Zeesleepvaart Maassluis
De sleepboot Hudson en de ramp met de Ulster Duke van 1 maart tot 22 april 1951
De sleepboot “Hudson” met kapitein Vos en stuurman Pop vertrok op 1 maart 1951 uit de haven van Maassluis. De opdracht was om in Birkenhead in Engeland een voor de sloop bestemd passagiersschip, de “Ulster Duke” (2000 ton) op te halen en dit schip naar Spezia in Italië te slepen. Op 5 maart vertrok de “Hudson” met haar sleep uit Birkenhead. Van de vijf runners aan boord van de “Ulster Duke” was M.F. Stolk de chef-runner. Naar spoedig zou blijken zou deze reis een dramatisch verloop kennen en een zwarte bladzijde worden in de geschiedenis van L. Smit & Co. Hoewel het weer aanvankelijk goed was bleek dat van tijdelijke aard te zijn. In de Golf van Biscaye kreeg men te maken met hevige stormen en in de nacht van 12 op 13 maart brak de sleepverbinding tussen de “Hudson” en de “Ulster Duke” ongeveer 60 mijl ten westen van Kaap Finistère. ’s Morgens werd de sleepverbinding met veel moeite hersteld en kapitein Vos was van plan koers te zetten richting Corcubion teneinde aldaar beter weer af te wachten..
Voor de “Hudson” kans zag met haar sleep de veilige baai binnen te lopen brak de sleeptros voor de tweede maal en nu met fatale gevolgen. De “Ulster Duke” strandde weldra op de rotsen van Bafadoiro waar ze lek stootte en spoedig zonk. De runners van de “Ulster Duke” zagen zich genoodzaakt ieder een reddingvlot te grijpen en overboord te springen. Vier van de vijf runners kwamen hierbij door verdrinking om het leven. Alleen de chef-runner Stolk, de enige die gehuwd was, overleefde de ramp. Volgens hem heeft de “Ulster Duke” driemaal op de rotsen gestoten en is daarna snel gezonken.
De Ulster Duke in de problemen
Kapitein Bertelli, de vertegenwoordiger van de koper van de “Ulster Duke”, was eveneens op de sleep aanwezig en ook hij overleefde dit drama niet. Zijn lichaam spoelde aan bij Corcubion. Enige dagen later werd hij in Corcubion ter aarde besteld. De lichamen van de runners J.C. Steutel (28 jaar) en J. Wielaard (20 jaar) werden gevonden bij de vuurtoren van Finistère. Steutel en Wielaard werden in aanwezigheid van de bemanning van de “Hudson” in het dorpje Finistère onder belangstelling van de gehele bevolking van het kleine Spaanse dorpje begraven. Runner A. Ligthart (50 jaar) werd later op zaterdag gevonden en op zondag door de bemanning van de “Hudson” begraven. Het lichaam van runner G. van Veen (28 jaar) werd niet gevonden.
Aanvankelijk was men van plan de stoffelijke overschotten met de sleepboot “Hudson” mee naar Nederland te nemen, maar hier werd toch vanaf gezien.
Ten kantore van L. Smit & Co te Maassluis werd op 19 maart een herdenkingsplechtigheid gehouden die ook door de burgemeesters van Maassluis en Vlaardingen werd bijgewoond.
Veel vertegenwoordigers uit de scheepvaartwereld waren aanwezig bij voornoemde plechtigheid. De directie van Smit voerde het woord en ds. P. van der Vloed uit Vlaardingen besloot de bijeenkomst met de getroffen familieleden.Na de ramp met de “Ulster Duke” bleef de “Hudson” nog enige dagen te Corcubion. Het leven en ook het sleepwerk gingen echter door en dus ging de “Hudson” naar Algiers om de twee bakken van de sleepboot “Poolzee” op te pikken. Op 27 maart 1951 vertrok de “Hudson” van Algiers naar huis en kwam daar op 22 april aan. Op 2 mei 1951 monsterde stuurman Willem Pop af van de “Hudson”.
Wrak van de Ulster Duke
Nieuwsblad van het Noorden 15 maart 1951