Dada

De beweging was internationaal georiënteerd en vond tijdens de Eerste Wereldoorlog haar eerste centrum in het neutrale Zwitserland, waar vooral Hans Arp een belangrijke rol speelde bij de oprichting van het 'Cabaret Voltaire' in Zrich (1916) Aan derste gemeenschappelijke tentoonstelling van de dadaïsten in

1917 deden behalve Hans Arp ook Max Ernst, Lyonl Feininger, Paul Klee, Oskar Kokoschka, Giorgio Chirico, Wassilij Kandinsky, Amedo Odigliani, Tzara, Janco en anderen mee. Andere dada-centra ontstonden in New york en Parijs, verder in Berlijn rond Hülsenbeck, in Hannover door de werken van Kurt Schwitters en in Keulen rond de kunstenaars Arp en Max Ernst. nmerkend voor de veelsoortige werken en acties van de dadaïsten waren vooral de ontkenning van elke burgerlijk-idealistische cultuur die men medeverantwoordelijk hield voor de door oorlog en autoritaire conventies bepaalde situatie tijdens en na de Eerste Wereldoorlog.

De dadaïstische avant garde voerde het idealistisch-ethische kunstbegrip, zoalsdat gedeeltelijk ook gold voor het expressionisme, ad absurdum en stelde er met provocerende humor ensubtiele ironie een door pathos en religieus decor beïnvloed kunstbegrip tegenover. 'De heiligheid van het zinloze is de ware tegenstelling tot de eer van de burger.' (Raoul Hausmann) Men wilde de gezeten burgerij shockeren en imiteerde op een destructieve manier de traditionele conventies en rituelen van het cultuurbedrijf en van het burgerlijk zelfbegrip.

Deze radicale kritiek in woord en beeld leidde tot spectaculaire processen, bijvoorbeeld tegen de Berlijnse dadaïsten George Grosz, Rudolf Schlichter, Johannes Baader en John Heartfield. Zij werden veroordeeld wegens belediging van het leger, pornografische ondermijning van de burgerlijke moraal en godslastering. De zinloosheid van het dadaïsme als de ontkenning van de heersende burgerlijke cultuur en als afwijzing van culturele instituties kon echter alleen maar bestaan in een tijd waarin deze ontkenning als provocatie werd gezien. dada gaf haar daardoor een destructieve 'zin'. In de jaren twintig echter werd dada meer en meer een erkende kunstvorm, waardoor het einde van de eigenlijke beweging al snel volgde. Het dadaïsme werd in 1922 op een congres voor dadaïsten en constructivisten door Tristan Tzara dood verklaard. Dada hief zichzelf op om aan de institutionalisering te ontkomen.

Schwitters bleef na de doodverklaring van Dada trouw aan zijn uitgangspunten. Hij werkte samen met Theo van Doesburg aan de Dada-veldtocht, een reeks DADA-avonden door Nederland in 1923. Van Doesburg hield een lezing, Wat is Dada?, terwijl hij geregeld werd onderbroken door geblaf uit de zaal, afkomstig van de Duitse Kurt Schwitters. Kurt Schwitters las gedichten voor, Huszar trad op met zijn Mechanische dansfiguur en Nelly van Doesburg speelde piano. Verdere dada-activiteiten ontplooide Schwitters tijdens zijn verblijven in Drachten waar hij met Evert en Thijs Rinsema, bekenden van Theo van Doesburg, vriendschappelijke banden onderhield.