Épis de faîtage

Vooral in meridionaal Frankrijk was er een behoorlijke traditie om de knooppunten van nok en noordbomen, de top van piramidedaken etc. af te schermen met een sierlijk element uit gebakken aarde, gevernist of geëmailleerd, hetzij uit lood, zink of steen uitzonderlijk uit glas.

Behoudens het afdekken van een kwetsbaar knooppunt in de dakconstructie reikt het element duidelijk naar de hemel: "Cette âme plus vitruelle que visible, cet axe reliant les hommes aux puissances d'en haut, il fallait en matérialiser l'extrème pointe, le point magique où il quitte la terre: c'est l'épi de faitage...".

In een aantal lichamen van deze elementen werden Sint Janskruiden terug gevonden, een geslepen bijl, een silexsteen, zelfs een klein schaaltje met wijwater... In uitzonderlijke gevallen waren er luchtopeningen voorzien zodat bij sterke wind er een fluittoon ontstond.

Een aantal elementen wijzen duidelijk in de richting van een apotropaeische toepassing. De oudste dateren uit 16de - 17de eeuw. Heel wat "épis" dateren echter uit de (18de -) 19de eeuw waarbij er een duidelijke evolutie is qua decoratief gehalte, ten nadele van het apotropaeische.

  • Paul Duchein, De la terre au ciel, Les Épis de Faîtage en France méridionale, Massin Editeur, Paris, 2003.
  • 'Épis de faitage'