Odal-vormen

Rond de odal-vormen bestaat er niet echt eenduidigheid. Een aantal varianten worden al dan niet ondergebracht onder deze noemer. Een eerste aanzet tot betekenisgeving werd weergegeven in het site-deel van de metseltekens. Navolgend wordt hierover uitgewijd hoofdzakelijk op basis van de publicatie: Zinnebeelden in Nederland, ir. W.F. Van Heemskerck Düker en ir. H.J. Van Houten, Hamer, Den Haag, 1940 (?).

De naam van deze rune is in de eerste plaats bekend uit een oud handschrift, dat afkomstig is uit het klooster te Brunnweiler bij Keulen en stamt uit het jaar 988. Dit handschrift berust thans in de Vaticaanse bibliotheek onder de naam van Annales Brunwilarensis (Codex mebr. urbin 290). Dit handschrift bevat een Germaans runen-alfabet met ernaast de verklaring in latijnse letters.

Achter het teken van de beide door een lijn verbonden cirkels (zie tweede schema - nr.1) staat vermeld: odil en als klank: o. Een andere vorm komt voor op een in de Theems gevonden mes. In deze Angelsaksische runenreeks (of futhark) vindt men voor dit teken een op de punt staand vierkant, gedeeld door een naar beneden verlengde streep (2); het Angelsaksische runenlied vermeldt het teken van de enkele lus (3) en kent daaraan de naam ethel of aethil toe, terwijl tenslotte het Angelsaksische alphabet volgens het Salzburger handschrift de rechthoekig geschreven lus (4) bevat en hieraan de naam odil geeft. Ook in de van de Angelsaksische runenrij afwijkende zogenaamde lange Noorsche runenrij is er sprake van deze rechthoekig geschreven lus met de benaming óedil (4). Mogelijk vormt deze oude vorm een voorstelling van de twee uiterste zonnestanden.

Uit de runetekens kennen wij de odal in een groot aantal variaties. De grondvorm van de oude odal bestaat uit een tweetal, door een lijn verbonden cirkels. Afleidingen daarvan zijn de dubbele spiraal, de twee ruiten eveneens door een lijn verbonden en de S-vorm. Waarschijnlijk kan de wolfsangel hier ook mee in verband worden gebracht (teken rechts boven in het schema links).

De grondvorm van de nieuwe Odal is de enkelvoudige lus met rondingen of met rechte hoeken. Een afleiding hiervan zou de lus in de vorm van een 4 kunnen zijn.

De S-vormige odal wordt soms (o.a. professor Herman Wirth) in verband gebracht met afgeleide S-vormige krullen, maar ook met het motief van de zwaan. Vooral in Friesland komt het zwaanmotief veelvuldig voor vanaf de 17de eeuw op wolfseindeversieringen (in Nederland ook oeleborden genoemd).