In die tijd was het gebruikelijk om een soort van biografie te schrijven over heiligen die door hun daden een belangrijke betekenis hebben gehad binnen de kerk. De verhalen werden wat mooier voorgesteld dan ze werkelijk waren. De hoofdpersoon werd geïdealiseerd en moest in alle opzichten voorbeeldig neergezet worden voor de lezer, aangevuld met de verhalen over de wonderen die zij verrichtten. Een dergelijke biografie over een heilige wordt een ‘hagiografie’, ‘heiligenleven’ of ‘vita’ genoemd.
Lebuïnus sterft op 12 november 773. Na zijn dood worden ook zijn heldendaden opgeschreven in een drietal heiligenlevens. Eén daarvan is van Altfried, Bisschop van Munster. Hoewel Altfried eigenlijk een heiligenleven schrijft over Ludger, de ‘Vita Sancti Liudgeri’, vind hij het belangrijk genoeg om hierin ook Lebuïnus mee te verhalen. Ludger en Lebuïnus hebben elkaar immers gekend! Ludger is hierin de hoofdpersoon, hij krijgt de mooie en stichtende wonderverhalen toegedicht terwijl het verhaal van Lebuïnus in een paar verzen verteld wordt, zonder opsmuk en eigenlijk ter ondersteuning voor belangrijke gebeurtenissen in het leven van de eerbiedwaardige Ludger. Dit maakt het verhaal over Lebuïnus des te interessanter omdat over hem juist het ware verhaal wordt verteld!
De Vita Sancti Liudgeri is bewerkt door de Duitse onderzoeker Wilhelm Diekamp voor een uitgave in 1881. Delen hiervan zijn naar het Nederlands vertaald door Dirk Otten en beschreven in zijn ‘Lebuïnus, een gedreven missionaris’. Hieronder volgt de passage waarin Huilpa (Wilp) genoemd wordt. De plaats waar Lebuïnus aankomt en waar hij zijn missie start.