c. s.s. Kelbergen 1940-1942

Konvooivaren met het vrachtschip Kelbergen van 2 maart 1940 tot 20 oktober 1942

Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog begon monsterde Willem Pop op 2 maart 1940 aan als derde stuurman op het stoomschip “Kelbergen” van de Zuid Hollandse Scheepvaart Maatschappij Furness, Rotterdam. De kapitein van de “Kelbergen” was H. Stobbe.

De “Kelbergen” vertrok van Rotterdam naar Bahia Blanca in Argentinië. Op 6 april 1940 vertrok men uit Bahia Blanca met een lading graan naar Rotterdam. I.v.m. het uitbreken van de oorlog werd Rotterdam niet meer aangedaan, maar ging men eerst naar Downs en Weymouth in Zuid-Engeland. Na vertrek uit Weymouth deed men Boulogne en Brest in Frankrijk aan op resp. 10 en 12 mei 1940. Na vertrek op 31 mei kwam men op 1 juni weer aan in Falmouth.

s.s. Kelbergen 1942

Op 14 mei 1940 kwam Pieter Pop, geboren 12-6-1911, de broer van Willem Pop om toen de sleepboot de "Noordzee" (BV 34) op voornoemde datum bij Zoutelande op een mijn is gevaren en gezonken.

Gedenksteen met o.a. de naam van Pieter Pop

Begin juni 1940 werd de “Kelbergen” in Weymouth voorzien van een voorlopige degaussing (demagnetiseringskabel) teneinde het schip immuun te maken voor magnetische mijnen. Ook werd het schip voorzien van 1 Lewis geweer en Hotskiss machinegeweren.

Op het achterschip werd een klein kanon geplaatst. Ook werd de brug versterkt met stalen platen.

Op 26 juli 1940 vertrok de sleepboot “Dexterous” in konvooi naar Amerika en Canada en op 28 augustus vertrok de “Kelbergen” weer met een lading schroot met 23 andere schepen in konvooi HX 69 van Halifax naar Engeland. De volgende dag had het konvooi vliegtuigbescherming. Op 30 augustus sloten 9 schepen vanuit Sydney en op 1 september 15 schepen uit Bermuda zich aan bij het konvooi. De lokale escorte werd verzorgd door HMC “Assiniboine” en HMCS “French”. Op 2 en 3 september had het konvooi met zware N.W.-storm te kampen. Op de Atlantic werd men vanaf 8 september door HMS “Alaunia” geëscorteerd. Op 9 september sloten nog eens 7 escorteschepen aan bij het konvooi waaronder HMS “Arrow”. HMS “Arrow” pikte op 10 september overlevenden op van het Griekse s.s. “Poseidon” dat 48 uur eerder werd getorpedeerd. Het konvooi had tijdens de overtocht geen verliezen geleden.

Op 13 september 1940 was de “Kelbergen” weer terug in Methil in Engeland.

Commodore J.S.M. Ritchie die het bevel voerde over het konvooi en meevoer op het Nederlandse s.s. “Ulysses” schreef o.a. in zijn verslag:

Aug. 31:

22 all day till 19:00.

Dressed ship with masthead flags Dutch ensign in honour of Queen Wilhelmina's birthday.

En over zijn verblijf aan boord van het s.s. “Ulysses” schreef hij:

Commodore's Remarks:

There was no suitable British ship leaving Halifax which had any accommodation for Commodore and staff, so it was decided to embark in s.s Ulysses (Dutch) bound for Milford Haven. Everything ran smoothly as the officers were able to talk fairly good English. They were all keen and very good navigators - all officers taking sights every day. They seemed a little casual over ship's speed and steady revolutions but after I had got the engine room to send up the average revolutions every hour there was no difficulty. The ship was very well and efficiently run. There was only one W/T operator which necessitated a W/T guard in another ship in the convoy.

De “Kelbergen” vertrok op 18 oktober naar Wabana op Bell Island om aldaar erts te laden. Op 2 november 1940 vertrok het s.s. “Kelbergen” met een lading erts uit Wabana en kwam op 4 november aan in de konvooihaven van Sydney.

Op 14 november vertrok de “Kelbergen” met konvooi HX 87 bestaande uit 31 schepen naar Engeland. Vanuit Halifax vertrokken 17 schepen en uit Sydney 14 naar Liverpool waar men 29 november aankwam. Tot 25 november werd de escorte op de Atlantische Oceaan verzorgd door HMS “Alaunia”. De lokale escorte bestond uit 3 Britse destroyers.

Op 14 december 1940 was de “Kelbergen” weer terug in de konvooihaven van Halifax en op 23 december vertrok men van Halifax met 20 schepen in konvooi SC 17 naar Cardiff waar men op 9 januari 1941 aankwam. De gemiddelde snelheid van het konvooi was 7,1 mijl. Tijdens de overtocht verloren 9 schepen contact met het konvooi. Het zicht gedurende de overtocht bedroeg niet meer dan ½ tot 1 mijl en het was slecht weer. Het konvooi werd beschermd door vier escorterende vaartuigen en af en toe enkele vliegtuigen. De escorterende vaartuigen waren HMS “Maloja”, HMS “Veteran”, de destroyer “Wolverine” (D 78) en de “Delphinium”. De commandant van het konvooi was niet tevreden over het handhaven van de posities van de schepen behorende tot het konvooi. Zo slecht had hij het nog niet meegemaakt. Er waren geen verliezen.

Van januari 1941 tot en met mei 1941 werden reizen gemaakt naar Engeland, Spanje, Las Palmas, West-Afrika, Schotland en Engeland .

Op 9 april 1941 had Willem Pop te Freetown in Sierra Leone nog een ontmoeting met kapitein B.C. Weltevreden (Ome Ben) en de andere bemanningsleden van de sleepboot “Hudson” die langszij de “Kelbergen” afgemeerd lag.Op 22-7-1941 voegde de “Kelbergen” zich in Oban in Schotland bij een konvooi richting Cuba en Canada. Op 20-10-1941 was men weer terug in Engeland en op 17-11-1941 vertrok men in konvooi naar Zuid-Amerika.Op 25 december 1941 kwam de “Kelbergen” aan te Buenos Aires in Zuid-Amerika om aldaar een lading kolen te lossen. Daarna ging het schip in droogdok om stormschade te repareren. Tevens werden geschutstorens gebouwd op de onderbrug. Er was sprake van zeer warm weer.Hierna vertrok men met een lading cement uit Buenos Aires om via de Straat van Magallanes naar Chili te varen. In de Straat van Magallanes werd een nacht geankerd i.v.m. stormweer met regen, hagel en felle koude. Met kano's kwamen zeer armoedige Indianen aan boord. De wateren voor de oostkust van de Verenigde Staten en West-Indië hadden tot januari 1942 niet veel van de oorlog bespeurd, totdat in die maand de eerste onderzeeboten voor de Amerikaanse oostkust verschenen. De Verenigde Staten waren toen net in de oorlog betrokken; de konvooien waren nog niet georganiseerd en ook de bescherming daarvan was nog niet voorhanden zodat de Duitse onderzeeboten hier konden huishouden als wolven in een schaapskooi. Het duurde niet lang of deze onderzeeboten kwamen ook naar het zuiden afzakken en verschenen in de wateren van Midden-Amerika en de West-Indische eilanden.

In de periode januari t/m maart 1942 werd met het s.s. “Kelbergen” vracht vervoerd naar Chili, Midden-Amerika, Jamaica en Canada. Op 5 april 1942 vertrok men in konvooi SC 78 van Halifax. Tijdens stormweer bij Cape Race werden een motorboot en 3 reddingsboten weggeslagen. Er was veel stormschade aan dek. Door de storm moest het konvooi uit elkaar stomen. De kapitein besloot om naar de dichtstbijzijnde haven te varen om nieuwe reddingsboten aan te schaffen.

Het s.s. Kelbergen in stormweer

s.s. Kelbergen

Op 21 juni 1942 was alles weer gerepareerd en vertrok men in konvooi (W)SC 88 vanuit Saint John’s op New Foundland.

Het konvooi bestond uit 33 schepen waarvan er 3 het contact met het konvooi in de mist verloren. Deze 3 schepen plus nog een schip met dat machineproblemen had keerden terug naar Sydney en werden ingedeeld in konvooi SC 89. Konvooi SC 88 kende geen verliezen. Op 2 juli kwam de “Kelbergen” aan in Loch Ewe de Schotse konvooihaven, op 4 juli kwam men in Methil aan en op 7 juli in Londen.

Dat de “Kelbergen” de oorlogstijd ongeschonden is doorgekomen mag als een wonder worden beschouwd. Het schip dat in 1914 werd gebouwd was bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al 26 jaar oud, in zeer slechte conditie en behoorde tot de langzaamste schepen in de konvooien.. Tijdens een van de reizen bij stormachtig weer knapten er een aantal doorgeroeste spanten op de plaats waar de scheepswand en de fundering van de machine – diep onder de waterlijn – samenkomen. Je zag de scheepswand bij iedere beweging van het schip meebewegen en naar binnen en naar buiten golven. De klinknagels in de platen begonnen af te breken en het water spoot weldra op veel plaatsen uit de ontstane lekken. De bemanning probeerde de wand te schoren en de gaten zo snel mogelijk te dichten met houten proppen en visnagels. De proppen vlogen er soms nog sneller uit dan ze erin werden geslagen. Het weer verslechterde nog steeds en voor het voortbestaan van schip en bemanning werd gevreesd. Uiteindelijk nam de storm wat af maar bij het aanbreken van de dag bleek de “Kelbergen” het konvooi kwijt te zijn. De “Kelbergen’ voer langzaam richting New Foundland en verdaagde eerst in een groot veld drijfijs en later in een dikke mist. Na het optrekken van de mist voer men korte tijd later St. John’s op New Foundland binnen waar het schip werd gerepareerd.