geerne zijn huis verkoopt, versiert zijn gevel.
Hij is bang zich aan koud water te branden.
Ik heb het hier wel bekeken.
Jeugd is geen leeftijd, het is een geestes toestand.
Daar is geen potje zo scheef of er past een deksel op.
Hij heeft koudwater vrees.
Ik sta met de rug tegen de muur.
Het geluk behoort aan de tevredenen.
Zij zweert bij kris en kras.
De schoonste meisjes zijn de vuilste wijven.
De muizen liggen er dood voor de broodkast.
Mei twa petten op sitte.
Vuur op de juiste tijd en plaats geeft warmte, maar vuur op de verkeerde tijd en plaats geeft brand.
Die een vlammetje wil maken, vindt wel een zwavelstok.
Mei de ferkearde foet fan’t bêd komme.
Hy wol mei twa fuotten yn ien skoech.
Dat muisje zal een staartje hebben.
Beschuit met muisjes eten.
Dingen hebben waarde, mensen hebben waardigheid.
DE VERLICHTING DAAGT DE GODSDIENST UIT
De verlichting heeft de godsdienst voor een radicale uitdaging gesteld, naar de antwoorden waarop kerken en theologische faculteiten nog altijd op zoek zijn, tot in onze dagen. De ontdekkingen van de wetenschap betekende voor de mensen een drastischer omwenteling van hun mens- en wereldbeeld dan de Reformatie door Luther en Calvijn. De strijd tussen Rome en Reformatie verdween in het niet bij de strijd tussen Christendom en Atheïsme. Deze strijd betrof de fysische natuur, de sociale natuur alsook de psychische natuur, zij werden in toenemende mate onttoverd. Voor deze omwenteling in het denken over de fysische natuur staat Isaäc Newton symbool, een groot geleerde en tevens groot gelovige. Hij hanteerde een causaal denkmodel, dat hem vragen deed stellen zoals : o. a. waar komt de zwaartekracht vandaan ? De sociale natuur : o. a. om armoede niet als goddelijke bestemming te beschouwen, maar als resultaat van foutieve maatschappelijke ontwikkeling en de slavernij af te schaffen. De psychische natuur : o. a. dat de zondeval van de mens een mythe is, de oorspronkelijke mens is van nature goed. Vanwege zijn oorspronkelijke goedheid echter passen de mens eergevoel en trots en waardigheid : humaniteit is een kerndeugd. Waarin vindt deze mensenlijke waardigheid haar basis ? Deze is gelegen in de moraliteit van de mens, en de grond van deze moraliteit is diens autonomie, aldus Immanuel Kant. De enige houding die in dezen past is achting : achting voor de menselijke waardigheid. Er is niets hogers, niets absoluters. Het beginsel van menselijke waardigheid ligt ook ten grondslag aan de mensenrechten. Onze eigen autonomie dient ook rekening te houden met die van elk ander. Volgens Kant kan religie niet op de rede berusten; maar waarop dan wel ? Op de MORAAL ! Behalve zijn rede heeft de mens ook een ingeschapen zedelijkheidsbesef, dat buiten de rede omgaat : een ‘Practische Vernunft’. Hij zegt dat we godsdienst moeten behandelen ‘binnen de grenzen van de zuivere rede’. Daarbij maakt hij onderscheid tussen twee vormen van godsdienst : Cultische en Morele godsdienst. Cultische godsdienst streeft gunsten van God na in rite en gebed, morele godsdienst is gericht op het morele handelen, de realisering van de goede levenswandel, zonder dat de mens daarbij hoofd of hart op God gericht houdt. Morele religie is moraliteit zonder bewustzijn van God, hetgeen Kant kenmerkend voor het Christendom acht. Anders gezegd : in de morele religie wordt gehandeld alsof God niet bestaat. Hij schrijft ook dat de mens NIET LANGER een godsdienst nodig heeft om tot het inzicht te komen wat GOED of wat SLECHT is. Burgers moeten voortaan uitgaan van HUN EIGEN GEWETEN. Kant zegt daarnaast : openbaring bevat redelijkheid, maar uit redelijkheid komt geen openbaring voort. Kants filosofie is haast alles omvattend.
‘Wat u niet wilt wat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’, is de versimpelde versie van Kant’s morele leidraad zou men kunnen zeggen.
-----------------------------
DE NEDERLANDSE GRONDWET
De Nederlandse Grondwet is de enige ter wereld die begint met “allen”. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. (Art. 1 met het anti-discriminatiebeginsel) Art. 3 zegt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Art. 6 brengt in herinnering dat ons land is gebaseerd op religievrede. Art. 21 draagt de bewoonbaarheid van het land op aan de Staat. Art. 81 zegt dat regering en Staten-Generaal gezamenlijk de wetten maken.
----------------------------------
Alle mensen worden gelijk geboren, maar de maatschappij doet hen die gelijkheid verliezen, en ze herkrijgen haar slechts door de bescherming van de wet.
(Charles de Montesquieu,1689-1755,verlichtingsfilosoof)
Gelijkheid verwekt geen oorlog.
(Erasmus , 1469-1536, Neerlands humanist en filosoof)
FILOSOFIE VAN CHRISTUS
(Erasmus)
De term “filosofie van Christus” komt uit een brief van Erasmus aan zijn vriend Paul Volz. Erasmus wilde een pedagogiek ontwikkelen om de essentie van het christendom over te dragen zonder deze te belasten met theologie. De essentie bestond in ethiek : geweldloosheid, rechtvaardigheid, vrijheid, scheiding van kerk (religie) en staat (politiek), naastenliefde. Moet je gelovig zijn om vanuit deze leer te leven ? Nee, zegt Frédéric Lenoir, hoofdredacteur van Le Monde des Religions, een niet religieus tijdschrift over religies. Integendeel. De kerk heeft de ethische erfenis van Christus slecht beheerd. Het is aan de Verlichting te danken, dat deze haar invloed niet verloor. Zijn stelling wordt aangevochten door hedendaagse erfgenamen van de Verlichting die zich niet graag beroepen op het christendom. En door de kerk die zichzelf , net als in de dagen van Erasmus, ziet als de bewaarster van Christus erfenis. Terecht ?
DE BIBEL AS GIDS
Der binne teologen dy’t beweare dat wy de Bibel hielendal net nedich hawwe foar de etyk. De Bibel, sizze hja, is der ‘foar it ferhaal, net foar de moraal’. Is dat sa ? De Bibel is der foar it ferhaal fan Jezus Kristus en oan DAT ferhaal is in moraal ferbûn. “Jullie geheel anders, jullie hebben Kristus leren kennen” of op syn Frysk sein : “Mei jimme stiet it der oars foar, jimme hawwe Kristus kennen leard”. De Kristlike moraal rêst dus NET op Bibelteksten, mar op dat ferhaal oer Him yn wa’t wy leauwe. Kristus wurdt ús foar eagen skildere, en dêrút libje wy mei wat wy dwaan moatte. Om te witten wat wy wol en wat wy net dwaan moatte hawwe wy GJIN teksten nedich, mar it foarbyld fan Jezus Kristus. Wy wurde oproppen om yn de fuotspoaren fan de Hilligen fan it Âlde- en NijeTestamint te trêdzjen . Boppe al wurde wy oproppen IT grutte foarbyld, Kristus sels te folgjen. Sa giet ek it refrein fan fers 187 út de Bondel fan Joh. de Heer : “Maak mij een beeld van U”. (Dit is it byld fan God)
Elk moat syn eigen pakje drage.
Myn foet stiet ûnder allemans tafel.
Hy hat de jas (it pak) útdien.
Honden zijn beklagenswaardig, zoals trouwens iedereen die een mens als baas heeft.
Als het vuur rookt, verwacht men de vlam.
Het is morgen vroeg dag.
Moarn komt der wer in dei.
De snelste manier om te verouderen is nieuwe ideeën te negeren.
Bij andermans vuur is het goed warmen.
Daar ben je zes weken mooi mee.
Dat is net moai mar wier.
Zij krijgen van hetzelfde laken en pak.
Hja binne út ien lape knipt.
Wie alleen maar zonneschijn wil, leeft in de woestijn.
Beter aan een klein vuur te warmen, dan aan een groot vuur te branden.
Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. (doorstaan)
Dy’t moai wêze wol, moat pine útstean. (pine lije)
(Ien dy’t pronkje wol (byg. mei te nau sittende skuon of klean) dy moat it lêst ek foar leaf nimme (dat lêste kin ek op ‘e beurs slaan.)
God vervult niet al onze wensen, maar wel al Zijn beloften.
Die het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best.
Ik ha der gjin bek (mûle) op set.
Dat is de mond tergen.
Eenvoudig zijn is soms verre van eenvoudig.
Sa lang neuke as in hûn en sa faak as in hoanne,
dat’s it wurk.
Dat neukt neat as it mar lekker is.
Wat neukt my dat.
Neuk it dêr mar del.
Hy lit de reade hoanne kraaie.
Syn hoanne moat altyd kening kraaie.
It earne del neuke.
Hjoed sil de bûter jild jilde.
Ik ken jo al langer as hjoed.
Hy siket om it hynder en sit derop.
Hy is by de trep del neukt.
(nei de kapper west.)
Ik rin my it fjûr út de skuonnen.
Buorman’s leed treast.
Mei besleine hynders op it iis komme.
Die het vuur wil hebben, moet de rook kunnen verdragen.
God verlaat ons niet, wij verlaten Hem.
Iemand de brokken in de mond tellen.
Hij moet tien monden open houden.
Een man zonder vrouw is als een keuken zonder vuur.
Het eerste geluk in het kind is de ervaring dat het bemint wordt.
Het staal wordt in het vuur gehard.
Hy hat de mûle op it rjochte plak. (op it goede plak)
Geen mond open doen.
Mei iepen mûle stean. (oanhearre.)
Hoop is het laatste dat ooit sterft.
De hynders dy ’t de hjouwer fertsjinje, krije se altyd net.
De beste hynders fynt men op ‘e stal.
Trouwe hinnen bringe har aaien thús.
In goed hynder is syn jild wurdich.
Hij wil water met vuur vermengen.
Sommige mensen breken liever hun nek dan hun hoofd.
Liever Turks dan Paaps.
Hij loopt alsof hij het vuur in de aars had.
Hy is ûnder de âlde hin sitten bleaun.
Overal zijn mond in steken.
Bijna alles komt voort uit bijna niets.
Kwade wijven kunnen goed vuur stoken.
Oppassen is it boadskip.
De schellen vallen hem van de ogen.
Hy rint mei de blynkape op.
*******************
DE MINSK OP D’IERDE,
DE MINSK OP DE MOANNE.
Dat in raket mei grutte feart troch de romt sûzet, witte wy wol. Mar hoe fluch giet sa’n romteskip einliks ?
It giet mei sa ’n 40.000 km yn’t ure de romte yn. Dat is 333 kear hurder dan in auto op de autodyk. Stadiger kin hy net gean, want dan lûkt de swiertekrêft fan de ierde him nei ûnderen. Dizze krêft wurket nammentlik as in magneet. Ienkear yn de romte hinget de gong ôf fan de brânstof dy it romteskip brûkt. De raket Apollo 11 fleach yn trije dagen nei de moanne, in ôfstân fan rom 384.400 kilometer.
************************
Dat er iets is, is nog te begrijpen. Dat er niets is, is niet te begrijpen.
Op Sint Maarten vuur en warme wijn.
Dat giet dyn mûle foarby.
Do nimst my de wurden út ‘e mûle.
Hij reist met de billenwagen.
Iets uit niets nog minder !
Vuur wordt met vuur niet uitgeblust.
Net alle mannen binne klusjesmannen.
Iedereen heeft er de mond vol van.
Zelfs de leeuw moet zich tegen vliegen verdedigen.
Ze zetten wel de pot op het vuur, maar kunnen hem niet doen koken.
Het viel mij uit de mond.
Ik sei it sûnder erch.
Alleen domoren weten op iedere vraag een antwoord. (Voltaire.)
Als de schure brand, zo lopen de ratten.
Intuïtie is verstand dat haast heeft.
Zo man, zo paard; zo volk, zo waard.
Wat los in de mond zijn.
Geen blad voor de mond nemen.
Om te weten waar iets is moeten we het hebben gevonden.
Vrolijke waarden maken vrolijke gasten.
Jin goed mei de mûle rede kinne.
Hij is niet op zijn mondje gevallen.
De gevaarlijkste leugens zijn die, welke het meest op de waarheid lijken.
Elk zit met ere daar de waard hem schikt.
It keallet dreech.
Dat mist nooit.
Er zou weinig van mij overblijven indien ik alles moest afstaan wat ik aan anderen te danken heb.
De spiegel vleit niet.
Hij was helemaal mis (verkeerd) in de oorlog.
In hynstemiddel brûke.
De ene helft der mensen schept er genoegen in kwaad spreken en de andere helft in het geloof hechten aan lasterpraatjes.
Woorden wekken, voorbeelden trekken.
Hy sit ûnder it mes.
Immen it mes op ‘e kiel sette.
Verantwoordelijkheidsgevoel zonder liefde maakt onverbiddelijk.
Goed voorgaan (voorbeeld) doet goed volgen.
Wie goed doet, goed ontmoet.
Die koe is moeilijk te melken.
Rechtvaardigheid zonder liefde maakt hard.
Eerst plicht, dan plezier.
It is in spultsje fan wetter en molke.
Dat brengt de tijd mee.
Vriendelijkheid zonder liefde maakt huichelachtig.
Raad na daad komt te laat.
Zijn matten oprollen.
Zij is over tijd.
Dûmny stie yn de houten broek. ( ek wol sein : yn it it houten wammes)
Dûmny lûkt de houten broek oan.
Macht zonder liefde maakt gewelddadig.
Wie niet horen wil, moet maar voelen.
Komt tijd, komt raad.
Een eitje met iemand te pellen hebben.
Mannetjes maken.
Mannetje aan mannetje zitten.
Eer zonder liefde maakt hoogmoedig.
Waar hout gehakt wordt, vallen spaanders.
Kwestie hebben.
Ik heb eerder met dat bijltje gehakt.
De kwast hanteren.
Bezit zonder liefde maakt gierig.
Holle vaten bommen het meest.
Aan de weg timmeren.
Op het eind van de fuik vangt men de vis.
Hij spant de kroon.
Geloof zonder liefde maakt fanatiek.
Het is beter goed te hebben als goed te verwachten.
Krap sitten.
God geeft kracht naar kruis.
U kunt beter een nachtje slapen over wat u van plan bent te doen dan wakker liggen over wat u hebt gedaan.
’t Is licht dansen op andermans vloer.
Iemand in de kou laten zitten. (laten staan)
Hete hoofden, koude harten.
Leer van andermans fouten, want het leven is te kort om ze allemaal zelf te maken.
Hoewel God een heel hart begeert, neemt Hij toch graag een gebroken hart aan als men alle stukken inlevert.
************************
DE UITVERKIEZING.
Uitverkiezing staat in de Bijbel ALTIJD in de voltooide tijd en nooit in de onvoltooide tijd. Alléén hij die gered is mag over de uitverkiezing spreken. God nodigt IEDEREEN. De gelovige moet ZELF binnengaan. (er op ingaan) We kunnen God nooit de schuld geven van de VERWERPING. De mens ZELF moet willen binnengaan. (er op willen ingaan of niet.) De mens mag / moet ZELF kiezen omdat hij geschapen is met een VRIJE WIL. (Anders zouden we marionetten aan Gods touwtjes zijn) De mens is goed geschapen, d. w. z. veranderlijk goed, de mens kreeg DE WIL om God toe te willen toebehoren of niet.
***************************
Doornen brengen geen rozen voort.
Berouw komt na de zonde.
Het kort maken.
Zij die de duisternis niet bemerken zullen het licht ook nooit zoeken.
Gaan doet komen.
Het is daar een komen en gaan.
Het klinkt als een klok.
De sleutel tot het hart van de ander zal nooit ons verstand zijn, maar altijd onze liefde.
Gedeeld geheim, verloren geheim.
It klinkt Frysk.
Het klinkt goed.
Oude dwazen zijn dwazer dan jonge.
Onkruid vergaat niet.
Klinkende namen.
Kerkelijke kleuren.
Het ik is de moeder van alle afgoden.
Zij slapen niet allen die snorken.
Welke kleur heeft deze krant ?
Kleur bekennen.
Dat is klare taal.
Zij veroordelen wat zij niet begrijpen. (Cicero.)
’t Is niet overal kermis waar het vaantje uitsteekt.
Beproef uw schouder eer gij draagt.
Hij staat mij klaar voor (de) ogen.
Het is beter uw wegen door God te laten leiden dan uw dwaalwegen door Hem te laten corrigeren.
De schijn bedriegt.
Krijg de Rambam !
(< Rabbi Moshe ben Maimon – ra-m-b-m- ek wol Maimonides neamd. In grut Joadsk gelearde en dokter)
Lachen kun je niet leren, wel verleren.
De tijd zal het leren.
Tijdige hulp is dubbele hulp.
Ben je hoer of dief. Heb je geld ik heb je lief.
Hij komt pas kijken.
De wind kun je niet naar je hand zetten, de zeilen wel.
De sneeuwbal en ’t lasterwoord groeien onder het rollen voort.
Beloven en houden is twee.
Hij zit te koekeloeren.
Velen zijn gewond, maar weinigen zijn om een heelmeester bekommerd.
Als men slaapt voelt men de honger niet.
Je keuze laten vallen op.
Hij liet iets vallen.
Dring je ervaringen niet op aan anderen, God leidt niet allen gelijk.
Het is beter te slaan dan geslagen te worden.
Better yntiids weromgean as kwealik fuortgean.
Ik ken him langer as hjoed en juster.
Ons geloof en onze vriendschap gaan meestal niet verloren door een grote daad, maar door kleine nalatigheden.
Wie zich ongevraagd verontschuldigt, bekent daardoor schuld.
Beter arm met ere dan rijk met schande.
Elkaar leren kennen.
We moeten God in het verborgene leren kennen om moedig in het openbaar voor Hem uit te komen.
Men kan nooit weten of men iemand nog eens nodig heeft.
Beter benijd dan beklaagd.
Hij heeft een kikker in de keel.
In goed wurdsje (foar immen) dwaan.
Hy is in man fan syn wurd.
In man in man, in wurd in wurd.
Het leven moet niet genoten maar geleefd worden.
Een beroemd man moet men niet van te nabij leren kennen.
Berouw komt steeds te laat.
Immen foar de fuotten rinne.
Hy hat it burd yn ‘e kiel.
Zij is de lachende derde.
Elk levend wezen wordt een fossiel.
Een leugenaar moet een goed geheugen hebben.
Dat hangt mij de keel uit.
Jou de keizer wat de keizer sines is.
Goede werken maken een mens niet goed, maar een goed mens doet goede werken.
Men kan niet op meerdere plaatsen tegelijk zijn.
Waar niets is verliest de keizer zijn rechten.
De kat in de gordijnen jagen.
Als je boven een ander wilt uitsteken, graaf dan geen put voor hem; maar zet een ladder neer voor je zelf.
Wie een goede gelegenheid laat voorbij gaan, vindt die naderhand niet licht terug.
De kat yn ’t jern smite.
Het is geen katje om zonder handschoenen aan te vatten.
Het nadenken over goed en kwaad kan de zonde niet overwinnen, maar neemt wel het plezier van het zondigen weg.
Voor geld (Mammon) wijkt alles.
Twee onder één kap.
Zij loopt naast de schoenen
***********************
NIJSGJIRRICH.
Story en andere roddelbladen : De mensen willen ALLES WETEN over hun idolen (idolen betekent : afgoden) en ze willen er zelfs dik voor betalen.
De interesse in God daarentegen laat velen koud.
W. H. P.
************************
Een zuiver geweten kan alleen door de bezitter ervan worden geschonden.
Met reizen en trekken wordt men niet rijker.
Daarmee kun je alle kanten uit.
Hoor het ook van de andere kant.
Veel draait om ‘God zij met ons’.
(Thans sinds de invoering van de euro het randschrift om het Nederlandse 2 euro muntstuk en eerder als randschrift om meerdere Nederlandse muntstukken. Wie met “ONS” wordt bedoeld : Ik denk eerder aan ‘met de bankiers en de rijken’, maar niet aan : ‘MET ONS ALLEN’. W.H.P. )
Veel weten geeft nog geen wijsheid.
Iedereen krijgt zijn beurt.
Als iedereen zijn plicht doet, komt alles goed.
Hij is zijn jaren vooruit.
Wie de schoen past trekke hem aan.
In het geloof is delen : vermenigvuldigen.
Oude liefde roest niet.
Rust roest.
Iemand inpalmen.
Koart en goed is dûbel goed.
Lange draden, luie naaisters.
Op iemand kunnen bouwen.
Zich taai houden.
De fuotten ûnder it gat krije.
Het geloof dat bergen verzet, is voor hen die kleine heuvels niet uit de weg gaan.
Men toont altijd welke opvoeding men heeft gehad.
----------------------
LIBBENSBESKÔGING
Tinken is net neutraal. It wurdt bepaald troch it tinkramt dat wy hawwe, de bril wêrmei ’t wy it libben besjogge. De kleur fan ús bril wurdt bepaald troch “nature” en “nurture” (opfieding, oanlis etc.) : hoe’t wy berne binne - sintúchlik, yntellektueel, karakterologysk – en hoe’t wy foarme binne. De mieningen dy’t wy hawwe, ús analyses oer de wrâld, de dieden dy’t wy al as net stelle : se komme allegearre fuort út dy djippere laach yn ússels dy’t ek ús bril ynkleuret. Dy djippere laach, koartsein, is ús kyk op it libben, ús libbensfisy. Foar in protte minsken is dat in beriddenearre libbensoertsjûging : sosjaaldemokratysk, liberaal, kristlik, moslim, boeddist, agnost, konservatyf, progressyf, humanistysk. Libbensoertsjûging kin sawol in ideology as in leauwensoertsjûging wêze en hat sit yn it hert. Wat wy sjogge, tinke en dogge komt dus ten djipste fuort út ús hert, wêr’t ús libbensfisy sit hat. De Spreukendichter skriuw mear as 2000 jier ferlyn al : “Fan alles wêroer’t jo weitsje, weitsje foaral oer dyn hert, it is boarne fan jo libben”.
----------------------
Beter door het vuur te vliegen dan er door te gaan.
Horen en zien vergaat je.
Mei in skean each nei immen sjen.
Een vriend is iemand die komt als niemand komt.
Met ervaren mensen kan men veel uitrichten.
God vervult al onze wensen, niet al onze begeerten.
Eerst zien en dan geloven.
Iemand niet zien zitten.
Als je bij God komt vraagt Hij niet in wat voor auto je rijdt, maar hoeveel mensen je er mee hebt vervoerd.
Hij wil niet weten hoe groot je huis was, maar wel hoeveel mensen jij er in hebt ontvangen.
Men moet beide partijen horen. (Audite et alteram partem.)
Út ‘e hoeke komme.
Nu weet ik uit welke hoek de wind waait.
Horende doof en ziende blind zijn.
Beter is het arm te zijn en eerlijk dan rijk en een bedrieger.
Nooit hoort men wijzen hun eigen prijzen.
Beter een kleine heer dan een grote knecht.
“ De tijd gaat voorbij”, zeggen wij, maar wij vergissen ons, de tijd blijft en wij zijn het die voorbij gaan.
’t Zijn geen (allen) wijzen die uit het Oosten komen.
As de hikke fan ‘e daam is, rinne de skiep yn ’t wyld.
Hij moet voor de heren verschijnen.
Door de zwakheid van de man voelt de vrouw zich sterk.
Elk schot is geen eendvogel.
Beter andermans hemd dan geen.
Zolang ge gelukkig kunt zijn, zult ge vele vrienden tellen; als de dagen bewolkt worden zult ge alleen zijn.
Als het niet komt tot iet(s), is het allemans verdriet.
Nieuwe heren, nieuwe wetten.
Hawwe is hawwen en krijen is de keunst.
Men is gelukkig of ongelukkig door een hele hoop dingen die niet gebeuren, die men niet zegt en die men niet kan zeggen.
Menig ouder kleed zich uit voor zijn kinderen.
Zijn hart luchten.
Hja rint mei de holle yn’e wolken.
Iemands hart stelen.
Men moet nooit zijn smarten strelen.
Verloren tijd komt nooit weer.
Harde regens duren nooit lang.
Fan it boppeste buordsje krije.
De mens is het enige levend wezen dat vuur maakt; dit heeft hem de heerschappij over de wereld bezorgd.
De ene deugniet sleept de andere mee.
Het hart op de tong hebben.
Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.
Wat hebben wij al een verdriet gehad om ongelukken die nooit gebeurd zijn.
Wie zwijgt, wordt vergeten.
Horen, zien en zwijgen.
Wie zwijgt, stemt toe.
Harde valuta.
Als ik struikel over het verkeerde, is mijn geloof in het goede een reden om op te staan.
Hoe minder begeerten, hoe meer rust.
Beter een kwaad been als geen.
Het gaat hard tegen hard.
Bij het klimmen der jaren, komt de horizon dichterbij.
We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar we hebben niet allemaar dezelfde horizon.
(Konrad Adenauer)
Denken is moeilijk maar het kan veel moeilijkheden besparen.
Beter een lap dan een gat.
Immen foar’t lapke hâlde.
Weglopen van de waarheid is weglopen van jezelf.
De waarheden die men het minst graag hoort zijn vaak juist die, welke men in de allereerste plaats dient te weten.
(Le Rochefoucauld)
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
************************
BESTAAN en een “ander bestaan” ?
Naast de DERDE een VIERDE dimensie ?
GOD bestaat (d.w.z. IS), anders kunnen wij niet bestaan. (d. w. z. ZIJN). Eeuwigheid kan niet “bestaan” - heeft geen begin en geen einde. Alles wat bestaat heeft een begin en een einde. Waar komt GOD vandaan ? Hij is eeuwig (“van eeuwigheid tot eeuwigheid” d. w. z. DE ALTIJD ZIJNDE.) Doch: eeuwigheid kan niet “bestaan”. Er is geen begin en geen einde. Conclusie : God kan niet “bestaan”. Hij IS eeuwig en dus………Alles wat bestaat heeft een begin en een einde. Dit raadsel heeft nog NIEMAND opgelost. Wij denken “aards” in “de tijd” van ons (het) bestaan. We kunnen GOD niet duiden (verklaren). Wij kunnen GOD niet “beelden”, verbeelden, alleen ERVAREN. Een elk ervaart GOD weer anders en op zijn manier. Christus is het “BEELD”, het ware “Beeld” van GOD. Wie Christus “ontmoet”, “gezien” heeft, heeft GOD “gezien”. De mens heeft het beeld van GOD verloren, omdat hij Gods bedoeling en Gods weg (doel) met ons heeft verlaten. Wij hebben het doel gemist. (gezondigd : d. i. het doel van “God met ons” gemist.) We mogen GOD dan ook niet afbeelden. (verbeelden)
Vertegenwoordigers van de Koningin in bestuur en rechtspraak (ambassadeurs, rechters etc.) hebben nu nog steeds borstbeelden of afbeeldingen (foto’s) van haar aan de wand hangen. (Vroeger waren het echte gebeeldhouwde beelden.)
Zij VERTEGENWOORDIGEN haar en treden “in haar plaats” op. Wij, als “beelddragers” van God, hebben dit “beeld” verloren, omdat we God op aarde niet meer wilden vertegenwoordigen maar ZELF “als God” wilden zijn in onze eigen beslissingen, handel en wandel, doen en laten. WIJ gingen en gaan nog steeds onze eigen weg en vragen niet naar ZIJN wil. Het is niet meer UW wil geschiedde, maar ONZE WIL geschied op aarde. Onze opdracht tot rentmeesterschap op ZIJN aarde is ; deze te bewonen, te BOUWEN en te BEWAREN. (* We hebben ons doel gemist en het werd het tegenovergestelde : AFBREKEN en VERNIETIGEN met alle gevolgen van dien. (Naast liefdeloosheid t. o. God, ook liefdeloosheid t. o. de medemens, dieren en planten, door hoogmoed en hebzucht.) Het zijn NIET in de eerste plaats onze fouten die ons van God verwijderen, maar HET ONZE EIGEN WEG gaan en ONZE EIGEN BELANGEN die ons van God verwijderen. Dit is niet DE WEG die God met ieder van ons wil gaan naar ZIJN DOEL. Dit is de ZONDEval van de mens, het doel missen (zondigen) van de mens. De ZONDE (het de eigen weg gaan van de mens) is de BRON van alle kwaad, de ZONDEN (het foute handelen) borrelen daaruit op. HET probleem is dus de zondDE en niet de zondEN. Christus heeft het zonDEprobleem voor ons opgelost, door het dragen van de zonDE, iets waartoe de mensheid NIET in staat was. ZondEN kunnen vergeven worden.
(* Ek wol oerset as : bewurkje en bewarje. Letterlijk stiet der: te tsjinjen en te hoedsjen. Wy binne net hearskers oer moar tsjinners fan ‘e wrâld. Wy pleegje rôfbou op en in útstrûpjen fan ‘e ierde as hearskers oer de ierde, dit yn ús eigen belang, dat is sûnde. Sûnde = it doel misse. Ús wurd kultuer komt fan it Latynske colêre wat bebouwe, fersoargje, ferearje bestjut. De wrâld yn kultuer bringe is de Bibelske opdracht oan ‘e minske.
Miljoenen mensen lopen een groot gezondheidsrisico, zeggen milieuorganisaties. Het Amerikaanse Blacksmit Institute heeft in 2007 en ook later meer dan 3000 risicoanalyses uitgevoerd in 49 landen. Samen met het Zwitserse Green Cross heeft het daaruit een top 10 geselecteerd op basis van gezondheidsrisico en het aantal mensen dat eraan blootgesteld wordt. In deze plaatsen in armere landen wordt vooral geproduceerd voor rijkere landen. Sommige plaatsen (ook in rijkere landen zoals Rusland in de Sovjettijd en China, soms met gebieden zo groot als Begië) zijn zo zwaar vervuild dat het miljarden euro’s en tientallen jaren zal kosten om die op te ruimen. (oliën, chemicaliën, metalen, lood, kwik, arsenicum en andere toxische stoffen.)
W. H. P.
We kunnen niet bewijzen dat God “bestaat” maar ook niet dat God niet “bestaat”. Er zijn alleen goede argumenten voor (en tegen) dat God als Schepper en Onderhouder “bestaat”.
Er is geen enkele manier om te bewijzen dat God er is, want alles wat er over Hem wordt verteld, vertellen mensen.
(Tamarah Benima.)
--------------------------------
AAN WELKE KANT STAAT GOD ?
In naam van “God” werden (en worden nog steeds ) misstanden van een legitimatie voorzien. Op de koppelriemen van Duitse soldaten stond te lezen “Gott mit uns” en over “God zij met ons” op muntstukken maar te zwijgen. En wat te denken over uitroepen als “God bless America” of “Allah is groot” (“Allahoe akbar”) bij een zoveelste moordaanslag ? Ook in de tijd van de Kruistochten werd geroepen : “God wil het”. De Bijbel spreekt over een God die VREDE brengt en GERECHTIGHEID. Niet door mensenlijke misstanden, heerszucht en hebzucht, maar door te dienen in nederigheid. Christus heeft ons zo de God van de Bijbel leren kennen.
--------------------------------
Ware nederigheid is niet minder over zichzelf denken. Het betekent minder aan jezelf denken.
(C. S. Lewis)
Nederigheid siert de mens. (Luk. 14:11)
In een mythologisch verhaal moet er Iemand zijn die spreekt.
De hoogste wijsheid is vriendelijkheid.
Werken is ook leven.
Hoe meer haast, hoe meer spoed.
Hij eet met lange tanden.
Er zitten geen graten in.
Evenals de nacht sterren brengt, zo leert de smart ons waarheden.
Een invloedrijke vriend is veel waard.
Een kind kan de was doen.
Men kan de regen haast grijpen.
Haastige spoed is zelden goed.
God beoordeelt onze gaven naar dat wij achter houden.
Je talent is wat God je gaf. Wat je met je talent doet, is wat je teruggeeft aan God.
********************
WAT DOE IK MET MIJN TALENTEN ? (gaven)
Wat doen wij hier met de talenten
die God aan ons heeft toevertrouwd ?
Is ’t hart vervuld van Jezus ‘liefde
of laat Zijn dienst en werk ons koud ?
Eens komt de dag dat Hij zal vragen
wat door een ieder werd gedaan,
met de talenten ons gegeven.
Zal ik beschaamd voor Jezus staan ?
Heb ik ’t talent in d ‘aard begraven
of heeft het rente opgebracht ?
Deed ik niet wat God had gegeven,
wat door Hem van mij werd verwacht ?
Heere Jezus, leer mij trouw gebruiken
wat God aan mij geschonken heeft,
opdat het Gods doel mag bereiken
en eens de volle rente geeft.
(Matt. 25 : 14 – 30.
Grijp toch de kansen, door God u gegeven,
Kort is uw zijn hier, de tijd snelt daarheen.
Wat toch blijft over, o zeg, van dit leven ?
D’arbeid der liefde, gedaan om u heen.
Niets is hier blijvend, alles hoe schoon ook,
zal eenmaal vergaan; maar wat gedaan werd
uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde
en zal blijven bestaan.
*******************
Op it paad wêr ’t wy ús befine
Bliuwt gjin inkele fuortprint stean
Al wat wie wurdt no ferline
Mar wat dien is hâld syn lean.
*****************************************
IT LIBBEN.
NIMMEN wit wat libben is Niemand weet wat leven is
Allinne dat it JÛN is. Alleen dat het gegeven is.
En dat fan dit GEHEIMNIS En dat van dit geheimenis
GOD it begjin en it ein is. GOD het begin en einde is.
De evolúsje hat der net de minste ferklearring foar hoe ’t libben út de dea ûnstean kin. Libben kin allinne mar, foar safier’t ús bekend is, út libben ûntstean.
Stanley Miller (1930-2007) mei syn oersop eksperimint (1953), wat yn elts biologyboek neamd wurdt, joech 40 jier letter ta, dat gjin inkelde hjoeddeiske hypoteze oer de oarsprong fan it libben oertsjûgje kin. Hy neamde se allegearre ûnsin, somtiden as gemyske miskreamen.
De mikrobiolooch Louis Pasteur (1827-1895) hat eat tige prinsipieels ynsjoen : “Libben kin allinne út libben ûntstean.”
Libben docht groeien, libben docht fermannichfâldigjen.
********************
De man is het hoofd, de vrouw zijn nek.
De vrouw regeert de man.
Een slippertje maken.
Veel mensen sloven zich uit om te bezitten wat ze niet nodig hebben, stellen geen belang in wat ze werkelijk nodig hebben.
Men moet nooit tegen de draad in gaan.
Wie zich van zijn eerlijkheid bewust is, lacht om de leugens van het gerucht.
Hy hat tefolle preaun.
Hy hat te djip yn it glêske sjoen.
Wy libje no yn tinten, mar krije straks in hûs.
God wil ieder mens zegenen. Op Zijn wijze en op Zijn tijd. We ontvangen niet allen dezelfde zegen. Hij heeft wel een plan met ieder van ons.
Wie iedereen wil behagen, moet vroeg opstaan.
Groot is de kracht van de gewoonte.
Gewoonte is als het ware een tweede natuur.
Het is gemakkelijker stand te houden tegen een leger van de boze, dan tegen de gebeden van de rechtvaardige.
Zalig zijn de bezitters.
Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen.
Iets in een ander vorm gieten.
It each fan de boer is de dong foar it lân.
Blaffers zijn geen bijters.
De ene kraai pikt de andere de ogen niet uit.
Der oars mei oan komme.
De rjochtfeardige kin it libben fan syn bisten.
De liefde is lichtgelovig.
Voor de draad ermee !
Kinderen die niet willen krijgen voor de billen.
Ik denk nooit aan de toekomst. Zij komt gauw genoeg. (A. Einstein.)
Een dwaas verschiet om niet zijn kruid.
Met het geld groeien de zorgen.
Hy hat neat om’t gat.
Een optimist vergist zich evenzeer als een pessimist, maar hij is gelukkiger
Optimisme en pessimisme zijn beide gestoeld op prognoses. De kerk leeft niet van optimisme, maar van vertrouwen.
Wy binne der noch net.
Op oud ijs vriest het licht.
Evenzeer als het geld toeneemt, groeit ook de hebzucht.
Niets doet ons een mens zo liefhebben als voor hem of haar te bidden.
(en, zo nodig, te helpen. It is Ora et labora.)
Deden we wat we zouden, wij hadden wat wij wouden.
It is in dwarsbongel.
It is noch in snotbongel.
Vertrouwen wekt vertrouwen.
Zij zal haar handen in geen koud water steken.
Als het doel geoorloofd is, zijn ook de middelen geoorloofd.
Raak niet verslaafd aan vergaderen.
Ze lijken op elkaar als twee druppels water.
Hij debateert over de schaduw van een ezel.
Het water dat het schip draagt is hetzelfde dat het verslindt.
Winter in de nacht, water in de gracht.
Het is van de twee kwaden de minste kiezen.
Van zij die niets te zeggen hebben zijn zij die zwijgen ’t aangenaamst.
Als je te lang nadenkt over een idee……is het weg.
Vriendschap is noodzakelijker dan water en vuur.
Van de rook in het vuur, van de regen in de drup.
Geniet nooit met mate.
Vertrouwen is het belangrijkste in de liefde in al haar vormen.
Over smaken en kleuren valt niet te twisten.
Over smaak valt wel degelijk te twisten.
(b.v. over het gebruik van lelijke woorden of (on)beleefdheden, normen en waarden etc.)
De rechter oordeelt niet over het innerlijke.
****************
MAKKET IT WAT ÚT ?
Geloven heeft alles met leven te maken, derhalve gaat het om leren leven. Maakt het wat uit of GOD “bestaat” ? Zeer zeker, met name of wij er wat mee doen. Zoals met de liefde : Ook als het “bestaan” van liefde een illusie is, is het geen illusie om lief te hebben.
Christus is DE WEG naar het eeuwige leven (met God). DE openbaring van Gods liefde. Het ware “beeld” t. o. “het gebroken beeld” d. i. het gevallen beeld van de mens. Christus is het “tastbare beeld” van God in de wereld. De “IK BEN” er altijd ( IK BEN = Jahwe / Jehova, de altijd ZIJNDE) is mens onder de mensen geworden in de mens Christus, dezelfde als de : “IK BEN” : de WEG, de WAARHEID en het LEVEN, de “IK BEN” de goede herder, de “IK BEN” de ware wijnstok etc. etc.
W.H.P.
******************
Uit niets komt niets voort.
(Lucretius.)
Een negatieve houding is als een lekke band; je komt er nergens mee tenzij je hem vervangt.
Wees liever de minste onder de arenden dan de eerste onder de raven.
Een wolf valt aan met zijn tanden, een stier met zijn horens.
Met water komen als het huis verbrand is.
Beter een geestige dwaas dan een dwaze geest.
Men kan beter met zijn voeten struikelen dan met zijn tong.
Men moet eerst de diepte peilen voor men in het water duikt.
God heeft de zee geschapen, de Fries de kusten.
Koning, keizer, admiraal, plassen doen ze allemaal.
Als je het niet kunt oplossen is het geen probleem.
De tong kan scherper zijn dan een zwaard.
Men schept geen helder water uit een vuile fontein.
(uit een put.)
Ik zou meer van de ochtend houden als die later zou beginnen.
Als je ziet dat iemand iets goed doet, geef hem / haar een compliment, als je ziet dat iemand iets fout doet, vraag hem / haar dan of je kunt helpen.
(Nelson Mandela 1918-2013)
Niet iedere vraag verdient een antwoord.
Ik heb wel voor hetere vuren gestaan, zei Lammert, en hij stond tot zijn keel toe in het water.
De waarde van een geschenk wordt niet bepaald door de prijs.
Je krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk.
Waar de vrijheid overgaat in losbandigheid, daar wordt zij een ondeugd.
Hij kan de snoeken in het water horen hoesten.
Ge zult nooit tijd vinden, je zult tijd moeten maken.
Ik heb een kleurrijk leven, maar mijn partner is kleurenblind.
God helpt die zichzelf helpen.
Een gast heeft geen twee gastheren nodig.
Hij is verdronken in een kikkersloot zonder water.
Pech is slechts een obstakel op de weg naar je doel.
Rust komt van binnenuit, zoek het niet aan de buitenkant.
Geluk is : de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kan.
Een kring om de maan kan wel vergaan, maar een kring om de zon geeft water in de ton.
Wij leren onze kinderen wat we geleerd hebben, zij leren ons wat we verleerd zijn.
Je kunt beter geen figuur hebben dan geen figuur zijn.
Humor is een prachtige waterlelie die wortelt in het troebele.
Het is water naar de zee toe dragen.
Verkeerde mensen kan men iets leren, domme mensen niet.
Vraag niet hoe het kan, geniet er van.
Het heden is even raadselachtig als de roekomst.
Als het water zakt, kraakt het ijs.
Een paar speldeprikken uitdelen.
Beter verwend dan verwaarloosd.
Als je het niet meer trekt, moet je duwen.
Iedere vader zou er aan moeten denken dat zijn kinderen op zekere dag niet zijn raad, doch zijn voorbeeld zullen volgen.
Dat de zee zo zout is, komt van de pekelharingen die er in zwemmen, zei de oude vrouw.
In mijn vorige leven geloofde ik ook al niet in reïncarnatie.
Vroeger was ik een twijfelaar, ik ben daar nu niet meer zo zeker van.
Een wereldkaart waarop Utopia ontbreekt, is niet waard dat wij er een blik op werpen, want hij mist het enige land waarheen de mensheid altijd op weg is.
Hij gaat door dik en dun.
It is net in minne fint.
Hy is nochal deun.
Alle veelzijdigheid, alle bekoorlijkheid, alle schoonheid
van het leven zijn samengesteld uit licht en schaduw.
De zee maakt gedwee.
Koude drukte maken.
No binne de rapen gear.
Wie geen fouten maakt, maakt gewoonlijk niks.
Daar de dijk het laagst is, loopt het water het eerst over.
De boot is aan.
Het hart van de zaak is de zaak van het hart.
Het is kwaad water dat geen dorst verslaat.
Hij kan bergen verzetten.
****************
DE EVOLUTIETHEORIE
Er wordt vanuit gegaan dat de evolutietheorie “waar” is, wat wil zeggen dat de processen die daarin beschreven worden ook werkelijk hebben plaatsgevonden. Als dat zo is, dan moet dat volgens de basisregels van de wetenschap bevestigd zijn door waarneming en experiment. Met andere woorden : wat onder meer de mens betreft zou waargenomen en doorverteld moeten zijn dat die is voortgekomen uit de dierenwereld. Die berichten zijn er niet. En wat het experiment betreft : dat is niet mogelijk omdat het gaat om geschiedenis, niet om herhaalbare gebeurtenissen. Daarom is de evolutietheorie niet wetenschappelijk en niet “waar”. Het is een geloof. Job 38 en verder zet ons met beide benen op de grond.
Konklusie : wat niet waar is en wel voor waar verteld wordt, is een leugen. De schepping, zoals beschreven in de Bijbel, is niet letterlijk bedoeld, deze heeft een diepere betekenis. Hier in dit scheppingsverhaal worden goden als de zon, maan en sterren van destijds onttroond en ook gezien als schepselen uit Gods hand “getoverd”.
(W.H.P.)
****************
DE SKEPPING.
(Genesis < it begjin.)
Yn it begjin hat God de himel en de ierde skepen, sa begjint it Bibelferhaal en it eindigt mei : “Doe seach God dat alles dat Er makke hat TIGE GOED wie”. Der stiet NET dat alles dat Er makke hat FOLMAKKE wie. Dat wol sizze : foltôge, ôfmakke, ta in ein brocht wie) Wer’t ik mei sit binne fragen as : Wêrom is de wrâld der en wêrom binne wy minsken hjir ? Wêrom wurdt der fan ús frege om Him te sjinjen ? Der is gjin sinnich antwurd op te jaan. Hat dizze wrâld en it libben in djippere betsjutting ? Ien fan de grutste obstakels foar it leauwen yn in persoanlik God is de wreedheid yn ‘e natuer. Der wie by de skepping tagelyk ek al de dea, oars koenen rôfdieren as bgl. Fleis-itende liuwen en iesgieren net yn libben bliuwe. Piranhas, (flêskitene fisken) fruchten dy’t fan ‘e beam plôke waarden koenen begjinne te rotsjen. Gêrs koe troch de bisten ôffretten wurde. Omfallende âlde beammen moasten troch de doe ek al skepen bûnte kjiftkrobben opromme wurde. Der wurde swakke minsken en bisten berne en dan is der it ôftakeljen troch sykten en âlderdom en gean sa mar troch. Letter, sa kin men yn de Bibel lêze, sil der yn de takomst gjin sykte en dea mear wêze. Nei it skeppen fan ‘e wrâld moast der in ûntwik= keljen ûntstean nei folsleinichheden, sa moat de bedoeling fan de Skepper west hawwe, moat men hjirút hast wol konkludearje. Wêrom hat Er de wrâld net meiien FOLMAKKE (* skepen ? Dan wienen oprommers yn de natuer net nedich west.
Binne it “evolúsjonêre” tekoartkommings west, in falen yn dêrnei ûntstiene ûntwikkelings ? Hoe ferhâld it bittere riedsel fan it lijen yn ‘e natuer him ta dy God dy’t Him yn ‘e Bibel kennen docht as in God fan “leafde” en “barmhertigens”. Wêrom komme minsken om troch natuergeweld as it wjerljocht, sunamys en sykloanen. En dan noch mar te sweien oer it troch de dea fuortskuorren fan leafhawwende oare helten, bern en berns- bern. Dan komme jo by in wrede, NET leafhaw- wende, God terjochte. It binne fragen, ek oer it lichaamlik en geastlik lijen, wêr’t wy gjin antwurd op krije. Sokke fragen kinne dan better ek mar net steld wurde wurdt der wolris sein. Mar ik stel se dochs. It binne leauwensfragen dêr’t jo op dizze wrâld mei sitten bliuwe. Wy kinne mar yn beskiedenheid oer God prate. Wat wy fan God “sjogge” kin allinne mar, sa as hjirboppe al neamd, in ûntwikkeljen wêze nei folsleinens. De creatio continuo. (in trochgeande skepping)
(* Boppedat : As ik it skeppingsferhaal nim dat fertelt dat God seit dat it tige “goed” wie en net nim as in ferhaal oer HOE’t it begûn is, mar as in ferhaal WÊROM ’t it God om begûn is, kin ik ek better begripe wêrom’t de minske makke is, om neist it ûnderhâlden en it bouwen fan ‘e wrâld, in protte te “ferbetterjen.” De skepping kin dus altyd better, net omdat God prutswurk levere hawwe soe. Om de wrâld net ûnbewurke “puur natuer” te litten mei de minske fierder skeppe. Ik tink dan oan al dat keunstmjittige wat troch de minsken makke is op dizze wrâld sa as bgl. keunstdong foar de earme grûn, de oanliz fan wegen en kanalen, keunstearmen en fuotten foar lichaamlik beheinden, i.v.f, brillen, heartastellen en gean sa mar troch. De minske is sa makke dat hy hjir op ierde yn steat is om in protte fjirder te ûntwikkeljen en te ferbetterjen. Neffens it hjir sketste teologyske kader is skepping dus gjin produsearjen troch God op “stuit nul” fan in kant en klear produkt. Gods skeppingswurk is in kontinu proses wêryn’t hieltyd nije barrens ta “wêzen” wekke wurde. God hat in hanneljend subjekt nedich sa as in dirigint, in goreograaf, in learkrêft allinne mar wurk realisearje kin (in hanneljend tewei bringen) fia musysy, de dûnsers, de learlingen.) Hjir is it ek wer DE LEAFDE ta God, de neiste, de skepping dy’t nije skepping fuortbringe moat. Sa is it ek op it geastlik flak.
W.H.P.
****************
KWETSBAARHEID
De aan een zijden draadje hangende mens
Volgens de berichten uit Genesis heeft de mens de zondeval veroorzaakt en is een stervelijk wezen geworden. In het paradijs immers was alles volmaakt. De mens zoals geschetst in de eerste hoofdstukken van Genesis is juist bijzonder kwetsbaar : hij is uit stof gevormd. Daarmee ligt het accent op “de broosheid van het bestaan”. De mens is gemaakt van stof en dat noemt God “zeer goed”. Klinkt dat paradijselijk ? Als Adam uit een boom was gevallen, had hij zijn nek kunnen breken. Daarbij zijn Adam en Eva naakt – niet alleen een teken van onschuld, ook van “het kwetsbare en tere”. En dan de hof waarin zij wonen : een mooie oase in de woestijn, maar daarbuiten valt niet te leven. Bovendien moet de hof bewerkt worden, anders groeit het onkruid Adam boven het hoofd. Bevreemdend voor ons dat dit alles in Genesis “goed” wordt genoemd. Voor ons is het pas goed als wij niemand meer nodig hebben. Ook God niet. In dit kader komen wij ook de twee bekende bomen tegen die in het paradijs staan : “Van de ene boom mag je niet eten, als je in leven wilt blijven, maar van de andere moet je juist eten om in leven te blijven. Zo zeggen beide bomen hetzelfde : jij kunt jezelf niet redden. De mens is kwetsbaar.
Scheppingsgeloof en evolutietheorie doen verschillende uitspraken over dezelfde werkelijkheid. De evolutietheorie biedt een wetenschappelijke verklaring van de fysieke werkelijkheid waarin we leven. Het scheppingsgeloof is geen verklaring, maar een interpretatie van die fysieke werkelijkheid. Geloof moet geloof blijven en is niet een wetenschappelijke hypothese.
*****************
Hollânsk/Frysk en oars om, kromme wurden, Hollandismen/Frisismen) Sa mar in pear :
“De bloem is uit de vensterbank geruigeld”.
“Hij heeft het yn de borst”.
“Wij hebben naar de stad geweest”.
(Op syn Frysk “Wy hawwe nei de stêd west. Yn it Hollânsk is it : “Wij zijn naar de stad geweest”.)
“Kin dokter ek efkes by myn man komme, hy hat sa’n rauwe woarst. (hoarst, hoest) Ik doch ’s nachts gjin each ticht”.
“Myn suske kin net op skoalle komme master, se hat de mazzels (de mûzels) ”.
“Hij wou maar wakker (steeds) die kant op en ik wou maar wakker de andere kant op”.
Ik ben een beetje half bij het spel.
(Heal by’t spul wêze, siik wêze.)
“Mijn broer en zuster zijn uitgenaaid, ik weet niet waar ze nu zijn”.
Wilt u er ook een puidje omheen ?
Hjir oer it boppesteande kin men wille hawwe, mar it OMDRAAIEN fan tiidwurden !!! Dit is net om oan te hearren.
Bygelyks : “Soesto my dat efkes oan kinne jaan ?”
It moat wêze : “Soesto my dat efkes oan jaan kinne ?”
------------------------
Wij kunnen nooit van onze fouten leren, zolang wij anderen daarvan de schuld geven.
Een goede poedel ontziet geen modderige sloot.
As der gjin brêge slein wurdt, moat der swommen wurde.
(Ytsje Hettinga)
Uit volle borst zingen.
De mazzel !
Hij heeft mazzel gehad.
Hy is troch pokken en mûzels hinne gien.
Hij is gepokt en gemazeld.
Zich op de borst slaan.
Hoe rechtvaardig ze ook mogen zijn, harde woorden bijten altijd.
Dat kan al het water van de zee niet afwassen.
Geen man over boord.
Op ‘e daam wurdt gjin ko fet.
Vrijheid is het recht om alles te doen wat de wet toestaat.
Die de zee kan leegdrinken, komt droogvoets aan land.
It Bliid Boadskip bringe.
Dêr’t in barte genôch is bouwe jo gjin brêge.
Lit elkenien de brêge priizigje dêr’t er oer hinne giet.
Wie blij is met kleine dingen, kan zich de hele dag verheugen.
Die niet ter zee vaart, weet niet wie God is.
Dêr is gjin brêge oer de oseaan te bouwen.
Ergens geen boodschap aan hebben.
Hja moat oer de glêzen brêge.
(befalle moatte, kin ek betsjutte : de dea yn eagen sjen)
Als je begrepen wilt worden, zeg dan precies wat je bedoelt.
Die wil leren bidden, moet zich op zee begeven.
De lente in de bol hebben.
Hy is de daam útgien. (Hy hat ûnslach krigen)
Hy is sa hinne en wer as de pont fan Langwar.
Wa’t neat ferlanget besit it measte.
Het zeegat of armoede is zijn voorland.
Vergeet nooit dat de meest overweldigende kracht op aarde de LIEFDE is.
(Nelson Rockefeller 1908-1979.)
Beter een weinig met gerechtigheid, dan grote inkomsten met onrecht.
Die ter zee gewend is, kan niet op het land aarden.
Ware gevoelens hebben een magnetische kracht.
(Honoré de Balzac (1799 -1850.)
Politisy binne oeral itselde. Se sizze ta brêgen te bouwen, sels wer’t gjin rivier is.
(Nikita Chroesjtsjov)
Door het licht van een ander uit te blazen, gaat uw eigen licht beslist niet helderder branden.
Zonder water draait de molen niet.
Hij is een bolleboos.
In de wijsheid wonen kennis en liefde samen.
Hij heeft al wat mei maandjes achter de rug.
Hij heeft vandaag de bokkepruik op.
Zij is weer eens de zondebok.
Jaloersheid gebruikt een microscoop, liefde een telescoop.
Mei levert de bloemen.
Iemand zand in de ogen strooien.
Ien ûnder de barte hâlde. (ûnder de tomme hâlde)
Wie zich niet aan God onderwerpt, kan Hem ook niet als beschermer verantwoordelijk stellen.
In april zijn de katten op hun dril.
Zand erover.
De hoarnen yn de wal stekke. (dwers wêze)
By it wâltsje lâns moatte.
De leugen is de oorzaak van wantrouwen en verwarring.
MEI.
In de maand van mei,
leggen alle vogeltjes een ei,
behalve de kwartel en de griet,
die leggen in de mei maand niet.
Een getrouwd man heeft veel zorgen, een ongehuwd man heeft er één meer. (Frans spr. Woord.)
Een woekeraar heeft 13 maanden.
Wer by de wâl opklimme.
Ouder worden is geen kunst, er mee leren omgaan wel.
De maand maart heeft venijn in de staart.
Hij is een bofkont.
Daar is geen woord Frans bij.
Frans zegt tegen Frans, wat is Frans in het frans, toen zei Frans tegen Frans in het frans, Frans in het frans is François.
Spreek slechts van liefde als je weet wat tederheid is.
Een vlo in maart is een daalder waard.
Zij heeft mazzel gehad. (Hebr. > beracha = seine)
Wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat domheid kost.
Het aardigste van plezierige dingen is de herinnering.
Mist in maart, water en vorst in de mei.
In âld bok mei ek noch wol in grien bledsje.
Ergens voor Piet Snot zitten.
Geregeld snoeien is goed voor veel grote bomen.
Zo menig vorst in maart, zo menig dauw in april.
Lekker beppe, sûkerbôle.
Pornoster Sacha Grey wil serieus genomen worden.
(Dit krantenartikel stond in De Standaard.)
Neem het leven toch niet zo serieus, je komt er toch niet levend uit.
Neem geen definitieve beslissingen op basis van tijdelijke gevoelens.
Zoek geen grote woorden als een klein gebaar volstaat.
Water in maart is erger dan een vlek in het laken.
Een boekje over iemand open doen.
Dêr is gjin sinnich wurd oer te sizzen.
Mijn belangrijkste bedrijfsresultaat is overgewicht
(aldus een chef kok.)
De leugen is een stille ziekte die de menselijke verhoudingen aanvreet.
Een droge maart is goud waard, een natte mei geeft boter in de wei.
Het is van eigen bodem.
Op in heale sint dea falle.
It is gjin reade sint wurdich. (… gjin stoer wurdich.)
Hy hat gjin sint op syn melis.
Er geen centje pijn aan hebben.
Dat is een fluitje van een cent.
Doodvallen op een cent.
Jo soenen him gjin stoer wegerje.
Deze grijpstuiver kan ik wel goed gebruiken.
It wie in dûbeltsje op syn kant.
Ik woe foar gjin gûne dat ik hjir te sliepen lei.
Een heitje voor een karweitje.
Foar in meier wol ik it wol dwaan.
Dit heeft mij meer dan een rooie rug gekost.
Wie voor een dubbeltje geboren wordt,
wordt nooit een kwartje.
Hij betaalde een stuiver hfl. 0,05, een dubbeltje hfl. 0,10 (ook wel een duppie genoemd), een kwartje hfl. 0,25 (ook wel een heitje genoemd), een daalder hfl. 1,50 , een knaak hfl. 2,50 , een joet(je) hfl. 10,- , een geeltje hfl. 25,- een mud (ook wel een meier genoemd) hfl. 100,- een rooie rug. hfl. 1000,-
Gastvrijheid is een innerlijke houding.
Aprilletje zoet geeft nog wel eens een witten hoed.
Ik moat de grûn fiele kinne.
Wie van oude mensen een probleem maakt, verarmt de maatschappij.
De leeuwerik zingt vrolijk omdat hij op mei dag geen huishuur hoeft te betalen.
Dan maar de lucht in.
Hy hat noch in protte foar de boech.
Wie een overtreding bedekt, jaagt de liefde na.
De mei katten deugen niet.
Het over een andere boeg gooien.
Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.
Bij God zijn liefde en trouw één, daarom bindt Hij zich met een verbond aan zijn volk.
Die zich in mei niet wel bevond, is veeltijds gans het jaar gezond.
Noch hiel wat foar de boech hawwe.
Dêr is gjin brêge oer de oseaan te bouwen.
Praat niet over u zelf, het gebeurt wel als u weg bent.
Wat op maandag gebeurt, wordt geen weken oud.
Hy is de bocht omgien.
Misschien bent u de enige “bijbel”, die sommige mensen ooit te lezen krijgen.
Hij weet er net zoveel van als een kraai van den zaterdag.
Hy giet koart om ‘e bocht.
Onmogelijk is een onchristelijk woord.
Sint Antoon (17 jan.) en Sint Bastiaan (20 jan.) die komen met het hardste van den winter aan.
Gedraag je liefhebbend tegenover wie je liefhebben, trouw tegenover wie je trouw is.
(Joodse wijsheid.)
Herinnering is een vorm van ontmoeting.
Als de kwade wijven ontbeten hebben, wordt het mooi weer.
Ons leven staat overeind tussen twee boekensteunen : geboorte en dood.
(Billy Graham.)
Waar geen afgunst is, heerst eendracht inverscheidenheid.
Heiweer is geen schreiweer.
(heiig, mistig, dijzig.)
Mijn bloed wordt karnemelk.
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Hoop is een voorschot op toekomstig geluk.
Zo het weer is, zo is het volk.
Hy hat it hjir as de blommen.
Iemand het hoofd recht zetten.
Ieder heeft zoveel recht als hij macht heeft.
Vorst op Sinte Catrien (25 nov.), dan vriest het zes weken lang.
Een goede vrouw is zonder hoofd.
Tranen verdunnen het verdriet.
Als de dagen lengen, begint de kou (winter) te strengen.
Zijn bloed kookt.
Wie blij is met kleine dingen kan zich de hele dag verheugen.
Veel noten, harde winter.
Als in Januari de muggen zwermen, moogt ge in Meert de oren wermen.
Gezondheid is niet alles, maar zonder gezondheid is alles niets.
Die zwanger van lucht is, wat kan hij anders dan wind baren.
Een debat is een veelal verhit gesprek waarbij twee mensen tegen elkaar praten en naar zichzelf luisteren.
(Cees Buddingh 1918 – 1985.)
Zij die hun zwakte kennen zijn sterk.
Er waait geen wind of hij is iemand dienstig.
Beter jong gestorven als oud bedorven.
Het geluk is niet buiten ons, noch in ons, het is in God.
Hij speelt er mee als de wind met de najaarsbladeren.
Beter mest op het land dan stuivers in de hand.
Wees wijzer dan andere mensen indien ge kunt, maar vertel het hun niet.
Komt wind voor regen, dan is er niet aan gelegen; doch komt regen voor wind, berg dan je zeilen gezwind.
(vlug, snel.)
Het heden is de enige tijd die ons werkelijk toebehoort en die wij naar Gods wil moeten benutten.
Woorden zijn wind.
As it net kin sa as it moat, dan moat it mar sa as it kin.
Beter scheel als blind.
Voor wie danken kan, krijgt de wereld een nieuw gezicht.
Zo de wind waait, waait zijn jasje.
Hy sylt mei stream en wyn.
Biggen worden zwijnen.
Genie doet wat het moet, talent wat het kan.
Zelden gaat een hevige wind liggen zonder regen.
Bij gebrek aan adem sterven.
Woorden zijn het sterkst bedwelmende middel dat de mensheid gebruikt.
Regen, stil en in de wind, is’t ergste varen dat men vindt.
Bij gebrek aan volk wordt een snijder kerkvoogd.
Bidden zonder werken is bedelarij, werken zonder bidden is slavernij.
Bidden is praten met jezelf “voor het aangezicht van God”.
God is een facet van een geestelijke werkelijkheid die belichaamd moet worden in mensen.
God moet gedaan worden door mensen. Gods liefde, trouw, recht, lankmoedigheid etc. doen opzichzelf niks.
Veel wind, weinig te malen.
Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Bij hem kan men schoolgaan.
Tranen : Het smelten van verdriet.
Die tegen den wind spuwt, maakt zijn baard vuil.
As it wol, dan kin de bolle kealje.
Bij iemand balsem in de wonde gieten.
Het verleden is het enige deel in je leven wat je niet kunt veranderen.
Januari zonder regen is den boerenstand een zegen.
Eruit zien als Hollands welvaren.
Derút sjen as it ivige libben.
Het is geen weer.
It is gjin (minske)waar.
Bij iemand in het gevlei komen.
Het is de wet van het kippenhok, dat de zieke kip wordt gepikt.
April koud en nat, veel koorn in het vat.
Ergens wel pap van lusten.
Eat meie as slaad.
Geen pap meer kunnen zeggen.
De ein yn ‘e bek hawwe.
Weinig in de pap te brokken hebben.
Net folle yn ‘e brij te krommeljen ha.
Ergens geen pap van gegeten hebben.
Earne gjin brea fan iten hawwe.
Papier is geduldig. Papier lit him drukke.
Informaties uit het verleden geeft garanties voor de toekomst.
Natte meert, veel gras.
Bijl en blok zijn behouden.
Bij de tijd blijven is verdienstelijker dan blijven zoals het was.
Regen in februari is mest op den akker.
Bij Jacob’s stem behoren geen Ezau’s handen.
Slechts hij die de vrijheid van anderen liefheeft, is zelf de vrijheid waard.
Alle winden schudden geen noten af.
Bij iemand de kunst afkijken.
Als je niet kunt wat je wilt, moet je willen wat je kunt.
Beter in stilte gedreven dan van harden wind bijgelegd.
Bochtig ijzer kan men rechten, maar geen harden wind bevechten.
Wees niet jaloers op mensen met wie toch niet zou willen ruilen.
Besteed je geld goed, maar besteed je tijd beter.
Alles wat u lief heeft boven God, behoort tot de afgoden.
Soms maken omwegen het een stuk aangenamer om je uiteindelijke doel te bereiken.
Als het hard waait, zo pas op voor de wind.
Iedereen heeft een handvat. Het is alleen de kunst die op de juiste wijze te vatten.
Alles wat je elkaar aandoet, doe je in feite jezelf aan.
Je kunt beter jezelf overwinnen dan duizend vijanden.
Reizen is je hart verwijden.
(A. Pierson.)
Tegenslagen zijn pillen die men slikken moet, niet kauwen.
Leef van dag tot dag, niemand heeft je morgen beloofd.
De natuur overtreed nooit haar eigen wetten.
De mens is vluchtig als de schaduw.
Afscheid nemen is plaats maken voor een welkom.
Wij maken grote reizen om dingen te zien waarop wij in onze eigen omgeving geen acht op slaan.
De voorspoedige wind maakt geen goed matroos.
Ezels ken je aan de lange oren, dwazen aan hun lange tong.
Vorst met nieuwe maan, dan kun je op de schaatsen gaan.
Je geeft maar weinig, als je geeft van je bezit. Alleen wanneer je van jezelf geeft, geef je ten volle.
(K. Gibran.)
Niets is linker dan voor rechter spelen.
Na het spel gaan de koning en de pion in dezelfde doos.
Dromen zijn vrijetijdsbesteding van de hersenen.
(R. Lemke.)
Groot zijn, wordt niet bepaald door omvang maar door inhoud.
December veranderlijk en zacht geeft een winter daar men mee lacht.
Bij iemand rozen op het pad strooien.
Een tong kan scherp zijn als een mes, maar het mes wordt botter, de tong scherper naarmate men ze meer gebruikt.
Februari is nooit zo fel of hij levert zijn drie zomerse dagen wel.
Blauwe duiven blauwe jongen.
Mensen die nooit de tijd hebben doen het minst.
Verdwijnt de boer van den akker, dan wordt de snoeker wakker.
Blijf uit zijn kielwater.
God schiep de tijd, over haast wordt niet gesproken.
Kerstmis in groen kleed, houdt voor Pasen sneeuw gereed.
Blaffen en blazen werk van dwazen.
Heb je een masker voor of ben je zelf zo knap?
Mag ik me eerst even voorstellen voordat we vreemdgaan.
Ben jij niet moe ? Je loopt al uren rondjes in mijn gedachten.
Ik ben erg verlegen, kun jij het gesprek niet beginnen ?
Je lijkt heel erg op mijn toekomstge vrouw.
Kan ik je een drankje aanbieden, of wil je alleen het geld.
Je huwelijksreis duurt de rest van je leven.
Ik heb geen schoonmoeder, maar een trauma.
Je trouwt niet om geluk te vinden, maar om geluk te delen.
Als ineens alles op je afkomt, rijd je aan de verkeerde kant.
Liefde is een droom, en trouwen is de wekker.
Mijn tweede vrouw is zo snel weggelopen, dat ze de eerste nog heeft ingehaald..
Mocht je me zoeken, ik ben in de wolken.
Wat uit het hart komt, behoeft geen uitleg.
(Paus Franciscus I.)
De afstand is niet van belang, alleen de eerste stap is moeilijk.
Vliegen op kerstdag de muggen rond, dan dekt met Pasen het ijs de grond.
Bont om de arm dun in de darm.
Uit je fouten leer je vooal dat je er altijd nieuwe blijft maken.
Van geluk naar ongeluk is maar een stap, van ongeluk naar geluk een lange weg.
Velen prijzen de oude wereld, maar leven maar rustig weg in de nieuwe.
Borgen brengt zorgen.
Men geeft niets zo gemakkelijk als advies.
Waren de goederen dezer wereld gemeen, zo werd de hel te kleen.
Daar doet (geeft) de lommert geen geld op.
Wat de geschiedenis leert, is dat mensen en regeringen nooit iets van de geschiedenis geleerd hebben.
Zo draait de wereld, zei de slimmerik, en hij keerde den schotel naar zich toe.
Daar durf ik mijn vinger voor opsteken.
De mensen vragen wel kritiek, maar wensen slechts lof.
’s Werelds goed is eb en vloed.
Dat met vloed komt, gaat met eb weg.
De vlag strijken
De vlag dekt de lading.
Voor een vissers deur is het kwaad vissen.
Die slaapt vangt geen vis.
Zijn compas is verdraaid.
De pen wondt dieper dan de pijl.
De eene helft van de wereld weet niet waarvan de andere leeft.
Hij heeft streken op zijn compas.
Hij heeft de kaap niet gehaald.
Hij heeft het getij mee.
Ieder vist op zijn getij.
De beste hervormers zijn, zij die met zichzelf beginnen.
De wereld is een hooiberg : elk plukt ervan wat hij kan krijgen.
Daar is de gazet (krant) van het dorp.
Hij werkt als een galeislaaf.
Men liet haar van bakboord naar stuurboord lopen.
Sommige mensen kunnen in een uur langer blijven dan anderen in een week.
Die de volmaaktheid wil, moet de wereld uit.
Daar gaan klappen vallen.
Bij iemand zijn anker uitwerpen.
Hij moet het anker kappen.
Hij is van het anker geslagen.
De admiraal heeft geschoten.
Als er onder sterfelijke mensen iets bestaat dat uitgeroeid moet worden
en dat ieder verplicht is met alle wettige middelen tegen te gaan en te helpen voorkomen,
dan is het zonder twijfel de oorlog.
(Ruzie mag ook.)
Aan de werken zal men ’t merken.
Daar was geschoren en ongeschoren.
Er zijn haaien op de kust.
Hij gaat naar de haaien.
Zij gaat naar de barrebiesjes.
Zij gaat naar de diederik. (zoals ze in Vlaanderen zeggen)
Zij zitten in het zelfde schuitje.
In het schuitje stappen.
Een schot voor de boeg geven.
Hij is schipper te voet geworden.
Het zachtste middel om een kind ongelukkig te maken is het er aan te wennen, alles te krijgen.
Goed overleg is het halve werk.
Niet het vallen is erg, maar het blijven liggen waar je gevallen bent.
Het roer omgooien.
Hij hield zijn roer recht.
Olie op de golven gieten.
Leef koninklijk, je bent bestemd om te regeren.
Wie geen werk heeft, die maakt werk.
Ook halverwege de berg kun je een mooi uitzicht hebben.
Een anders fuiken lichten.
In de fuik zijn.
Zijn fuiken uit zetten.
De dingen waarvan we houden, vertellen ons wie we zijn.
Het is moeilijk aan de straat te werken.
De herinneringen die je later wilt hebben, moet je nu maken.
It is dêr Skerpenheuvel.
Se hawwe it dêr net breed.
Dy’t it breed hat, lit it breed hingje.
Hy besjocht alles troch in swarte bril.
Kinderen lopen in wat ouders hun aantrekken.
Hij zoekt werk en dankt God als hij ‘t niet vindt.
Degene die iets onderneemt en daarin faalt, is nog altijd beter dan degene die niets onderneemt en daarin slaagt.
Immen efter de broek sitte.
Hy giet him op hakken en teannen nei.
Immen de biten yn ‘e mûle tatelle.
Hja moatte it út de mûle belije.
Al vliegt de vogel nog zo hoog, hij moet zijn kost op aarde zoeken.
Hij heeft zoveel werk dat hij nauwelijks tijd heeft tot kakken.
Wie iets wil doen vindt een middel, wie niets wil doen een excuus.
De moaiste bôlen lizze foar ‘t finster.
Men praat mei de mûle, dêr’t men brea mei yt.
Met de stijfkop en de zot, vult de advocaat z’n pot.
Rust is eerst zoet na den arbeid.
Na gedane arbeid is het zoet rusten.
Otium cum dignitate. (gepensioneerd zijn)
Hy sil oer de brêge komme moatte.
Ik sjoch it swurk al driuwen.
Se pisje (skite) yn ien pôt.
Se slaan op ien tromme.
Men schildert met het hoofd, niet met de hand.
(Michelangelo.)
Die de kern wil smaken, moet eerst de noten kraken.
Hy tinkt oars net as yn jild.
Immen it hûs fan it stee rinne.
In iepen doar yntraapje.
Lezen zonder denken is als eten zonder spijsvertering.
Geld verzoet den arbeid.
Het was een bloedgang.
Hij is een hardloper van luie Kees.
It gie mei kûgelsfeart.
Met een geestige inval wordt meer bereikt dan met een giftige uitval.
Arbeid verwarmt, luiheid verarmt.
Eltse dei in triedsje is in himdsmouwe yn ’t jier.
Het kan verkeren, zei Brederode.
Iemand in zijn bootje krijgen.
De bezem in de mast voeren.
Iemand afschepen.
Wat jammer dat mensen geen problemen kunnen ruilen, iedereen weet hoe hij die van anderen op moet lossen.
Wat met arbeid verkregen is, wordt met min bezeten.
Immen in smet oanwriuwe.
Immen in kladde jaan.
Hij is er weer, de koperen ploert.
Wij hebben meer voedsel dan de rest van de wereld en meer diëten om te beletten dat we het op eten.
Lust maakt den arbeid licht.
Ik ken hem van binnen en buiten.
We zijn soms geneigd de naaste zo ver te zoeken, dat wie ons het naaste is, niet meer onze naaste is.
Arbeid moet den eetlust maken.
It efter de knopen slaan.
Liever zeventig jaar jong dan veertig jaar oud.
Werken is zalig.
Immen opknope.
Als je geen verwachtingen hebt kun je ook nooit teleurgesteld worden.
Werken is voor de paarden.
Ik wil mij niet binden.
Hij is er aan gebonden.
Een vriend is iemand die alles van je weet en toch van je houdt.
Goed gereedschap is de helft van het werk.
Der is neat wat him bynt.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.
Den vogel kent men aan zijn vlerk en den werkman aan zijn werk.
Wie zijn billen brand moet op de blaren zitten.
Links heeft gelijk, rechts krijgt het.
Wie wil, die kan.
Hy sjocht oft hy de pacht fan ‘e jittik hat.
Hy mei syn eigen swit net rûke.
Hy giet al op ‘e rin as er it swit mar rûkt.
Hy swimt yn it jild.
Wederzijds respect maakt vriendschap duurzaam.
Die wil wil hebben, moet wil doen.
Dat is allegear al lang yn tichte fetten.
Hy fertsjinnet it sâlt yn ‘e sûpenbrei noch net.
Sa sâlt haw ik it noch nea fretten. (iten)
Elk mens heeft zijn unieke, eeuwige waarde omdat God de mensen niet in een confectiefabriek heeft gemaakt.
Hy kin de sinne net yn ’t wetter skinen sjen.
Immen op in stuoltsje sette.
Der ris goed foar sitten gean.
It is him yn ‘e sinnen slein. (op ‘e sinnen set.)
**********************
DE MINSK IS UNYK.
Hollehier kin feroarje of sels hielendal ferdwine, it lichemsgewicht kin skommelje en it antlit kin rimpeljen gean, mar ús fingerprinten bliuwe altyd ûnferoarlik en folslein yndividueel (sels ienaaiige twillingen mei itselde DNA-profyl hawwe ferskillende fingerôfprintings.) Oan it ein fan de 19e ieu pas, op it plattelân fan Argentinië, waard it in metoade om fia fingerôfprintings moarden op te lossen. Hjoed de dei kinne de meast beruchte searje-moardners hjirmei opspoarre wurde. Mar no ek troch it D.N.A. profyl fêst te stellen fan immen. (sjoch de saak Vaatstra) Trouwens yn alle opsichten is de minske unyk.
Der is gjin minske gelyk.
**********************
Het minste moet den wil des meesten volgen.
Hearren en sjen soe jin hjir fergean.
Hy sjocht der gjin ljocht mear yn.
It seach swart fan it folk. (fan ‘e minsken)
De bejaarde mag juichen : Ik wordt elk jaar jonger, omdat het feest van de eeuwige jeugd nadert.
Met den wil kan men bergen verzetten.
In each yn’t seil hâlde.
Se geane tegearre ûnder seil.
Hy giet altyd rjocht troch see.
Jin earne sêd oan sjen.
Wie voor alles openstaat, wordt met veel overbodigs vervuld.
Tegen zijn wil is niemand opgewassen.
Hja hat pûden ûnder de eagen.
Hjir ha ik gjin wurden foar.
Als je niet honderd mensen kunt helpen, help er dan één.
(Moeder Theresa.)
Hy kin tige moaiwaar spylje.
Altijd praten met mensen die het met je eens zijn,
is praten met een echoput.
Elk leeft naar zijn zin, maar niemand heeft het naar zijn zin.
Hy sit op wetter en brea.
Dat wasket al it wetter fan ‘e see net ôf.
Tusken wetter en wyn slingerje.
Wij schrikken van onze zonden wanneer we ze bij anderen aanschouwen.
Het is de zaak de vijf zinnen bij elkander te houden.
It fleach as diggelfjoer troch it doarp.
Hy wit hoe’t de foarke yn’e stôk sit.
Gjin foet oan ‘e grûn krije kinne.
Wie met genoegen werken kan is waarlijk een gelukkig man.
Liever krijgt niet altijd zijn zin.
Hy wol fierder springe as de pols lang is.
Hy is mei de wiete finger wol te berinnen.
Hy hat hjoed gjin finger útstutsen.
Hy kin gjin bargen keare.
Beter alleen dan in slecht gezelschap.
Men kan iemand wel minnen, maar niet zinnen.
Mei in dûbele tonge prate.
Hy hat in tonge as in els.
Hasto de mûle fergetten?
Het inzichts vermogen neemt toe naarmate het gezichts vermogen afneemt.
(Plato.)
Een wijs man spreekt omdat hij iets te zeggen heeft; een dwaas spreekt omdat hij zonodig iets moet zeggen.
(Plato.)
Hieruit kent men vrouwen-zinnen : veeltijds spiegelen, zelden spinnen.
Ta de lytse lju (be)hearre.
Op jins tellen passe.
Vraag advies aan wie je maar wilt, maar handel naar eigen goeddunken.
Tien zinnen moeten in vijf veranderen.
(Huwelijkse eensgezindheid.)
Immen út ‘e stront helpe.
Dat is ook niet bij zijn wieg gezongen.
Jin oan in strie bine litte.
Hy hat in streek(je) foar(út.)
Ik ha der hjoed in streep ûnder setten.
Zo is het op aarde gesteld, de één heeft de buidel, de ander het geld.
Hy sit tusken twa stuollen yn ‘e jiske.
Foar stuollen en banken prate. (preekje.)
Ik hâld de poat stiif.
Een lelijk aangezicht is bewaard voor geile zinnen.
Wie zijn vermogen wil verhogen, dient zijn hebzucht te verkleinen.
(Socrates.)
DE FRYSKE FILOSOOF FRANS HEMSTERHUIS
De Frjentsjerter filosoof Frans (Francois) Hemsterhuis (1721-1790) waard wol DE “Socrates fan de Lege Lannen” neamd. Hy ûntwikkele ek in gehiel eigen filosofy, wêryn de selskennis sintraal stie. De minske moast neffens Hemsterhuis oer himsels neitinke en himsels deistich ferbetterje troch oan syn tekoartkommings te wurkjen. Dêrtroch soe hy mear oer himsels begripe, oer de wrâld, oer it hielal en úteinliks oer God. Ek wie Hemsterhuis derfan oertsjûge dat de minske in moreeal kompas of orgaan hat, wêr’t hy yn in sekonde mei witte koe of eat goed of kwea is. De stelling levere him lykwols ek spottende krityk op fan de Frânske filosoof Denis Diderot, dy’t Hemsterhuis frege wêr’t dat morele orgaan dan yn’t lichem siet. Hemsterhuis wie destiids yn syn libben yn Jeropa tige ferneamd. Foaral ûnder Dútske kristenen krige syn stelling in protte lof. Hja dy’t him ferdigenen wizen derop dat ek bern sûnder watfoar godtsjinstige ûnderwizing fakentiden wol witte dat jo net oare minsken deadzje meie. Dat soe der opwize kinne dat de minske by syn berte wol degelik eat fan moreel besef meikriget.
Hemsterhuis is neffens de Keninklike Bibleteek yn Den Haach nei Spinoza de wichtichste Nederlânske filosoof en waard wol de Nederlânske Immanuel Kant neamd. Hy beynfloedde Dútske tinkers as Goethe en Herder.
Beter brood met een tevreden hart dan rijkdom met kommer.
Men zou hem wel wijs kunnen maken, dat wit zwart is.
De pot verwijt de ketel, dat hij zwart ziet.
Sprekken is sulver, swijen is goud.
(sei de kandidaat doe’t er yn ‘e preek hingjen bleau.)
Foar immen in goed wurdsje dwaan.
Heech spul spylje.
Immen yn syn sop gearkoaitsje litte.
Witte wêr’t de skoech knypt.
Eenzaamheid is een goede plaats om te bezoeken,
maar slecht om te verblijven.
Daar gaat onze confrater, zei de smid tegen de schoorsteenveger, op een predikant wijzende,
want hij is ook in ’t zwart.
Hy is sa hurd as in bikkel.
Vrijheid is verantwoordelijkheid, daarom zijn de meesten er bang voor.
(In bist : in net moreel oansprekber skepsel. De minske : in moreel wol oansprekber skepsel.)
Als de wagen in de sloot ligt, zijn er veel woorden.
Dat hasto goed sketten.
Hy hat in brede rêch.
Op it puntsje fan ‘e stoel sitte.
Wie lief heeft vraagt niet meer of het leven een doel heeft.
Een troostrijk woord is de spijs der zieken.
Liefde is het sterkste middel om iets zonder woorden te bewijzen.
Lytse potsjes hawwe ek earen.
Hy hat bûten de pot pisse.
Yn de houten jas lizze.
De houten jas oan hawwe.
Eis veel van je zelf, verwacht weinig van anderen,
dat bespaart ergernis.
De woorden zijn goed, volg de werken na.
Door gebrek aan visie gaat het volk ten onder.
(Spreuken 11 : 14.)