Lloyd (Goliath, Hansa-Lloyd, Lloyd Maschinenfabrik G.m.b.H) 1906 - 1961

bouwde een elektrische auto in licentie van het Franse merk Krieger, vanaf 1908 ook een door een benzinemotor aangedreven auto. Ondanks de kwaliteit bleef succes uit en fuseerde Lloyd in 1914 met Hansa om Hansa-Lloyd te vor-men. Vanaf dat moment werden de Lloyds verkocht als Hansa-Lloyd. De fab-riek werd overgenomen door Borgward in 1929. In 1949 besloot Borgward de naam Lloyd weer te gebruiken voor een serie dwergauto's. Daartoe werd de Lloyd Maschinenfabrik G.m.b.H. opgericht, die in Bremen op het fabrieksterrein van Goliath kwam te staan. De eerste auto, de Lloyd LP300, kreeg in Duitsland de bijnaam Leuko-plast Bomber, alsof hij met Leukoplast kleefpleisters aan elkaar was geplakt.

Deze auto, uit-gerust met een 300cc motor, had namelijk aanvankelijk een carrosserie van kunstleer. De wagen was ook iets langer geworden, 24 centimeter zowaar, en dat zorgde voor wat bagageruimte achterin. Met zijn voorwielaandrijving reed de auto ook bepaald niet slecht. Afgeleide versies waren een cabrio-limousine, met volledig openende stoffen kap en een erg aardige Kombi die veel ruimte voor zijn geld bood. Maar helemaal goedkoop waren die Lloyds ook niet. Je was er toch al snel vijf mille in guldens aan kwijt en dat was anno 1955 best een hoop centen. Een VW Kever kostte vrijwel hetzelfde en leverde dan toch wat meer ruimte en vermogen. Toch ging de productie van de Alexander nog door tot en met 1961. Toen viel het doek. Maar niet nadat er een paar honderdduizend van deze kleine wagens waren gebouwd. Zijn het gewilde klassiekers? Naar de prijzen te oordelen wel. Een Lloyd van dit type in goede staat doet echt iets van vijf tot vijftien mille in Euro’s. En dat is veel geld voor een relatief klein wagentje. Maar je valt er wel mee op…

Die werd langzamerhand vervangen door een volledig stalen carrosserie. In 1959 werd de Lloyd Arabella geïntroduceerd. Op elke geproduceerde auto leed de fabriek verlies. Na korte tijd bleek er een fout in de auto te zitten, waardoor de Arabella, die toch al met verlies werd gemaakt, moest worden gerepareerd door de fabriek. Hierdoor kreeg de merknaam een flinke deuk. In 1961 ging het Borgward concern ten onder, waardoor ook de Lloyd niet meer geproduceerd werd.


Borgward 1939 tot 1963

Aanvankelijk bouwde Borgward zijn auto's alleen onder de naam Goliath, later ook onder de namen Hansa en Lloyd (bedrijven die hij overnam), en vanaf 1939 bouwde hij ook onder eigen naam. De eerste Borgward was de Borgward 2300. De bekendste en meest populaire Borgward was de Borgward Isabella. In 1961 ging de Borgward-groep spectaculair ten onder. De Amerikaanse importeur ging failliet, waardoor Borgward met een overschot kwam te zitten. Het bedrijf had in 1960 30 miljoen DM moeten lenen, waar de senaat van Bremen borg voor stond. Het gerucht ging dat het hier een samenzwering betrof tussen de Deutsche Bank en Mercedes-Benz, maar bewijs hiervoor is nooit gevonden. Op 4 februari 1961 werd Carl Borgward voor de keus gesteld: in surseance gaan, of alle eigen-dom van de Borgward-groep overdragen aan Bremen. Borgward koos voor het laatste. In 1965 publiceerde Der Spiegel dat het bedrijf nooit failliet had hoeven gaan. Volgens de huidige maatstaven was hetook geen echt faillissement, omdat alle schuld-eisers netjes werden betaald. Tegenwoordig worden in de voormalige fabriek van Borgward auto's van Mercedes-Benz gemaakt. Christian Borgward, de kleinzoon van de oprichter, wil het merk nieuw leven inblazen.

Größter Verkaufserfolg in der Mittelklasse wurde die 1954 vorgestellte Borgward Isabella (60 PS, 135 km/h, 1500 cm³ Hubraum), die, alle Ausführungen zusammengerechnet, 202.862 Mal gebaut wurde. Als TS-Version mit 75 PS erreichte die Isabella Fahrleistungen der damaligen Sportwagen. Die Isabella war insbesondere als Coupéeiner der deutschen Traumwagen der Wirtschaftswunderzeit schlechthin. Sie war mit zahlreichen anfänglichen Mängeln behaftet; erst drei Jahre nach Serienbeginn galt sie als ausgereift. Sie wurde bis 1962 gebaut. Das Karosseriebauunternehmen Deutsch in Köln baute die Isabella zu eleganten und heute begehrten Cabriolets um.

Der Chef bestimmte die Gestaltung fast aller Automodelle bis ins Detail mit. Weitere Modelle unterhalb der Isabella waren der Alexander und die Arabella, in der Oberklasse der P 100. Die Arabella litt in der Anfangszeit wie viele andere Borgward-Modelle unter erheblichen Qualitätsmängeln, die das Image der Marke ungünstig beeinflussten.

Die ersten Wagen dieses Modells mussten mit einem Finanzaufwand von insgesamt rund 1.000.000 DM im Werk nachgebessert werden. Später stellte sich heraus, dass der Preis der Arabella zu knapp kalkuliert war, jedes gefertigte Standardmodell brachte dem Unternehmen mehrere Hundert Mark Verlust ein, obwohl der ohnehin wenig attraktive Preis von rund 5.200 DM über dem etwa gleich großen DKW Junior mit etwa 4.800 DM und dem VW Export mit 4.600 DM lag.