Paard








"Frinasint"

(naar 'Florigout' - 14de E ridderroman -

Klaas Heeroma, 1962)

Paardenschedels

De plaatsing van paardenschedels op daken (of tegen gevel/tipgevel) blijkt een behoorlijk verspreid apotropaeisch fenomeen te zijn geweest. Het komt in ieder geval behoorlijk veel voor op schilderijen. Maar ook in oude volksverhalen wordt ernaar verwezen.

Clemens Trefois omschrijft het in zijn boek: Ontwikkelingsgeschiedenis van onze Landelijke Architectuur, uitgeverij Danthe, St-Niklaas, 1978, als volgt (pag. 256-257):

Tot op onze dagen is de angst voor het kwade oog, onzichtbare vijandelijke wezens, verwensingen enz. nog zeer groot. Van oudsher heeft de boer, silhouetten van gestileerde dieren als heilbrengende tekens, ter bescherming van have en goed op het dak geplaatst. De meest gebruikelijke dierenfiguren, die nu nog veel voorkomen, zijn de haan, het paard en de zwaan.

Aan de schedels van paarden werd een grote onheilafwerende kracht toegekend. Vandaar het gebruik gebleekte paardenschedels op het dakstro te plaatsen of onder den huisvloer te bergen, ofwel in de stalling of fundering in te metselen. Later werden de schedels door paardenkopsilhouetten vervangen.

Paarden- of paardenkopsilhouetten op het dak zouden de sage van twee Angel-Saksische aanvoerders, Hengist en Horsa in herinnering brengen. In het Oud-Noors zijn de hengstnamen veelvuldig met faxi samengesteld. Zulke hengsten waren den God Frey gewijd; zij droegen den naam van Freyfaxar. Nu nog brengt het faske-dier in het Noorden geluk en vruchtbaarheid. Ook de huisgoden, huisbeschermende mensen en paardenkoppen werden in Zuid-Zweden faske genoemd. Faskegamp, Feuerfachs zijn paardennamen in Beieren veel in gebruik.

Ook in Vlaanderen weert de paardenkopsilhouet alle onheil af en is tevens het symbool van den -levensloop en -van de fierheid. Op de ets van Breugel's Kermis en op het schilderij Boerendans van Jan Teniers zien wij, dat het plaatsen van paardenschedels toen ook bij ons in gebruik was.

Thans is het paard zelf ter bescherming van de woning niet meer noodzakelijk. Het hoefijzer is een algemeen verspreide talisman.

Ongetwijfeld moet het paardenkopsilhouet in verband worden gebracht- met Wodan, den meest raadselachtigen der Germaanse goden, - en diens schimmel. Als aanvoerder van het geestenheer is Wodan de windmaker en stormer, de god- der doden en der vruchtbaarheid. Steeds wordt Wodan vergezeld door zijn trouwen schimmel Sleypnir. Vaak wordt hij, de Wilde Jager, zelf als paard voorgesteld. Het hobby-horse speelt bij zwaard- en- Morris-dansen in Engeland nog een belangrijke rol.

Paardenschedels in de kunst

  1. Hendrick Avercamp, Winter Landscape with Castle (ca. 1608)
  2. Hendrick Avercamp, Landschap met Boerengoed (ca. 1620, Hermitage, St-Petersburg)
  3. Peeter Baltens (Pieter Balten), opvoering van de klucht 'Een cluyte van Plaeyerwater' op een Vlaamse kermis (ca. 1540)
  4. Peeter Baltens (Pieter Balten), dorpskermis
  5. Breughel, De St-Joriskermis (Museum Boijmans-Van Beuningen)
  6. David Teniers de Jonge, kermis op St-Joris (1649, London, Buckingham Palace)
  7. David Teniers de Jonge, boerenfeest (1665, Oslo, National Gallery)
  8. David Teniers, boeren voor een dorpsherberg (ca. 1645 - privé)
  9. David Teniers, boerenbruiloft (1637, Madrid, Museo del Prado)
  10. David Teniers, dorpskermis (Antwerpen, Rockoxhuis)
  11. David Teniers, kegelspel
  12. David Teniers, Groot dorpsfeest met dansend paar
  13. David Teniers II, dorpskermis bij Antwerpen
  14. David Teniers II, vlaams dorpsfeest
  15. David Teniers II, herberg naast stroom met vissers (1650 - Philippe Sauvan-Magnet)
  16. David Teniers II, vlaamse kermis.
  17. David Teniers, Lille, Palais des Beaux Arts de Lille
  18. Teniers (?), de boerenbruiloft
  19. naar Denis von Alsloot, ijspret
  20. Sebastiaan Vrancx, Plundering van een dorp (1610, Museum Boijmans-Van Beuningen)
  21. parabel van de goede herder (1581, Catharijneconvent- Utrecht)
  22. Thomas Maior, Dorpsfeest (naar David Teniers), 1752 (collectie British Museum)
  23. Quirin Boel, naar David Teniers (II), boerenerf met dansende en drinkende boeren, 1640
  24. François Godefroy, naar Teniers de Jongere 1758-1819, dorpsfeest (collectie British Museum)
  25. Georges Malbeste, naar Teniers de Jongere, 1807 (collectie British Museum)
  26. S. Le Masurier, naar David Teniers, Rivierlandschap met tonnenmakerij en appelverkoop, 1720 - 1820
  27. School van Rembrant, pentekening met bruine inkt, varkensstal, 1640-1645
  28. Isaac van Ostade, het dak van de varkensstal (Louvre)
  29. Gabriele Bella, Campo dei Gesuiti, Venice
  30. Cornelis Ploos van Amstel, naar Abraham Furnerius, naar Gerbrand van den Eeckhout, Tekenaar voor boerderij, 1767 - 1821
  31. Adriaen Colbaert, geboorte en vlucht naar Egypte, National Gallery of Art, New York, 1585
  • ?? David Teniers, de bleekweide
  • ?? David Teniers the Younger, Tablo Burada

De schedel van het paard, meestal zonder de onderkaak werd nogal eens aan een huis of een schuur gespijkerd. Dit om de boze geesten te weren. Het gebruik schijnt afkomstig te zijn van onze Germaanse voorouders. In de Gelderse volksalmanak van 1872 staat een vermelding betreffende dit gebruik. De schedel boven de paardenstal gespijkerd beschermde de paarden.

Kalfskoppen werden vaak in de schuur gehangen om veeziekten af te weren.

Vooral in de streek Twente-Münsterland is (was) het gebruik van paardenkop-silhouetten als wolfseindeversiering bekend: voorbeelden

KERST-TRADITIES

In Wales trekken in sommige dorpen witte figuren met paardenschedels door de straten tijdens de kerstdagen. Een uitverkoren persoon gaat bij dit folkloristische gebruik gehuld onder een wit kleed, waaruit een witte paardenschedel steekt. Het paard wordt altijd vergezeld door een groepje mensen. Zo trekt de optocht van deur tot deur. Er worden speciale liederen gezongen en de dorpelingen trakteren het 'dier' op eten en drinken, omdat dit volgens de traditie geluk brengt. Het ritueel stamt uit 1800. Het is niet geheel duidelijk waar het feest op gebaseerd is.

De ekster op de galg is een schilderij van Pieter Bruegel de Oude uit 1568. Het hangt in het Hessisches Landesmuseum in Darmstadt. Het bevat een waarschuwing tegen roddelaars en verklikkers. Dit is wellicht het laatste schilderij van Bruegel

Op de voorgrond tussen de galg en het kruis ligt een paardenschedel. Dit voorwerp heeft bij Bruegel twee betekenissen, afhankelijk van de context. De eerste betekenis vinden we terug op De Sint-Joriskermis (ca. 1559), daar ligt een paardenschedel op het strodak van de schuur links. Dit gebruik is ook te zien op een aantal schilderijen van David Teniers II, die trouwde met Anna, de kleindochter van Pieter Bruegel. Het behoorde tot het volksgeloof om kwelduivels af te weren door een paardenschedel op het dak van een boerderij te leggen. Net zoals men vandaag hoefijzers bepaalde krachten toeschrijft. Bij de tweede betekenis ligt de paardenschedel gewoon op de grond, zoals op De kruisdraging (1564). Hier staat de paardenschedel symbool voor de vergankelijkheid, hij verwijst naar de tijdelijkheid van het aardse bestaan. De verklaring van de paardenschedel op de grond op De ekster op de galg sluit duidelijk beter aan bij de tweede betekenis.

Paardenschedels werden relatief veel terug gevonden in Ierland, Wales en Engeland. Net als katten werd zeker voor paarden een gave verondersteld om meer te kunnen zien dan wij. Ook wordt verwezen naar de toepassing van de paardenschedel als klankkast. Het gebruik van (paarden)schedels kan zo verwant zijn met het gebruik van kerkklokken. Deze werden ook geluid om boze geesten te verjagen vooraleer de gelovigen zich verzamelden voor de eredienst.

Een mongoolse mythe vertelt dat in oude tijden een Mongoolse prins op zijn gevleugelde paard elke nacht hoger sferen opzocht om zijn geliefde in de hemel te bezoeken. Op een ochtend kortwiekte zij heimelijk zijn ros om ervoor te zorgen dat de prins altijd bij haar bleef. Onwetend besteeg de prins zijn paard om vervolgens ter aarde te storten. Zijn paard overleefde de val niet. Door smart overmand, verzamelde de prins de resten en maakte hij er een vioolachtig instrument van. De schedel vormde de klankkast, zijn dijbeen deed dienst als hals en de paardenharen werden getransformeerd tot strijkstok en snaren. Hij bespeelde vervolgens zijn instrument en zong over zijn ellende, de liefde voor zijn trouwe ter ziele gegane viervoeter, zijn dwaze geliefde en zijn onbereikbare thuisland.

Hieruit ontstond een mongoolse legende die vertelt dat iedere persoon in zijn leven de morin khuur, een instrument gemaakt van een paardenschedel en paardenhaar ooit bespeeld moet hebben en dat in oertijden iedereen die op een feest weigerde te zingen of de morin khuur te bespelen een ritueel pak slaag te wachten stond. De morin khuur was een traditionele viool gemaakt van een paardenschedel (?) en paardenhaar. De dikke snaar bestaat uit 130 haren van een hengst en de dunne snaar uit 105 haren van een merrie. Het strijkinstrument is een symbool voor de Mongoolse natie en staat sinds 2003 vermeld op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid. Het wordt gebruikt in de begeleiding van de zogenoemde urtyn duu, de long song of het lange lied.

Tegenwoordig wordt de morin khuur, wat letterlijk paardenviool betekent, gemaakt van hout. Maar in plaats van de krulvormige versiering zoals op moderne violen, wordt standaard op de kop van de morin khuur een paardenhoofd uit het hout gesneden. Als herinnering aan de oorsprong van het instrument.