luchtfoto van een omgeving met tal van kleine landschapselementen zoals bomenrijen en houtkanten.
STOP 10 - BURGERONDERZOEK IN 1 M²-TUINTJES
Hier zie je een biodivers landbouwlandschap met knotbomenrijen, houtkanten en bosjes.
Tijdens een burgerwetenschapsproject werd onderzocht hoe de biodiversiteit van het landschap kan bijdragen aan nuttige diensten voor ons, zoals gewasbestuiving en natuurlijke plaagcontrole op het platteland. Samen met burgerwetenschappers werd de invloed van houtkanten, bosfragmenten, grasbermen en bloemenweides (‘kleine landschapselementen’) in het landschap, in 40 ‘vierkante-metertuintjes’ (tuintjes van 1 m²) onderzocht. Wat blijkt: een omgeving met meer kleine landschapselementen maakt deze tuintjes weerbaarder tegen droogte, én zorgt dat er in de tuintjes zelf ook meer nuttige insecten voorkomen.
Schaalvergroting van de landbouw heeft geleid tot een toegenomen gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Op landschapsniveau heeft het geleid tot het verdwijnen van kleine landschapselementen zoals houtkanten en bomenrijen. Hierdoor is de ‘boerennatuur’ – dieren en planten die voorkomen in het landbouwgebied – sterk achteruit gegaan. Dit heeft invloed op het menselijk welzijn door een vermindering van tal van diensten die geleverd worden door deze boerennatuur. Door kleine landschapselementen opnieuw een plaats te geven in ons landschap, kan er weer meer boerennatuur voorkomen en kunnen we daar zelf ook de vruchten van plukken.
RODELAND -LANDSCHAPSONDERZOEK
Hoe hebben we dit onderzocht en wat leren we hieruit?
Het verhogen van de functionele agrobiodiversiteit – zoals het natuurlijke vermogen om ziektes en plagen te beheersen in cultuurgewassen, het bestuiven van gewassen, … door de biodiversiteit te stimuleren – zou oplossingen kunnen bieden om de productie en de veerkracht van onze landbouwlandschappen te vergroten.
In 2018 en 2019 deden 40 1 m²-tuintjes dienst als observatiepunten in het Rodelandgebied. Tijdens het onderzoek werd de invloed van de landschappelijke omgeving op ecosysteemdiensten zoals bestuiving, natuurlijke plaagbestrijding, voedselproductie, etc. gemeten. Van de omgeving rondom de tuintjes werd een ruimtelijke analyse gemaakt waarbij het aantal kleine landschapselementen zoals houtkanten en bomenrijen werd in rekening gebracht. Het landschap werd gekarakteriseerd als ‘ijl’ of ‘dens’, al naargelang het aantal elementen in de buurt.
De 1 m²-tuintjes werden ingericht met een vaste set van tien gewassen waaronder prei, ajuin, venkel, peterselie, radijs en aardbei, microklimaatsensoren (voor het meten van bodemvocht e.d.) en vallen voor insecten.
Ook werd op basis van een vragenlijst onderzocht of de burgerwetenschappers, die mee de tuintjes onderhielden, zaken bijleerden gedurende het onderzoek of hun gedrag veranderden ten gunste van agrobiodiversiteit.
Uit het onderzoek bleek dat kleine landschapselementen in het omringende landschap zowel de temperatuur- als bodemvochtvariatie buffert in de tuintjes. Daarnaast bleek dat nuttige insecten, die aan natuurlijke plaagbestrijding kunnen doen, het meest actief zijn in landschappen met veel halfnatuurlijke elementen (‘dense landschappen’). Verder werd tijdens het onderzoek vastgesteld dat alle deelnemers iets leerden. De meesten over o.a. het nut van sommige insecten, de groei van de gewassen, en over wat functionele agrobiodiversiteit precies is. Ongeveer de helft van de burgerwetenschappers veranderde zijn visie op agrobiodiversiteit, waarbij een derde hun gedrag veranderde ten gunste van agrobiodiversiteit. Zo gingen deelnemers bijvoorbeeld hun gazon minder maaien, omdat ze beter beseften hoe belangrijk uitgesteld en verminderd maaien is om nuttige insecten meer voedsel te kunnen bieden – en dus voor de functionele biodiversiteit.
Het landschapsvenster met analyse van de half-natuurlijke elementen (dens versus ijl) (geel) en de strategische plaatsing van de 40 1 m²-tuintjes (rood) in de Merode (Antwerpen), waar een gelijkaardig onderzoek liep. Ernaast een voorbeeld van zo een tuintje.
Meer weten?
Om thuis te lezen!
Link naar het artikel: https://link.springer.com/article/10.1007/s13280-020-01382-0 en besjournals.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1365-2664.14269 en https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/13504622.2023.2252627
Vervolgonderzoek: De methode om de invloed van en op biodiversiteit op landschapsschaal te meten was zo baanbrekend dat het project navolging kreeg in een groot Europees project: FABulous farmers. Dit project heeft als doel landbouwers te ondersteunen in de overgang naar een meer agroecologische aanpak op hun bedrijven. Het project wilt het gebruik van chemische meststoffen en beschermingsmiddelen verminderen door in te zetten op functionele agrobiodiversiteit om zo de bestuiving, plaagbestrijding en de bodem- en waterkwaliteit te verbeteren. Link naar het vervolgonderzoek: https://www.fabulousfarmers.eu/nl
Link naar het project: Biodiversiteit en ecosysteemdiensten van en voor landbouw - ILVO Vlaanderen
Contactgegevens onderzoeker: Op te vragen via het Secretariaat van vakgroep Omgeving (Bio-ingenieurswetenschappen, UGent): secretariaat.bw20@ugent.be