Promotie
Gemeentebestuur Niel
14 september 1997 (open monumentendag)
Raadzaal, gemeentehuis Niel
Inleiding door Victor Van Dyck
Sfeerfoto
Sfeerfoto
Brochure van de tentoonstelling
Inleiding door Victor Van Dyck
Promotie
Promotie
GEMEENTEHUIS (20 h 30)
Voor de tentoonstelling, hier in de raadzaal van het gemeentehuis, hebben we de beeldhouwer Maurice Pelgrims uitgenodigd, enerzijds omdat het pleeg van een kustwerk steeds gepaard gaat met geestelijke én fysieke arbeid en anderzijds omdat onze kunstenaar in zijn repertorium graag de mens centraal stelt.
Bij het binnenkomen heeft U al een eerste blik kunnen werpen op de kunstwerken en al de sfeer kunnen proeven die de beeldhouwwerken oproepen. Maar wie is de kunstenaar, wie is de mens achter deze werken? Beeldhouwer Maurice Pelgrims.
Maurice Pelgrims werd geboren te Baal bij Aarschot op 9 september 1941. We gaan hier niet flauw doen en uitrekenen hoe "oud" hij wel is. Maurice is en voelt zich jong, hoe kan het ook anders: als onderwijzer houdt hij van kinderen. Hij doorliep de Rijksnormaalschool te Laken, waar hij als onderwijzer afstudeerde. Van groot belang is het feit dat zijn medestudenten hem toen in de omgang "Pelle" noemden, een naam waarmee hij later zijn kunstwerken zou signeren.
In een vorig leven was hij dus onderwijzer van het vijfde studiejaar in de Rijksbasisschool te Bornem. In zijn vrije tijd – en de mensen uit het onderwijs hebben veel vrije tijd? – Men kan als leraar burgemeester worden, of voorzitter van een cultuurraad, kom dit was maar een grapje…
Kortom Maurice begon als autodidact te schilderen en te beeldhouwen en werd later lid van het Vlaams Kunstenaarsverbond. Van 1965 tot 1972 wierp hij zich op het schilderen om in 1973 over te schakelen op beeldhouwwerk. Zijn geliefkoosd materiaal is vooral oude eik, meestal uit oude balken van afgebroken woningen. In zijn huidige leven – Maurice is ondertussen al grootvader – is hij op professioneel vlak op rust en heeft hij als dusdanig tijd zat om te "kappen".
Maurice verzorgde tijdens zijn carrière talrijke tentoonstellingen onder meer in: Willebroek, Turnhout, Breendonk, Kapelle-op-den-Bos, Antwerpen, Deurne, Borgerhout, Tisselt, Ruisbroek, Puurs, Brussel, Leuven, Mariekerke, Niel, Bornem en nog tal van andere plaatsen.
Maurice werkt dus met hout, bij voorkeur met hard eikenhout, dat hij her en der verzamelt uit afbraak of afval bij restauratiewerken. Andere houtsoorten zijn ook welkom, zolang ze maar hard genoeg zijn om in te kappen. De keuze van de grondstof legt wel een beperking op in zijn werken: balken laten alleen langwerpige vormen toe en bovendien verkiest Maurice zijn werken te maken uit één stuk.
De rest, dus het maken van een beeld, is vrij simpel beweert de beeldhouwer. Als Maurice een stuk balk in ogenschouw neemt dan ziet zijn scherp kunstenaarsoog wat er in de verweerde balk verborgen zit: een figuur, een vrouw, een kind, een man, een drama, Christus... De kunstenaar moet alleen hetgeen jarenlang in het hout verborgen zat weer tevoorschijn toveren. Alleen, het is geen toverij, het is werken en zwoegen om de schat uit de balk te halen. Maurice gaat dan behoedzaam, stukje bij beetje, de overbodige spaanders wegkappen met hamer, fijne en grove beitels, tot het beeld dat hij erin zag inzitten te bevrijden.
En in elk stuk ruwe materie zit een beeld, zoveel is zeker voor Maurice.
Elke creatie – of is het bevrijding? – begint steevast met een bemonstering van het hout waarmee Maurice gaat werken. Tussen de barsten, het spek d.i. het zachte hout dat nogal gemakkelijk is aangetast door "memel", zo noemen we dat te Niel, de "weren" nog een ander Niels woord, en de draad van het hout gaat de kunstenaar op zoek naar het geheim, of is het de ziel (?), van dit schijnbare dode hout. Maurice voelt of ziet wat er al eeuwen in verborgen zit.
Als hij "het" heeft ontdekt, tekent hij met ruwe krijtstrepen de grove vormen van zijn beeld op de balk. De geestelijke arbeid lijkt nu achter de rug en nu kunnen de spieren beginnen te werken. Eerst gaat hij de grove stukken wegkappen, zodat het beeld uit zijn geest al een beetje materiële gestalte krijgt.
Als alles mee zit, d.w.z. als zijn kunstenaars oog goed gekeken heeft, kan hij nu verder werken. Houdt de Muze hem echter voor het lapje door niet duidelijk genoeg te communiceren, dan komt daar bijvoorbeeld een fameuze "weer" of knoest tevoorschijn, en dan nog wel vlak in het gelaat of oog van het beeld. Wij leken onder elkaar zouden zoiets tegenslag noemen, zo niet Maurice. Hij moet dan zijn kunstenaarsogen opnieuw laten kijken om dan de oplossing van zijn zoektocht te vinden: het beeld moest gewoon de andere kant opkijken om zodoende zijn of haar ongeschonden gelaat te tonen.
Het beeld kan nu verder worden “afgebeeld” met steeds fijner gereedschap totdat het helemaal is tevoorschijn gekomen. Schuurpapier en boenwas doen het beeld blozen van gezondheid en dan krijgt het een plaats in zijn galerij. Het is zijn geesteskind, en dat blijft ook zo, zelfs nadat het na verkoop verhuisd is naar een andere familie. Hij blijft aan zijn werk gehecht.
U zal zich afvragen, als Maurice inderdaad kan ontdekken wat reeds van te voren in het stuk balk gevangen zit, hoe kan hij dan een eigen stijl creëren? Want eigenlijk zou volgens deze redenering door iedere kunstenaar hetzelfde beeld uit het hout gekapt worden. Laat dit dan het mysterie of het voorrecht wezen van een kunstenaar die op zijn manier, volgens zijn visie en vooral volgens zijn aanvoelen dit verborgen geheim in de materie naar buiten weet te brengen. Maurice, hoe kan het ook anders, heeft zijn eigen stijl. Hij drukt zich uit op een manier zoals zijn kunstenaarsziel het aanvoelt: schalks, ernstig, speels, liefdevol, bewonderend, stout, gelaten, slagvaardig, preuts, trots, triomfantelijk…
Elk beeld – Maurice is een overwegend figuratief beeldhouwer – straalt iets uit, op een directere manier. Ik zou bijna durven zeggen op zijn Brabants. En daar betrek ik ook dit Brabantse bier bij dat sommige van zijn figuren en de beeldhouwer zelf op tijd en stond bekoort. Maurice is dus een aangenaam kunstenaar die met mensen weet om te gaan en dat joviale ook in zijn werken laat aanvoelen.
Moeten we Maurice Pelgrims in een welbepaalde stijl of stroming onder brengen? Moet dat echt? We zouden hem kunnen typeren met te verwijzen naar het gebalde en strakke expressionisme. Of is het eerder expressionistisch-satirisch?
Eigenlijk loopt het hier een beetje fout: wil de kunstenaar dat wel, zo maar een schuifje om zijn stijl, om zijn aanvoelen in te sorteren? Daar is Maurice veel te spontaan voor. Hij is zoals hij zich voordoet en zijn beelden kapt. Hij wil gewoon zichzelf zijn en op zijn manier een beeld brengen dat ontroert, dat een emotie uitdrukt, dat gewoon mooi is in al zijn eenvoud en directheid. Maurice houdt van de mensen en van eenvoudige en ongecompliceerde figuren die hij graag uit het hout wil kappen.
Als wij dat ook ervaren in een werk van Maurice, en we worden op dezelfde manier getroffen als op het moment dat de kunstenaar het "geheim" in het stuk ruwe materie ontdekte, wel dan begrijpen we de kunstenaar. Dan worden we vrienden, dan houden we van Maurice en zijn werk, dan genieten we van dezelfde schoonheid.
Ik wens u allen nog mooie momenten bij de kunstenaar én zijn werken en wens Maurice zelf nog een vruchtbare kunstenaarsloopbaan. Met dezen verklaar ik de tentoonstelling "De mensen en hun werken" voor geopend.
Niel, september 1997, Van Dyck Victor
Inleiding door Victor Van Dyck