Na de dood van André Citroën en de overname van het bedrijf door bandenfabrikant Michelin besloot de nieuwe leiding van autofabrikant Citroën in 1935 een kleine auto te ontwikkelen die geschikt diende te zijn voor het ruige Franse platteland: de TPV, oftewel Toute Petite Voiture. Projectleider en stuwende kracht Pierre-Jules Boulangeromschreef het doel als 'een paraplu op vier wielen'. Op basis van marktonderzoek werd besloten dat het een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen kon vervoeren of een vat met 50 liter wijn. Ook gaat het verhaal dat het de mogelijkheid moest bieden om een schaap in de auto mee te nemen. De auto moest hierbij zo comfortabel zijn dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Overige eisen waren dat de auto vooral zuinig, betrouwbaar, goedkoop en eenvoudig te bedienen moest zijn: een boerin moest ermee naar de markt kunnen rijden. Ook moest de boer, met zijn zondagse hoed op, er in passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Het uiterlijk van de wagen werd niet belangrijk geacht.

De 2CV (Frans: Deux chevaux) is een auto van de Franse autofabrikant Citroën. De afkorting staat voor 'Deux Chevaux Vapeur', wat twee paardenkracht betekent, een maat voor het vermogen en voor de berekening van de Franse wegenbelasting. De serieproductie van de 2CV liep van juli 1949 tot en met juli 1990. In die periode zijn er 5.144.966 van gebouwd, waarvan 3.898.631 2CV eenden en 1.246.335 2CV besteleenden; dit aantal stijgt tot bijna negen miljoen wanneer de zustermodellen Dyane, Ami, Méhari en FAFworden meegeteld. Het uiterlijk van de 2CV werd, net als dat van de Citroën ID/DS en de Traction Avant, ontworpen door Flaminio Bertoni. Op basis van de 2CV werden verschillende kitcars gebouwd, onder andere van Burton, Cygnus, Deauville, Le Patron, Lomax, Voglietta, Hoffmann en Vanclee

Oorspronkelijk plaatste men uit besparingsoverwegingen slechts één koplamp. Nadat echter een prototype tijdens een proefrit werd aangereden, omdat de tegenligger dacht met een motorfiets te maken te hebben, werd het model wél voorzien van twee koplampen.

Er werd een auto ontwikkeld die aan het merendeel van die eisen voldeed, maar hij was zeker nog niet klaar voor productie. Citroën was van plan een prototype van de auto te presenteren op de Salon d'Automobile van oktober 1939, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd de Salon afgelast.

Na de oorlog, en na grondige verandering van het oorspronkelijke ontwerp, werd de auto op donderdag 7 oktober 1948 tijdens de Autosalon van Parijs aan pers en publiek voorgesteld. Een journalist zou het wagentje "het lelijke eendje" hebben genoemd, deze benaming is in het nederlands een geuzennaam geworden.