Vrijheid van meningsuiting

Na de aanslagen op Charlie Hebdo in Parijs (januari 2015), heb ik geworsteld met de vraag:
"Wat vind ik nu eigenlijk van die cartoons?"
Die gedachten en meningsvorming heb ik voor mijzelf op papier gezet. Nu ook voor jullie te lezen.

Vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder controle vooraf door de staat. De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Zo zijn belediging en smaad strafbaar.

Belangrijk is de eerste zin van deze definitie. Je mag een overtuiging kenbaar maken. Dus uitkomen voor iets wat je vindt. Je bent ergens vóór of je bent ergens tégen. En dat mag je zeggen. Altijd en overal.

Valt hetgeen dat in een krant als Charlie Hebdo wordt afgedrukt onder die vrijheid? Dat is een vraag die mij de afgelopen dagen heeft beziggehouden. En eerlijkgezegd heb ik mijn twijfels.

Uiteraard mag elk in een cartoon gevat standpunt op zichzelf worden verteld. Dat is immers de vrijheid van meningsuiting.

Het is de manier waaróp het standpunt wordt benadrukt of bekrachtigd, wat mij aan het denken zet.

Laat ik mij eens proberen te verplaatsen in de gedachten van een Moslim. Die gelooft in Allah, leest de Koran en bezoekt de moskee. Met de Ieer van de Islam in zijn bagage doet hij zijn best om van de wereld een betere wereld te maken. Hij heeft eerbied voor zijn god en leeft naar de regels van zijn geloof. Daarbij is hij goed voor zijn naasten, ongeacht afkomst of overtuiging. In mijn beleving is dat een Moslim. Hij respecteert dat anderen anders zijn en anders of geheel niet geloven. Hij verwacht en hoopt in zijn geloofsbeleiding met respect te worden benaderd.

Zelf geloof ik niet in een hogere macht, maar ik heb wel een christenlijke opvoeding gehad. Het verplaatsen in de gedachten van een Christen gaat mij dus makkelijker af: Die gelooft in God, leest de bijbel en bezoekt de kerk. Met de leer van het Christendom in zijn bagage doet hij zijn best om van de wereld een betere wereld te maken. Hij heeft eerbied voor zijn god en leeft naar de regels van zijn geloof. Daarbij is hij goed voor zijn naasten, ongeacht afkomst of overtuiging. In mijn beleving is dat een Christen. Hij respecteert dat anderen anders zijn en anders of geheel niet geloven. Hij verwacht en hoopt in zijn geloofsbeleiding met respect te worden benaderd.

Na mij in beide gedachten te hebben verplaatst is mijn stellige overtuiging dat elke Christen en elke Moslim met afschuw zal kijken naar terreurdaden. Zoals ook elke Christen en Moslim met afschuw kennisneemt van verkrachtingen, kindermishandelingen, gewelddadige overvallen en moorden.
Dat is zodanig evident dat het onnodig is om, ingeval het zich voordoet, je daar nadrukkelijk tegen te hoeven uitspreken. Het mag uiteraard wél. Maar mij vertel je daarmee niets nieuws.

Terug naar de cartoons van Charlie Hebdo: Ik weet uit eigen waarnemingen dat een afwijkend standpunt over iets dat voor een ander méér betekent dan een mening, ook méér bij diegene losmaakt. Kritiek op het gedrag van je eigen zoon wordt doorgaans minder makkelijk geaccepteerd dat kritiek op het gedrag van de buurjongen. Identiek gedrag en identieke kritiek maken verschillende gevoelens in je los. Ik vind dat wel begrijpelijk. Er wordt kritiek geleverd op een persoon waarmee je een emotionele band hebt. Een verbinding die onvoorwaardelijk is.

Een onvoorwaardelijkheid die maakt dat de objectiviteit in de waarnemingen niet meer 100% is.

Ook dat vind ik wel begrijpelijk. Menige vriendschap tussen ouderparen is verbroken doordat men zich kritisch uitliet over kinderen van de ander.

Er zijn meer zaken dan de eigen kinderen waarvoor geldt dat een afwijkend standpunt, in emotionele zin, méér kan losmaken. Het geloof dat iemand aanhangt is er daar zeker één van.

Iedereen kan waarnemen dat er binnen het Christendom en de Islam grote verschillen zijn in de wijze waarop uiting aan het geloof wordt gegeven. En in de manier waarop het geloof wordt beleden.

Van orthodox tot vrijdenkend. Van passief tot actief. Verschillen genoeg aan te wijzen. Deze zijn heel goed zichtbaar in de manier waarop het geloof wordt beleden of de mate waarin de regels uit de Bijbel of de Koran worden geïnterpreteerd en nageleefd.

Veelal zijn deze cultureel/opvoedkundig/regionaal bepaald. Dat geldt ook voor de mate waarin gelovigen zich in emotionele zin aan hun geloof hebben verbonden.

Eerder schreef ik dat kritiek op iets waarmee je emotioneel verbonden bent, lastiger te verdragen is. Het uiten van een afwijkende mening over de religie van een ander kan dus bij die ander een emotionele reactie oproepen. Iemand die het geloof niet aanhangt of begrijpt zal, objectief gezien, die emotie niet op zijn plaats vinden. Waarom zou je je druk maken over de kritiek op de buurjongen? Besef dan, dat het de buren zijn die kritiek horen. Kritiek op hun kind. En besef dat die kritiek door hen anders wordt beleefd dan door jou of ieder ander.

Laten we dus ook begrijpen dat een afwijkende mening over iemands geloof een emotionele reactie kan oproepen.

Moeten we dan stoppen met het geven van onze mening als het een religie betreft? Mijn antwoord op die vraag is: nee, vanzelfsprekend niet. De vrijheid van meningsuiting is er voor iedereen.

Zitten we dan vast? Nee, ook niet. Zeer zeker niet. De oplossingsrichting kan worden gevonden in de wijze waaróp we de mening aan elkaar kenbaar maken.

Ik zal een voorbeeld geven vanuit mijn eigen privésituatie: Enkele van mijn beste vrienden wonen in een orthodox christelijke regio binnen de ‘biblebelt’. Er zijn tal van onderwerpen waarover wij van mening verschillen. Als voorbeeld een niet-religieus issue: Ik vind dat in de private sector de salarissen van topbestuurders niet behoeven te worden gemaximeerd. Eén van de genoemde vrienden vindt dat een maximum wel een goed idee is. Twee meningen. Prima!

In een gesprek met hem kan ik zeggen: “Die directeuren hebben het bedrijf met eigen handen opgebouwd en bieden duizenden mensen een werkplek. Ik gun hun de winst uit het eigen bedrijf wel.” Ik heb daarmee een punt gemaakt en mijn vriend kan daarop reageren. Leuk, prima …. een discussie.

Maar als ik mijn woorden anders kies? Wat als ik zeg: “Die directeuren hebben godverdomme het bedrijf met eigen handen ……”. Wat gebeurt er dan? Gaat mijn vriend op dezelfde manier reageren als in de eerste situatie? Hebben we daarna nog steeds een leuke discussie? Ik denk het niet.

Ik heb iets losgemaakt dat voor het onderwerp van gesprek niet relevant is. Ik heb hem zijdelings en onbedoeld geraakt op een manier die emoties bij hem losmaakt. Zijdelings en onbedoeld, maar ook onnodig. Mijn mening is in de eerste uitspraak niet anders dan in de tweede.

Wellicht dat ik denk dat ik mijn mening meer kracht kan bijzetten door er een krachtterm doorheen te gooien. Dan zou ik dus denken dat ik mijn vriend daardoor eerder zou kunnen overtuigen van mijn mening. Het tegendeel is waar. Door hem te respecteren in zijn beleving van zijn geloof, blijf ik met hem in gesprek over een issue waarover we het niet eens zijn.

Mijn standpunt meer kracht bijzetten door een provocatie brengt ons op het punt van de topsalarissen niet nader tot elkaar. Het tegendeel is waar. De afstand tussen ons groeit.

Ook ten aanzien van de cartoons van Charlie Hebdo wil ik twee voorbeelden gebruiken. Beide voorbeelden hebben betrekking op een afkeurende mening ten aanzien van het betrekken van kleine kinderen bij een religie.


De mening is dat je kinderen moet vrijwaren van een eenzijdige religieuze opvoeding. Kinderen moeten worden geïnformeerd over de belangrijkste in de wereld bestaande religies. Op enig moment maakt iedereen daarin een persoonlijke keuze over het wel of niet gaan aanhangen van een religie. Uiteraard mag iedereen het hier mee eens of oneens zijn. Voor dit artikel is dat niet relevant.

Ik denk dat ik hierover binnen het Christendom en de Islam met vrijwel iedereen op een normale manier van gedachten zou kunnen wisselen. Net zoals ik met mijn vriend op een normale manier over de topsalarissen kan spreken.

Maar wat zou er gebeuren als bij dat gesprek de volgende cartoons op tafel zouden komen:

Een cartoon waarop God, Jezus en de Heilige Geest zijn afgebeeld. Zij staan bij wijze van de doop gedrieën over een baby heen te piesen. Ter illustratie dat de doop op jonge leeftijd valt af te keuren en wordt gezien als het begin van een indoctrinatie.

Een cartoon waarop Mohammed is afgebeeld als een slager. Hij besnijdt een klein jongetje met waarbij hij een bloeddorstige blik trekt en het kwijl uit zijn mond loopt. Ter illustratie dat besnijdenis bij kinderen valt af te keuren en dat zij daar op latere leeftijd zelf een keuze in kunnen maken.

Beide cartoons zullen de Christen of Moslim kwetsen. Beide cartoons zijn overbodig omdat de mening ook kan respectvol kan worden verteld. Beide cartoons zullen door degenen die zich niet gekwetst voelen wellicht grappig worden gevonden, maar dragen niet bij aan een goed gesprek over de doop of de besnijdenis.

Het brengt de meningen niet bij elkaar. Dus dát kan het doel van de cartoonist niet zijn geweest.
De cartoons zijn evenmin informatief. Wat overblijft is de lach.

De lach om een voor anderen kwetsende afbeelding.